N". 11490. iWoensdag 11 Augustus, A0 1897 *¥i>' r l.io. feze <§oarant wordt dagelijks, met uitzondering van @pn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 10 Augustus. Feuilleton. GILBERTE. LEIDSCH DAGBLAD. PBIJS DEZJEB C0ÜBAHT; Voor Leiden per 8 maanden. Franco per post Mzondorlyke Nommera 1TP*-V I 1 ■s 1.40. 0.05. PBIJS DEB ADVEBTENTEËN: Van 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. - Voer liet incasseeren buiten de stad Wordt f 0 05 berekend. Ollloiëele Kennlsgeyingeia. Burgemeester en Wethouders van Loiden, Gezien het adres van H. DE KEIJZER, houdende verzoek om vorgunDing tot het plaateen en in- Uing-etellen van een etoommachine van 8 paarde- tracht en een stoomketel van 12 paardekracht en de oprichting van eon stoomdrogenj in het perceel tan den Stationsweg, kadastraal bekend Sectie L, Jto. S28; Gelet op de artt. 6 sn 7 der Hinderwet; Geven bij dezo kennis aan het publiek, dat ge toomd' verzoek met de bijlagen op de Sooretarie dezer gemeente ter visio gelegd is; alsmede, dat op Maandag 23 Aug. a. e., 'e voormiddage te elf uren op liet Raadhuis geiegonheid zal worden gegeven, m bezwarea tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, H. C. JUTA, Weth., lo.-Burgemeester. 9 Aug. 1897. E. KIST, Secretaris. Voorzeker zullen onze lezers opgemerkt hebben, dat op 11, 12 en 13 dezer een collecte zal worden gehouden ten voordeele van de liefdadigheidsveroeniging .Hulp en Steun voor weezen van alle gezindten". Met aan dacht de aankondiging volgende, zal zich zeker een ieder opgewekt gevoelen, een offer te krengen voor het edel streven dezer vereeni- ging Bestuurderen ontvangen dagelijks aan vragen van vader- of moederlooze weezen om br.lp; moge de Algoedo hen in staat stellen, jan alle aanvragen te voldoen. Voor het examen Pransch lager onder Hijs is geslaagd he heer A. Cattel, van Leiden - De heer J. Van Beek, thans assistent ten postkantore Leiden, wordt met 1 Sep tember overgeplaatst als conducteur der brievenmalen naar het spoorwegpostkantoor No. 2, standplaats te Amsterdam. - Dj „Staatscourant van heden bevat het verslag der tweede zitting van de commissie, die van 1 Augustus 1896 tot 1 Augustus 1897 te Leiden belast wa9 mot het afnemen der practischo examens van apotheker. Van do vjjf candidaten werden drie afge- vezen en twee na toelating bevorderd tot [apotheker, namelijk de heeren; Ni olaas Albertus Maria Sanders, geboren te Leiden Jacob Emestus Tulleken, geboren te Bos koop. Het trof de aandacht der commissie in j beide zittingen, dat over bet algemeen de I ervaring der candidaten in het gebruik van I den microscoop te wenschen overliet. Zy brengt verband tusschen dit feit en do omstandig heid, dat aan de Leidsche hoogeschool de beoefening der pharmacognosie uitsluitend aan de eigen studie der pharmaceutische studenten wordt overgelaten. Yoorzitter der commissie was de heer H. P. Wisman, secretaris de beer P A. Vos. - Benoemd is tot onderwyzer aan de btyz. 18chool te Huizen, de heer J. H. Habermehl, te Nieuwveen. - De Koninklijke Bibliotheek te 's-Graven- hage, welke weder voor het publiek heropend is, beeft gedurende haar sluiting eenige ver anderingen ondergaan. In de laatste jaren i was, door het steeds toenemend aantal be zoekers, meermalen gebleken, dat de ruimte in de lees- en kunetzaal dikwijls te beperkt was, om de aanwezigen te bevatten. To dien einde is nu naast de oude leeszaal een nieuwe ruimte geheel voor leeszaal inge richt, met centrale verwarming. Door het aanbrengen van luchtkokers wordt een