N". 11490.
iWoensdag 11 Augustus,
A0 1897
*¥i>'
r l.io.
feze <§oarant wordt dagelijks, met uitzondering
van @pn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 10 Augustus.
Feuilleton.
GILBERTE.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PBIJS DEZJEB C0ÜBAHT;
Voor Leiden per 8 maanden.
Franco per post
Mzondorlyke Nommera
1TP*-V
I 1
■s
1.40.
0.05.
PBIJS DEB ADVEBTENTEËN:
Van 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. - Voer liet incasseeren buiten de stad
Wordt f 0 05 berekend.
Ollloiëele Kennlsgeyingeia.
Burgemeester en Wethouders van Loiden,
Gezien het adres van H. DE KEIJZER, houdende
verzoek om vorgunDing tot het plaateen en in-
Uing-etellen van een etoommachine van 8 paarde-
tracht en een stoomketel van 12 paardekracht en
de oprichting van eon stoomdrogenj in het perceel
tan den Stationsweg, kadastraal bekend Sectie L,
Jto. S28;
Gelet op de artt. 6 sn 7 der Hinderwet;
Geven bij dezo kennis aan het publiek, dat ge
toomd' verzoek met de bijlagen op de Sooretarie
dezer gemeente ter visio gelegd is; alsmede, dat op
Maandag 23 Aug. a. e., 'e voormiddage te elf uren
op liet Raadhuis geiegonheid zal worden gegeven,
m bezwarea tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, H. C. JUTA, Weth., lo.-Burgemeester.
9 Aug. 1897. E. KIST, Secretaris.
Voorzeker zullen onze lezers opgemerkt
hebben, dat op 11, 12 en 13 dezer een collecte
zal worden gehouden ten voordeele van de
liefdadigheidsveroeniging .Hulp en Steun
voor weezen van alle gezindten". Met aan
dacht de aankondiging volgende, zal zich zeker
een ieder opgewekt gevoelen, een offer te
krengen voor het edel streven dezer vereeni-
ging Bestuurderen ontvangen dagelijks aan
vragen van vader- of moederlooze weezen om
br.lp; moge de Algoedo hen in staat stellen,
jan alle aanvragen te voldoen.
Voor het examen Pransch lager onder
Hijs is geslaagd he heer A. Cattel, van Leiden
- De heer J. Van Beek, thans assistent
ten postkantore Leiden, wordt met 1 Sep
tember overgeplaatst als conducteur der
brievenmalen naar het spoorwegpostkantoor
No. 2, standplaats te Amsterdam.
- Dj „Staatscourant van heden bevat het
verslag der tweede zitting van de commissie,
die van 1 Augustus 1896 tot 1 Augustus 1897
te Leiden belast wa9 mot het afnemen der
practischo examens van apotheker.
Van do vjjf candidaten werden drie afge-
vezen en twee na toelating bevorderd tot
[apotheker, namelijk de heeren;
Ni olaas Albertus Maria Sanders, geboren
te Leiden
Jacob Emestus Tulleken, geboren te Bos
koop.
Het trof de aandacht der commissie in
j beide zittingen, dat over bet algemeen de
I ervaring der candidaten in het gebruik van
I den microscoop te wenschen overliet. Zy brengt
verband tusschen dit feit en do omstandig
heid, dat aan de Leidsche hoogeschool de
beoefening der pharmacognosie uitsluitend aan
de eigen studie der pharmaceutische studenten
wordt overgelaten. Yoorzitter der commissie
was de heer H. P. Wisman, secretaris de
beer P A. Vos.
- Benoemd is tot onderwyzer aan de btyz.
18chool te Huizen, de heer J. H. Habermehl,
te Nieuwveen.
- De Koninklijke Bibliotheek te 's-Graven-
hage, welke weder voor het publiek heropend
is, beeft gedurende haar sluiting eenige ver
anderingen ondergaan. In de laatste jaren
i was, door het steeds toenemend aantal be
zoekers, meermalen gebleken, dat de ruimte
in de lees- en kunetzaal dikwijls te beperkt
was, om de aanwezigen te bevatten.
To dien einde is nu naast de oude leeszaal
een nieuwe ruimte geheel voor leeszaal inge
richt, met centrale verwarming. Door het
aanbrengen van luchtkokers wordt een ver
beterde ventilatie verkregen.
