N°. 1140/
Donderdag 15 .Juli.
A0. 1897
feze (Courant wordt dagelijks, roet uitzondering
Vfln fpn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
DWAALSTERREN.
LEIIlSCH
DAG-BLAB.
KOJ8 CJEZBB OOUBAHT»
Voor Leiden per 3 maanden.«f 1.1Ö.
J?ranco por post1.40.
Afeondermko Nommers 0.05.
sfEIJS DEE ADVEETENTOÊET:
Van 1 6 regels f f.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootèlö
letters naar plaatsruimte. Voor bet incasseeren buiten de stad
Wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Bnreemeeator en Wethouders der gemeente Leiden
bröDgen ter algemeene Bennie, dat het IJ k k a 11-
toor gednronda de afwezigheid van den heer
IJker, Chef van diecet, van 26 Joli tot en met
J G Augustus n. s. zal genieten zrju.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA8, Burgemeester.
18 Juli 1897. KIST, Secretaris.
Offioiëele Henniggei Ingen.
SCHUTTERIJ.
Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen
ter algemeene konnis, dat de Commissie, volgens
art. 15 der wot van den lden April 1827 (Staatsblad
No. 17), benoemd tot het onderzoeken van en be-
slissen omtrent do redenen van vrijstelling en uit
sluiting, zittiDg zal houden in een der lokalen van
het Invalidenhuis alhier (ingang door de Koppen-
binksteeg aan de zijdo der Hooglandsche Kerkgr&cbt),
op Vrijdag dbu lCdou Juli aanstaande, 'a voormiddag*
te halfaen on 'e namiddags te één uur, naar gelang
ditr in de oprcepingsbiljetten aan ieder der belang
hebbenden zal worden enbaar gemaakt.
Eu worden dicnsvolgens opgeroepen:
1°. al de zoodanigen, die aan de loting van dit
Jaar hebben deelgenomen;
2°. degenen, die sedert do vorige inschrijving alhier
zijn komen wonen en geboren zijn in de jaren 1863
tot 1871 ingesloten;
3°. Zij, die ambtshalve zijn i geschreven en eenige
reden tot viyatclling vermeenen te hebben;
4°. degenen, dio na hunne in-d enet-etelliug hjj de
Schutterij recht op vrijstelling hebben verkregen;
alsmede, die bij het Bataljon om lichaamsgebreken
tijdelijk zijn vrrjgcste'd, en
5°. dogenen, die volgens art. 3 L. en M. der
Wet, als tot de nacht- of brandwacut bohoorende,
lijf- of huisbedienden zijndo, of bedeeld nord.nde,
of wel als geposport^trde zeemilicieLS, krschtone
art. 160 der Militi-wet, vrijstelling kuonen erlangen;
om zioh voor gezegde Commissie to vervoegen, op
hovougemeldeu dag, al waro het, dat bij hom 'geen
oproep.cgsb.ljet was ontvangen, ten einde over de
ingedieude reclames uitspraak wordo gedaan, terwijl
zrj. die alsdan mes verschijnen, geachi zullen worden
gècno reden tot vrijstelling te bobben to mitsdien,
overeenkomstig art. 16 van bet Koniuklyk brsluiv
van 28 Juni 1828 (8iaatsblad No. 42), voor zoover
Ei) dienstplichtige nommers hebben Dctrokken, by
de Schutterij zullen worde ïngolrjf i
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
"Leiden, F. WAS, Burgemeester,
t Juli 1897. JE. KIST, Secretaris.
ACHT.
De Commieairle der Koningin in de provincie
Zuid-Holland,
Gezien het beBluit van de Gedeputeerde 8tateD
van don 22sten Juni 1897, No. 67;
Gelet op ar!. 11 der wet van den 13den Juni 1857
(Staatsblad No. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat by
voornoemd beeluit door de Gedeputeerde Staten is
bopsa'd, dat de afzonderlijke jachten op waterwild
voor dit jaar zullen worden geopend op Maandag
den 2den Augustus aanstaande, en dat niitadiun van
dat tijdstip af do uitoefening der jachtbedrijven,
vermold in art. 16, lilt. d, f on h der wet op de
jacht en visschery, is geoorloofd; wordende tevens
herinnerd aan do bojaling van art. 1 van het
Reglement op do uitoefening der jaoht en vieecherij
in deze provincie, krachte a welke d'e jaobten niet
anders mogen plaats bebben dan op het water, lanes
de eir&nden, oevers van meien, plassen, rivierrb en
Op moeraesige landen.
