N°. 11515
Donderdag O September.
A°. 1897
feze tgourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Dc Triomf der Liefde.
id
LEIDSCI
DAGBLAD.
ÏBU3 DEZER COURANT;
Voor LoicJen per 3 maanden,
Franco per post
élfeondertyke Nommers
T i.io.
L4Q.
o.os.
PBU3 DEE AD VERTEN T1ÜTT
Van 1 6 regels f 1.05. Xedero regel meer f 0.17J. Grooter#
letters naar plaatsruimte. ¥j)or Itct incasseeren puiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Het Nederlandsche Dagblad wyst er op, dat
de Koningin op aanraden der ge-
neeaheeren in de warme dagen niet te
's-Gravenhage vertoeft, en prijst die voorzorg.
Bij de keuze van den zetel der Règeering
moet wel degel yk ook op de sanitaire zijde
der quaestie worden gelet. Naar aanleiding
daarvan wijst het blad er op, dat Amsterdam
geen ongezonde stad is.
„Epidemieën, zooals er in Londen, in Flo
rence en voor enkele jaren ook in Hamburg
hebben gewoed, zijn daar onbekend; het
sterfte cijfer is er lager dan in de meeste
groote steden van binnen- en buitenland, en
al zijn de tijden ook voorbij, dat de verpachting
van de vischvangst in de stadsgrachten een
bron van inkomsten voor de gemeente was,
zoo schijnt toch de zuiverheid van het drink
water tegen de onzuiverheid van het gracht
water ruimschoots op te wegen. Nu willen
wij niet beweren, dat de zetel der Regeering
dadelijk naar Amsterdam moet worden ver
legd. In natuurschoon kan Amsterdam, helaas!
niet met Den Haag wedijveren, maar zijn
er andere redenen, van militairen aard by v.,
die het noodzakelijk maken Amsterdam niet
alleen tot hoofdstad, maar ook tot residentie
te verheffen, dan behoeft de gezondheidstoe
stand aldaar geen bezwaar te zijn.
Voor zetel der Regeering is Amsterdam in
menig opzicht aangewezen. Is het byv. een
maal niet te vermijden, dat de afgevaardig
den zich, voor het meerendeel, vestigen in
de gemeente, waar de StatenGeneraal bijeen
komen, dan is het beter, dat zij te Amster
dam dan te 's-Gravenhage vertoeven. En zoo
de Koningin dan toch het natuurschoon wil
genieten en hot Rijk niet kan besluiten te
Amsterdam een behoorlijk Paleis voor baar
te bouwen, welk bezwaar is er dan, dat zy
zich blijvend ophoude te Soestdyk, dat zoo
dicht by Amsterdam is gelegen en zoo ge-
makkeiyk per spoor te bereiken?"
Waaraan zal de nieuwe Kamer het
eerst haar krachten wyden? Welke wetge
vende maatregelen zullen vooraan tronen op
haar agenda? Op de beantwoording van deze
vraag zal voor een groot deel de Troonrede
van invloed zjjn en voor een niet geringer
deel de meerdere of mindere activiteit, die
het nieuwe kabinet zal ontvouwen in het
aanbangig maken van wetsontwerpen by de
Staten-Generaal.
Toch is er, meent de Provinciale Groninger Cf.,
nog een derde factor, die stem heeft by het
uitmaken van de vraag, en van weikon is
voorspeld, dat hy te zyner tyd de gemoederen
weder warm zou maken geiyk hy dit reeds
eenmaal heeft gedaan, te weten de zienswyze
van de nieuwe Rogeering en de nieuwe
Kamer ten aanzien van het voortbestaan van
wetsontwerpen, die aanhangig gebleven zyn
by de Kamer, wier zitting straks wordt ge
sloten.
Kan de nieuwe Kamer aan deze onder
werpen onverwijld beginnen, in afwachting
van hetgeen de Regeering haar aanbieden zal?
