MENGELWERK.
Moeder Sauvage.
Uil het Fransch van Guy De Maupassant.
Zoodra de oorlog verklaard was, had de
zoon der weduwe Sauvage zich aaDgeboden
ala vrijwilliger. Hij was drie en dertig jaar
•n dus liet moeder Sauvage hem zijn gang
gaan; wat hij zich eenmaal voorgenomen had,
dreef bij onverzettelijk door.
Men beklaagde de oude, eenzaam wonende
▼rouw niet ai te erg, want men wist dat zij er
warmpjes inzat en dus den kostwinner ge
makkelijk een tijdlang kon ontberen. Bang
was ze niet, het dappere oudje, in haar ver
afgelegen woning; ze was niet minder onver
saagd dan haar jongen, kortaf in haar spreken,
iemand die slechts zelden lachte.
Da vrouwen op het land lachen doorgaans
woinig, dat laten ze aan de mannen over.
Hun leven is bijna zonder uitzondering te
somber, te eentonig om er vroolijk bij te
kannen zijn. Hun gelaatstrekken zijn hard en
streng; zeer zelden slechts plooit zich de
goedgevormde mond tot een lach
Weldra bedekto de sneeuw het kleine buisje
van moeder Sauvage; eens in de week ging
ze naar de stad om levensmiddelen te halen,
wat brood en vleescb, om dan zoo spoedig
mogelijk weer naar haar hutje terug te keeren.
Met het geweer op den rug, trok ze er op
uit, want men had haar verteld dat wolven
den omtrek onveilig maakten, en een vreemd
schouwspel leverde ze op zooals ze daar met
groote, langzame stappen voortschreed, het
verroeste wapen langs den getogen rug, den
loop uitstekend boven de wijde zwarte muts,
die do grijze haren hield verborgen.
Da Pruisen kwamen en men deelde ze in
bij de verschillende gezinnen van het dorp;
da3r de oude bekend stond voor rijk, kreeg
ze er vier ten haren laste, vier blonde, grove
Germanen met blozende gelaatskleur, niet
tegenstaande de doorgestane vermoeienissen,
blauwe oogen en vollen baard.
De3 morgens kon men ze hun toilet zien
maken, aan den put voor het huisje, terwijl
moeder Sauvage in- en uitliep om voor het
ontbijt te zorgen. Dan ruimden ze de keuken
op, kloofden ze hout, waschten ze de glazen,
ia het kort delen alles om het der oude ge
makkelijk te maken. Vier zoon3 hadden niet
gedienstiger kunnen zijn om hulp te verleenen
bij alle voorkomende huiselijke bezigheden.
Maar zij dacht onophoudelijk aan haar eigen
zoon, met zijn donkere oogen, haviksneus en
zwarten snor en iederen dag vroeg ze den
soldaten opnieuw„Weet ge ook waarheen
het 23ste regiment is gecommandeerd? Daar
dient mijn jongen bijl"
En onveranderlijk antwoordden zij:
„NeeD, we weten 't niet, weten er niets van."
Op een morgen dat de oude alleen thuis
<738, zag zo in de verte een man in de
lichting van haar huisje komen. Spoedig ber
ende ze den postbode. HU reikte haar een
iorgvuldig toegevouwen papier over en na
hair bril te voorschijn gehaald en opgezet
to hebben, begon zü te lezen:
„Mejuffrouw I
Deze is dienende u een treurige tijding te
brengen. Uw zoon Victor is gisteren gedood
door een kogel, die hom letterlijk in tweeën
heeft geslagen. Ik was vlak by hem, en hU
hid my nog dienzelfden dag gevraagd u
dadelijk kennis te geven, indien er soms een
ongeluk mocht gebeuren. Ik heb uit zijn zak
zijn horloge' genomen om u dat terug te
geven als de oorlog zal geëindigd zyn.
Met vriendelijke groeten
Cé3aire Rivot,
van het 23ste regiment."
De datum van den brief was drie weken oud.
Moeder Sauvage stortte geen traan; onbe
weeglijk bleef z9 staan, minuten lang op
dezelfde plek.
„Nu is Victor dood," was het eenige, dat
rondwoelde in haar gedachten, die ze tever
geefs trachtte te verzamelen.