En zal deze kenniagoving, in plano gedrukt, worden
afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen
gobruikelyk is, alsmede in het Provinciaal blad en
in do Nederlondeche Staatscourant worden geplaatst.
'a-Gravenhago, den 24ston Juni 1897.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
Fock.
Onder het opschrift Bedelarij ten plat
ten lande zegt De Standaard het volgende
schreven te hebben ontvangen uit H a z e r s-
w o u d e:
Door den heer J. Heemskerk, landbouwer
te Hazerswoud°, is met 208 ingezetenen van
Hszerswoudo, Koudekerk, Leiderdorp, Zoeter-
woude, Oudshoorn, Aarlanderveen en Alphen
a. d. Ryn, aan de Burgemeesters van boven
genoemde gemeenten, blijkens het door ge
noemden heer Heemskerk uitgegeven blad
Ons Strevengewijd aan de belangen van
landbouw en nijverheid, een adres gericht
om te willen medewerken tot het tegengaan
der in die streken zoo sterk toegenomen
bedelarij.
De heer Heemskerk zegt aan het slot van
een door hem gesteld hoofdartikel, naar aan
leiding van dat adres:
„Laten voorts alle werkgevers de billijkheid
en rechtvaardigheid betrachten tegenover
hunne arbeiders en werklieden".
„De ondergeteekende heeft gedurende den
langen tijd, dat Qod hem in het landbouw
bedrijf gezegend heeft, vele duizenden guldons
aan arbeidsloon aan werklieden uitgegeven,
maar deze ook nooit verstooten, als zij oud
werden.
„Wannoer fabrikanten en werkgevers in de
steden, en inzonderheid te Leiden,
dit ook deden, door aan oude mannen en
vrouwen, in de katoen- en andere fabrieken
zittend werk te geven, dan werd voorzeker
het platteland zoo niet afgeloopen door oudo
maDnen en vrouwen uit Leiden, die hunne
jeugd in de fabrieken verslaten hebben en op
hun ouden dag door bedelen in hun onder
houd moeten voorzien. In Leiden zijn er hon
derden meisjes, die van hun 15de tot hun 25ste
jaar in de fabriek doorbrengen, om later, als
ze voor de huishouding of andere vrouwelijke
bezigheden totaal ongeschikt zijn, het bede'-
pad op te gaan. Ook tegen dc-ze sociale wan
verhouding gaat ons protest uit, wanneer wo
de groote steden verplichtenOndersteunt uw
afgewerkt fabrieksvolkje zelf 1"
„Ga deze stem der rechtvaardigheid door
geheel Nederland en dringe ze door tot de
„ooren van allo patroons en werkgevers".
Deze woorden verdienen de aandacht van
eiken weldenkende.
Tn Het Centrum vinden we onder de woor-
deD Een belangstellend Vriend
het volgende afgedrukt:
Dr. Bronsveld schijnt 't toch niet zoo
heel slecht met zyn katholieke landgenooten
te meenen.
Althans in het laatste nummer van zijne
Stemmen voor Waarheid en Vrede verklaart
hij ons te willen bekeeren.
Niet zender eenige ontroering kan men
het volgende lezen:
„Voor het Evangelie in Spanje, voor de
bekeering der heidenen offert men gewillig
duizenden wat doet men, om onze in treurig
bijgeloof gevangen landgenooten te brengen
tot het licht des Evangelies? Men staart met
eenige verbazing op al de nieuwe Roomsche
kerken, op de talrijke scharen, die er in- en
uitgaan; men boort van de toenemende Maria-
vereering en Vergoding, en van de hulde
gebracht aan kleediogstukken, naar men zegt,
afkomstig van Maria of den Heer; men hoort
van de verbazende sommen, die deRoomsch-
Katholieken moeten offeren aan de Kerk voor
de levenden en de dooden; maar wat doet
men, om hen te overtuigen van het onbybel-
sche, van het onchristelijke, dat in dit alles
is gelegen?
.WtJ bevelen geen liefdeloos twisten aan,
maar indien wij ods gerechtigd achten tot
het brengen van het Evangelie naar de heiden-
landen, waarom zouden wij onze landgenooten,
die, naar onze meening dwalen en verkeerd
worden onderricht door de priesters, niet
trachten mogen te overtuigen van beter?