De nieuwe leeszaal, welke voor den avond
dienst nog niet gebruikt kan worden, zal,
zoodra de behoefte zal blaken, eveneens van
electri8ch licht worden voorzien.
Tevene is de afdeeling .Tijdschriften" met
een belangrijk aantal vermeerderd.
De .N. R Ot" bevat het volgende In
gezonden stuk van Jozef Israels over de
plaatsing van „De Nachtwacht":
Onder den titel ."Wachter, wat is er van
de Nacht - wacht" heeft Veth in de .Kroniek"
van deze week een opstel geschreven, waarin
in hoofdzaak wordt bepleit, dat de tegen
woordige plaatsing van ,De Nachtwacht" van
Rembrandt een kolossale fout is, die zoo
spoadig mogeljjk hersteld dient te worden,
wil de natie niet bet verwijt op zich laden,
een der schoonste meesterstukken der oud-
Hollandsche schilderkunst op een onachtzame
wijze te hebben laten verminken.
Ik zou wenschen, dat dit begrip en de
belangrijkheid daarvan ingang vond in den
lande, en wijs er daarom op in uw veel
gelezen dagblad.
Zelf onlangs in het museum zijnde, trof ik
daar den vriendelijken en kundigen directeur,
die mij zeide, dat ik juist op het goede oogen-
blik gekomen was, om „De Nachtwacht"
te zien.
Ik zette mij neer en bekeek het schilderij,
maar met groote teleurstelling. Ik dacht zoo
bij mijzelf„Daar hebben nu zoovele talent
volle mannen zoovele jaren hun arbeid aan
besteed ik ook, en nog zoovele anderen
hebben er aan medegewerkt, om dit museum
plan te doen gelukken, en het is erop uitge
draaid, dat de Oud-Hollandscbe school er veel
bij heeft verloren, en zijn schoonste moester
stuk, „De Nachtwacht" zijn leven erbij heeft
ingeboet.
Maar nu dacht ik: misschien ben ik het
wel alleeD, die zoo mistroostig over dit schil
derij denk. Ik hoor zoo van vrienden en
kennissen zeggen, dat de zaal en de ver
lichting zooveel verbeterd zijn, en dat het
zoo aardig is, dat men het al van verre kan
zien, en nog zooveel meer.
En toch bij dat alles voel Ik, dat mijn
geweten mi) niet loslaat, neen, ik geloof, ik
ben overtuigd, het te moeten uitspreken, dat
ieder, die op de hoogte is van de kunst van
dezen duizendschoonen meester, hier ztfn
werk met een diepe teleurstelling zal gade
slaan. Ik heb Rembrandt's werk mt)n geheele
leven bestudeerd, gekopieerd en nagevorsebt,
ik beb bijna overal zijn werken tentoongesteld
gezien, eu erop gelet, hoe men ze geplaatst bad.
En nu durf ik het gerust met mijn naam
te onderschrijven, dat in het vaderland van
Rembrandt xgn meesterstuk, „De Nachtwacht",
dat voorheen zoo klinkende en levende schil
derij, in het Rijksmuseum doodgetrapt aan
den muur hangt.
De Haagsche briefschrijver van de
„Zaanl. Ct." maakt ook melding van het
voornemen der Regeering, om op de begrooting
voor 1898 gelden aan te vragen voor den
aanbouw van een nieuw koninklijk jacht. Hy
acht dat geen overbodige weelde.
„Een koninklijk jacht „Emma en Wilhel-
mina", op een Nedorlaodsche werf aangebouwd,
zooveel mogelijk versierd met producten van
Nederlandscho nijverheid en kunst, door den
Staat aan de aftredende Regentes als nationaal
huldeblijk aan te bieden, - ziedaar een denk
beeld, dat warme sympathie wekt bij allen,
die de onschatbare verdiensten van onze
beminde KoniDgin-Weduwe op den waren
prijs weten te stellen."
De oud-minister van buitenlandsche zaken
jhr. mr. J. Röell, gaf dezer dagen, ter eere
van den te Schevening6n vertoevenden Land
raad van Röell-Pleschen, een familie-diner,
waaraan ook de vice admiraal en adjudant
van H. M. de Koningin jhr. J. A. Röell
en verschillende jongere leden der familie
deelnamen.
