N9. 11500
Maandasi: J23 August us.
A°. 1897
(gemuit wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
CÏLBERTE.
LEIDSCI
DA&BLAB.
PRUS DEZER COURANT;
Voor Leiden per 3 maanden. t f 1.10,
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEËN
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor bet Incasseeren buiten da stad
wordt f 0.05 berekend.
Over de veelal niet genoeg in het oog ge
vatte gevaren van vakscholen schrift
De Tijd een ernstig woord. Wy ontleenen er
het volgende aan:
De vakschool levert ook op zedelijk ge
bied een gevaar op, dat niet geheel mag
worden voorbijgezien. Elk samenvoegen van
oudere en jeugdige personen heeft zijn be
zwaren, omtrent welke het niet dienstig is
hier in nadere bijzonderheden te treden. Maar
vooral heeft het die, waar de jeugdige personen
zich in grooter aantal te zamen bevinden en
waar zy in aanhoudenden omgang zijn met
degenen, van wie zy in de meeste opzichten
afhankelijk zijn. Iedereen begrijpt met hoeveel
zorg de mannen mo9ten gekozen worden, die
aan het hoofd van zulke scholen moeten staan.
Heeft men tot zulk een zorg altijd de gelegen
heid? Heeft men de keus wel zoo ruim genoeg
om eenerzyds evenzeer gerust te kunnen zijn
op de soliditeit der z e d e 1 |j k e hoedanig
heden, als men zich overtuigd houdt van de
technische bekwaamheid der personen,
aan welke men de vorming der jeugdige
losrlingen toevertrouwt?....
Men zal zeggen: ook in de gewone werk
plaatsen dreigen immers dezelfde gevaren?
Tot zekere hoogte: ja en zelfs kunnen
ze er nog grooter zijn. Maar men vergete niet,
dat daar ten minste één behoedmiddel is, dat
in de vakschool ook de godsdienstige
ontbreekt: de voor allen geldende eiach van den
patroondat zijn werklieden de grootst
mogelijke inspanning te zijnen
bate zich getroosten. Het dringen van dien
eisch weegt in de meeste gevallen zeker wel
op tegen een gebrek aan toezicht, als, helaas
in de meeste werkplaatsen te zeer wordt
gemist l
„Voor een leeTling" - aldus besluit „een
man van het vak" „is een werkplaats,
waar patroon en meesterknechts, veeleischend
in het werk, hem geen uitbranders en grove
woorden besparen, veelal nog heelwat te ver-
kidzen boven een zoogenaamd christelijke
werkplaats, waar by zich eenigermate tevrjj
kan bewegen en waar de vrijheid om te luie
ren voor hem het grootste der gevaren mee
brengt".... Het feit eindelijk, dat de
aan de godsdienst vijandige of voor z\jn in
vloed onverschillige besturen als de gemeente
raad van Parijs zich gereed maken om de vak
scholen, als een mislukte proefneming, op te
geven, doet onzen schrijver de vraag stel
len: of het aanbeveling verdient van on2e
zijde over te gaan tot een maatregel, die zoo
weinig nut voor anderen bleek op te leveren.
Hij acht het veel verstandiger zich de ontgoo
cheling te sparen, aan welko men zich vol
gens hem onvermijdelijk blootstelt met het
begin van een werk, dat onder z e d e 1 ij k
opzicht van ten minste zeer betwistbaar nut
en onder hot opzicht van dergelijke
vakkennis door de uitkomst veroordeeld is.
„Tracht" zoo is zijn conclusie „in het
belang van den werkman al de liefdewerken
te steunen, die ten doel hebben den leerling
te beschermen, hem te bewaken en hem to
leiden in den gevaarlijken leeftijd, dien hjj in
de werkplaats moet doorbrengen; breid uw
patronages uit, uw avond-cursussen voor
leerlingen, uw tentoonstellingen van hetgeen
de leerlingen zeiven in hun vak hebben
vervaardigd; waar noodig, kom den ouders
dier kinderen te hulp, om in den tijd van
hun leerjaren in hun onderhoud te voorzien
door dit alles draagt gij op eenvoudige,
practi8che en beproefde wijze er toe bij, om
degelijke en tegelijk onder godsdienstig en
zedelijk opzicht rechtschapen werklieden aan
te kweeken."