W(j moeten trachten de omheining te ver
wijderen, waarbinneD onze Roomsche mede
christenen gehouden worden. Men moet trach
ten ook de priesters te bereiken en voor
hen het licht te doen opgaan van het aloude
Evangelie."
De he9r Bronsveld verklaart teD slotte,
dat het hem veel heerlijker en begeerlijker
voorkomt de Roomsch Katholieken op die
wijze te overwinnen, dan hen te verslaan
aan de stembus.
Wjj willen het gaarne gelooven en wij
ztjn den Utrechtscben predikant dankbaar
voor zijn goede intentie.
Maar juist deze dankbaarheid Doopt ons,
hem te waarschuwen tegen al te hooge ver
wachtingen op z\jn bekeenngswerk.
Want inderdaad, wi) hebben maar al te
gegronde reden om te vreezen, dat op onze
geloof8genooten het christendom van dr.
Bronsveld en de wijze, waarop hij de
waarheil en den vrede dient, nu juist geen
groote aantrekkingskracht kunnen uitoefenen.
Wi) zijn vermoedelijk nog niet r(jp voor dit
hoogere zielsleven
In antwoord op deD raad, van katholieke
z\jde gegeven, om in obstructionisme
heil te zoeken, schrijft De Tijd
„Het woord obstructionisme worde onder
ons niet meer genoemd! Als oprechte vader
landers wenschen wij met elke Regeering,
met iederen Minister, dio het ons Z6lf niet
onmogelijk maakt, in 'a lands belang samen
te werken. Aan de jonge Koningin wenschen
wh, by de aanvaarding harer regeering, den
volkomen steun te kunnen schenken der
Vertegenwoordiging van meer dan een derde
gedeelte harer onderdanen.
„Ons dunkt, het spreekt vanzelf, dat ook
van andere zijde, door allen, die met ons
trots alle verschil van staatkundige inzich
ten - de belangen van het gemeenschappelijk
vaderland en van de door hen en door ons be
minde dynastie wenschen voor te staan, er
naar zal gestreefd worden, om het ongeluk
te verhoeden, dat de volgende parlementaire
periode van wetgeving zal zijn een tijd óf
van hartstochteihken politieken strijd öf wel
van gedwongen stilstand en werkeloosheid."
De (a.-r.) Nederlander, dit overnemend, zegt:
„Dit is een goede, vaderlandlievende raad.
Ook naar onze meening komt men daarmee
bet verst; hoe meer onze Kamerleden zich
van het partijdrtjven weten los te maken, hoe
grooter het vertrouwen zal zijn, dat de natie
in hen stelt. Slechts op die wijze zullen zoo
wel de R.-Katholieken als de anti revolution-
nairen het vertrouwen verwerven, dat hun
nu nog niet wordt geschonken."
De Tijd noemde dezer dagen, gewagende
van een reconstructie van het Kabinet, ook
den Minister van Koloniën als iemand, die
gevoeglijk zou kunnen aanblijven.
Aan De Maasbode is dat niet naar den zin.
De heer Bergsma toch heeft zich, tegen den
Gouv.-Gen. in, hardnekkig verzet tegen het
brengen van een post op de Ind. begrooting
teu behoeve van de nieuwe Kath. hoofdkerk
te Batavia. Aldus heeft nl. een onzer volks
vertegenwoordigers, die zich bijzonder voor
deze subsidie geïateresseerd heeft, verzekerd
aan De Gelderlander.
Toch i9 't een landsbelang, zegt De Maas
bode, dat vorstelijke personen van den Kath.
godsdienst, ons indiè bezoekend, daar een
kerkgebouw aantreffen. Het R(jk steunde toch
ook den bouw vaü de Prot. Willemskerk te
Batavia en bouwde een moskee in Atjeh
De verzekering van De Tijd, dat het beleid
van minister Bergsma den Katholieken geral-
lig is, brenge dus, zegt De Gelderlanderden
kabinets-formateur niet op eeD dwaalspoor.
In de „Haagsche Kout" der Provinciale
Groninger Courant heet het o. m.
De eigenlijke badgasten stroomen nog niot
naar Scbeveningen, welke moeite het
Kurhaus zich ook geeft om ze door allerlei
feesten en pretjes er heen te lokken. Een
conducteur van de tram klaagde mij verleden
Zondag nog zijn nood op zulke dagen inde
hij in het goede seizoen tachtig gulden, nu
had hi) er slechts zestien ontvangen. In het
„Hotel d'Orange" zijn acht logeergasten, en
zorgden de uitgaande Hagenaars niet voor
zulk een flinke vertegen woordiging in Kurhaus,
Seinpost, bij Carré en Berenbak ik zou mijn
hart vasthouden voor de aandeelhouders.