Of zyn alle zaken, die by haar voorgangster
aanhangig waren, van rechtswege vervallen,
zoodat zy geen werk vindt, waaraan zy zich
dadeiyic zetten kan, de ontwerpen der begro
tingswetten, die onverwyid worden ingediend,
uitgezonderd? Of ook: zal deze Regeering,
het voorbeeld van het kabinet-Tak volgende,
alle wetsontwerpen, die nog aanhangig zyn,
vóór de nieuwe zitting intrekken en op die
wys de leer, dat de periodieke vernieuwing
der Kamer elke herinnering aan haar voor
gangster wegvagen moet, in eer houden,
zonder over deze theorie een stellige beslissing
uit te lokken?
Deze vraag acht bet blad van genoeg prac-
tisch belting om haar onder de oogentezien.
Als al het werk, dat byvoorbeeld aan het
ontwerp tot wyziging en aanvulling van het
wetboek van strafvordering ten koste is gelegd,
verloren is, nu de Kamer is vernieuwd; als
in het algemeen in de Kamer, wier zitting
staat geopend te worden, niet zich mag aan
merken als de erfgename van de Kamer,
zooals zy nog is eaamgesteld, dan zal de
wetgevende machine nog trager worden in
haar beweging dan zy reeds is. Er moeten
zwaarwichtige redenen zyn voor het aan
vaarden der leer, dat de vernieuwing der
Kamor dood en verderf voor aanhangige wets
voorstellen met zich sleept, om haar te
omhelzen.
In elk geval is het, meent het Groningeche
blad, wenscheiyk, dat de beslissing der Kamer
zelve over de vraag wordt uitgelokt, waar
het vast staat, dat baar oplossing in den geest
van het kabinet-Tak, groot tydverlies en veel
vergeefschen arbeid tok gevolg hebben kan.
Alléén zoo de noodzakelykbeid er toe dwingt
dient de vernietigiDgsleor aanvaard. Eu dat
deze no*dzakeiykh*ïki r»iot aanwezig, integen
deel do tegenovergestelde opvatting constitu
tioneel meer verdedigbaar is, komt haar niet
twyfelachtig voor.
Een artikel in De Tijd, naar aanleiding van
het verbod, door de Boriyn3che politie, om
Sudermann's „Johannes" ten tooneele te bren
gen, dat uiteraard door het blad wordt
goedgekeurd geeft het gelegenheid tevens te
wijzen op het verspreiden van ergeriyke
schrifturen in de drukste straten van
Amsterdam, die met luider stem worden uit
gevent.
„Op onze herhaalde vragen deswege werd
ons steeds geantwoord, dat door de bevoegde
autoriteit in deze by den tegenwoordigen
stand ouer wetgeving niet3 te verhelpen
viel. Wy willen het aannemen, maar din
zouden wy zeggen moet onze wetgeving
en wel zoo spoodig mogeiyk, op dit
stuk worden horzien. Wat baat het, of men
al togen nachteiyke onzedeiykheid door politie
verordening optreedt, wat baat het of men
scabreuze rechtszaken „met gesloten deuren"
behandelt, wat baat het, dat de justitie
nu en dan een collectie zedeiyk vuilnis in
beslag neemt en de houders er van straft,
wat baat dat alles, wanneer straffeloos wordt
toegelaten, dat God betere 't, nogal met
een beroep op „de vryheid van het woord"
op de openbare straat de eerbaarheid beleedigd
wordt door aankondigingen en mededeelingon
als men er alle dagen kan en moet hooren?....
Te Berlyn ontziet men zich niet ook de
eenigszins bemantelde onchristelijkheid te
weron, zou hot christeiyk Amsterdam den
tyd niet gekomen achten, om althans iets te
ondernemen tegtn schandalen, die toch wel
met elke opvatting van de christeiyke idee
in stryd zullen zyn?"....
Zoolang men de krotten niet sloopt, zullen
er hoeveel goede woningen er ook worden
gebouwd toch nog altyd menschen zyn,
die, aangelokt door den lagen huurprys, die
ongezonde huizen willen bewonen. Oprui
ming van krotten is dus het eenige
afdoende middel, zegt De Werkmansbodeal
erkent het blad, dat dit niet gemakkeiyk is,
daar de onteigening nogal kostbaar is. Twee
denkbeelden geeft bet blad daarom aan de
hand, om op minder kostbare wyze het doel
te bereiken:
Het eerste is van de redactie zelve: zy zou
de grenzen voor onbewoonbaar-verklaring véél
ruimer willen zien gesteld. De vraag moest
niet slechts zyn of een woning al of niet be
paalde Ziektekiemen bövat, maar of zy werke-
ïyk gezond en goed is, goed nl. in behoorlijke
mate, zonder overdrijving. Goed, in dezen zin,
dat zy niet te bekrompen, niet te laag, niet
te vochtig ia, dat zy in bescheiden mate vol
dounde luchtig is en licht.
