MENGELWERK. Uit De(n) Hollander: 43 voorteekens van regen. 1. De bolle wind kent perk noch palen. 2. Het zwerk verandert keer op keer. 3. Ik zie het kwik in 't weerglae dalen. 4. Het schoorsteenroet rolt drupplend neer. 6. Het vocht begint den muur t' ontvloeien. 6. De zwaluw scheert langs 't spichtig gras. 7. De vlieg verstoort de logge koeien. 8. Da kikvorsch kwakt in d' sngen plas. 9. .Flink", m|Jn patrijshond, zit te droomen. 10. Het 8tof draait dwarlend in den vliet. 11. De visschen spartlen op de stroomen. 12. Het regende ook op Sint-Margriet. 13. Hebt gy den stank der gracht geroken? 14. Zaagt g() dien fraaien regenboog? 15. De zon is neev'lig neergedoken. 16. Ondraaglijk kwelt me een eksteroog. 17. De huiskat strijkt haar fulpen wangen. 18. Gesloten is de pimpernel. 19. De meerle fluit baar zoetste zangen. 20. Ei, hoor wat piept de krekel feil 21. Het loeiend vee wil 't veld verlaten. 22. 't Verschiet schijnt ons nabij te zijn. 23. Ik hoor de onruste schapen blaten. 24. Aanhoudend knort het ronkend zwijn. 25. Do slakken zijn met zand bestoveo. 26. De padden kruipen ginds en her. 27. De klaver heft de kruin naar boven. 28. Flauw glinstert zelfs de grootste ster. 29. De pauw verheft zijn schelle kreten. 30. Het rijpaard trapt vol ongeduld. 31. Mijn bond wil gras voor beendren eten. 32. Zie, hoe een krmg de maan omhult. 33. De glimworm blinkt in vollen luister. 34. De koekoek roept in 't eenzaam woud. 35. Het is, schoon zomer, taamlijk koud. 36. De ganzen gagg'ien, de eenden kwaken. 37. De gladde zuring krimpt ineen. 38. Het hout zet uit met hoorbaar kraken. 39. Het vocht ontwelt den blauwen steen. 40. De kraaien storten zwiorend neder. 41. In gang en kamer kruipt de spin. 42. De boomvorsch spelt onstuimig weder. 43. De nieuwe maan viel Maandag in. Eer we er op verdacht ztfn, staan we voor het laatste verreljaars, staan we voor bet feit, dat de jongen in verschillende vakken achter is gebleven. Dan is Holland in last, dan zoeken wij in een paar maanden te her stellen wat In zes Is verzuimd, dan pressen Wij den jongen tot overwerk, leggen we hem extra-lessen op, dikwerf zonder het gewenschte gevolg, omdat de jongen niet slechts achter is In kenneD, maar verslapt in ijver en plichts betrachting; in die plichtsbetrachting, welke ons oplegt eiken dag te doen wat de dag te doen geeft. Wt) spreken niet van vaders, die pas uit hun onverschilligheid ontwaken op het oogen- blik, dat hun jongens met de kennisgeving thuis komen, dat ze voor overgang naar een hoogere klasse zijn te licht bevonden, vaders, die dan opstuiven tegen den achterblijvenden leerling, tegen de leeraars, tegen den direc teur, tegen het schooltoezicht, tegen heel het middelbaar onderwijs, opstuiven tegen ieder Zwart en "Wit. 8 is twee dagen over haar tijd; behalve pak ketten van groote waarde zijn er verscheidene passagiers aan boord. Daareven krijg 'h be richt, dat zij vastzit bij Formosa. Kunt gij nu die boot veilig in deze haven brengen, dan bebt ge daarmede geheel uw slechten naam uitgewischt. Ei de winst zal ook Diet onaardig zijn, dunkt mij." „Maar hoe mo.t ik dat ten uitvoer brengen?" „De oude „Bullfinch" ligt nog in de haven, sedert zij zes maanden geleden binneDgeloopen is. Kunt gij met wat energie en wat goeden wil de boot in zee krijgen, dan kunt ge dezen nacht nog een heel eind komen. De winst zal zeer aanzienlijk zijn," herhaalde de reeder nogmaals. „Laat mij bet probeeren; gelukt 't mij niet, dan kunt ge er zeker van zijn, dat ik u nooit meer zal lastig vallen. Wellicht is 't mi) ver gund, enkele menscbenleven3 te redden en het geld zal ik u met vreugde aanbieden als eenige vergoeding der schade, die de Maat