Langzamerhand kwamen er tranen in de
oude oogen en overmeesterde haar de smart.
Ze kon zich nu duidelijker in den toestand
indenken. Nooit zou ze hem meer omhelzen,
haar eenig kind. Hy was door een kogel in
tweeën geslagen en zü zag het voor zich;
he1. was ontzettenddie gebroken oogen, wijd
geopend, het gelaat krampachtig vertrokken.
Wat zou men met z\jn lichaam gedaan
hebben? Begraven? Had men haar kind maar
thuisgebracht zooals vroeger haar echtgenoot,
met een kogel in het voorhoofd gedrongen.
Ze hoorde stemmen: het waren do Pruisen,
die uit het dorp terugkwamen. Snel verborg
zo den brief in haar zak en kalm wachtte
ze hen af, met het gelaat in de gewone
ernstigo plooi. Ze had zich eerst zorgvuldig
de oogen afgewischt.
Lachend kwamen zo aan, een vet konijn
in triomf vooruitstekend, ongetwijfeld gestolen
g03d. Zo beduidden het oudje dat ze nu eens
heerlijk zouden smullen.
Ze beijverde zich dadelijk om het wild voor
hen gerood te maken, doch het was haar
onmogelijk het arme dier den genadeslag te
geven. En toch had ze reeds menig kODijn
gedood en gevild. Een der soldaten maakte
hot af met een slag achter de ooren. Ze trok
nu vlug het vel van het roode, nog warmo
lichaam on terwijl het bloed haar over de
handen vloeide, moest ze steeds denken aan
baar armen jongen, verraderlijk in tweeën
Dit ia ODgotwyfeld een karaktertrek der Franeclie
vrouwen op liet land. Immora do Hollandecho vrouwen
fan bnitoa bobben meeatal een vriendelijker uiterlijk.
geschoten. Van het hoofd tot de voeten bevend,
volbracht ze haar taak.
Ze zetten zich aan tafel, doch het was
haar onmogelijk iets te nuttigen en de sol
daten waren te veel met het lekkere beetje
vervuld om er op te letten.
Van ter zijde zat zü ze aan te küken, zonder
een woord te spreken, al dien tijd een plan
rijpend in haar brein. Om zich niet te ver
raden, vertrok ze geen spier van haar gelaat.
Eensklaps vroeg zij:
„Nu zyn we reeds een maand onder één
dak en nog weet ik uw namen niet."
Met eenige moeite begrepen de soldaten
wat zy zeide en deelden haar hun namen
mede. Doch dat was haar niet genoeg, ze
wilde die op papier hebben, met de plaats
hunner woning er by. Met den bril op den
Een schurkenstreek.
grooten krommen neus, bekeek ze aandachtig
de vreemde woorden. Daarna vouwde ze bet
papier op en stak het in haar zak, zoodat
het op den brief lag, die den dood van haar
zoon meldde.
Toen de maaltijd geëindigd was, zeide zy:
„Ik ga voor u werken."
Ze begon nu hooi te brengen naar den
zolder, waar de mannen sliepen, en toen deze
daarover hun verwondering te kennen gaven,
verklaarde zü dat ze 't dan minder koud
zouden hebben. Alle vier drongen er nu op
aan haar te helpen.
Zóó veel hooi droegen ze naar boven dat
ze zich een kamertje met vier muren maakten,
stijf in elkaar geperst.
Aan het avondeten vroeg er een waarom
moeder Sauvage toch niet at. Ze zeide 't koud
te hebben en lag een groot vuur aan om zich
eens terdego te warmen. De soldaten togen
naar den zolder, zich verheugend op hun
warme slaapplaats.
Nauwelijks hadden ze bet luik achter zich
gesloten of de oude trok de ladder weg, die
er heen voerdedaarna opende ze onhoorbaar
do voordeur en begon bossen hooi naar binnen
te slepen. Blootvoets ging ze door de sneeuw
om de mannen niet te wekken. Beneden
hoorde men ze regelmatig snurken. Eindelyk
scheen ze genoeg voorraad te hebben; op
den byna uitgebranden haard wierp ze een
handvol hooi en toen me9r, steeds meer,
zoodat in eon oogenblik het vertrek hel
verlicht was door den gloed, die zich door
bet venster rossig afteekendo op de sneeuw
buiton. Een oogenblik stiltetoen klonk er
oen afgrüselük gegil van den zolder, als van
menschen in doodsangst.