De scheiding van het tot den ouden Bour
gondisch Lotharingscben adel behoorende ge
slacht Röell {roeille beteekent in het oud*
Fransch de kreet van den beer) in de oudere
Duitsche en de jongere Nederlandscho linie
geschiedde in 1655. Beide liniSn stammen
volgens de oorkonden af van broeders en
hebben steeds connecties met elkander onder
houden (D. v. Z. H.)
De Rotterdam8che Tooneelisten voeren
als kermisstuk te Rotterdam op een toover-
kluchtspel van Rosier Faassen: „De reis van
Abram Prikkie." Faassen, die de hoofdrol
vervult, gelijkt sprekend op de bekende cari
catuur; zoo ook mevr. Bur-lage op de figuur
van tante Lien. Mevr. Faassen speelt mevr.
Prikkie en de heeren Brondgeest en Van
EysJen stellen eon kunstschilder en een
reporter voor.
De reis van Abram Prikkie, begunstigd
dour Fortuna (mevr. v. EysdenVink) strekt
zich uit van Rotterdam naar Parijs, Griekenland
en de Noordpool. Allerlei avonturen komen
er in voor
De apotheose is een warme hulde voor
ODze Koninginnen, zoodat het publiek in
vaderlandscho stemming den Grooten Schouw
burg verlaat. Het stuk wordt voorts opgeluisterd
door een ballet, onder leiding van Heinrich
Klove.
Namens den minister van binnenlandsche
zaken is, voor zoover noodfg, de aandacht der
gemeentebesturen gevestigd op de bepaling
van art. 14, 1ste lid der wet van 24 Mei
1897, dat alle plaatselijke verordeningen be
treffende de heffing van opcenten op de per
soneels belasting van rechtswege vervallen
met 1 Jan. 1898.
Indien men na genoemd tijdstip met de
heffing dier opcenten wenscht voort te gaan,
zullen de daartoe vereischte verordeningen
met Inachtneming van het gewijzigd artikel
247 der gemeentewet, zóó tydig moeten wor
den vastgesteld en iügezonden, dat beoordee
ling en evontueele goedkeuring daarvan zoo
veel mogeljjk vóór don aanvang ven het
nieuwe dienstjaar 1898 kunne plaats hebben.
Nader wordt gemeld, dat dr. W. J. Leyds,
staatssecretaris der Zuid Afrikaansche Repu
bliek, vergezeld door jhr. F. A. Van der Hoe
ven, attaché by het departement van buiten
landsche zaken te Pretoria, morgenavond via
Hoek van Holland uit Den Haag vertrekt
naar Londen, om zich van daar Zaterdag
via Las Palmas eu St.-Helena naar Pretoria
te begeven.
Uit Zutfen wordt gemeld, dat het be
zoek der Koninginnen gisteren wegens het
ongunstige weer tot hedenmiddag te drie
uren is uitgesteld. Inmiddels schreef men, dat
men, in afwachting van het vorstelyk bezoek
'8morgen8 druk in de weer was, om alles
voor de ontvangst der vorstinnen in gereed
heid te brengen. Moeite noch kosten zyn door
de stad ontzien, om aan de wachtkamer een
feestelijk en by het hooge bezoek passend
aanzien te geven. Ook aan het ziekenhuis zyn
versieringen aangebracht. Onder het volk
heerscht groote geestdrift en de winkels
vooral die der hofleveranciers - wedijveren
in de sierlfikheid hunner etalages.
De Groothertog van Saksen vertrok gister
morgen van het paleis Het Loo, tot aan het
station uitgeleid door de beide Koninginnen.
Volgens het „Haagsche Dagblad" zou de
koning van Siam by zyn komst in de resi
dentie verbiyf houden in het Koninklijk Paleis
in het Noorleinde, waartoe de uitnoodiging tot
Z. M. zou zyn gericht.
Als chef van het personeel by het Depar
tement van marine zal ter vervanging van
den kapitein ter zee H. G. Ellis optreden de
kapitein ter zee "W. J. Deri.
Tot 16 Augustus wordt de functie van chef
van het personeel waargenomen door den luite
nant ter zee 1ste klasse J. B. Snethlage.