ver beterde ventilatie verkregen. De nieuwe leeszaal, welke voor den avond dienst nog niet gebruikt kan worden, zal, zoodra de behoefte zal blaken, eveneens van electri8ch licht worden voorzien. Tevene is de afdeeling .Tijdschriften" met een belangrijk aantal vermeerderd. De .N. R Ot" bevat het volgende In gezonden stuk van Jozef Israels over de plaatsing van „De Nachtwacht": Onder den titel ."Wachter, wat is er van de Nacht - wacht" heeft Veth in de .Kroniek" van deze week een opstel geschreven, waarin in hoofdzaak wordt bepleit, dat de tegen woordige plaatsing van ,De Nachtwacht" van Rembrandt een kolossale fout is, die zoo spoadig mogeljjk hersteld dient te worden, wil de natie niet bet verwijt op zich laden, een der schoonste meesterstukken der oud- Hollandsche schilderkunst op een onachtzame wijze te hebben laten verminken. Ik zou wenschen, dat dit begrip en de belangrijkheid daarvan ingang vond in den lande, en wijs er daarom op in uw veel gelezen dagblad. Zelf onlangs in het museum zijnde, trof ik daar den vriendelijken en kundigen directeur, die mij zeide, dat ik juist op het goede oogen- blik gekomen was, om „De Nachtwacht" te zien. Ik zette mij neer en bekeek het schilderij, maar met groote teleurstelling. Ik dacht zoo bij mijzelf„Daar hebben nu zoovele talent volle mannen zoovele jaren hun arbeid aan besteed ik ook, en nog zoovele anderen hebben er aan medegewerkt, om dit museum plan te doen gelukken, en het is erop uitge draaid, dat de Oud-Hollandscbe school er veel bij heeft verloren, en zijn schoonste moester stuk, „De Nachtwacht" zijn leven erbij heeft ingeboet. Maar nu dacht ik: misschien ben ik het wel alleeD, die zoo mistroostig over dit schil derij denk. Ik hoor zoo van vrienden en kennissen zeggen, dat de zaal en de ver lichting zooveel verbeterd zijn, en dat het zoo aardig is, dat men het al van verre kan zien, en nog zooveel meer. En toch bij dat alles voel Ik, dat mijn geweten mi) niet loslaat, neen, ik geloof, ik ben overtuigd, het te moeten uitspreken, dat ieder, die op de hoogte is van de kunst van dezen duizendschoonen meester, hier ztfn werk met een diepe teleurstelling zal gade slaan. Ik heb Rembrandt's werk mt)n geheele leven bestudeerd, gekopieerd en nagevorsebt, ik beb bijna overal zijn werken tentoongesteld gezien, eu erop gelet, hoe men ze geplaatst bad. En nu durf ik het gerust met mijn naam te onderschrijven, dat in het vaderland van Rembrandt xgn meesterstuk, „De Nachtwacht", dat voorheen zoo klinkende en levende schil derij, in het Rijksmuseum doodgetrapt aan den muur hangt. De Haagsche briefschrijver van de „Zaanl. Ct." maakt ook melding van het voornemen der Regeering, om op de begrooting voor 1898 gelden aan te vragen voor den aanbouw van een nieuw koninklijk jacht. Hy acht dat geen overbodige weelde. „Een koninklijk jacht „Emma en Wilhel- mina", op een Nedorlaodsche werf aangebouwd, zooveel mogelijk versierd met producten van Nederlandscho nijverheid en kunst, door den Staat aan de aftredende Regentes als nationaal huldeblijk aan te bieden, - ziedaar een denk beeld, dat warme sympathie wekt bij allen, die de onschatbare verdiensten van onze beminde KoniDgin-Weduwe op den waren prijs weten te stellen." De oud-minister van buitenlandsche zaken jhr. mr. J. Röell, gaf dezer dagen, ter eere van den te Schevening6n vertoevenden Land raad van Röell-Pleschen, een familie-diner, waaraan ook de vice admiraal en adjudant van H. M. de Koningin jhr. J. A. Röell en verschillende jongere leden der familie deelnamen. De