Het oordeel der Indische pers over het
optreden van minister C r e m e r is gunstig.
De Java-Bode o. a. gelooft Indië, wat de
koloniale politiek betreft, te kunnen geluk-
wenschen met de benoeming.
„Hjj staat" schrijft het blad „bij velen
bekend als een man van groote bekwaamheid
en een man uit één stuk. Bij de formatie
van het ministerie-Tak Van Tienhoven
werd reeds zijn naam genoemd in verband
met de portefeuille voor koloniön; zooals men
weet, werd die echter destyds aanvaard door
nu wijlen baron Yan Dedem. Doorzijn vroegeren
werkkring in Deli weet by by ervaring wat
er voor den Iadischen landbouw en de Indi
sche nyverheid moet gedaan worden om den
bloei der koloniën te bevorderen. Van dezen
minister kunnen en mogen wy hulp verwach
ten voor de suiker-industrie, die zonder krach-
tigen en spoedigen steun voorzeker ten gronde
zal gaan. En verder, wat voor ons vangroot
belang is: de heer Cremer heeft zich in de
Kamer doen kennen als voorstander van ,'een
krachtig optreden tegen Atjeh. In de eerste
plaats mogen wy daarom de hoop koesteren,
dat de thans gevolgde tactiek tegenover den
Atjeher zal worden voortgezet, endezeeinde-
lyk leert inzien, dat wy na een worsteling
van byna een kwart eeuw nu eens willen
toonen, dat wy op vastberaden wyzetewerk
gaan. In de tweede en niet de minste plaats
zal zonder twyfel samenwerking mogeiyk zyn
tusschen hem en onzen Gouverneur-Generaal,
wiens krachtige hand Indiö op dit oogenblik
niet kan missen. Moge onder zyn bestuur j de
onderwerping van Atjeh een feit worden 1"
Het Batav. Nieuwsblad voegt aan haar
betuiging van ingenomenheid met die be
noeming het volgende toe:
Het komt my echter voor, dat iemand
als de heer Cremer in oen vry wel op het
doode punt aangolande Tweede Kamer als
minister zich minder op zyn plaats zal ge
voelen. Hy zal ongetwyfeld veel en velerlei
willon doen, terwyi de parlementaire verhou
dingen zullen noodzakon tot een groote mate
van onthouding en voorzichtigheidtot een in
hoofdzaak administratieve leiding der zaken.
By de uit do nieuwe kieswet voortgekomen
bijzondere omstandigheden der Tweede Kamer
valt dus weioig te verwachten.
Wordt echter aan momenteel voor Indiö
allerdringendste eischen voldaan en steunt
het opperbestuur de Indische regeering naar
behooren, dan bestaat reeds groote reden tot
tevredenheid.
Zooals echter thans de parlementaire zaken
staan, had menigeen liever den heer Bergsma
zien aanbleven.
De tyd is er nu eenmaal niet voor krach
tige ministeries
Het nieuwe ontwerp wetboek van m ilitair
strafrecht behoudt de doodstraf en
al is dat misschien noodig, toch vindt Het
Nederlandsche Dagblad het een vreemde
inconsequentie.
„Militairen in sommige gevallen ter dood
te veroordeelen, om ze onschadeiyk te maken,
is niet noodig. Reeds door opsluitiog kan dat
doel worden bereikt. Afschrikking en daardoor
handhaving der discipline is dus het ware
doel van de doodstraf voor militairen, en
waar biyven nu zy, die beweren, dat die
afschrikkende kracht der doodstraf niet
bestaat?