Het stoomschip „Bundesrath", van
Hamburg en Antwerpen naar Oost Afrika,
arriveerde 8 Aug. te Aden; de „Jason", van
Amsterdam en Liverpool naar Java, arriveerde
8 Aug. te Port-Said; „Prins Willem II" ver
trok 7 Aug. van Nieuw-York naar Wost-Indië;
de „Zulu", van Amsterdam en Londen naar
Delagoa-Baai, vertrok 6 Aug. van Las Palmas;
de „König", van Hamburg en Amsterdam
naar Oost-Afrika, passeerde 9 Aug. Ouessant;
de „Ardjoeno", van Rotterdam naar Batavia,
passé rie 7 Aug. Gibraltar; de „Bromo", van
Rotterdam naar Batavia, arriveerde 7 Aug. te
Padang; de „General", van Oost-Afrika naar
Vlissingen en Hamburg, passeerde 9 Aug.
Dover; de „Oengaran", van Batavia naar
Rotterdam, passeerde 9 Aug. Ouessant; de
„Salak", tan Batavia naar Rotterdam, arri
veerde 9 Aug. te Suez; de „H^rzog", tan
Oost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg, ver
trok 7 Aug. van Port-Said; do „Soembing",
van Rotterdam naar Batavia, vertrok 9 Aug.
van Pcrim; de „Titan", van Java naar Amster
dam, passeerde 9 Aug. 8 uren St. Catherine's
Point
rentelooze geldleening by de ingezetenen dezer
gemeente, tot welk einde een lyst zal cir-
culeeren.
Het bestuur bestaat uit de heeren J. Wessels,
president; A. W. Van der Meer, secretaris,
en F. De Meulder, penningmeester, terwyl
ais commissarissen werden aangewezen de
heeren H. Verdegaal en IJ. Van der Mark.
Als kapelmeester treedt op de heer A.
Bervaes, onderwyzer te Lisse. Daardoor is de
leiding in goede handen. In aanmerking ge
nomen toch, dat genoemde beer ook kapel
meester is van het in 1896 opgoriclïte fanfar j
corps te Noordwük, welk corps onlangs in
Dordrecht nogal succes had, dan mag met
grond verwacht worden, dat ook hit Lisser
corps na een niet al te lang tydsverloop iets
kan worden.
Wy wenschen don oprichters den ook het
beste succes toe en moge het biyken, dat
hierdoor voorzien is in een werkeiyk bestaande
behoefte.
Lisse: In een alhier gehouden vtrgade-
ring in het hotel „De Witte Zwaan", is be
sloten tot oprichting van een fanfare-corps.
Staande de vergadering traden dadelyk 20
werkende leden toe.
Besloten werd tot het aangaan van een
Ajax I Amstels C.-C. I.
Toen de Amsterdammers omstreeks halfelf
op het veld verschenen, was dit juist opge
droogd van den regen. Daar het scheen, dat
het weder goed zou blyven, werd besloten,
dat de match zou doorgaan.
Amstels captain wint den toss en kisst
fielden.
J. De Groot en A. R. Adam maken voor
Ajax een goed begin: 10, 20, 30, 40 en 50
verschijnen achtereenvolgens op de telegraaf
en nog is geen van heiden uit. Eindelyk op
55 wordt A. Adam g9bowld. Hy had 31 er
van voor zyn rekening. Nadat de regen een
pauze had tewoeggebracht, wordt J. De Groot
gevangen. Tot verwondering der Leicenaars
brachten D. en M. Beyerinck en L. Soesman
niets tot den scoor by, zoodat het 5de wicket
viel op 61.
J. Adam echter maakte 17 runs en daar
ook de laat6ten nog iets bybrachten, werd
het totaal 107.
Dat Amstels dit totaal zou bereiken, was
lang niet onmogelyk, als men nagaat, hoevee'
beroemde batslioden deel uitmaken v:*n hun
elftal.
Dit te voorkomen was Jj th. van l>.
Eeyerinck en J. De Groot.
In zyn l8ten over reeds werd Scnröder
door De Groot gebowld, in z(jn tweeden
onderging Proost hetzelfde lot en in zyn vier
den en zesden overnam hy Tromp en v. d. Berg.
Intusschen bowlde D. B-yerinck Küpfer uit
en werd v. d. Linde van zyn bowlen gevangen.
Op 56 viel het 8ste wicket der Amster
dammers en juist zou de laatste man van
Amstels naar het wicket gaan, toen het begon
te regenen en daar het weer den ganschen
dag zoo bleef, werd de match niet uitgespeeld
en Ajax van e^n schitterende overwinniog
beroofd.
