N'. 11500. Maandag 2S Augustus. A°. 1897 <§eze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. GILBERTE. LEIDSCH DAaBLAD. PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden per 3 maanden. ,j=,f 1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlyke Nommers0.05. PRIJS DER AD VERTENT LËN: Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. .Voor bet incasseeren buiten de stad wordt 10.05 berebend. Tweede Blad. Ia een bijvoegsel tot de Amstcrdamsche Courant schryf6 F. J. Habscher, van Den Haag, het volgende over Het nut van ad ver- toeren: Om de aaodaeht van het publiek op een zaak te vestigen, kan men niet beter doen dan voortdurend te adverteeren, want een advertentie, slechts één- of tweemaal ge plaatst, zal hat gewenschte succes niet altijd ten gevolge hebben, ten mioste, als het den handel geldt. Men spreekt wel eens van een spierinkje uitwerpen, om er eea kabeljauw mede te vangen. In den handel is het nuttig en practiscb tevens, om met kwistige hand zilver te strooien, opdat men daardoor zakken goud vergaren kan. In Engeland, maar vooral in Amerika, i3 men hierop steeds bedacht. E9n koopman aldaar, die zyn zaak.bflv. met f 25,000 be gint, zondert daarvan zeker f 5000 voor het adverteeren af, en waarlijk, hg oogst 8UCC68. Enkele winkeliers beweren wel eeus, dat adverteeren niets geeft, maar zy vergeten daarbij te zeggen, dat het gewoonlijk uun eigen schuld is. Immers, hier komt bét in hoofdzaak aan op welke wijze men adverteert. Een groote advertentie met veel en dus kleine letters durf ik gerust onpractisch noemen, vermits de inhoud dan te groot on door het publiek niet gelezen wordt. Hoe grooter de letters zijn, ho3 eerder een advertentie gelezen wordt, ten minste alweer, indien het den handel betreft, want dienst aanbiedingen of dienstaanvragsn, zoowel als aankondiging van publieke v<.rkoopingen, wor den ook gelezen, al i»*to letter klein. Ik heb een aantal couranten van 30 a 40 jaren terug voor my liggen en in de meeste tref ik weinig advertentiên aan. Toch kan men aannemen, dat destyds de z<kon goed gingen, zoo nist nog beter dan tegenwoordig. Hoe geheel andere is het center ttianfc, nu concurrentie allerwegen verduizendvoudigd is! Het zou inderdaad een dwaashui! zyn den ouden ty'd in dit opzicht als voorbeeld te nemen. Men zou er waarlyk zyn zaak nbt gering mede benadeelen en bovendien don bloei der zaken van adverteerende concur renten er door bevorderen. Den winkelier, dia gestadig adverteert, ©n steeds dezelfde advertentie plaatst, daarby voorkoménd is tegenover zyn begunsttgors, met smaak ótaleert, de goederen duidelyk ptyst, maar bovenal zorgt voor goede waar en concurreerende prijzen, moet een schitte rend succes ten deel vallen. Ik zeide, dat mén st_eeïff-dcz8lfdé adver tentie moet plaatsen en EÖ'e vréémd dit ook vélen zal toeschijnen-, een" feit is het, dat het gunstig werkt. Hot courantenlezerid publiek moet by den eersten oogofslag don inhoud van de adver tentie als het ware van buiten kennen on deze kennis verkrijgt' de lezer zelfs tegen wil en dank, oméat "de advertentie steeds van denzelfden inhoud is. Gesteld, er versebynen van een blad 5000 exemplaren! Nemon we aan, dat ieder exem plaar minstens door twee personen gelezen wordt, dat maakt dos 10,000. "Wordt nu de pagina, waarin u w adver tentie voorkomt, ik zal zeer weinig nemen door 5000 personen gelezen en laten er nu van deae 5000 slechts 1000 uw advertentie lezen en van die 1000 slechts 25 uw zaak bezoeken, dan toch