Met de statistiek in de hand heeft meBlg
geleerde getracht aan te toonen, dat de
mi8dryven in landen, waar de doodstraf nog
bestaat, volstrekt niet minder talryk of minder
groot zyn dan elders, en wy nemen nu,
voor een oogenblik, de vertrouwbaarheid
hunner cyfers aan, maar wie hoeft nu ooit
gehoord, dat burgers minder bang zyn voor
don dood dan militairen, wier beroep het
toch is den dood moedig onder de oogen te
zien?
Werkt de doodstraf niet afschrikwekkend
voor burgers, dan moet zy ook voor militairen
als nutteloos worden afgeschaft. Zy zullen
niet bevreesd worden, waar burgers geen
vrees kennen. Schrikt zy daarentegen militairen
wel af, en dat is de öenige reden om haar
voor militairen te houden, dan zal zy, in nog
veel hoogere mate, burgers bevreesd maken.
Zy moet dan dus ook weer voor burgers
worden ingevoerd. Wy willen hier volstrekt
niet, terloops, een pleidooi leveren voor de
wederinvoering van de doodstraf voor burgers
of de afschaffing der doodstraf voor militairen.
De zaak is te gewichtig, om met een enkel
woord te worden afgedaaD, en by gelegenheid
komen wy wel eens op dat onderwerp terug.
Thans was het ons alleen maar te doen op
de inconsequentie te wyzen van hen, die de
doodstraf wel voor militairen en niet voor
burgers willen behouden, en daarom kunnen
wy thans van dit punt afstappen."
Gemengd Nieuws.
Zy waren nu byna twee jaren
getrouwd, getrouwd op ongeveer ƒ5 in de
woek, en dat was nog niet eens vast, want
hy was tuinmansknecht of bloemist en had
goen vast werk. Zy vond dat nogal „goed
gold;" spaarduitjes hadden ze niet; die hadden
ze, dachten ze biykbaar, niet noodig.
Er werd dus een huishoudentje opgezet,
en vooruit maar, zóó de toekomst te gemoetl
En nu, na nog geen twee jaren: het fat-
soeniyke, knappe dienstmeisje is een moeder,
die honger heeft geleden, en nu by haar
moeder „in" is.
De man in de gevangenis I
Donderdag stond hy te Utrecht terecht,
beklaagd van een naaimachine te hebben
gestolen.
De vrouw was gekomen om te getuigen,
blykbaar om de rechtbank ten gunste van
haar man te stemmen.
Toen de president haar vroeg, boe baar
man voor haar geweest was, kwam een
aarzelend: „Dat schikt nogal, mynheer!"
Op een van de dagen, dat er honger en
gebrek geleden was, had de jonge vrouw het
denkbeeld geopperd, dat zy met een naai
machine wellicht wat zou kunnen verdienen;
doch er was niet verder over gesproken.
Eenigen tyd daarna was een naaimachine
in huis gekomen, maar kort daarop was het
voorwerp weer verdwenen. De man had de
machine in stilte verkocht en er f 22.50
voor gekregen. Met dat geld was hy, naar
hy beweerde, naar Amsterdam gegaan om
te 80lliciteeren naar de betrekking van
rechercheur of diender, vanwege zyn gunstig
uiteiiyk!
De naaimachine was uit het magazyn van
de firma A. L, te Utrecht; beklaagde had
haar gehuurd en daarvoor een contract ge-
teekend; hij beweerde in de meening te
hebben verkeerd, dat hy de machine had
gekocht op afbetaling.
Daar een der getuigen niet was verschenen,
en deze juist licht moest verspreiden in de
duistere zaak van het contract, verzocht de
officier van justitie, dat de behandeling van
de zaak verdaagd en die getuige alsnog ge
hoord zou worden in de volgende zitting.
De verdediger, mr. Vogelsang, gaf in over
weging den bekl. uit zyne preventieve hech
tenis te ontslaaD, omdat het toch niet bekl.'s
schuld is, dat de getuige niet is verschenen.
De officier van justitie zag biervan het wen-
schelyke niet in, omdat de bekl. geen cent
bad om van te leven.
De rechtbank schorste de behandeling van
de zaak tot over 8 dagen; dan zullen alsnog
2 nieuwe getuigen worden gehoord.