Daar echter voor velo eigenaars het onbe
woonbaar-verklaren bunner eigendommen riet
zou zyn het verminderen van hun kapitaal,
maar het ontnemen van gehéél hun vermogen,
wil het blad als voorbehoud, dat de wonin
gen, welke werden afgekeurd, omdat zy niet
aan de gestelde eischeri voldoen, na een ter-
myn van 30 jaar niet meer mochten worden
bewoond.
Het blad neemt aan, dat de huurprys in
don regel moer dan 10 pCt. van de koopsom
bedraagt.
„Nemen we echter 9 pCt. als middencyfer
en rekenen we 4 pCt. voor renten, 2 pCt.
voor listen, onderhoud, enz. (hetgeen zeker
te hoog is), dan resten nog 8 pCt. voor aflos
sing, zoodat de koopsom binnen 25 jaar zou
kunnen zyn afbetaald. Het onbewoonbaar-ver
klaren van slechte woningen, na een tydperk
van 30 jaar, moge dus iets nieuws zyn, maar
erg onbiliyk zou het Diet wezen."
De geneoskundige inspecteur van Zuid-
Heiland, de he«r Menno Huizinga, heeft een
ander middel. Hy is voor een onbewoonbaar-
verklaring van geheel andere beteekenis dan
de thans gebruikelyke. Naar zjjn meening
moet het gevolg van dien maatregel alléén
zyn, een algemeen verbod om de afgekeurde
woning aan iemand anders te verhuren dan
aan dengeen, die daarin op het oogenblik der
onbewoonbaar-verklaring reeds verbiyf hield.
Aan dezen zal daardoor tegenover den ver
huurder eenige invloed zyn gegeven, die nu
eens zal worden aangewend tot verkryging
van een verlaagden huurprys, dan weder tot
het afdwingen van verbeteringen, die beant
woorden aan behoeften, door den bewoner
gevoeld, en vaak van geheel anderen aard
dan door tot andere bevolkingsklassen bt hoo
renden worden vermoed. Geleideiyk zullen
langs dien weg ook de slechte woningen vor-
dwynen, naarmate de bewoners daarvan ster
ven of verhuizen, of wel door hun eischen den
verhuurder aan verbetering boven bestendiging
van het bestaande de voorkeur laten geveD.
Het eerste plan is véél gunstiger voor de
eigenaars en kleine lieden, wier eigendom
veolal ook hun eenig bestaanmiddel is.
In de wekeiyksche „Kroniek" van de
Soerabaiasche Courant leest men onder meer
het volgende:
„Zoo mogen wy van de combinatie van
mr. N. G. PiersoD, de specialiteit in zaken
van het muntwezen, als premier, en van
den voortvarenden heer Cremer, als minister
van koloniën, wel verwachten, dat het munt
wezen in Indiö de byzondere aandacht van
de Regeering zal deelachtig worden.
Van dag tot dag wordt ons muntstelsel
meer corrupt. Of deofficiöele waarheid al heet,
dat van de vervalsching weinig meer gemerkt
wordt, telkens komen in het verkeer nieuwe
feiten by de oude, die hem, die een oog heeft
voor een goede regeling van het muntwezen,
doen opschrikken.
Wy nemen hoogst gevaarlyke proeven en
dalen steeds meer van het punt af, waar
men een goed geregeld muntwezen nog kan
bereiken.
De vervalsching en namaak zyn enorm.
Het wantrouwen in zilveren munt neemt hand
over hand toe.
Dat niemand hier meer zilver aanneemt
zonder het neer te werpen om op den klank
af te gaan of het echt dan wel valsch is,
behoort reeds tot de bekende verschynselen,
die van jaren her dateeren.