Daarna hoorde men niets meer dan het
knetteren der vlammen en het kraken der
balken.
Eensklaps stortte het dak in en een hoog-
opgaande roodgele vlam baande zich te gelijk
een weg door de dikke rookwolken.
In de verte begon een klok te luiden over
het grillig verlichte landschap.
Moeder Sauvage bleef rechtop staan, gewa
pend met het oude, verroeste geweer van
haar zoon, uit vrees dat de mannen haar
wellicht toch nog zouden ontsnappen.
Toen ze zag dat alles voorbij was, wierp
ze haar wapen in den smeulenden gloed.
Op hetzelfde oogenblik kwamen mannen
aanloopen. Ze onderscheidde dat het Pruisen
waren. Stil vergenoegd vonden ze haar zitten
op een boomstam.
„Waar zijn uw soldaton?" vroeg een Duitsch
officier, die vloeiend Fransch sprak.
„Daar in l"
Men kwam nader en de Pruis vroeg verder
Een gesprek over den
hoofdelljken omslag.
Het advertentieblad „Twen-
the", dat te Hengeloo ver
schijnt, bevat het volgende
gesprek tusschen een boer
en een boekhandelaar, by
wien gedrukte Ifisten van den
boofdelüken omslag verkrijg
baar waren.
Boer: HeiJ nog 'n hoofbe-
alag?
Boekhandelaar: Die ver
koop 'k nig; dan meuj noar
'n smid.
Boer: Nee, 'n pappieren
hoofbeslag heü wael.
Boekh.O, noe begriep ik
oe eers; io bedoolt 'n hoofde-
likken umslag; hier heü d'r
eene.
Boer: Wat kost 'e?
Boekb.: 'n Dubbelken.
Boer: Das nig doer; hier
heyt; doot me 'n stuksken
pappier drum.
Boekh.: Joa; wal, had ie
doar ok nog belang bi?
Boer: Ik nig; moar ik wola
wetten, wat mien buorman
betoalt; ik leuw, dat den
minder betoald as ik en ie
hef dabie nog twee sikken
(geiten) meer as ik.
Boekh.Doar begriep ik
niks van. Hoe zit dat dan?
Boer: Joa, kiek doar heüt.
Misschien is den hü) kloo-
ker as ik.
Boekh. Dat gleuf ik nig.
Boer: Joa wis en zekers;
ik heb alles aan de hairen
(heeren) loaten zien en hie
hef alles achter d'ellenboggen
holen.
Boekh.: Das nig eerlik;
moar koj d'r niks an doen?
Boar: Dat weet ik nig;
moar ik wilt probeeren.
Boekh.: Of ie geliek hebt.
Boer: Joa; ik kan mig
nich langer op 'n kop loaten
zitten; ik wil geern betalen
mair dan zult ze 'n ander,
den (die) meer hef as ik, ook
loaten betalen. Gooiendag.
Boekh.: Gooiendag; zeet
dait gedoan kriejt.
„Hoe is de brand aangekomen?"
„Ik heb dien aangestoken."
Men geloofde haar niet, en meende dat de
schrik haar plotseling krankzinnig had ge
maakt. In eens vertelde ze alle3 van begin
tot eind, van af de ontvangst der doodstijding
van haren zoon tot de angstkreten der soldaten.
Geen enkel détail vergat ze of trachtte ze te
verbergen.
Uit haar zak. trok ze twee stukken papier
en den bril opzettend om ze juist to kunnen
aanwyzen, zeide zy:
„Dit is de brief van Victor en dat zyn hun
namen en woonplaatsen, dan kunt ge de
ouders bericht zenden."
Kalm gaf zü het den officier over, er nog
bijvoegend: „Ge kunt hen schryven dat ik
het gedaan heb, Victoire Sauvage."
In het Duitsch gaf de officier een bevel.
Men greep haar aan en drukte haar tegen
een muur. Twaalf mannen plaatsten zich op
twintig meter afstand. Ze bewoog zich niet,
zy wachtte.
Er klonk een commando: een salvo van
knallende geweerschoten- volgde; daarna nog
eon schot, te laat gelost.