Eene andere zaak was de volgende:
D. v. S., te Utrecht, en C. S., te Maar-
tenödyk, waren sinds kort vrienden, ten
minste ze hadden afgesproken, dat de een
's Zondags by den ander eten zou; ook was
besloten, dat zy eens samen zouden gaan vis-
schen. Zondag 13 Juni waren zy naar een
herberg gegaan; daar had de een den ander,
de ander den een getrakteerd en was borreltje
op borreltje gedronken.
De zaak had haar gewoon verloop.
Toen de drank de ziunsn had beneveld,
hadden ze ruzie gekregen, om ni9ts, om een
aardappel-netje. Men wond zich op, werd
driftig, er moest naar buiten worden gegaan
om het uit te vechten. En zóó deed de alcohol
het gemoed van D. v. S. bruisen en zie'.tn,
dat hy C. S. aangreep, hem in de sloot
wierp en daar onder water hield. Hy was
zoo waanzinnig van woede, dat, toen een dame
C. S. haar parasol toestak om dezen zooveel
mogeiyk te helpen, hy door het water met
C. S. naar den anderen kant van de sloot
stapte.
Spoedig was hulp komen opdagen en C. S.
uit de handen van D. v. S. bevryd.
Thans stond D. v. S. in de bank der
beschuldigden, strak starend naar de rechters,
onder het vreeseiyke besef van wat hy had
gedaan. Veel had hy niet te zeggen; wat
kon hy ook tot zyne verontschuldiging aan
voeren
De officier van justitie was van oordeel,
dat men hier niet te dosn had met eene
mishandeling, maar met eene poging tot
moord, die mislukt was door omstandigheden,
onafhankeiyk van beklaagdes wil.
Hy vorderde daarom, dat de rechtbank den
bekl. zou veroordeelen tot een gevangenisstraf
van 1 jaar en 6 maanden.
Een jaar en 6 maanden
Als een onweorsslag klonk dit den bekl. in
do ooren, het bloed steeg hom naar het hoofd,
plotseling, toen werd hy bleek als een lyk.
„Heb je nog iets te zeggen, beklaagde?"
Een oogenblik van diepe stilte; met ang-
stigo, wyd geopende oogen staarde hy d«
rechters aan.
Toen: „Ik vind de straf vreeseiyk, heeren."
Hy wankelde de bank uit; twee veld
wachters ondersteunden hem en brachten
hem naar bun kamertje, waar hy in zwym
viel(U. D)
Een paard, gespannen voor een
koolzaadbak in de Friesche gemeente "Won-
6eradeel, geraakte op bol. Een der wielen kwam
in aanraking met een kinderwagentje, waarin
twee kleine kinderen zaten, met het gevolg,
dat zy beiden onder den koolzaadbak geraakten
en een hunner zoodanig werd gekwetst, dat
het voor dood werd opgenomen. Met den
meesten spoed was dr. Kremer tegenwoordig,
die geneeskundige hulp verleende.
De Nederlandsche stoomschepen
„Schiedam" en „P. Caland", die onlangs ver
kocht zyn aan de heeren Gebr. Gosulich, te
Triëst, zyn reeds onder Oostenrykscbe vlag
gebracht en resp. herdoopt in „Miramar" en
„J. Ressel." De „Miramar" is bevracht voor
een lading zout van Hamburg naar Norfolk.
To Zuidvelde zyn door onver-
laten in verschillende stallen korven met byen
vernield. Na de byen gedood te hebben, hebben
zy de kap van den korf gesneden en den honing
er uit genomen. De politie doet onderzoek.
Dezer dagen werd melding g e-
maakt van een fin-de siècle-stukje te Baarn,
nameiyk het doen van boodschappen door
een keukenmeid op een vélocipède.
Deze week nu zag men te Baarn een om
roeper, voorzien van koperen bekken, op een
fiets de hem opgedragen taak vervullen.
In het begin dezer week werd te
Heemstede een hoeveelheid vlas door den
bliksem getroffen en brandde in een oogen
blik tot den grond toe af.