Thans komt het reeds voor, dat groote
zilveren muntstukken eenvoudig geweigerd
worden door inlanders, die, aansprakeiyk ge
steld door hun chefs voor de echtheid van het
ontvangen geld, zich niet aan de risico willen
blootstellen om die thuis te brengen.
Hun onderscheidingsvermogen is niet mia-
der groot geworden, maar de imitatie op groote
schaal maakt vorderingen. De industrie is den
kinderschoenen ontwassen en wat de Munt
te Utrecht maken kan, maakt men ook na.
Het groote gevaar yi deze zaak is, dat hoe
beter de namaak lukt des te grooter de
schade voor het Ryk en des te ruimer de
winsten voor den vervaardiger der valsche
stukken wordt, die niet duizenden, maar mil-
lioenen verdient. Het kwaad wordt enorm
aangewakkerd. Hoe is het toch mogeiyk, dat
men zich blind houdt voor het gevaar, dat
reeds bestaat, niet wat dreigt. Wat jaren lang
gevreesd werd, is in volle werking. En de
onverklaarbare blindheid van de Regeering
zal den Nedorlandschen Staat zeer duur te
staan komen."
Onder het opschrift Verschilt wydt
Het Huisgezin een artikel aan het groote
onderscheid tusschen de traktementei
en pensioenen, aan generaals en hoog»
ambtenaren toegekend, en da sommetjes, „t'
gering om van te leven eu misschien no(
juist groot genoeg om te verhoeden, dat zi
van honger sterven", waarmede meer be
scheiden, maar in hun werkkring even ver
dienstelyke landsdienaais door den Staa
worden bedeeld.
Het blad zegt o. a.
„Een vergelyking tusschen de bokromper
salarissen, waarmee de kleine ambtenaren
maar mosten zien rond te komen, en de
kapitale sommen, die aan de „hoogen" worden
toegewezen, zou, denken wy, nog heelwat
meer ohbillykhoden aan het licht brengen.
Als men de ambtenaarswereld zoo eens
nagaat, dan heeft het dikwyis don schyD
alsof die landsditniren het hoogst moeten
bezoldigd worden, naarmate zy het minst
uitvoeren. Want hot is in 't oog loopend, da»
juist de hoogen het gomakkelykst tyd kunneD
vinden oen er talryke bijbaantjes by waar te
nemen en zoodoende hun toch al vry goec1
inkomen nog met de bezoldiging van vier
vyf andere functies te vermeerderen.
Da Grondwet bepaalt in art. 89, dat air
ministers tevens Kamerlid zyn, zy de vergoö
ding van f 2000, die anders aan de afgevaar
digden wordt toegekend, moeten missen,
kvnnoiyk hierby van hot denkbeeld uitgaande,
dat zy het met hun ministerstraktement
alleen wel stellen kunnen. Het was te
wenschen, dat de wetten meer dergelijke
bepalingen bevatten, waardoor het opeen
stapelen van ambten op de schouders van
één persoon en het vereenigen van salarissen
in ééne band vorhinderd kon worden. Want
zooals nu sommige hooge ambtenaren alles
voor zich weten in te palmeD, ten koste
niet alleen van verschillende anderen, die aan
elk baantje afzonderlijk een broodwinning
konden hebben, maar ook ten nadeele van
het land, dat onmogelyk naar behooren gediend
kan worden als één man het werk beweert
te doen, waarvoor twee, drie andere waren
aangewezen, komt heel niet te pas."
Onlangs werd geklaagd, dat in Indiö by
een Chinees p o r t w y n was in beslag ge
nomen, die ten onrechte het merk der Handels-
vereeniging „Amsterdam" droeg. Dit geeft
den heeren dr. Van Hamel Roos en
Har mens aanleiding in hun Maandblad
het volgende op te merken:
„Niet alleen met genoemde artikelen wordt
evenwel op ergeriyke wyze geknoeid, doch
reeds voor langen tyd wezen wy op het groote
nadeel, hetwelk den eeriyken handel toege
bracht wordt door den invoer in Indiö van
ve.rvalschte boter, den verkoop van
quasi Chineesche thee, enz.
Welke maatregelen kunnen nu aangewend
wordeD, om in dozen onhoudbaron toestand ver
betering te brengen?