In de hand hield zy nog den brief geklemd,
nu met bloed gedrenkt.
Gemeenteraad van Noordwyk.
Voorzitter: Jhr. mr. J. H. J. Quarles van
Ufford, burgemeester.
Tegenwoordig: alle leden.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en ongewijzigd goedgekeurd.
Ingekomen zün: lo. een schryven van
mej. A. J. De Grave te Eindhoven, dat zü
haar benoemiDg als onderwijzeres te Noordwyk
aan Zee aanneemt;
2o. twee missives van Gedeputeerde Staten,
houdendo goedkeuring van evenzoovoel Raads
besluiten (verkoop van een stukje gemeente
grond en wijziging in de verordening op het
brand wezen [zie vorig RaadaverslagD;
3o. een reclame van M. Hoek tegen zyn
aanslag in den boofdelyken omslag. Aangezien
dit stuk eerst thans den Raad bereikt beeft,
stelt de Voorzitter voor het in handen van
B. en Ws. te stellen om praeadvies;
4o. een adres van L. Zandbergen, ver
zoekende onderstand voor J. Hoogweg. Besloten
als voreD, als behoorende onder armwezen.
De gemeenterekeDing over 1896, die bi)
de leden zal circuleeren, zal op voorstel van
den Voorzitter door een commissie van drie
leden worden onderzocht. De Raad wyst
daarvoor aan de heeren C. Alkemade Sr,
J. De Groot Jr. en F. J. Parlevliet.
Aan de orde is een missive van Gedeputeerde
Staten, berichtende, dat door G. Van Parfis Jr.
hooger beroep is aangeteekend tegen het
besluit van den Raad in zake zyn reclame
ttgen zün aanslag in den hoofaeiykeu omslag.
Het college van Ged. Staten verzoekt den
Raad der gemeente Noordwük zich in hun
desbetreffende vergadering, den 23sten AugJ
a. s. te houden, te doen vertegenwoordigen
tot bet eventueel uitbreDgen van advies. De
hoeren C. Alkemade en G. Van der Weyden
worden daartoe by stemming aangewezen.
Door het Dagelüksch Bestuur wordt alsnu
advies uitgebracht omtrent het in de vorige
vergadering aangehouden adres tot oprichting
van een telephoonstation te Noordwyk aan
Zee. B. en Ws. spreken als hun meening uit,
dat, in verband met een Koninklük Besluit
van 15 Sept. 1886, Stsbl. No. 64, de oprichting
van telephoonkantoren gelfik wordt gesteld
met die van telegraafkantoren, en mitsdien
het R(Jk voorziet in den aanleg (alszyndede
afstand tusschen Noordwük-Binnen en Noord
wük aan Zee minder dan 5 K.M.), terwijl
de gemeente alleen een lokaal heeft aan te
wüzen en iemand met den telephoondienst
te belasten. Hiervoor zou de brievengaarder,
tegen een billijke verhooging van zyn salaris,
de aangewezen persoon zijn. Voor bestelkosten
zou de gemeente een maximum van 10 ets.
per telegram kunnen heffen. Zy adviseeren
dus in gunstigen zin.
De vry lange discussie over dit onderwerp
draaide vooral om de quaestieis door de ver
zending van berichten per telephoon geheim
houding gewaarborgd? De heer C. Alkemade
opperde een bezwaar in dien zin, zooals hy
dat van een der reeders, hoewel onderteeke
naar van het adres, vernomen had. Deze had,
om zoo te zeggen, geteekend op herhaalden
aandrang, doch zou voor zich de tot-stand
koming van een telephoonkantoor niet toe
juichen, om het bovengenoemde bezwaar.
Uit de besprokingen bleek, dat vele leden het
daarmee eens waren, ofschoon allen moesten
toegeven, dat dit bezwaar meest overal be
stond. Een concurrent n.l. zou misbruik kun
nen maken van die mondelinge afzending, door
op dat oogenblik zich juist ten kantore te
bevinden en alzoo de overseining af te
luisteren.