Trouwens, het is geen wonder. Het lieflijk,
heerlijk, eenig, uitgezocht (voeg er zoovele
aanprijzende adjectieven by, als ge wilt en
kunt, lezer) 's Gravenhage wordt sedert een
veertien dagen eenvoudig en zonder plicht
pleging: het stinkend 's-Gravenhage ge
noemd, en de eenmaal bloeiende en gevierde
stedemaagd is op het punt haar goeden naam
te verliezen. Het stinkt hier, alsof voor
iederen Haagschen neus een afzonderlijk reuk-
huisje ter beschikking was gestold. En zoo
totaal afhankelijk is de beklagenswaardige
residentie van Delfland, dat nü, in het heete
jaargetijde, men ginds een paar bruggen of
dijken herstelt, zoodat er tijdelijk maar niet
gespuid wordtHet eene ingezonden stuk
na het andere breDgt luider en krachtiger
grieven van onze burgerij onder de oogen van
de overheid, en eene vereeniging heeft zich
reeds tot den gemeenteraad gericht om dade
lijke verlossing uit deze ellende.
O Huygens, wiens schim wellicht in onze
veste rondwaart, welke ergernis zal deze
toestand bi) u opwekken, die Den Haag aan
Scheveningen schakelde op eene w(jze, dat de
nazaat u nog steeds prijst en looft! Stank
voor dank wordt uw schim gebracht l
Of wy nu al in de „American Bar" nqy>r
de Hongaarsche tsiganen-muziek gaan luis
teren, om onze zinnen te verzetten, en 40
cents voor een onnoozelen quash neerleggen
on8 goed humeur blijft weg! Zelfs de nieuwe
zee-Boulevard, die bij het bloemencorso werd
ingewijd, kan onze droefgeestigheid niet ver
jagen en ons onzen gevuldeo neus niet doen
vergoten. Vrienden, er is een èrg luchtje aan
Den Haag, en als gij 't voor het kiezen hebt,
legt dan uw ankertje ergens anders neer, ot
wél slaat bijtijds extrait de violette
impériale uit de Grands mpgasins du
Louvre In, dompelt daar ruim en lang uw
reukorgaan in, en komt, aldus gepantserd,
naar die zelfde veste, die eenmaal de zoetste
en liefelijkste bijnamen ontving en welke
de openbare meeniog nu „stiükend 's-Graven
hage" doopt.
De Haagsche Kouter der Nieuwe Groninger
Courant zegt:
Het gaat te Scheveningen niet al te
best. Het ongunstige weder van de eerste
Juli-week heeft enorme schade veroorzaakt.
Er zijn betrekkelijk nog weinig vreemdelingen
en de vooruitzichten zijn ook niet schitterend,
a! komen er allengs enkele vorstelijke per
sonen, die altijd relief geven aan de badplaats
De prinsen van Koetei komen ook en later
de koning van Siam, die echter in Den Haag
verblijf zal houden en de gast van den Staat
zal zijn.
De American-bar van het Kurhaus valt
zeer in den smaak en heeft 't aardig druk,
zonder dat de andere établissementen er zicht
baar onder lijden. Het is een eigenaardig
verschijnsel, dat, hoe meer gelegenheden tot
ontspanning er zijn, hoe beter het ze alle gaat.
Men zou zeggen, dat het bezoek by Carré,
dat nog tameiyk schaarsch biyft, deze stelling
tegenspreekt, want er is, behalve de Kurhaus
concerten, nu toch ook nog op „Seinpost" er
id de American-bar te genieten. Maar op zyn
terrein staat Carré alléén, en dat is wellicht
oorzaak, dat men er te weinig heengaat. Ik
moet intusschen er by voegen, dat de voor
stellingen tot nu toe niet zoo aantrekkelijk
waren als voorheen; behalve 't ryden van
de bevallige Katchen Carré en de proeven
van dressuur van den directeur en zyn boide
zonen, is er weinig moois te zien. Misschien
is het plan van Oscar Carré om met October
uit de zaken te treden en de geheele ondei-
neming te liquideeron, oorzaak dat er niet
zooveel zorg moer aan de voorstellingen wordt
besteed. Carré gaat te Keulen wonen en doet
zyn paarden en heel den circus-inventaris weg.