De loodskweekeling P. De M., 27
jjar oud, is op den loodsechoener 9 by het
naar zee gaan op de reede te Ylissingen over
boord gevallen en verdronken.
80)
En waarop zal die beproeving eindigen?
Men kan dat wel voorzien 1 Nu is zy novice
niemand weet of mynheer Courcier wel ooit
van besluit zal veranderen en biyft by hals
starrig, d3n zal zy haar gelofte afleggen. Na
de foltering haar zoo ongelukkig te weten
als zy nu is, zal ik dan de smart moeten
ondervinden haar voor altyd van my ge
scheiden te zien! Want al mogen de geloften
by deze orde niet voor immer bindend zyn,
zoo zal een meisje als Gilberte geen eenmaal
gegeven belofte terugnemen, en heeft zy
zich,.eerst in het klooster verbonden, dan
biyft zy er ook. Wat moet er dan van my
worden?"
Mevrouw Tró9orier was geheel uit het veld
geslagen. Zy had gehoopt, dat haar bericht
over Gilbertes gezondheid en moed haar zoon
zou verheugen en hem troosten zou, en nu
wekte zy integendeel zyn toom en wanhoop
op. Zelfs haar echtgenoot was zeer terneer
gedrukt.
„Wanneer ik my in den toestand van dien
Courcier verplaats," zeide hy, „dan moet hy
door berouw en verdriet verteerd worden."
Henri sprong overeind.
„Deze Courcier is een monster!" riep hy
uit. „Wilt ge dien man nog beklagen? Ik
had eerder lust naar het Bourbon-paleis te
gaao, hem by zyn langen baard, waarop hy
zoo trotsch is, te grypen, en hom door de
geheele galerij de la Paix te sleepen en op
zyn rug te schoppen. Ik haat dien man! Ik
zou hem kunnen doodenl Bern in koelen
bloede kunnen verworgen! Ach! wanneer hy
Gilbertes vader maar niet was!"
De bankier en zyn vrouw zagen ontsteld
hun zachtmoedigen Henri aan, die voor het
eerst in zyn leven in hun by zyn door drift
overmand werd, zoodat hy bleek en met
schitterende oogen als een waanzinnige om
zich heen sloeg. Eindeiyk kwam hy weor
wat tot bedaren en zeide:
„Om het even, deze toestand kan toch
niet voortduren! Ik zou dat niet kunnen
uithouden!"
„Maar, myn arme jongen, wat zult gy er
aan kunnen veranderen? Gy stuit op onover-
komeiyke struikelblokken af: den weerstand
van den vader en het vaste besluit van de
dochter."
„Indien ik ze niet uit den weg kan ruimen,
zal ik ze verbreken, maar zoo voortgaan kan
het niet!"
Er was zulk een vastberadenheid op zyn
gelaat te lezen, dat zyn ouders zich ernstig
ongerust maakten.
„Ik hoop toch niet, dat gy de een of
andere onbezonnen daad zult doen?" vroeg
de baron.
„Neen, papa."
„Bedenk, dat gy niets onderneemt wat den
goeden naam van het jonge meisje in opspraak
kan brengendeze moet u boven alles
heilig zyn."
„Ik zou liever sterven dan dien benadeelen I"
„Yan sterven is nog vooreerst geen sprake,"
zei de moeder.
„Komaan, word een beetje kalmer en leg
uw moeder en my eens uit wat uw plan
nen zyn."
„Myn plan is zeer eenvoudig. Ik wil in het
hol van den leeuw gaan en een volledige
opheldering van den heer Courcier vragen.
Ik heb hem nog niet weer ontmoet sedert
hy weet wie ik ben. Ik moet hem in het
gelaat kunnen zien en den klank van zyn
stem kunnen hooren."
„Maar gy hadt daar straks nog zulke ge
weldige maatregelen in den zin
„Daarin had ik ongelyk. Het waren dwaze
woorden, want ik kan er toch immers in het
geheel geen gevolg aan geven domme ge
zegden, die my in mfin drift ontsnapt zyn!"