Over drie weken wordt de match overge
speeld. 't Is te liopen en te verwachten, dat
Amstels dan de nederlaag zal ïyden, welke
zjj nu ongelukkig enkele minuten vóór hot
einde der match ontging.
22)
Den volgenden dag, om twee uren, bevond
mevrouw Trésorier zich in haar boudoir op de
tweedo verdieping, waar alleen slechts haar
vertrouwde vrienden ontvangen werden en
baar verzameling van op ivoor geschilderde
minlatuurscbilderytjes, alsook een heilige
jonkvrouw van Holbein en een heilige Michael
va.#A?rancia te zien waren, toen haar kamenier,
die nauwkeurige bevelen ontvangen had, haar
op zachten toon kwam mededeelen, dat juf
frouw Courcier gekomen was.
De barones gaf bevel, dat men haar binnen
zou brengen en met een aandoening, welke
ds voorname dame, die dageiyks zooveel
roenschen ontviDg, zelve vreemd en nieuw
was, wachtte zy in groote spanning de komst
van het jonge meisje af. Gilberte was een
voudig, doch smaakvol gekleed, een sieriyk
zwart capothoedje verhoogde den gouden
glans harer lokken en haar prachtig teint,
de bevangenheid, waarmede zy over den
drempel trad, maakte haar nog bevalliger.
Haar eenigszins bedeesde glimlach scheen
toegevendheid in te roepenmaar haar heldere,
zachto oogen hadden toch een hoopvolle
uitdrukking.
Mevrouw Trósorier ging haar bezoekster een
paar schreden te gemoet, reikte haar de hand
en wees haar een plaats naast zich op een
kl.ine sofa aan. Met oplettende blikken be
schouwde zy de geheelo verschyning van het
jonge meisje, alsof zy in haar binnenste
wilde lezen; daarna begon zy een stem,
wier klank Gilberte aan die van Henri
herinnerde
„Ik dank u, juffrouw Courcier, dat gy zoo
vriondeiyk zyt my te komen bezoeken en lk
ben zeer biy u by my te zien en met u te
kunnen spreken, want ofschoon gy my per-
sooniyk nog onbekend zyt, zoo vermoedt gy
toch zeker wel, dat gy reeds een groote
belangstelling by my hebt opgewekt."
„Ja,mevrouw, ik weet dat en kan het
begrypen," zeide Gilberte, „wil dan ook ge-
looven, dat ik vol vertrouwen tot u kom
wyi ik my beschermd gevoel door eon ge
negenheid, die u Diet onverschillig kan zyn."
De barones sloeg haar opmerkzaam gade,
terwyi zy sprak, en moest de aangeboren
beschaving van het jonge meisje bewonderen.
Hetgeen zy zeide bevatte geen enkelen wan
klank, de toon en de vorm daarvan kwamen
met den inhoud overeen, haar houding was
voortreffelijk, zy maakte geen onnoodige geba
ren en de kalme uitdrukking van haar gelaat
gaf een helder verstand en een oprecht
gemoed te kennen.
„Die kleine is inderdaad allerliefst," dacht
mevrouw Trésorier by zichzelve, „welk een
wonder heeft deze vorstelyke lelie in den
tuin van den burger Courcier doen ontluiken?
De jonge dames uit onze voorname families
gedragen zich in houding en manieren dik-
wyls als werkvrouwen en hier is een meisje
van burgeraf komst, dat overal op haar plaats
zou wözeD, en zeker het minst in haars vaders
huis. Het verwondert my niet meer, dat myn
bedaarde Henri vuur gevat heeft, zyn aange
bedene is inderdaad een bekooriyk meisje."
Daar Gilberte door haar zwygend onderzoek
wel eenigszins verlegen scheen te worden, vatte
mevrouw Trésorier het gesprek weer op.
„Hoe oud zyt gy, myn kind?"
„Twintig jaar, mevrouw."
„En gy woont alleen met uw vader?"
„Ja, mevrouw, en met een oude meid, die
my opgevoed heeft. Ik had het ongeluk reeds
in myn vroegste jeugd myn moeder te ver
liezen, maar myn vader heeft zooveel hy kon
door verdubbelde liefde dit verlies voor my
vergoedWy zyn beiden onafhankeiyk."