zeker hebt ge reeds hot verlangde succes bereikt. Adverteeren, voortdurend on practisch adverteeren moet fortuin aanbrengen. Bedenkt toch, gy, winkeliers, dat het niet genoeg is, dat uw naam boven uw deur staat, neen! uw naam dient ook wel degeiyk wijd en zyd verspreid te worden. Het kleiDste kind, zoowel als de grijsaard, moet uw naam kennen, en kennen zo dien, dan zal hun het artikel, dat gy verkoopt, ook niet vreemd zyn. Zy, die zoo nu en dan een biefstuk ge bruiken, zonder ooit andere versterkende middelen deelachtig te wordeD, zullen hun krachten niet zien vermeerderen; evenzoo zal aan een winkelier, die een- of tweemaal per jiar adverteert, geen succes ten deel vallen. Er bshoort maar weinig handelskennis toe om dezs meening te deelon. Het is als met laderon artikelen, die niet uitdrogeD, maar ia goeden skaat blyven, zoo ze behooriyk onder honden werden. Menig gcede zaak zou ook niet uitgedroogd zyn, indien zg voortdurend onder de oogen van het publiek ware gebracht. Het ia niet genoeg een zaak staande te houden, nwnl een fliek koopman, met energie toogerust, streeft oak naar vooruitgang, en voerji g*ng wordt verkregen door publiciteit aan zon zaak te geven. In bet Weekblad De Amsterdammer wyst de heer A. N. J. Fabhis op het verschil in rechtsbedoeling van onze mili tairen en burgers. „Of Weef het tot beden onbekend, dat voor duizenden in den Luwte, die het eventueel voor hunnen gewonen rechter zonder rechts kundigen bijstand moeten stellen, in vele gevallen geen hooger beroep bestaat?" De schrijver had by de verdediging der ver pleegster van Meere»berg" voor het hof te Amsterdam gaarne uit den mond van mr. Levy o^k een pleidooi geboord voor de militairen, die in bemoeid geval verkeeren. Immers, mr. L. bracht toen de wenacheiykheid ter sprake om het hooger beroep in strafzaken te be houden. Na een paar nogal sprekende voorbeelden te hebben aangehaald van dit gebrek in do mikt ire rechtspleging, zegt de heer Fabius: Waren de terechtzittingen der krygsraden openbaar, zóó, dat de pers er het volle licht op kon doen vallen, veel wat nu niet over eenkomt met een goedgeordende rechtspraak, zou dan al spoedig veranderen. Reeds tal van jaren is op wijziging onzer militaire straf wetgeving aangedrongen, nieuwe ontwerpen van wet liggen gereed, docb tot heden biyft de toestand, geiyk by is sinds de vestiging van htt koninklijk. Bevreemoiog moet het d»arby wekken, dat met het allereerst aan de orde wordt gesteld de militaire proces orde, maar wel het strafrecht. Wat helpt ons bet mooiste strafstelsel, wanneer de recht spraak in veie opzichten nog zoo gebrekkig is? Men begrype ray wel: wanneer onze mili taire rechtspleging veel, zeer veel te wenschen overlaat, zoo zyn daarvoor geen leden van krijgsraden noch auditeur-militair vorantwoor- delyk. Misschien mogen wy bun dankbaar zyn, dat ondanks een verouderde, allergebrekkigste wetgeving zoo weinig wordt geklaagd over de militaire rechtspraak, wat evenwel niet belet, dat de rechtstoestand van den militair drin gend verbetering eischt. Eer men alzoo de alarmklok luide by het verschijnen van vry wel gevaarlooze stellin gen in de juristen-vergadering, wekke men de onverschilligen en droomers om duizenden landskinderen te verlossen uit een bedenke- lijken rechtstoestand ')- En dan wikke men daarby nog eens ernstig de vraag, of voor den militair eene andere rechtsbedeeling dan do gewone burgerlijke noodig en nutMg is. Voor zuiver militaire delicten moge eene militaire rechtspraak