schappij door mijn toedoen heelt geleden. Wilt ge mij nog eenmaal vertrouwen, mijn heer?" „Ja, kapitein Ormiston, dit zal uw laatste kans bij ons zijn." Opstaande en hem de band toestekend zeide de reeder„goede reis en dat het u gelukken moge; vaarwel!" Ten zuiden van de Pescadores, de lage rotsachtige basalt-eilanden, terecht gevreesd door de Chineesche zeelieden, lag de mailboot. Ormiston nam zijn koers door bet Kanaal van Formosa en wist de belangstelling vah het scheepsvolk gaande te houden door hen te wijzen op de groote winst, die het wel slagen hunner reis voor ieder van hen zou afwerpen. De hoofdmacbinist had zich zec-r ongunstig uitgelaten 07er de machines van de „Bullfinch" en het was niet dan na laDg zoeken en heen en weer praten, dat men stokers had kunnen vinden in Hongkong. Zonder zich een oogenblik rust te gunneD, liep kapitein Ormiston op de brug. „Da laatste kans om mijn misdrijf goed te maken", klonk 't hem onophoudelijk in de ooren. Over de effen grijze zee brak de tweede morgen aan, nadat bet oude vaartuig Hong kong verlaten had. Aan den horizont zag men duidelijk een kleine brik, die rees en daalde met de golven. De Engelsche vlag in sjouw, om aan te toonen, dat er onmiddellijk gevaar dreigde, zag de „Rosalinds" er met haar ont takelde masten en gestreken zeilen spook achtig uit. Men had de brik voor verlaten kunnen houden, als geen smalle spiraal rook uit den schoorsteen zich naar boven, in de grfize lucht bad gekronkeld. Ormiston liet stoppen en de reddingboot en alles, behalve tegen zichzelven. Zou men denzulken een cijfer toewijzen op hun rapport van vaderlgke 'plichtsbetrachting, het zou een 1 zijn: zeer slechtl Hiermede heb ik gezegd wat ik te zeggen had, uit een drang om gericht te houden over mijzelf. Indien mijn jongen straks niet over gaat, zal ik teleurstelling in ootmoed dragen. Wij hebben beiden schuld, by en lk; wij zijn beiden te licht bevonden. Wij hebben het samen te dragen. Wjj zijn allebei blijven zitten 1 9 uitbrengen; hjj zelf wilde gaan zien wat er aan de hand was, daar bij zoo weinig moge lijk tijd wilde verliezen met het oog op den belangrijken post, die hem was toevertrouwd. Spoedig was de kapitein aan boord van het verlaten schip, waar oogenachyniyk alles zich in de beste orde scheen te bevinden. Juist wilde hy achteruitgaan, toen uit de hut van den kapitein een meisje trad, dat hem vol verbazing stond aan te staren. Zy was in het zwart gekleed en had een verkleurd matrozenhoedje op. Van meer dan middelmatige lengte, had ze een fijn, bleek gezichtje en donkere oogen, een aardige ver schijning zooals ze daar stond, zich vastklem mend aan de reeling. „Zijt gij gekomen, om ons te helpen?" vroeg ze. „Ja, maar wat is er gebeurd?" „Drie dagen geleden deserteerde het scheeps volk omdat mfin broeder aan besmettelijke koortsen ligt. Hy is de kapitein van dit schip en zal 't niet lang meer maken." „Waar heeft hjj die koorts opgedaan?" „Op Java, waar we van Hongkong kwa men met suiker. De Chineezen waren zóó bang voor de ziekte, dat ze zich uit de voeten maakten in do reddingbooten." „En lieten zij u bier geheel alleen? Do schurken 1" „Kunt gü mij helpen?" vroeg ze,Ormiston treurig aanziende. Ormiston weifelde; hij overzag snel den toe stand. De brik op sleeptouw nemen kon hij onmogelijk, daar de „Bullfinch" ander werk te doen had en de bemanning zeer waarschijnlijk zich daar ook tegen verzet zou hebben. Zijn plicht wa9 het, de vermiste Fransche mailboot op te sporen. Den kapitein met zulk een zee, naar zijn eigen schip te vervoeren, was even eens onuitvoerbaar. Maar moest hy dan dit jonge meisje alleen laten, een prooi van wind en golven? Het was zyn „laatste kans", wat moest hy doen? Zjjn toekomst hing af van het veilig in de haven brengen van de Fran sche stoomboot. En wat ging hem eigeniyk dit meisje en haar doodzieke broeder aan? Wellicht zou een der officieren de „Rosalind" naar Hongkong willen breDgen; in ieder geval koD by 't hun voorstellen. Hy deelde het meisje mede, dat hy naar zyn eigen schip terugkeerde en haar hulp zou zenden. Zy bedankte hom en aan boord gekomen, kwam hy dadeiyk mot zyn plan voor den dag. Maar niemand had er lust in; wat was de winst, die bet binnenbrengen der kleine brik kon opleveren, vergeleken met de groote belooning, die hen te wachten stond. „Laten we eerBt zien, de vermiste boot op te sporen, mynheer", zeide de eerste officier, „dan kunnen we daarna de brik op sleeptouw nemen. Er Is geen wind en geen strooming, zoodat het meisje, dat het nu rtots twee dagen alleen heeft uitgehouden, nog wel wat langer daar kan blyven." Ormiston keerde zich bleek van veront-' waardiging naar den spreker. „Ik geef u het commando over de „Bullfinch", mijnheer Dickson," zeide hy bedaard; „ik hoop, dat g|j de stoomboot zult vinden en het geld verdienen; als kapitein zal uw aandeel iu de winst zeker grooter zyn dan als eerste officier. Ik ga aan boord van de „Rosalind." „Zyt gy gek geworden, mynheer?" riep de eerste officier, in zyn verbazing den eerbied over het hoofd ziende, dien hy zyn kapitein verschuldigd was. „En dat alles ter wille van een vrouw 1" IL Twee dagen later leunde Ormiston over da reeling der „Rosalind." Witte strepen, veel ïykend op wol, dreven door de lucht; 't was drukkend warm en de barometer daalde steeds. De wind stak langzaam op uit het zuidwesten. Eenige uren na zun komst aan boord was de zieke kapitein gestorven en het meisje had haar nieuwen vriend in alles om raad gevraagd. Hy had voor haar gekookt en haar zoo goed mogeiyk getroost op zeemansmanier. Eindeiyk was ze in slaap gevallen, terwyt hy stond uit te kyken naar voorbyvarende schepen. Hy vond het nu zeer natuuriyk, dat ze tot hem kwam om hulp, dit eenzame mel9j?, en dat hy haar beschermde. „Ik dank u voor al uw goedheid," zeide zy, plotseling voor hem slaande: „hoe heet gy toch?" „Ormiston." „Waar heb ik dien naam meer gehoord? Ik heet Blanche Davidson, twee maanden geleden kwam ik uit Engeland naar China, waar myn vader zendeling is. Hy verdronk by het vreeselyk ongeluk met de „Conqui stador". Wat een schande van dien kapitein, Diet beter zorg te dragen 1 Van morgen, terwyl gy sliept zag ik twee booten voorbyvaren; de een was Bprekend de „Bullfinch". „Dan is de Fraosche mailboot toch ge vonden 1" riep Ormiston. En toch speet 't hem niet, op dit oogenblik aan boord der „Rosalind" te zyn gekomen. „Was de „Bullfinch" die andere boot gaap zoeken?" vroeg het meisje verbaasd. „Ja", antwoordde Ormiston eenvoudig. „En zou de winst groot zyn?" „Ja, heel groot". „Krygt gy nu toch uw aandeel?" „Neen", antwoordde hy toonloos. „Het is edel van u, dat alles op te geven voor my", zeide zy zacht. „Twee maanden geleden voerde ik het bevel op de „Conquistador". „En toch vertrouwde men u weder een andere boot toet" Hij was te trotsch haar uitleg te geven en begon weer den horizont af to zien, waar de lucht hoe langer hoe dreigender word. Een van die ontzeltende stormen, die de Chineesche zoeën zoo menigmaal teisteren, was ophandon. „Miss Davidson, er komt ruw weer, niet zonder gevaar, ga dus naar beneden, terwijl ik hier alles in orde maak". „En gy?" „Ik biyf hier". „Waart gy reeds lang kapitein van do „Bullfinch?" „Het was myn eerste reis, maar daar kun-j nen we later over spreken". „En zult ge weor kapitein zyn, wanneer we aan land komen?" „Neen, ik ben nu