N°. 1140/ Donderdag 15 .Juli. A0. 1897 feze (Courant wordt dagelijks, roet uitzondering Vfln fpn- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DWAALSTERREN. LEIIlSCH DAG-BLAB. KOJ8 CJEZBB OOUBAHT» Voor Leiden per 3 maanden.«f 1.1Ö. J?ranco por post1.40. Afeondermko Nommers 0.05. sfEIJS DEE ADVEETENTOÊET: Van 1 6 regels f f.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootèlö letters naar plaatsruimte. Voor bet incasseeren buiten de stad Wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Bnreemeeator en Wethouders der gemeente Leiden bröDgen ter algemeene Bennie, dat het IJ k k a 11- toor gednronda de afwezigheid van den heer IJker, Chef van diecet, van 26 Joli tot en met J G Augustus n. s. zal genieten zrju. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA8, Burgemeester. 18 Juli 1897. KIST, Secretaris. Offioiëele Henniggei Ingen. SCHUTTERIJ. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene konnis, dat de Commissie, volgens art. 15 der wot van den lden April 1827 (Staatsblad No. 17), benoemd tot het onderzoeken van en be- slissen omtrent do redenen van vrijstelling en uit sluiting, zittiDg zal houden in een der lokalen van het Invalidenhuis alhier (ingang door de Koppen- binksteeg aan de zijdo der Hooglandsche Kerkgr&cbt), op Vrijdag dbu lCdou Juli aanstaande, 'a voormiddag* te halfaen on 'e namiddags te één uur, naar gelang ditr in de oprcepingsbiljetten aan ieder der belang hebbenden zal worden enbaar gemaakt. Eu worden dicnsvolgens opgeroepen: 1°. al de zoodanigen, die aan de loting van dit Jaar hebben deelgenomen; 2°. degenen, die sedert do vorige inschrijving alhier zijn komen wonen en geboren zijn in de jaren 1863 tot 1871 ingesloten; 3°. Zij, die ambtshalve zijn i geschreven en eenige reden tot viyatclling vermeenen te hebben; 4°. degenen, dio na hunne in-d enet-etelliug hjj de Schutterij recht op vrijstelling hebben verkregen; alsmede, die bij het Bataljon om lichaamsgebreken tijdelijk zijn vrrjgcste'd, en 5°. dogenen, die volgens art. 3 L. en M. der Wet, als tot de nacht- of brandwacut bohoorende, lijf- of huisbedienden zijndo, of bedeeld nord.nde, of wel als geposport^trde zeemilicieLS, krschtone art. 160 der Militi-wet, vrijstelling kuonen erlangen; om zioh voor gezegde Commissie to vervoegen, op hovougemeldeu dag, al waro het, dat bij hom 'geen oproep.cgsb.ljet was ontvangen, ten einde over de ingedieude reclames uitspraak wordo gedaan, terwijl zrj. die alsdan mes verschijnen, geachi zullen worden gècno reden tot vrijstelling te bobben to mitsdien, overeenkomstig art. 16 van bet Koniuklyk brsluiv van 28 Juni 1828 (8iaatsblad No. 42), voor zoover Ei) dienstplichtige nommers hebben Dctrokken, by de Schutterij zullen worde ïngolrjf i Burgemeester en Wethouders voornoemd, "Leiden, F. WAS, Burgemeester, t Juli 1897. JE. KIST, Secretaris. ACHT. De Commieairle der Koningin in de provincie Zuid-Holland, Gezien het beBluit van de Gedeputeerde 8tateD van don 22sten Juni 1897, No. 67; Gelet op ar!. 11 der wet van den 13den Juni 1857 (Staatsblad No. 87); Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat by voornoemd beeluit door de Gedeputeerde Staten is bopsa'd, dat de afzonderlijke jachten op waterwild voor dit jaar zullen worden geopend op Maandag den 2den Augustus aanstaande, en dat niitadiun van dat tijdstip af do uitoefening der jachtbedrijven, vermold in art. 16, lilt. d, f on h der wet op de jacht en visschery, is geoorloofd; wordende tevens herinnerd aan do bojaling van art. 1 van het Reglement op do uitoefening der jaoht en vieecherij in deze provincie, krachte a welke d'e jaobten niet anders mogen plaats bebben dan op het water, lanes de eir&nden, oevers van meien, plassen, rivierrb en Op moeraesige landen. En zal deze kenniagoving, in plano gedrukt, worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen gobruikelyk is, alsmede in het Provinciaal blad en in do Nederlondeche Staatscourant worden geplaatst. 