My is intusschen in de ooren gefluisterd, dat
't maar tydeiyk zal zyn en dat hy vermoedeiyk
binnen een jaar met een geheel nieuw ensemble
en eon reuzencircus (dat thans te Manchester
staat) tot ons zal terugkeeren. In hoever het
zoo is zal de tyd moeten leeren. Yelen zullen
het wel wenschen.
In den loop van 't seizoen komt de ge
vierde Mile Reichemberg op het Kurhaus een
voorstelling geven en welbataille de dames.
29)
Het was haar, of bet haar thans eerst
duidelyk werd, dat hy een schoon man was,
dat er pit te bespeuren was in alles, wat by
deed, wat hy sprak, in elke zijner schreden.
En wanneer de donkere oogen met hun
blauwachtig, schier geheimzinnig wit zich
sloteD, waDneer uit deze volle lippen een half
afgebroken geluid, een ademtocht tot baar
k^ara, als de booJschap van een hooger
geluk, van een meer onbegrensde zaligheid
dan zy tot nu toe aan zich ondervonden
had
Met een plotseliDge beweging werd zy uit
baai overpeinzing opgeschrikt. Maar niet in
dien zin, dat zy zich aan dez9 indrukken
wilde onttrekken, die haar wils- en denkkracht
ten volle dreigden te onderdrukkenneen, een
vogel had haar doon schrikken, een vogel,
die in het dichte loof reeds ter ruste gegaan
was en nu, door de aanwezigheid van een
ander wezen opgejaagd, uit zyn nest weg-
fladüerde. Zoo had ook zy moeten opgejaagd
worden uit deze droomerijen, die zich van
haar meester maakten. Maar zy gaf zich
zonder tegenstand daaraan over. Zoo eigen
aardig woei de adem der lucht haar to9:
op dezelfde wjjze nfjjsschien als de droomer,
die gevoelt, wanneer de vleugels van den
vampier om hem fladderen, de golfjes rondom
het paviljoen, een zacht ruischen, oen gefluis
ter, de geur, die van de jasmynbloesems naar
haar toe waaide, en nu de tonen van een
snaarinstrument, slechts afgebrokeD toneD,
als half verstikte zuchten, als een koortsige
liefdesadem - op baar lippen zweefde een
bevende klank een naam.
Zy boorde de schreden niet, die haar
naderden; eerst toen een gedaante haar vóór
hot paviljoen te gemoet trad, een manneiyke
gedaante, toen hief Doris de droomende oog
leden op
Erich, Erich I"
Het was een kreet, een uit het diepste der
borst opkomende kreet, waaraan angst en
vreugde in geiyke mate deel hadden, waarin
zoowel een berouwvol gevoel van schuld
als eeD gevosl van dank den weg tot het
oor en het hart van den toegeroepene zochten.
Daarop volgde een oogenblik van doodsche
stilte. Doris meende werkeiyk een droombeeld
vóór zich te hebben, dat als een goede engel
aan een kruisweg haars levens haar te gemoet
gekomen was. Toen trad zy eenige schreden
nader op hem toe en zocht zyn hand te vatten.
Die hand werd baar niet toegestoken.
„Kom, Doris! Dit paviljoen aan 'twater
ge zoudt hier kou kunnen vatten. Het is niet
goed, dat jonge vrouwen zich van het overige
gezelschap afzonderen." Hy reikte haar zyn
arm, om haar naar het gezelschap terug te
geleiden.
„Maar hoe komt ge hier?" stamelde zy.
„Ik had je niet zoo spoedig terugverwacht."
„Dat geloof ik anders zoudt gy zeker
ook wel niet de uitnoodiging hebben aan
genomen."
„De vrouw vaD den geheimraad wilde het
bepaald. Ik kon my er niet aan onttrekken.
Ik draag eigenlyk de minste schuld er aan;
vraag het baarzelve en zy zal het u bevestigen.
Ook Regioa meendeZy zag schuchter
naar hem op.
Erich sprak geen woord. Zwygend schreden
beiden door de paden van den tuin voort;
het zand kraakte hoorbaar onder hun voeten.
„Is er dan iets buitengewoons voorgevallen,
dat ge zoo vroeg terugkeert? Betreft het je
persooniyk, Erich? O, spreek toch 1 Een naam-
looze angst drukt my op het hart."