voorgoed ontslagen", antwoordde Ormiston, denkend met een klei nen uitleg hot eerst van haar af te komen. Maar het laat my kond, ik geef er niets om. En nu moet ge dadoiyk naar beneden". De „Rosalind" slingerde geweldig, ieders nieuw aanrollende golf deed het oude schip kraken en schudden. Een uur bracht Ormis ton door aan dek, toen voogde Blanche zich by hem; beiden zich vastklemmend, om op de been te blyven. „Kunt ge my vergeven wat ik daareven gezegd heb?" vroeg zy een oogenblik, dat het ontzettend geraas en gestamp wat min der was. „Ja, omdat ik u liefheb", antwoordde hy, zich over haar heen buigend. En by kusto haar. „Myn Godl Pralas Island 1" riep Ormiston eensklaps„het is 't eenige land dat dichtby is. Nu is alles voorby 1 Goeden nacht lieveling 1" „Heel spoedig zult u weer even gezond en sterk zijn als vroeger", zeide de dokter in het hospitaal te Singapore bemoedigend tot zyn patiënt. Wat een geluk, dat het oorlogsschip juist by Pralas Island was, toen uw brik strandde! Komt uw gewone bezoek vandaag niet? Hier hebt ge wat couranten, om den tyd te dooden, tot zy komt". En de doktor verliet met een vriendelyk knikje haastig de zaal. De zieke vouwde lusteloos de „China Over land Mail" open en byna onmiddellyk viel zyn oog op het volgende: „Heden werd uitspraak gedaan in zako het scheepsvolk der „Bullfinch" en hun tegeiy- kertyd het aandeel uitgekeerd voor het veilig in de haven brengen der Franscbe mailboot „Navarre". L 21000 is naar evenredigheid verdeeld tusscben de officieren en de beman ning. De kapitein der „Bullfinch" had zich op onverantwoordelyke wyzo begeven aan boord der brik „Rosalind". By heeft niet alleen dit vaartuig niet kunnen redden, maar er zelf bet leven by ingeschoten." Onder het hoofd Dagen van Onrust geeft Het Nieuws van den Dag bet volgende, met S. onderteekende, art kei oen plaats Wat in hetgeen bier volgen gaat op een beschuldiging gelykt, aebte men in de aller eerste plaats tot schryver dezes zelf gericht. Wie zich aan hem spiegelt, spiegelt zich zacht. Ik ben in onrust, in spanning over den uitslag van het examen van myn won. Ik zeg examen, hoewel het nauwe- tyks dien naam mag hebbeD, want het geldt eenvoudig de vraag of hy waard gekeurd tal worden om over te gaan van de 2de naar de 3de klasse der Hoogere Burgerschool. Er wordt op dat examen-doen, ter toetsiog san der leerlingen geschiktheid om te worden bevorderd, nogal eens afgegeven. Wy zien bet kwaad er niet van in. Het komt ods wel nuttig voor, dat over onze jongens van tyd tot tyd revisie wordt gehouden on dat zy reeds vroeg genoopt worden zichzelven te ieproeven. En dan, dat overgangsexamen gaat zoo geleideiyk in zyn werk. De joogen wordt er in het geheel niet blootgesteld aan verrassingen. Tegen dat de groote vacantie nadert, onderzoekt ieder leeraar op zyn beurt, in het gewone lesuur, wat van het onder wezens gedurende den loop van het jaar het eigendom geworden is des leerlinge. Hy treedt daarby eenvoudig in een herhaling van het geleerde. Daarbuiten gaat hy niet. Wat in die dagen der overgangsexamens ons in spanning brengt, is bet besef, dat daarby gericht gehouden wordt niet alleen, niet in de eerste plaats over ouze kinderen, maar over ons, hun ouders 1 In de meeste gevallen toch geeft het al- of niet-slagen van het kiDd een antwoord op de vraag of het ouderiyk toezicht gedurende het schooljaar is uitgeoefend met dien yver, met die liefde, die aan den ouderlyken plicht bun wyding geven. „In de meeste gevallen" zeggen wij, want wy willen niet voorbyzien, dat er kinderen zyn, tegenover wie het degelykst en meest nauwlettend toezicht machteloos is. Maar dat zyn uitzonderingen. Al mogen er op het