'a-Gravenhago, den 24ston Juni 1897. De Commissaris der Koningin voornoemd, Fock. Onder het opschrift Bedelarij ten plat ten lande zegt De Standaard het volgende schreven te hebben ontvangen uit H a z e r s- w o u d e: Door den heer J. Heemskerk, landbouwer te Hazerswoud°, is met 208 ingezetenen van Hszerswoudo, Koudekerk, Leiderdorp, Zoeter- woude, Oudshoorn, Aarlanderveen en Alphen a. d. Ryn, aan de Burgemeesters van boven genoemde gemeenten, blijkens het door ge noemden heer Heemskerk uitgegeven blad Ons Strevengewijd aan de belangen van landbouw en nijverheid, een adres gericht om te willen medewerken tot het tegengaan der in die streken zoo sterk toegenomen bedelarij. De heer Heemskerk zegt aan het slot van een door hem gesteld hoofdartikel, naar aan leiding van dat adres: „Laten voorts alle werkgevers de billijkheid en rechtvaardigheid betrachten tegenover hunne arbeiders en werklieden". „De ondergeteekende heeft gedurende den langen tijd, dat Qod hem in het landbouw bedrijf gezegend heeft, vele duizenden guldons aan arbeidsloon aan werklieden uitgegeven, maar deze ook nooit verstooten, als zij oud werden. „Wannoer fabrikanten en werkgevers in de steden, en inzonderheid te Leiden, dit ook deden, door aan oude mannen en vrouwen, in de katoen- en andere fabrieken zittend werk te geven, dan werd voorzeker het platteland zoo niet afgeloopen door oudo maDnen en vrouwen uit Leiden, die hunne jeugd in de fabrieken verslaten hebben en op hun ouden dag door bedelen in hun onder houd moeten voorzien. In Leiden zijn er hon derden meisjes, die van hun 15de tot hun 25ste jaar in de fabriek doorbrengen, om later, als ze voor de huishouding of andere vrouwelijke bezigheden totaal ongeschikt zijn, het bede'- pad op te gaan. Ook tegen dc-ze sociale wan verhouding gaat ons protest uit, wanneer wo de groote steden verplichtenOndersteunt uw afgewerkt fabrieksvolkje zelf 1" „Ga deze stem der rechtvaardigheid door geheel Nederland en dringe ze door tot de „ooren van allo patroons en werkgevers". Deze woorden verdienen de aandacht van eiken weldenkende. Tn Het Centrum vinden we onder de woor- deD Een belangstellend Vriend het volgende afgedrukt: Dr. Bronsveld schijnt 't toch niet zoo heel slecht met zyn katholieke landgenooten te meenen. Althans in het laatste nummer van zijne Stemmen voor Waarheid en Vrede verklaart hij ons te willen bekeeren. Niet zender eenige ontroering kan men het volgende lezen: „Voor het Evangelie in Spanje, voor de bekeering der heidenen offert men gewillig duizenden wat doet men, om onze in treurig bijgeloof gevangen landgenooten te brengen tot het licht des Evangelies? Men staart met eenige verbazing op al de nieuwe Roomsche kerken, op de talrijke scharen, die er in- en uitgaan; men boort van de toenemende Maria- vereering en Vergoding, en van de hulde gebracht aan kleediogstukken, naar men zegt, afkomstig van Maria of den Heer; men hoort van de verbazende sommen, die deRoomsch- Katholieken moeten offeren aan de Kerk voor de levenden en de dooden; maar wat doet men, om hen te overtuigen van het onbybel- sche, van het onchristelijke, dat in dit alles is gelegen? .WtJ bevelen geen liefdeloos twisten aan, maar indien wij ods gerechtigd achten tot het brengen van het Evangelie naar de heiden- landen, waarom zouden wij onze landgenooten, die, naar onze meening dwalen en verkeerd worden onderricht door de priesters, niet trachten