te verdedigen zijn, voor alle andere misdrijven en overtredingen is zy m. i. verje van ge- wenscht. Neemt men aaD, dat de burgerrech ter moeiiyk vonnis kan wyzeh Tn zuiver militaire delicten, dan kan men met nog klemmender redenen betoogen, dat een mili tair officier al in de laatste plaats moet ge roepen worden om recht te spreken in niet militaire zaken". Over onzen eindeloozen stryd op Atjeh maakt Het Centrum do volgende opmerkingen: „De overwi»*vk*g8bertcht8U uit Atjeh volgen olkaar sinds eenigon tyd regelmatig op. Dan werd de vyand hier, dan weer elders met groot verlies van manschappen verdreven. Maar ofschoon dit succes onzer wapenen natuurlijk een zekere voldoening moet schen ken aan het nationaal gevoel, durven wij toch geen Ai te groote verwachtingen koesteren op de gevolgen van deze zegepralen. By ontmoetingen van eenige beteekenis wisten onze tuoepen bijna gansch den oorlog door het void te behouden. Telkens vloed do vyand voor do Nederland- scho driekleur. Maar ofschoon dit nu reeds een kwart-eeuw dnurfc, komen wy op Atjeh geen stap verder. Hoe lang is het reeds geledeD, dat de zege van Samalangan werd behaald. En hoe ver ligt de verovering van den kraton door generaal Van Swieteo achter ons? Duizenden manschappen zyn gevallen, hon derden millioenen opgeofferd en wy bezitten van Atjeh nog slechts een zeer klein gedeelte. Het Handelsblad wydde aan de jongste Het ia bekend, dat roede sedert 1°92 een ont werp Wetboek van Militair Strafreoht, van do hand van prof. H. Van der Hoeven op een eiDdbebande- ling wacht. Bkd. Weelcbl. overwinningen zeer patriottische beschouwin gen, tintelend van geestdrift en nationalen trots. Maar zeer entnuchtereod komt iemand, die zich B. teekent, aan het blad vragen: Waar nu toch onze „mennekea" zitten en waar de kaart van Atjeh is? Het ia ondoeaiyk den zegevierenden marsch der troepen te volgen op do kaart „Ik vind het zeer hinderiyk," zegt de schrij ver van het ingezoaden stuk, „dat we na twintig jaar oorlogvoeren geen overzicht heb ben, zoo goed en kwaad het maar kan, van bet gebeel© Rijk van Atjeh, op den gis, in afwachting, dat we eenmaal zóó ver komen, dat er een goede kaart gemaakt kan worden, waarvoor we zegen afsmeeken op de nu ge volgde tactiek. „Reeds éénmaal vroeg ik er om in het Handelsbladen korten tyd later vroeg de Kamer er ook om. „Wees zoo vriendelijk dit nog eens te plaatsen om er op aan te dringen, dat men ons in de gelegenheid stelle een kaartje te koopen, met de gegevens, die men nu heeft, al is het ook slechts approximatief." Men kan dus zelfs niet nagaan hoe de zaken thans staan op Atjeh. Met vage gissingen, met een tasten In het duister moet men zich tevreden stellen. Is het dan mogelijk groote verwachtingen te koesteren omtrent de tochten naar Gliëng en Gigieng, of hoe de onvindbare plaatsen heeten mogen? Zoolang men zelfs geen helder overzicht kan krygen van den loop der gebeurtenissen, is het ondoenlijk zich een duidelijk beeld te maken van de beteekenis der jongste wapen feiten." In de rubriek „Uit de Hoofdstad" in de Provinciale Groninger Courant lezen wij het volgende: Het is waariyk niet iets bijzonders, een werkman te ontmoeteD, die eenigen tyd in Transvaal heeft doorgebracht; daar komen er maar al te veel terug in den laat- sten tyd. Edoch, men mag de gelegenheid niet ver zuimen, oen der vele teleurgestelden te spreken, om tegen onberadenheid op bet stuk van emigratie te waarschuwen. Miln zegsman, nu sedert een dag of tien te Amsterdam