scheiding van het tot den ouden Bour gondisch Lotharingscben adel behoorende ge slacht Röell {roeille beteekent in het oud* Fransch de kreet van den beer) in de oudere Duitsche en de jongere Nederlandscho linie geschiedde in 1655. Beide liniSn stammen volgens de oorkonden af van broeders en hebben steeds connecties met elkander onder houden (D. v. Z. H.) De Rotterdam8che Tooneelisten voeren als kermisstuk te Rotterdam op een toover- kluchtspel van Rosier Faassen: „De reis van Abram Prikkie." Faassen, die de hoofdrol vervult, gelijkt sprekend op de bekende cari catuur; zoo ook mevr. Bur-lage op de figuur van tante Lien. Mevr. Faassen speelt mevr. Prikkie en de heeren Brondgeest en Van EysJen stellen eon kunstschilder en een reporter voor. De reis van Abram Prikkie, begunstigd dour Fortuna (mevr. v. EysdenVink) strekt zich uit van Rotterdam naar Parijs, Griekenland en de Noordpool. Allerlei avonturen komen er in voor De apotheose is een warme hulde voor ODze Koninginnen, zoodat het publiek in vaderlandscho stemming den Grooten Schouw burg verlaat. Het stuk wordt voorts opgeluisterd door een ballet, onder leiding van Heinrich Klove. Namens den minister van binnenlandsche zaken is, voor zoover noodfg, de aandacht der gemeentebesturen gevestigd op de bepaling van art. 14, 1ste lid der wet van 24 Mei 1897, dat alle plaatselijke verordeningen be treffende de heffing van opcenten op de per soneels belasting van rechtswege vervallen met 1 Jan. 1898. Indien men na genoemd tijdstip met de heffing dier opcenten wenscht voort te gaan, zullen de daartoe vereischte verordeningen met Inachtneming van het gewijzigd artikel 247 der gemeentewet, zóó tydig moeten wor den vastgesteld en iügezonden, dat beoordee ling en evontueele goedkeuring daarvan zoo veel mogeljjk vóór don aanvang ven het nieuwe dienstjaar 1898 kunne plaats hebben. Nader wordt gemeld, dat dr. W. J. Leyds, staatssecretaris der Zuid Afrikaansche Repu bliek, vergezeld door jhr. F. A. Van der Hoe ven, attaché by het departement van buiten landsche zaken te Pretoria, morgenavond via Hoek van Holland uit Den Haag vertrekt naar Londen, om zich van daar Zaterdag via Las Palmas eu St.-Helena naar Pretoria te begeven. Uit Zutfen wordt gemeld, dat het be zoek der Koninginnen gisteren wegens het ongunstige weer tot hedenmiddag te drie uren is uitgesteld. Inmiddels schreef men, dat men, in afwachting van het vorstelyk bezoek '8morgen8 druk in de weer was, om alles voor de ontvangst der vorstinnen in gereed heid te brengen. Moeite noch kosten zyn door de stad ontzien, om aan de wachtkamer een feestelijk en by het hooge bezoek passend aanzien te geven. Ook aan het ziekenhuis zyn versieringen aangebracht. Onder het volk heerscht groote geestdrift en de winkels vooral die der hofleveranciers - wedijveren in de sierlfikheid hunner etalages. De Groothertog van Saksen vertrok gister morgen van het paleis Het Loo, tot aan het station uitgeleid door de beide Koninginnen. Volgens het „Haagsche Dagblad" zou de koning van Siam by zyn komst in de resi dentie verbiyf houden in het Koninklijk Paleis in het Noorleinde, waartoe de uitnoodiging tot Z. M. zou zyn gericht. Als chef van het personeel by het Depar tement van marine zal ter vervanging van den kapitein ter zee H. G. Ellis optreden de kapitein ter zee "W. J. Deri. Tot 16 Augustus wordt de functie van chef van het personeel waargenomen door den luite nant ter zee 1ste klasse J. B. Snethlage. Het stoomschip „Bundesrath", van Hamburg en Antwerpen naar Oost