„Ik ben heel wel Alleen, toen ik thuis
kwam en' je verrassen wilde daarom had
ik je ook niet getelegrafeerd en het huis
toen leeg vond en het bedje van Liddy onbe
waakt door het oog der moeder, toen
toen.
Dori9 gevoelde, hoe zyn gemoedsbeweging
hem den adem deed stokken.
„Toen werd my medegedeeld, dat je een
fraaie japon hadt aangetrokken en je hier
vermaaktet."
„Het is geen vermaak, Erich." Doris
stamelde deze woorden méér dan dat zy
ze sprak.
„Wy komen juist op tydmen begeeft
zich aan tafel."
„Gaan wy dan niet weg, Erich?"
„Neen, wy blyven! Ik heb je immers ge
zegd, dat ik my ook amuseeren wil."
„Maar ik wil niet. Ik bid je, Erich?"
Zy wilde zich van zyn arm losmaken. Maar
hy drukte dien tegen zich aan, en even dwin-
I gend klonken zyn woorden: „Je blyft."
Zy gingen dus naar het landhuis; de weg
daarheen was donker. Als Erich zyn schreden
niet vertraagd had, zou Doris niet bespeurd
hebben, dat by hun nadering een manneiyke
gestalte van den weg in het struikwerk drong.
Haar zenuwen waren dermate opgewekt, dat
het vallen van een blad haar zou hebben
doen schrikken. Haar blikken vestigden zich
onwillekeurig op die gestalte. Zy had den
man nooit gezien; zoo by tot de gasten
behoord had, zou zij hem herkend hebben.
Doch aan haar man scheen hy bekend te
zyn, want hy trad op den onbekende toe,
die groetend de hand aan zyn hoofddeksel
bracht. Erich sprak Diets, doch maakte slechts
een gebaar van verstandhouding en zette
toen zyn weg roet Doris voort.
De gezamenlyke gasten waren in het land
huis byeen. Er hoerschte onder hen die drukke,
onaangename stemming, die elk plaats nemen
aan tafel voorafgaat. De vrouw van den
geheimraad wierp woedende blikken op haar
dochter, omdat deze zich den heer Yon Rechting
tot tafelbuur had verkozen en daarmee de
bedoelingen harer moeder verydeld had, die
natuurlijk de plaats naast den president voor
haar had bestemd, en daarenboven maakte
de geheimraad haar verwyten, omdat zy hem
vóór twee by elkaar geschoven tafelpooten
geplaatst had. Rechling trok een oogeDblik
de wenkbrauwen op, toea hy zag, dat Lide
man zyn vrouw den arm wilde aanbieden.
Hij scheen tevreden, toen hy bespeurde, dat
zy met een geschikte beweging dien toeleg
deed mislukken en aan den arm van den
jongen Lichtner wo tafel ging. Doch ten
slotte is et6n en drinken de beste regulateur
voor de stemming.
Terwyi het personeel van den president
de schotels onder de gasten rondgaf, fluisterde
de vrouw van den geheimraad haar man
bestendig iets in het oor. Toen hy maar vol
strekt geen lust betoonde daarnaar te luisteren,
stiet zy hem aaD, eerst zacht, daarna barder.
„Ja zeker, myn engeltje, ik wil immers
zooals gy wilt, maar ik wacht alleen maar
tot aan den champagne. Dat wil zeggen: ik
hoop toch, dat er champagne zal komen.
Ziet ge, daar is hy al."
Men bracht de flesschen in tobbetjes met
ys. De bedienden liepen met de flesschen
om de tafel en schonken in. De geheimraad
dronk eenige glazen tot den bodem uit.
„Oatzie je," waarschuwde zyn eega, „wan*
anders kunt ge niet spreken."
„Later, later, myn nachtegaal.'
„Neen, neeD, nu moet het."
En zy deed met een zilveren lepel haai
glas klinken en gaf haar man een zachten
stoot, ten teeken, dat het plechtig oogenblik
van spreken gekomen was. Als gehoorzaam
echtgenoot stond do geheimraad op en begon
na oenige oogenblikken van diepiinnig gepeins:
„Mijn vereerde vrienden en waarde gasten f
Ik heb u 6en hoogst verbiydende tyding mede
te deelen
„Wat scheelt u, lieve Else?" fluisterde Erict*
de dochter van het echtpaar toe. Hy had ge
voeld, ho9 de hand van he,. kramp
achtig op de zyne gelegd werd.
(Wordt vervolgd.)