teruggekeerd, is een kundig timmer»»*, die niet uit nooddruft, maar uit zucht tot lotsverbetering in het begin dezes jaars naar Transvaal vertrok, op de bonnefooi, zooals men dat noemt. Hy rustte niet, voordat Pretoria bereikt was, het oog richtend op den bouw der stations aan den spoorweg van Pretoria naar Lorenzo-Marquez. In drie weken tyds bracht een Eugelsche boot hem naar de Kaap; van daar tot Pretoria duurt de reis per spoor twee dagen ea drie nachten. Onze man had het geluk al spoedig zyn doel te bereiken; hij werd aan het werk gesteld voor den bouw der bovenbocoalde stations. Hy voor zich heeft het goed gehad; dat hy^zoo spoedig terugkeerde, lag hieraan, dat hem op een gegeven oogenblik de keus werd gelaten, te gaan werken in het lago land, waar het lichaam der moesten door koortsen wordt gesloopt, of wel zyn betrekking vaarwel te zeggen. Hy deed het laatste en wacht nu op betere tyden om naar Transvaal terug te keeren. Op het oogenblik is er, de spoorwegen buiten rekening gelaten, absoluut geen werk te krygen in Transvaal. Daar zyn, in 't algemeen gesprokeD, slechts drie werkgevers: het gouvernement, het myn- wezen en de spoorweg. Het gouvernement en de spoorweg zyn van de myn-exploitatie afhankelijk. Het gouvernement trekt groote sommen van de myn-exploitatie en de spoor weg leeft voor een deel van het vervoer naar en van de myndistricten. Nu is er juist een conflict gerezen tusschen de mijn-exploitanten en den spoorweg, een geschil over do tarie ven van vervoor. En dit conflict heeft een tydelgken stilstand dor mijn exploitatie ten gevolge. Daarby komt, dat een der drie werkgevers, het gouvernement, sedert Jamesons inval al zya krachten besteedt aan de verdediging des lands. De Boeren verwachten eiken dag een oorlogsverklaring der Engelschen. Zy zien aan de Engelsche grenzen 22,000 man Engel- sche troepen gereed staaD. Te Kaapstad lig- gea er 5000 in garnizoen, en sedert de maand Februari van dit jaar wordt elke maand een versterking van 900 man gezonden. De Boeren zeggen elkander, dat de Engelschman het bren- gen wil tot een leger van 60,000 man en dan de republiek van vier zyden tegelyk zal aan vallen. En deze 60,000 man zullen een keur bende vormen; die er zijn en die komen, be- hooron tot do jonge, best geoefende Roodrok ken. Op den dag der viering van Victoria's zestigjarige regeering verwachtte men in Transvaal algemeen, dat de steen des aan stoots gevonden was; dat een conflict tusschen Engelschen en Boeren niet te vermyden was eu de oorlog voor do denr stond. Men weet, boe Paul Kruger ook op dien gevaarvollen dag met wys beleid een botsing he9ft weten te voorkomen. Oom Paul zit intusschen lang niet stil. Iedere Boer heeft van het gouvernement 50 patronen ontvangen, die by b-jw ren moet, tot de Engelschman de grens ovorschrydt. Pretoria en Johannesburg zjjn rondom van btrgbatteryen omgeven en te Pretoria zyn voorraadschuren gebouwd, waarin enorme quanta mals, bet graan van Zuid-Afrisa, worden opgestapeld als leeftocht voor den kwaden tyd, dien toen verwacht. Transvaal heeft slechts op twoe punten contact met de buitenwereld, te Kaapstad en te Lorenzo Marquez. Kaapstad is in Engelsche handen, en over de Delegoa- baai zoekt de Engelschman evenzeer beschik king te verkrygen door den armen PortugeeR geld te bieden. Gelukt het den vyand Kaap stad en Lorenzo Marque:. voor Transvaal to sluiten, dan zou hy de republiek io zyn macht kunnen krygen. TgMet het oog op de kwade kansen betref fende de Delagoa-baai, zyn