„Maar wanneer gy nu met dien Courcier
spreekt en hy zegt iets, dat u opnieuw driftig
maakt?"
„Ik zal aan Gilberte denken en dat zal my
kalm houden."
„En wat wilt ge hem dan eigeniyk zeggen?"
Alles, wat myn gevoel, myn hart my
ingeven zal."
„En wanneer hy nu niet naar u wil luis
teren?"
„Dan zal ik ten minste weten, dat er niets
meer van hem te hopen valt. Maar tot op dat
oogenblik zal ik er nog aan twyfelen."
„Nu, goed dan, myn kind, volg uw ingeving,"
zeide mevrouw Trésorier. „Het komt my
't best -voor, dat gy dezen drang, die misschien
een ingeving ie, volgt. In elk geval kunt ge
voor uw vader en my tegenover den heer
Courcier instaan wat gy hem ook beloven
moogt, wy zullen uw woorden gestand doen.
Niet waar, beste man?"
„Zeker, zeker," verklaarde de baron. „Yóór
alle dingen moeten wy zien die beide kinderen
gelukkig te maken; dat is de hoofdzaak. Al
moest ik er ook van afzien, om my by de
eerstvolgende verkiezing in Bizy weer als
tegenstander van dezen Courcier op te wei pen.
En de Hemel weet, dat ik daarmede geen
klein offer zou brengen."
Henri zat een tydlangna te denken; daarna
vroeg hy met grooten ernst:
„Zoudt ge my ook vergunnen, voor my
persooniyk uw staatkundige gevoelens te
verloochenen
Trésorier schrikte en zyn gelaat gaf een
groote teleurstelling te kennen.
„Ik bemerk tot myn smart uit deze vraag,
Henri, dat gy hoegenaamd goen overtuiging
bezit. Het is ongehoord! Door welk een onver
schilligheid zyn al de jongelieden tegenwoordig
aangetast! Monarchie, Republiek, deze staats
regeling of een andere, alles is hun even
goed. Alleen de ouderen zyn nog getrouw,
hebben nog politiek gevoel l"
„O, papa, wat my betreft, komt het slechts
op één getrouwheid aan, die, welke ik aan
myn Gilberte gewyd heb!"
„Hy is jong, moet gy denken," zei de
moeder glimlachend, „en bovendien verliefd,
dus moeten wy toegevend zyn, beste man, te
meer, omdat hy niet gelukkig is."
„Nu, luister dan, myn jongen," gaf de baron
toe. „Ga in geen geval verder dan hc-t linker
centrum."
Henri sloot zyn vader in de armen en riep
in een opwelling van teederheid:
„Ach, papa, hoezeer zie ik nu, dat ge my
oprecht lief hebt, aan het groote offer, dat
gy my brengen wilt! Maar wees volkomen
gerust, ik zal er geen misbruik van maken,
integendeelnu zal ik by mynheer Cour
cier alles verkrygen, zonder er iets voor in
ruil te geven."
„Komaan, laat ons dan eindeiyk gaan
déjeuneeren," sprak de baron weer opgeruimd.
Hy nam den arm zyner vrouw en voegde
6r by: „Die kleine zal wel nooit te weten
komen hoeveel moeite wy ons gegeven
hebben, om baar scbatryk en barones te
maken."
XII.
Het was drie uren in den namiddag, toen
Henri in de rue de Bourgogne uit een rytuig
stapte en het binnenplein van het Palais-
Bourbon overging. Hy wendde zich naar de
hoofdtrap, maar een bode hield hem tegen
en vroeg hem of hy een kaart had, die hy
echter niet bezat.
Hy liet zich evenwel daardoor niet van den
weg afbrengen, maar verzocht den bode den
markies De Cerneuil, afgevaardigde voor de
Yendée, te willen verwittigen, dat baron
Trésorier hem wonschte te spreken.
Het duurde dan ook niet lang of de markie»
kwam in persoon naar hem toe.
(Wordt vervolgd.)