leerplan van de Hoogere Burgerschool aanmerkingen zyn te maken, al moge dat leerplan, met name voor de boogero klassen, verloopen in overdaad van vakken het onderwys in de eerste klassen is zeer goed te volgen, ook door den minder begaafde, mits hy dagelyks zyn plicht doe, en wy met hem! Wy zouden zelfs durven beweren, dat, als hy behooriyk beslagen tot do 4de klasse is doorgedrongen, ook voor een geregeld volgon van de laatste klassen de kansen gunstig staan. Mits de leerling dagelyks zyn plicht doo- en wy met heml In dien eenvoudigen eisch ligt heel het geheim. Voor wie dien eisch behooriyk zyn nagekomen, bestaan do dagen van spanning en onrust uit de eerste helft van Juli niet. Maar zoovelen onzer stellen de vervulling van hun plicht uit, totdat het te laat is. Iu de eerste kwartalen van het schooljaar plegen wy de zaken op haar beloop te laten. Wy grypsn niet onmiddellyk in, niet met voldoende kracht ten minste, als het eerste rapport, dat onze jongen tbui3 brengt, van verzwakking biyk geeft in vlyt en vordoringen. Als het nog maar vyfjes zyn, die den jongen worden toegekend ten blyke, dat hy aan de hem gestelde eischen even heeft voldaan leggen wy er ons te licht by neer, spelend op zien-aankomen, hopend, dat het wel crescendo gaan zal. WU vergeten, dat even voldoende slechts een haarbreed afstaat van onvoldoende, en stellen de zorgen uit tot morgen. Maar de tyd gaat snel. 7 Opofferende Liefde. Vit het Engelsch van HENDERSON. I. „Da rechtbank beschouwt het verloren gaan der „Conquistador" als te wyten aan nalatig heid van den gezagvoerder, doch in aanmer king nemend diens vroegere eervolle loopbaan, wenscht de rechtbank niet in verdere vervol ging te treden." Dit berichtje las de reeder voor uit de „Hongkong Daily Press," en flink, in eens begon hy zyn aanspraak, waar hy reeds dagen tegen bad opgezien. begrypt, kapitein, dat we u op onze booten niet meer kunnen gebruiken. Onze vaste regel, waar nooit van wordt afgeweken, is niemand weder in onze vaart te nemen, die eens getoond heeft niet den vereischten moed of de gewenschte capaciteiten te be zitten. Tot myn leedwezen eindigt dus hier mede ons contract." De aangesprokene, een lang, slank man van ongeveer 35 jaar, nam zyn hoed en ver liet het vertrek. Twee maanden geleden was hy kapitein van de paesagiersboot tusschen Sbangaï en Calcutta, nu was hy een ge ruïneerd man. Op de koraalrotsen by de Paracel-eilanden was het vaartuig aan splin ters geslagen en zyn reputatie was voorgoed verloren. Waarom had hy het lot dier onge- lukkigen niet mogen deelen, want wie zou nu nog een) man in dienst nemen, die een prachtig schip als de „Conquistador" en 132 menschenlevens had laten vergaan? Men legde een briefje op de schryftafel, waaraan de reeder gezeten was. Haastig doorlas by het en verzocht een der klerken, onmiddellyk kapitein Ormiston terug te roepen. „Wat zyt gy nu van plan te gaan doen?" vroeg hy niet onvriendeiyk aan den man, die met gebogen hoofd voer hem stond. „Misschien denkt U er op het oogenblik nog niet over en kan 't u ook niet scholen. Zoo zou 't ten minste tnenigeen gaan in uw toestand. Het is voor ons allen een treurige les geweest on nog is u de gelegenheid open gesteld uw goeden naam als ervaren zeeman terug te winnen." „Dat is eerder gezegd dan gedaan, mynheer." „Ik heb u niet terug laten roepen, om u dit nog eenB te zeggen, maar wel om u nu dadeiyk die gelegenheid aan de hand te doen." „Te mooi om waar te zyn, mynheer," zeide Frank Ormiston moedeloos. „Toch kan ik u nog een kans geven; luister eens aandachtig naar my, kapitein Ormiston. De Fransche mailboot van Shangaï

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6