te Pretoria £:r. voorraadschuren gebouwd. Buitendien voert het gouvernement aan houdend met Duitsche stoombooten munitie 35) Tweemaal in de week kwam de groot-vicaris De Brossard zelf naar Neuilly om zyn biechtkind te onderwazen, wat voor Gilberte ware uren van rust en uitspanning waren. Des avonds, als haar gezellinnen-reeds lang in slaap waren, leerde zy haar catechismus, want hoewel zy zich naar den huisregel voegde en vroeg opstond, was het haar toch onmogelyk zoo vroeg in den avond reeds te gaan slapen. Onder al deze werkzaamheden hield haar gezondheid zich uitstekend. Zy had ook geen tyd, om over haar t039tand na te denken, en dat was een geluk voor haar; maar over haar vader had zy toch veel zorg. Elke week schreef zy hem een briefje, om gewaar te worden hoe hy bet maakte en om hem te verzekeren, dat zy, hoewol nu van hom ver- wyderd, hem toch onveranderd liefhad. Hierop kreeg zy nooit eenig antwoord; m9n had kunnen denken, dat Courcier het hart van zyn dochter afgetrokken had, en dit vervulde Gilberte met diepe droefheid. Twee maanden waren 6nel voor het jonge meisj9 voorby- gegaan, dat 's avonds erg vermoeid was door de ongewone, zware bezigheden, maar toch innerlijk kalm on rustig bleef en gem oogen blik berouw gevoelde over haar genomen besluit. Op zekeren morgen was zy in de linnen- tam bt hflzij s tan els waschgoed weg te bergen, toen de directrice, zuster Theresia, binnentrad in goz9lschap van een dame, die zy het huis en de geheele inrichting liet zien. Met hevige ontroeriDg herkende Gilberte in de bezoekster de barones Trésorier, Henri's moeder l Mevrouw Trésorier doorliep met groote kalmte do ruime zaal en luisterde geduldig naar de mededeelingen van zuster Th.r^sia, waarna zy^sich tot Gilberte wendde en deze begroett<V alsof zy baar den vorigen dag nog gezien ha^l. „Wel, l^e maakt gü het, myn kind? Ik ben bly u te ontmoeten. Gy ziet er aardig uit met dat witte muteje! Zuster Theresia, zou ik wel een oogenblikje onder vier oogen met juffrouw Courcier mogen praten?" „Wel, mevrouw de barones, zoolang als u verkiest. U kent dus ons lieve kind? Ik kan u wel zeggen, dat zy voor ons allen een toonbeeld van zachtmoedigheid en vlyt is. Laat uw werk eenige oogenblikkon rusten, myn kind, en stol u ter beschikking van de barones. Mevrouw is een van onze weldoen sters en het is aan haar, dat wy het nieuwe gebouw zullen te danken hebben...." Met haar sleutelbos rammelend, welker vrooiyk gerinkel een welbekend geluid in de kloostergangen was, begaf de bestuurster zich naar het naaste vei trek. Niet zoodra was mevrouw Trésorier met het jonge meisje alleen, of zy trok het naar zich toe en om- helsdo en kuste het hartelyk. „Ik ben hier alleen gekomen om uwentwil, Gilberte, en gy zult dit zeker wel geraden hebben. Zeker iemand, die my lief is, werd byna krankzinnig by de gedachte, niets meer van u te hooren. Ik heb dus het geheele bestuur van patronessen moeten omverwerpen, om er een plaats in te krygen en daardoor in staat te zyn dit huis ten allen tyde te mogen bezoeken. Zooals gy ziet, is my dit eiDdsiyk mogen gelukken 1" „Uit hetgeen zuster Theresia gezegd heeft, kan ik ook opmaken tot welken prys", hernam Gilberte. De barones glimlachte. „Dat komt er Liet op aan, myn kind, en in allen gevalle komt het den armen ten goede. Maar nu ter zake 2 Hoe gaat bet u? Lijdt gy Diet te veel onder het vermoeiende werk en de ontberingen? Gaat dit leven uw krachten niet te boven?" „Ik voel n»y volkomen wèl, mevrouw, en