Afrika, arriveerde 8 Aug. te Aden; de „Jason", van Amsterdam en Liverpool naar Java, arriveerde 8 Aug. te Port-Said; „Prins Willem II" ver trok 7 Aug. van Nieuw-York naar Wost-Indië; de „Zulu", van Amsterdam en Londen naar Delagoa-Baai, vertrok 6 Aug. van Las Palmas; de „König", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, passeerde 9 Aug. Ouessant; de „Ardjoeno", van Rotterdam naar Batavia, passé rie 7 Aug. Gibraltar; de „Bromo", van Rotterdam naar Batavia, arriveerde 7 Aug. te Padang; de „General", van Oost-Afrika naar Vlissingen en Hamburg, passeerde 9 Aug. Dover; de „Oengaran", van Batavia naar Rotterdam, passeerde 9 Aug. Ouessant; de „Salak", tan Batavia naar Rotterdam, arri veerde 9 Aug. te Suez; de „H^rzog", tan Oost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg, ver trok 7 Aug. van Port-Said; do „Soembing", van Rotterdam naar Batavia, vertrok 9 Aug. van Pcrim; de „Titan", van Java naar Amster dam, passeerde 9 Aug. 8 uren St. Catherine's Point rentelooze geldleening by de ingezetenen dezer gemeente, tot welk einde een lyst zal cir- culeeren. Het bestuur bestaat uit de heeren J. Wessels, president; A. W. Van der Meer, secretaris, en F. De Meulder, penningmeester, terwyl ais commissarissen werden aangewezen de heeren H. Verdegaal en IJ. Van der Mark. Als kapelmeester treedt op de heer A. Bervaes, onderwyzer te Lisse. Daardoor is de leiding in goede handen. In aanmerking ge nomen toch, dat genoemde beer ook kapel meester is van het in 1896 opgoriclïte fanfar j corps te Noordwük, welk corps onlangs in Dordrecht nogal succes had, dan mag met grond verwacht worden, dat ook hit Lisser corps na een niet al te lang tydsverloop iets kan worden. Wy wenschen don oprichters den ook het beste succes toe en moge het biyken, dat hierdoor voorzien is in een werkeiyk bestaande behoefte. Lisse: In een alhier gehouden vtrgade- ring in het hotel „De Witte Zwaan", is be sloten tot oprichting van een fanfare-corps. Staande de vergadering traden dadelyk 20 werkende leden toe. Besloten werd tot het aangaan van een Ajax I Amstels C.-C. I. Toen de Amsterdammers omstreeks halfelf op het veld verschenen, was dit juist opge droogd van den regen. Daar het scheen, dat het weder goed zou blyven, werd besloten, dat de match zou doorgaan. Amstels captain wint den toss en kisst fielden. J. De Groot en A. R. Adam maken voor Ajax een goed begin: 10, 20, 30, 40 en 50 verschijnen achtereenvolgens op de telegraaf en nog is geen van heiden uit. Eindelyk op 55 wordt A. Adam g9bowld. Hy had 31 er van voor zyn rekening. Nadat de regen een pauze had tewoeggebracht, wordt J. De Groot gevangen. Tot verwondering der Leicenaars brachten D. en M. Beyerinck en L. Soesman niets tot den scoor by, zoodat het 5de wicket viel op 61. J. Adam echter maakte 17 runs en daar ook de laat6ten nog iets bybrachten, werd het totaal 107. Dat Amstels dit totaal zou bereiken, was lang niet onmogelyk, als men nagaat, hoevee' beroemde batslioden deel uitmaken v:*n hun elftal. Dit te voorkomen was Jj th. van l>. Eeyerinck en J. De Groot. In zyn l8ten over reeds werd Scnröder door De Groot gebowld, in z(jn tweeden onderging Proost hetzelfde lot en in zyn vier den en zesden overnam hy Tromp en v. d. Berg. Intusschen bowlde D. B-yerinck Küpfer uit en werd v. d. Linde van zyn bowlen gevangen. Op 56 viel het 8ste wicket der Amster dammers en juist zou de laatste man van Amstels naar het wicket gaan, toen het begon te regenen en daar het weer den ganschen dag zoo bleef, werd de match niet uitgespeeld en Ajax van e^n schitterende overwinniog beroofd. Over drie weken wordt de match overge speeld. 