mogen te overtuigen van beter? W(j moeten trachten de omheining te ver wijderen, waarbinneD onze Roomsche mede christenen gehouden worden. Men moet trach ten ook de priesters te bereiken en voor hen het licht te doen opgaan van het aloude Evangelie." De he9r Bronsveld verklaart teD slotte, dat het hem veel heerlijker en begeerlijker voorkomt de Roomsch Katholieken op die wijze te overwinnen, dan hen te verslaan aan de stembus. Wjj willen het gaarne gelooven en wij ztjn den Utrechtscben predikant dankbaar voor zijn goede intentie. Maar juist deze dankbaarheid Doopt ons, hem te waarschuwen tegen al te hooge ver wachtingen op z\jn bekeenngswerk. Want inderdaad, wi) hebben maar al te gegronde reden om te vreezen, dat op onze geloof8genooten het christendom van dr. Bronsveld en de wijze, waarop hij de waarheil en den vrede dient, nu juist geen groote aantrekkingskracht kunnen uitoefenen. Wi) zijn vermoedelijk nog niet r(jp voor dit hoogere zielsleven In antwoord op deD raad, van katholieke z\jde gegeven, om in obstructionisme heil te zoeken, schrijft De Tijd „Het woord obstructionisme worde onder ons niet meer genoemd! Als oprechte vader landers wenschen wij met elke Regeering, met iederen Minister, dio het ons Z6lf niet onmogelijk maakt, in 'a lands belang samen te werken. Aan de jonge Koningin wenschen wh, by de aanvaarding harer regeering, den volkomen steun te kunnen schenken der Vertegenwoordiging van meer dan een derde gedeelte harer onderdanen. „Ons dunkt, het spreekt vanzelf, dat ook van andere zijde, door allen, die met ons trots alle verschil van staatkundige inzich ten - de belangen van het gemeenschappelijk vaderland en van de door hen en door ons be minde dynastie wenschen voor te staan, er naar zal gestreefd worden, om het ongeluk te verhoeden, dat de volgende parlementaire periode van wetgeving zal zijn een tijd óf van hartstochteihken politieken strijd öf wel van gedwongen stilstand en werkeloosheid." De (a.-r.) Nederlander, dit overnemend, zegt: „Dit is een goede, vaderlandlievende raad. Ook naar onze meening komt men daarmee bet verst; hoe meer onze Kamerleden zich van het partijdrtjven weten los te maken, hoe grooter het vertrouwen zal zijn, dat de natie in hen stelt. Slechts op die wijze zullen zoo wel de R.-Katholieken als de anti revolution- nairen het vertrouwen verwerven, dat hun nu nog niet wordt geschonken." De Tijd noemde dezer dagen, gewagende van een reconstructie van het Kabinet, ook den Minister van Koloniën als iemand, die gevoeglijk zou kunnen aanblijven. Aan De Maasbode is dat niet naar den zin. De heer Bergsma toch heeft zich, tegen den Gouv.-Gen. in, hardnekkig verzet tegen het brengen van een post op de Ind. begrooting teu behoeve van de nieuwe Kath. hoofdkerk te Batavia. Aldus heeft nl. een onzer volks vertegenwoordigers, die zich bijzonder voor deze subsidie geïateresseerd heeft, verzekerd aan De Gelderlander. Toch i9 't een landsbelang, zegt De Maas bode, dat vorstelijke personen van den Kath. godsdienst, ons indiè bezoekend, daar een kerkgebouw aantreffen. Het R(jk steunde toch ook den bouw vaü de Prot. Willemskerk te Batavia en bouwde een moskee in Atjeh De verzekering van De Tijd, dat het beleid van minister Bergsma den Katholieken geral- lig is, brenge dus, zegt De Gelderlanderden kabinets-formateur niet op eeD dwaalspoor. In de „Haagsche Kout" der Provinciale Groninger Courant heet het o. m. De eigenlijke badgasten stroomen nog niot naar Scbeveningen, welke moeite het Kurhaus zich ook geeft om ze door allerlei feesten en pretjes er heen te lokken. Een conducteur van de tram klaagde mij verleden Zondag nog zijn nood op zulke dagen inde hij in het goede seizoen