wanneer ik slechte tyding van myn vader kreeg, zou ik my niet beklagen en tevreden zyn." „Ik kan aan uw verlangen voldoen en u kersverache berichten van hem geven Myn kamenier heeft gisteren de oude Rosalie ge sproken. De gezondheid van den heer Courcier is zeer voldoende, maar zyn gezindheid is, helaas, onveranderd gebleven." „Hoe goed van u, mevrouw, om myn vurige wenschen geraden te hebbent Hy is dus niet ziek! En dat in weerwil van dezen barden, guren winter!" „Neen, myn kind, hoe zou dat ook kunnen wezen? Hy heeft het immers warm by zich aan huis en in de Kamer ook; maar gy,my dunkt, gy moet het erg koud hebben. Bevriest gy niet haast in uw cel?" „Ach neen, het is immers gezond om in een koud vertrek te slapen?" „En uw arme handen zyn toch vuurrood." De barones nam Gilbertes fraaie handen in de hare, die wel is waar rood, maar nog niet hard waren geworden door den groven arbeid, dien zy zich getroostte, en zag haar, geroerd over den moed, de volharding en zelfverloo chening van het jonge meisje, met moederlyke teederheid in het gelaat. „Ach, beste mevrouw," zeide Gilberte ernstig, „wanneer ik in 't geheel geen moei- lykheden had, kon ik het my zelve immers niet vergeven, dat ik myn vader verdriet en zorg bereid." Mevrouw Trésorier drukte nog een kus op haar black, ernstig voorhoofd en volgde daarna de directrice, om de bezichtiging van de inrich ting voort to zetten. Henri's naam was tus schen de beide vrouwen niet genoemd gewor den en toch was Gilberte dien avond byzonder vrooiyk, zooaU zy in langen tyd niet geweest was, en zuster Theresia was zeer verbaasd haar onder het werk een liedje te hooren neuriön. In de rue de Presbourg werd de terug keer van de barones in koortsachtige spanning verwacht Henri liep ODgeduldlg van de eene kamer in de andere en zelfs de bankier was dien middag niet naar zyn kantoor gegaan. Men liet do barones geen tyd om haar hoed af te zetten; man en zoon trokken haar onstuimig meds naar haar boudoir, waar zy alles mededeelen en tot in de kleinste byzonder- heden vortell.n mo:st. „Maar, Henri, laat my toch eerst op adem komen," weerde zy hem lachend af, hoewel zy zelve vol ongeduld was, om hom genoegen te doen. „Welnu dan! Zy is zoo frisch en gezond als ze wezen kan en bloeiend als een roos. Met het witte mutsje en de grove blauwe kousen ziet zy er liever uit dan ooit en heeft in haar gryze wollen japon oeu figuurtje, dat in het geheel niet past by cïe werkzaamheden, die ze uitvoert. Toen ik hy haar kwam, was ze bezig linnengoed weg te bergen, maar don vorigen dag had zy, zooaip ik hoorde, zelfs de binnenplaats geveegd „Vegen!" riep de bankier verschrikt uit. „Ja, beste vriend, en zy moet het zelfrs heel goed gedaan hebben. Het scbynt, dat zy zeer handig met dien zwaren bezem wool; om te gaan." „Even zooals die ongelukkige straafeveegsters dus?" jammerde Henri. „Zooals die arme schepsels, die wy reeds vroeg, bibberend van koude, aan het werk zien, wanneer wy de jacht gaan, en die door vader en mg altyd zoo beklaagd worden. Ach, dat armc4 arme kindl" „Ja, en Gilberte doet het nog wel vrywiUif.' en krygt er niets voor!" Henri kon in de blijmoedigheid zyner moeder niet deelen. Zyn gemoed kwam in opstand by de gedachte, dat zyn Gilberte zich zulke vermoeienissen moest getroosten; hy verzonk in somber gepeins en zeide daarna plotseling; „Zoo ver heeft dus een onverstandige e& onverbiddelyke vader het allerliefste molsj^ gebracht (Ivervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5