Het is duideiyk, dat een goed georgani
seerde keuringsdienst het beste middel zoude
zyn, doch lettende op de toestanden te dezer
zake in het moederland, doet men verstandig,
zyn eiachen niet zoo hoog te stellen en moet
Nog zag men een kruik bier, een half
geledigde flesch brandewyn, glazen, kaas en
brood. Een sterke tabaksdamp vervulde de
ruimte en twee maDnen in uniform, ver
schillend in ouderdom en rang, zaten tegen
over elkaar, spraken zeer luidruchtig en bliezen
onophoudelijk rookwolken uit.
„Kom dan toch binnen voor den duivel,
oppasser!" gromde de oudste, ziende, dat de
deur geopend werd, „en sluit de straatdeur;
daar waait de wind door! Weet ge niet, dat
de brandstof duur is? Wy kunnen ons geld
wel beter gebruiken dan er hout voor te
branden."
„Vader, dat is de oppasser niet," merkte
de andere soldaat op.
„Wie dan?" vroeg de ander, met verwon
dering de oogen op den heer Harry vestigend,
die reeds binnen stond. „Inderdaad, de jongen
heeft geiykhet ia de oppasser nietl"
„Heb ik de eer met kolonel Von Eschatz
te spreken?" vroeg de heer Harry buigend.
„Ja, die eer hebt ge," antwoordde de oude
officier. „Komt ge misschien uit Oostenryk?
Wat verlangt ge?"
„Mynheer de kolonel zal my eerst toestaan,
dat ik hem dezen brief overhandig," ant
woordde de heer Harry, uit zyn zak den
brief van freule Anna halend en dien aan de
kolonel overreikend.
Een uitdrukking van wantrouwen toekende
zich op de trekken van den kolonel af, die
schoon waren gebleven, niettegenstaande de
sporen der bandeloosheid.
„Een brief voor my?.... Uit Oostenryk?"
vroeg hy. „Ge vergist u; ik heb daar geen
enkelen kennis
„Pardon, kolonel, wil hem maar lezen,"
zeide de grysaard; „u zal er een gewichtige
mededeling in vinden."
„Lieve Hemel 1 Aan u te hooren handelt
het over een erfenis l"
„Werkeiyk," antwoordde de heer Harry
ernstig.
De kolonel aarzelde nog; toch stak hy de
hand uit om den brief in ontvangst te nemen;
maar eensklaps don blik vol droefheid ziende,
welken de heer Harry op Hedwig sloeg, vroeg
hy met verdubbeld wantrouwen:
„Is dat meisje «r soms in betrokken?"
„Ja, wy komen uit Westfalen..De brief,
dien ik u breng, komt van freule Von Laden,
do tante van dit jonge meisje."
„Van freule Von Laden?" viel de kolonel
hem eensklaps in de rede. „Spreek my niet
van die familie 1.... Ik heb er niets mee te
makenBreng dien brief maar terug 1"
„Maar, kolonel, herinner u, bid ik u, dat
de familie Von Laden verwant is aan de
uwe."
„Geenszins I Myn vader heette Von Eschatz
en myn moeder was een freule Von Sebnitz."
„Waarom weigert u dien brief zoo maar
voetstoots, vader?" zeide nu op zyn beurt de
jonge krygsman, die tot nog toe stilzwygend
had toegeluisterd. „Die heer spreekt ons van
een erfenisMy dunkt, dat wy die wel
konden gebruiken
De aandacht van den heer Harry, die geheel
op den kolonel gericht was, werd een oogen
blik afgeleid door dezen nieuwen spreker. Hy
sloeg den blik op hem en kon niet nalaten
te huiveren; de blik van den jongen man,
zyn gelaat, geheel zyn aanblik getuigden van
de laagste zeden.
„Wat doet die kleine zottin dan hier?"
gromde de vader. „Geef dien brief dan maar;
ik kan altyd nog zien, wat my te doen staat,
wanneer ik hem gelezen heb."
Hy nam den brief en doorlas hem vlug.
Terwyi hy las, kwam er een mengsel van
ironie en toorn op zyn gelaat. De jonge officier,
die met zyn ellebogen op tafel steunde, volgde
elke beweging van zyn gelaat, begeerlg te
weten, waarin do onverhoopte erfenis bestond,
die hun ongetwyfeld ten deel viel.