tachtig gulden, nu had hi) er slechts zestien ontvangen. In het „Hotel d'Orange" zijn acht logeergasten, en zorgden de uitgaande Hagenaars niet voor zulk een flinke vertegen woordiging in Kurhaus, Seinpost, bij Carré en Berenbak ik zou mijn hart vasthouden voor de aandeelhouders. Trouwens, het is geen wonder. Het lieflijk, heerlijk, eenig, uitgezocht (voeg er zoovele aanprijzende adjectieven by, als ge wilt en kunt, lezer) 's Gravenhage wordt sedert een veertien dagen eenvoudig en zonder plicht pleging: het stinkend 's-Gravenhage ge noemd, en de eenmaal bloeiende en gevierde stedemaagd is op het punt haar goeden naam te verliezen. Het stinkt hier, alsof voor iederen Haagschen neus een afzonderlijk reuk- huisje ter beschikking was gestold. En zoo totaal afhankelijk is de beklagenswaardige residentie van Delfland, dat nü, in het heete jaargetijde, men ginds een paar bruggen of dijken herstelt, zoodat er tijdelijk maar niet gespuid wordtHet eene ingezonden stuk na het andere breDgt luider en krachtiger grieven van onze burgerij onder de oogen van de overheid, en eene vereeniging heeft zich reeds tot den gemeenteraad gericht om dade lijke verlossing uit deze ellende. O Huygens, wiens schim wellicht in onze veste rondwaart, welke ergernis zal deze toestand bi) u opwekken, die Den Haag aan Scheveningen schakelde op eene w(jze, dat de nazaat u nog steeds prijst en looft! Stank voor dank wordt uw schim gebracht l Of wy nu al in de „American Bar" nqy>r de Hongaarsche tsiganen-muziek gaan luis teren, om onze zinnen te verzetten, en 40 cents voor een onnoozelen quash neerleggen on8 goed humeur blijft weg! Zelfs de nieuwe zee-Boulevard, die bij het bloemencorso werd ingewijd, kan onze droefgeestigheid niet ver jagen en ons onzen gevuldeo neus niet doen vergoten. Vrienden, er is een èrg luchtje aan Den Haag, en als gij 't voor het kiezen hebt, legt dan uw ankertje ergens anders neer, ot wél slaat bijtijds extrait de violette impériale uit de Grands mpgasins du Louvre In, dompelt daar ruim en lang uw reukorgaan in, en komt, aldus gepantserd, naar die zelfde veste, die eenmaal de zoetste en liefelijkste bijnamen ontving en welke de openbare meeniog nu „stiükend 's-Graven hage" doopt. De Haagsche Kouter der Nieuwe Groninger Courant zegt: Het gaat te Scheveningen niet al te best. Het ongunstige weder van de eerste Juli-week heeft enorme schade veroorzaakt. Er zijn betrekkelijk nog weinig vreemdelingen en de vooruitzichten zijn ook niet schitterend, a! komen er allengs enkele vorstelijke per sonen, die altijd relief geven aan de badplaats De prinsen van Koetei komen ook en later de koning van Siam, die echter in Den Haag verblijf zal houden en de gast van den Staat zal zijn. De American-bar van het Kurhaus valt zeer in den smaak en heeft 't aardig druk, zonder dat de andere établissementen er zicht baar onder lijden. Het is een eigenaardig verschijnsel, dat, hoe meer gelegenheden tot ontspanning er zijn, hoe beter het ze alle gaat. Men zou zeggen, dat het bezoek by Carré, dat nog tameiyk schaarsch biyft, deze stelling tegenspreekt, want er is, behalve de Kurhaus concerten, nu toch ook nog op „Seinpost" er id de American-bar te genieten. Maar op zyn terrein staat Carré alléén, en dat is wellicht oorzaak, dat men er te weinig heengaat. Ik moet intusschen er by voegen, dat de voor stellingen tot nu toe niet zoo aantrekkelijk waren als voorheen; behalve 't ryden van de bevallige Katchen Carré en de proeven van dressuur van den directeur en zyn boide zonen, is er weinig moois te zien. Misschien is het plan van Oscar Carré om met October uit de zaken te treden en de geheele ondei- neming te liquideeron, oorzaak dat er