't Is te liopen en te verwachten, dat Amstels dan de nederlaag zal ïyden, welke zjj nu ongelukkig enkele minuten vóór hot einde der match ontging. 22) Den volgenden dag, om twee uren, bevond mevrouw Trésorier zich in haar boudoir op de tweedo verdieping, waar alleen slechts haar vertrouwde vrienden ontvangen werden en baar verzameling van op ivoor geschilderde minlatuurscbilderytjes, alsook een heilige jonkvrouw van Holbein en een heilige Michael va.#A?rancia te zien waren, toen haar kamenier, die nauwkeurige bevelen ontvangen had, haar op zachten toon kwam mededeelen, dat juf frouw Courcier gekomen was. De barones gaf bevel, dat men haar binnen zou brengen en met een aandoening, welke ds voorname dame, die dageiyks zooveel roenschen ontviDg, zelve vreemd en nieuw was, wachtte zy in groote spanning de komst van het jonge meisje af. Gilberte was een voudig, doch smaakvol gekleed, een sieriyk zwart capothoedje verhoogde den gouden glans harer lokken en haar prachtig teint, de bevangenheid, waarmede zy over den drempel trad, maakte haar nog bevalliger. Haar eenigszins bedeesde glimlach scheen toegevendheid in te roepenmaar haar heldere, zachto oogen hadden toch een hoopvolle uitdrukking. Mevrouw Trósorier ging haar bezoekster een paar schreden te gemoet, reikte haar de hand en wees haar een plaats naast zich op een kl.ine sofa aan. Met oplettende blikken be schouwde zy de geheelo verschyning van het jonge meisje, alsof zy in haar binnenste wilde lezen; daarna begon zy een stem, wier klank Gilberte aan die van Henri herinnerde „Ik dank u, juffrouw Courcier, dat gy zoo vriondeiyk zyt my te komen bezoeken en lk ben zeer biy u by my te zien en met u te kunnen spreken, want ofschoon gy my per- sooniyk nog onbekend zyt, zoo vermoedt gy toch zeker wel, dat gy reeds een groote belangstelling by my hebt opgewekt." „Ja,mevrouw, ik weet dat en kan het begrypen," zeide Gilberte, „wil dan ook ge- looven, dat ik vol vertrouwen tot u kom wyi ik my beschermd gevoel door eon ge negenheid, die u Diet onverschillig kan zyn." De barones sloeg haar opmerkzaam gade, terwyi zy sprak, en moest de aangeboren beschaving van het jonge meisje bewonderen. Hetgeen zy zeide bevatte geen enkelen wan klank, de toon en de vorm daarvan kwamen met den inhoud overeen, haar houding was voortreffelijk, zy maakte geen onnoodige geba ren en de kalme uitdrukking van haar gelaat gaf een helder verstand en een oprecht gemoed te kennen. „Die kleine is inderdaad allerliefst," dacht mevrouw Trésorier by zichzelve, „welk een wonder heeft deze vorstelyke lelie in den tuin van den burger Courcier doen ontluiken? De jonge dames uit onze voorname families gedragen zich in houding en manieren dik- wyls als werkvrouwen en hier is een meisje van burgeraf komst, dat overal op haar plaats zou wözeD, en zeker het minst in haars vaders huis. Het verwondert my niet meer, dat myn bedaarde Henri vuur gevat heeft, zyn aange bedene is inderdaad een bekooriyk meisje." Daar Gilberte door haar zwygend onderzoek wel eenigszins verlegen scheen te worden, vatte mevrouw Trésorier het gesprek weer op. „Hoe oud zyt gy, myn kind?" „Twintig jaar, mevrouw." „En gy woont alleen met uw vader?" „Ja, mevrouw, en met een oude meid, die my opgevoed heeft. Ik had het ongeluk reeds in myn vroegste jeugd myn moeder te ver liezen, maar myn vader heeft zooveel hy kon door verdubbelde liefde dit verlies voor my vergoedWy zyn beiden onafhankeiyk." Dat