Toen hy geëindigd had met lezen, wierp
de heer Von Eschatz den brief op tafel met
een schaterlach, zóó gemeen, dat de grysaard
en het kind ontstelden. Hedwig greep bevend
den arm van haar beschermer.
„Welnu, vader," zeide de jonge officier, min
of meer met ergernis, „waarom moet ge zoo
lachen? Zult ge eindeiyk eens spreken? Wat
is dat nu voor eon erfenis?"
„Die erfenis!" riep de kolonel uit, met zyn
vuist op tafel slaand, „Ik twyfelde nog....
Daar is zei" en hy wees op Hedwig. „Dat
wassen popje moet ik tot myn last nemen,
opvoeden en te eten geven niets minder
dan datP'
„Ach, mynheer Harry, mynheer Harry 1"
murmelde Hedwig, verstyfd van schrik.
„Breng my hier vandaan, bid ik ui Liever
zou ik sterven dan by deze twee menschen
te biyvenl"
„Stol u gerust, lief kind," antwoordde de
grysaard baar op gedempten toon; „ik zal u
niet hier laten. Wy zullen dadeiyk, nadat ik
de opdracht uwer tante volbracht heb, ver
trekken."
„Ons brood doelen mot een vreemde?" zeide
nu de jonge officier op zyn beurt. „Dat ont
brak er nog aanMaar, vader, hoe komt zoo'n
kostbaar geschenk tot u?"
„Ge zyt toch niet vergeten, dat myn
zuster Rosine met een baron is gehuwd? Zy
zyn beiden dood, na tot hun laatsten duit
opgegeten te hebben, od de erfenisdat
is dat onkruid hier. De zuster van den baron
wen8cht, dat ik dat onkruid by my neem,
die verwenschte oudet Maar ik doe het niet.
Laat zjj maar op een stroobos stervon; nimmer
zal myn huis zich voor haar openen l"
„Laat ons heengaan, mynheer Harry l"
zeide Hedwig op smeekenden toon; „het is
een slecht mensch; hy zal ons...." Maar
zy had niet den tyd uit te spreken en ver
school zich vol angst achter haar gezel. De
jonge Von Eschatz, die opgestaan was, naderde
haar wankelend.
„Ze is zóó kwaad nog niett" stamelde hy
met slappe tong. „Nog eenige jaren, en zy
zal lief zynZooals zy daar is, mishaagt
zy my niet.
Zoo sprekend boog hy zich tot Hedwig om
haar te omhelzen; het kind ontsnapte slechts
met groote moeite aan dien brutalen aanval.
„Achteruit!" riep nu do heer Harry, dio
zyn verontwaardiging niet langer mesr meester
was; en zich in geheel zyn lengte uitrekkend,
maakte hy daarby een gebaar, dat den jongen
man verlegen op zyn stoel deed neervallen.
„Het zou een misdaad zyn de onschuld aan
zulke handen toe te vertrouwen. Kolonel Von
Eschatz, ik neem het kind weder mede naar
Westfalen. Moget gy eens de geheele laagheid
van uw gedrag jegens het kind uwer zuster,
dat wees is, begrypenl"
Voordat vader en zoon zich, de een van
zyn toorn, de ander van zyn schrik, hersteld
hadden, stond de heer Harry, Hedwig aan de
hand meevoerend, reeds op do straat.
Het vertrek harer nicht had in de ziel van
freule Von Laden een haar tot nog toe on
bekend gevoel opgewekt, nameiyk berouw.
Hoe onmenscheiyk zy ook in andere omstan
digheden had geschenen, men kon haar toch.
niet verwyten, dat zy haar plicht verzuimd
had. Hier was dit anders, en haar verplich
tingen tegenover Hedwig kwamen baar voor
in een ander daglicht. Onuitsprekelyk werd
haar hart gekweld, toen zy de oude koets,'
welke het kind naar Ellrode bracht, zag ver
trekken. Tevergeefs nam zy haar toevlucht
tot allerlei bewysgronden, die in baar eigen
oogen het besluit moesten rechtvaardigen,
dat zy genomen had. Haar gewetensrust
wilde niet terugkeeren.
Wordt vervolgd4