niet zooveel zorg moer aan de voorstellingen wordt besteed. Carré gaat te Keulen wonen en doet zyn paarden en heel den circus-inventaris weg. My is intusschen in de ooren gefluisterd, dat 't maar tydeiyk zal zyn en dat hy vermoedeiyk binnen een jaar met een geheel nieuw ensemble en eon reuzencircus (dat thans te Manchester staat) tot ons zal terugkeeren. In hoever het zoo is zal de tyd moeten leeren. Yelen zullen het wel wenschen. In den loop van 't seizoen komt de ge vierde Mile Reichemberg op het Kurhaus een voorstelling geven en welbataille de dames. 29) Het was haar, of bet haar thans eerst duidelyk werd, dat hy een schoon man was, dat er pit te bespeuren was in alles, wat by deed, wat hy sprak, in elke zijner schreden. En wanneer de donkere oogen met hun blauwachtig, schier geheimzinnig wit zich sloteD, waDneer uit deze volle lippen een half afgebroken geluid, een ademtocht tot baar k^ara, als de booJschap van een hooger geluk, van een meer onbegrensde zaligheid dan zy tot nu toe aan zich ondervonden had Met een plotseliDge beweging werd zy uit baai overpeinzing opgeschrikt. Maar niet in dien zin, dat zy zich aan dez9 indrukken wilde onttrekken, die haar wils- en denkkracht ten volle dreigden te onderdrukkenneen, een vogel had haar doon schrikken, een vogel, die in het dichte loof reeds ter ruste gegaan was en nu, door de aanwezigheid van een ander wezen opgejaagd, uit zyn nest weg- fladüerde. Zoo had ook zy moeten opgejaagd worden uit deze droomerijen, die zich van haar meester maakten. Maar zy gaf zich zonder tegenstand daaraan over. Zoo eigen aardig woei de adem der lucht haar to9: op dezelfde wjjze nfjjsschien als de droomer, die gevoelt, wanneer de vleugels van den vampier om hem fladderen, de golfjes rondom het paviljoen, een zacht ruischen, oen gefluis ter, de geur, die van de jasmynbloesems naar haar toe waaide, en nu de tonen van een snaarinstrument, slechts afgebrokeD toneD, als half verstikte zuchten, als een koortsige liefdesadem - op baar lippen zweefde een bevende klank een naam. Zy boorde de schreden niet, die haar naderden; eerst toen een gedaante haar vóór hot paviljoen te gemoet trad, een manneiyke gedaante, toen hief Doris de droomende oog leden op Erich, Erich I" Het was een kreet, een uit het diepste der borst opkomende kreet, waaraan angst en vreugde in geiyke mate deel hadden, waarin zoowel een berouwvol gevoel van schuld als eeD gevosl van dank den weg tot het oor en het hart van den toegeroepene zochten. Daarop volgde een oogenblik van doodsche stilte. Doris meende werkeiyk een droombeeld vóór zich te hebben, dat als een goede engel aan een kruisweg haars levens haar te gemoet gekomen was. Toen trad zy eenige schreden nader op hem toe en zocht zyn hand te vatten. Die hand werd baar niet toegestoken. „Kom, Doris! Dit paviljoen aan 'twater ge zoudt hier kou kunnen vatten. Het is niet goed, dat jonge vrouwen zich van het overige gezelschap afzonderen." Hy reikte haar zyn arm, om haar naar het gezelschap terug te geleiden. „Maar hoe komt ge hier?" stamelde zy. „Ik had je niet zoo spoedig terugverwacht." „Dat geloof ik anders zoudt gy zeker ook wel niet de uitnoodiging hebben aan genomen." „De vrouw vaD den geheimraad wilde het bepaald. Ik kon my er niet aan onttrekken. Ik draag eigenlyk de minste schuld er aan; vraag het baarzelve en zy zal het u bevestigen. Ook Regioa meendeZy zag schuchter naar hem op. Erich sprak geen woord. Zwygend schreden beiden door de paden van den tuin voort; het zand kraakte hoorbaar onder hun voeten. „Is er dan iets buitengewoons voorgevallen, dat ge zoo vroeg terugkeert? Betreft het je persooniyk, Erich? O, spreek toch 1 Een naam- looze