zy haars vaders lof zong in een huis, waar allen hem vyandig gezind waren, beviel de barones. De kleine was trouw en dapper. Een moederlyke blik van goedkeuring trof haar. „Aan deze omstandigheid was het ook zeker toe te scbryven, dat gy deelnaamt in de feesten te Toulon?" „Zeker, mevrouw, myn vader zou my niet dagen achtereen hebben willen alleen laten en zoo kwam het, dat Zy bloosde en eindigde den zin niet. „Dat gy myn zoon ontmoettet," ging de barones in haar plaats voort. „Gy wist niet, wie hy was, hy niet wie gy waart, dat bevorderde de toenadering, welke tot weder- zydsch behagen in elkander leidde. Dat wil zeggen, dat ik misschien te veel veron derstel," viel mevrouw Trésorier zichzelve lachend in de rede. „Myn zoon heeft my alleen gezegd, dat by u beminde; of zyn gevoel door u beantwoord wordt, weet ik nog niet." Het jonge meisje sloeg de oogen neder, het hart werd haar zwaar en zy antwoordde met weemoedigen ernst: „Dat ik het doe, zal misschien voor my een groot ongeluk worden, maar het stond niet in myn macht het te verhinderen." Twee groote tranen rolden over haar wan gen en met bevende stem ging zy voort: „Reeds heb ik myns vaders toom daarmede opgewekt en ik ben niet zeker, of ook gy, mevrouw, niet daarover boos op my zyt. In ieder geval ben ik overtuigd, dat de goed heid en de vriendeiykheid, waarmede gy my ontvangt, niet geheel uit u zelve komen oordeel zelve, mevrouw, of niet angst en treurigheid voor my de vreugde overtreffen, of het niet voor ons allen beter zou zyn geweest, wanneer uw zoon my nooit had leeren kennen." „Neen, myn kind, dat geloof lk niet," ant woordde de barones op harteiyken toon, „en voor zoover het in myn macht staat, om berouw over deze liefde van u verwydord te houden, zal het geschiedendat beloof ik u. Uit liefde tot myn zoon, heb ik my laten overhalen u vriendeiyk te ontvangen, nu ik u gezien en gesproken heb, nu ik uw geheele zyn en uw denkwyzo begin te begrypen, gevoel ik, dat ik u ter wille van u zelve zal lief krygen. Wanneer gy daaruit moed en hoop kunt scheppen, wil ik u eerlyk zeggen, dat gy myn hart gewonnen hebt, lieve Gilberte. Indien gy de dochter van een voor ons sympathieken vader waart, zou ik uw opneming in onze familie als een groote aanwinst bescbouweD, maar niet boos worden, myn lieve, want ik wensch geen kwaad te zeggen van den persoon des heeren Courcier maar ik moet u toestemmen, dat wy moeilykbeden te overwinnen zullen hebben. De ellendige meeningsverschilleD, db afschuweiyke politiek, welke tusschen uv vader en myn man staat, vormt een hinder nis, welke op zyde dient te worden geschoven De eenige hindernis, want al het overige, at wereldsche plichten tegenover familie en ver mogen, spreken by ons in htt geheel nie mede. Wy zouden u met vreugde in onz familie opnemen, zooals gy zyt, stralend van jeugd en schoonheidMaar hoewel ik tame- melyk zeker ben, dat ik myn man zal doen toestemmen, weet ik echter geenezins, wat wfi van uw vader hebben te verwachten." „Achl Ik vrees zeer, dat het niet vee goeds zal zyn, mevrouw! En dat maakt mff des te ongelukkiger, sedert ik uw goedheid, grootmoedigheid en hartelyke gezindheid jegen/ my kan op prys stellen! Wel is waar had den zyn uitingen van gisteren haar oorzaak in een uitbarsting van toorn over uw zoof en komen zulke gemoedsbewegingen wedei snel by hem tot bedaren, maar do zaak welke het hier geldt, treft hem op eei gebied, waar hy het meest gevoelig en he* bardnekkigst is." rolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1