De heer Van der Weyden noemt eenige
cyfers, waaruit blykt dat de behandeling van
telegrammen te Noordwük aan Zee aanzienlyk
genoeg is, om de vestiging van een telephoon
station te wettigen. In 1889 dus toen er
nog weinig sprake was van badgasten
werden naar Noordwyk aan Zee verzonden
438 telegrammen tegen 317 naar Noordwük-
Binnen. Daar de verzending van daar met
zulke cyfers wel ongeveer gelyken tred houdt,
mag men besluiten tot bovengenoemde
meening.
Door eenige leden werd alsnu twijfel ge
opperd, of niet uit 's heeren Alkemade's
woorden mocht worden afgeleid, dat niet alle
bewoners van Noordwyk aan Zee op een
telephoonkantoor gesteld zijn. Voor de bad
gasten alleen al zou het ook in het
belang der gemeente zyn mocht men deze
toch niet op kosten brengen. Daar blykbaar
ieder huiverde in deze zaak een beslissing te
nemen, nam do Raad zonder hoofdelyke
stemming een voorstel van de heeren Van
Konynenburg en Parlevliet aan, om do zaak aan
te houden en eerst nog een nader onderzoek in
te stellen naar de al- of niet-wenschelykheid.
De heer De Groot zou bieraan nog willen zien
toegevoegd een berekening van onkosten, odz.
Met dit punt was de agenda afgehandeld.
Bü de gebruikeiyke rondvraag wenscht de
heer Parlevliet te weten, of de Politie-ver-
ordeniog niet voorzien kan in het zeer grooto
ongerief, dat er gelegen is in het ten allen
tüde en op elk uur vervoeren van faecaliën
buiten de kom der gemeente. Met deze warme
dagen is de toestand ondraaglük, vooral ook
met het oog op het vreemdelingenverkeer.
De Voorzitter antwoordt, dat daar weinig
aan te doen is, doch belooft, dat de zaak
een punt van overweging by het Dagelüksch
Bestuur zal uitmaken.
Hierna wordt de vergadering gesloten.
Indien echter een belanghebbende zich
de moeite wil gevon de letterteekene van het
Morse-seintoestel te bestudeert n, dan kan hy
met het oor ook do overstining van een
telegram volgen, zoodat het beluste gevaar
ook in dat opzicht zou blyven gelden.
Noot van den verslaggever,
KOLONIËN.
BATAVIA, 2-6 Juli.
Voorgedragen is tot onderwyzeres der
late klasse H. D. J. Rynenberg.
By de militaire administratie zyn voor
gedragen, tot kapitein kwartiermeester, de
lste luits. by dat wapen J. Kujjk, S. Spree
en G. J. H. Ferguson; tot lsten luit., de 2de
luits. F. Brouwer; tot lsten luit. by het
wapen der artillerie, de 2 Je luit. by dat
wapen H. M. E. Brodhaag. j
Belast is met. de waarneming der be--
trekking van hulponderwyzeres en geplaatst
aan de meisjesschool te Buitenzorg mej. E.«
J. Haverbult. ,j
Overgeplaatst is van do 2de naar de
lste school A. to Semarang, de onderwyzer
3de kl. H. Tb. Hofs.
De heer C. Elshout, lid van de Wees-
en Boedelkamer te Semarang, zal een twee
jarig verlof naar Europa vragen.
De officier van administratie 2 Ie kl. W.
G. E. Van Druten is geëvacueerd van Hr. Ms.
„Melvill van Carnbee." Hy zal voor een
geneeskundige commissie verschfinen.
Aan het „Bat. Nbl." wordt bericht, dat
den 26sten Juni jl. de voorstellen zyn behan
deld tot bevordering van den kolonel C. P. J.
Van Vliet, gouverneur van Atjeh, tot generaal-
majoor.
De overste J. B. Van Heutsz wordt alsdan
buitengewoon bevorderd tot kolonel en benoemd
tot gouverneur van Atjeh.
Tydeiyk werkzaam gesteld als hulponder
wyzeres en geplaatst aan de 3de school te
Somaraog mej. A. H. Lagaay.
Ingetrokken de overplaatsing by het
subsi8tentenkader te Batavia van don lsten
luit. der inf. D. H. W. O. Mecke.
De van verlof uit Nederland terugkeerende
lste luit.-kwartiermeester J. W. Maronier ia
ingedeeld te Soerabaia en ter beschikking ge
steld van den gew. intendant aldaar.