angst drukt my op het hart." „Ik ben heel wel Alleen, toen ik thuis kwam en' je verrassen wilde daarom had ik je ook niet getelegrafeerd en het huis toen leeg vond en het bedje van Liddy onbe waakt door het oog der moeder, toen toen. Dori9 gevoelde, hoe zyn gemoedsbeweging hem den adem deed stokken. „Toen werd my medegedeeld, dat je een fraaie japon hadt aangetrokken en je hier vermaaktet." „Het is geen vermaak, Erich." Doris stamelde deze woorden méér dan dat zy ze sprak. „Wy komen juist op tydmen begeeft zich aan tafel." „Gaan wy dan niet weg, Erich?" „Neen, wy blyven! Ik heb je immers ge zegd, dat ik my ook amuseeren wil." „Maar ik wil niet. Ik bid je, Erich?" Zy wilde zich van zyn arm losmaken. Maar hy drukte dien tegen zich aan, en even dwin- I gend klonken zyn woorden: „Je blyft." Zy gingen dus naar het landhuis; de weg daarheen was donker. Als Erich zyn schreden niet vertraagd had, zou Doris niet bespeurd hebben, dat by hun nadering een manneiyke gestalte van den weg in het struikwerk drong. Haar zenuwen waren dermate opgewekt, dat het vallen van een blad haar zou hebben doen schrikken. Haar blikken vestigden zich onwillekeurig op die gestalte. Zy had den man nooit gezien; zoo by tot de gasten behoord had, zou zij hem herkend hebben. Doch aan haar man scheen hy bekend te zyn, want hy trad op den onbekende toe, die groetend de hand aan zyn hoofddeksel bracht. Erich sprak Diets, doch maakte slechts een gebaar van verstandhouding en zette toen zyn weg roet Doris voort. De gezamenlyke gasten waren in het land huis byeen. Er hoerschte onder hen die drukke, onaangename stemming, die elk plaats nemen aan tafel voorafgaat. De vrouw van den geheimraad wierp woedende blikken op haar dochter, omdat deze zich den heer Yon Rechting tot tafelbuur had verkozen en daarmee de bedoelingen harer moeder verydeld had, die natuurlijk de plaats naast den president voor haar had bestemd, en daarenboven maakte de geheimraad haar verwyten, omdat zy hem vóór twee by elkaar geschoven tafelpooten geplaatst had. Rechling trok een oogeDblik de wenkbrauwen op, toea hy zag, dat Lide man zyn vrouw den arm wilde aanbieden. Hij scheen tevreden, toen hy bespeurde, dat zy met een geschikte beweging dien toeleg deed mislukken en aan den arm van den jongen Lichtner wo tafel ging. Doch ten slotte is et6n en drinken de beste regulateur voor de stemming. Terwyi het personeel van den president de schotels onder de gasten rondgaf, fluisterde de vrouw van den geheimraad haar man bestendig iets in het oor. Toen hy maar vol strekt geen lust betoonde daarnaar te luisteren, stiet zy hem aaD, eerst zacht, daarna barder. „Ja zeker, myn engeltje, ik wil immers zooals gy wilt, maar ik wacht alleen maar tot aan den champagne. Dat wil zeggen: ik hoop toch, dat er champagne zal komen. Ziet ge, daar is hy al." Men bracht de flesschen in tobbetjes met ys. De bedienden liepen met de flesschen om de tafel en schonken in. De geheimraad dronk eenige glazen tot den bodem uit. „Oatzie je," waarschuwde zyn eega, „wan* anders kunt ge niet spreken." „Later, later, myn nachtegaal.' „Neen, neeD, nu moet het." En zy deed met een zilveren lepel haai glas klinken en gaf haar man een zachten stoot, ten teeken, dat het plechtig oogenblik van spreken gekomen was. Als gehoorzaam echtgenoot stond do geheimraad op en begon na oenige oogenblikken van diepiinnig gepeins: „Mijn vereerde vrienden en waarde gasten f Ik heb u 6en hoogst verbiydende tyding mede te deelen „Wat scheelt u, lieve Else?" fluisterde Erict* de dochter van het echtpaar toe. Hy had ge voeld, ho9 de hand van he,. kramp achtig op de zyne gelegd werd. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5