Dat zy haars vaders lof zong in een huis,
waar allen hem vyandig gezind waren, beviel
de barones. De kleine was trouw en dapper.
Een moederlyke blik van goedkeuring trof
haar.
„Aan deze omstandigheid was het ook
zeker toe te scbryven, dat gy deelnaamt in
de feesten te Toulon?"
„Zeker, mevrouw, myn vader zou my niet
dagen achtereen hebben willen alleen laten en
zoo kwam het, dat
Zy bloosde en eindigde den zin niet.
„Dat gy myn zoon ontmoettet," ging de
barones in haar plaats voort. „Gy wist niet,
wie hy was, hy niet wie gy waart, dat
bevorderde de toenadering, welke tot weder-
zydsch behagen in elkander leidde. Dat wil
zeggen, dat ik misschien te veel veron
derstel," viel mevrouw Trésorier zichzelve
lachend in de rede. „Myn zoon heeft my alleen
gezegd, dat by u beminde; of zyn gevoel
door u beantwoord wordt, weet ik nog niet."
Het jonge meisje sloeg de oogen neder, het
hart werd haar zwaar en zy antwoordde met
weemoedigen ernst:
„Dat ik het doe, zal misschien voor my
een groot ongeluk worden, maar het stond
niet in myn macht het te verhinderen."
Twee groote tranen rolden over haar wan
gen en met bevende stem ging zy voort:
„Reeds heb ik myns vaders toom daarmede
opgewekt en ik ben niet zeker, of ook gy,
mevrouw, niet daarover boos op my zyt. In
ieder geval ben ik overtuigd, dat de goed
heid en de vriendeiykheid, waarmede gy my
ontvangt, niet geheel uit u zelve komen
oordeel zelve, mevrouw, of niet angst en
treurigheid voor my de vreugde overtreffen,
of het niet voor ons allen beter zou zyn
geweest, wanneer uw zoon my nooit had
leeren kennen."
„Neen, myn kind, dat geloof lk niet," ant
woordde de barones op harteiyken toon, „en
voor zoover het in myn macht staat, om
berouw over deze liefde van u verwydord te
houden, zal het geschiedendat beloof
ik u. Uit liefde tot myn zoon, heb ik my laten
overhalen u vriendeiyk te ontvangen, nu ik
u gezien en gesproken heb, nu ik uw geheele
zyn en uw denkwyzo begin te begrypen,
gevoel ik, dat ik u ter wille van u zelve
zal lief krygen. Wanneer gy daaruit moed
en hoop kunt scheppen, wil ik u eerlyk
zeggen, dat gy myn hart gewonnen hebt,
lieve Gilberte. Indien gy de dochter van een
voor ons sympathieken vader waart, zou ik
uw opneming in onze familie als een groote
aanwinst bescbouweD, maar niet boos
worden, myn lieve, want ik wensch geen
kwaad te zeggen van den persoon des heeren
Courcier maar ik moet u toestemmen,
dat wy moeilykbeden te overwinnen zullen
hebben. De ellendige meeningsverschilleD, db
afschuweiyke politiek, welke tusschen uv
vader en myn man staat, vormt een hinder
nis, welke op zyde dient te worden geschoven
De eenige hindernis, want al het overige, at
wereldsche plichten tegenover familie en ver
mogen, spreken by ons in htt geheel nie
mede. Wy zouden u met vreugde in onz
familie opnemen, zooals gy zyt, stralend van
jeugd en schoonheidMaar hoewel ik tame-
melyk zeker ben, dat ik myn man zal doen
toestemmen, weet ik echter geenezins, wat
wfi van uw vader hebben te verwachten."
„Achl Ik vrees zeer, dat het niet vee
goeds zal zyn, mevrouw! En dat maakt mff
des te ongelukkiger, sedert ik uw goedheid,
grootmoedigheid en hartelyke gezindheid jegen/
my kan op prys stellen! Wel is waar had
den zyn uitingen van gisteren haar oorzaak
in een uitbarsting van toorn over uw zoof
en komen zulke gemoedsbewegingen wedei
snel by hem tot bedaren, maar do zaak
welke het hier geldt, treft hem op eei
gebied, waar hy het meest gevoelig en he*
bardnekkigst is."
rolgd.)