By vonnis van den zeekrygsraad aan boord
Hr. Ms. wachtschip „Gedeh" is veroordeeld tot
vyf maanden gevangenisstraf de matroos der
3de klasse J. H. G. Snyders wegens het
wederrechtelijk wegmaken van goederen, die
een ander toebehoorden.
De krygsraad te Magelang veroordeelde
den fuselier D. Dykstra tot zes maanden
militaire detentie ter zake van insubordinatie
door woorden.
Van Bandoeng schryft men aan het
„Bat. Nieuwsblaa"Het is wel aardig, om op
te merken, welke verandering in de zeden en
gewoonten der Soendaneezen gekomen is door
hun meerdere aanraking met andere natiën.
Droegen de vrouwen vroeger korte kabajas
met breede mouweD, overeenkomende met de
Japansche kimono's, nu hullen zy zich in
lange kabajas met nauwe mouwen zooals de
mode van haar Bataviasche zusters is. Zag
men ze vroeger steeds met een brandend
strootje in het hoofd, nu is het kauw on van
sirih algemeen. Naaiden ze vroeger met de
hand en lieten ze naaiwerk slechts by uit-
zonderifig aan anderen over, nu ziet men haar
soms met de naaimachine bezig, maar liefst
het naaigoed even naar de passer sturen,
waar tientallen kleermakers bereid zyn by voor
beeld een kabaja in een wip in elkaar te
zetten voor slechts vyf cents. In de verge
legen dessa's alleen ziet men de vrouwen nog
naald en draad hanteeren. De mannen droegen
hun hoofddoek voorheen op z'n Soendaneescb,
nu op z'n Javaanscb. Gaarne hebben ze de
strootjes voor de tabakspyp vaarwelgezegd.
Voor het biljart hebben zy een hartstocht
opgevat. Voor een Europeaan hurken Z3 niefc
meer eerbiedig langs den weg en bedekken
zich daarby het aangezicht deemoedig met
hun toedoeng en slendang, maar ze gaan hem
g8woon voorby en nemen dan op zyn hoogst
even hun toedoeng af.
Loaibok.
Uit Ampenan wordt aan „De Locomotief^
geschreven onder den datum van 24 Juni:
Dat het voorstel is gedaan geworden om
het elfde bataljon te laten vertrekken en het
kampement naar Ma^aram over te brengen.,
zal u waar8chyniyk wel bekend zyn. Zeke?
is dit wel het bewys, dat resident Liafrinck
den toestand van Lombok gunstig acht. Hoe
wel het bestuur lang niet zoetsappig met df
Sasaks omspringt, maar hen dwingt tot vol*
strekte gehoorzaamheid, heerscht toch ondef
de bevolking een geest, die merkbaar gunstig
verschilt met dien van het vorige jaar.
Niettegenstaande dit moet toch de regeeriog
het voorstel niet in zyn geheel hebben aan
genomen. Want wel zal het kampement van
Ampenan naar Mataram verhuizen, waarvoor
het terrein reeds wordt opgenomen en moet
ook het voornemen bestaan hot elfde bataljon
naar Java terug to zenden, maar in plaat a
daarvan zullen dan worden geformeerd twee
colonnes elk van 150 man.
Oplam.
Volgens het „Soerab. Hbld." bestaan to
Soerabaia tien by de politie bekende of ver
dachte kongsies, die van uit Singapore naar
Java opium importeerGn.
In een van die kongsies zou deelgenoot
zü'n een ambtenaar tot tegengang van den
opiumsluikhandel; zyn kongsie zou de voor
naamste zyn en bestaan uit twaalf op ver
schillende plaatsen wonende gefortuneerde
Chineezen. Men hoopt nu haar spoedig in de
fuik te doen loopen, de afgetreden resident
van Batavia had daarvoor reeds maatregelen
genomen. De opium voor dit waardig gezel
schap wordt met schoenertj s V3n Singapore
naar het Tangeraügsche gebracht, en gaat van
daar over Parong Koedjing en Buitenzorg de
Preanger in, naar men vermoedt met mede
werking van het Inlandscho treinpersoneel.
De opium, voor het Bandoengsche bestemd,
wordt goed verpakt vóór Tjimahi uit den
trein geworpen en dan door vooraf gepos
teerde handlangers opgeraapt en verder ge
bracht.