N". 11464. Maandag IÖ Juli. A°. 1897 paus DEzea coüramïs (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DWAALSTERREN. DAGBLAD. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post ifionderlilke Nommers t MO. 1.40. 0.05. PRIJ8 DER ADYERTEHTIËN: Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Groobero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Scheveningen. - De Haagsche Sprok kelingen van het Utrechisch Dagblad geven het volgende te lezen: Te midden van de bestuurcrisis (hot plot seling vertrek van den burgemeester) amu seerde Den Haag (d. i. bet uitgaande deel) zich met wat men op zyn Italiaansch een 9b 1 o 0 m n c o r s o" geliefde te noemen een wedstrijd van een twaalftal vermogenden in kostbare weelde van enkele uren, om elkaar de loef af te steken met do voort brengselen der wederzydsche bloemisten. Want van een werkelyk „corso", een it van allerlei voertuigen, waarby het kwistig strooien met bloemen de hoofdzaak is, geen sprake, 't Had evenveel van een echt „corso" als een Hol- landsch gemaskerd bal van een Italiaansch carnaval. Een m()ner bekenden maakte op die kermis der ijdolheid eon bittere vergelijking tusschen die weelde en den toestand der armen. By het opstellen van die rijtuigen, waarvoor, om enkele uren te pronken, eenige duizenden guldons waren uitgegeven, stond een troepje Schevening8che kinderen te kijken wien ellende on gebrek, honger en ziekte uit de oogen zagen. Is 't eigenlijk wel verantwoord, vroeg h(j me, aan zoo iets duizenden te verkwisten, als dat daar nog bestaat? Maar Scheveningen vooral heeft leeren lijden en verdragen. Of zou er één stad in Nederland zijn, die zich zoo geduldig tegen den grond liet duwen, als ons visschersdorp met zijn haven? Jaar op jaar gelooft het in de menachen, diegouden bergen beloven, maar niets doen, niets, niets. En als dan blijkt, dat laatstelijk nu zulk een levensbelang voor 15,000 menschen, wier vermogen voor zoover ze dit hebben en wier dagelyksch brood er van afhangt, o. a. weer zeven tien weken volkomen nutteloos en doel loos, enkel omdat men zich niet de moeite van 't antwoorden geliefde te geven, is opge houden en geschaad door den minister van oorlog, dan stelt het Scheveningsche volk op de onbeholpenste manier drie candidaten voor den Raad, die natuurlijk een jammerlijke neder laag lijden. En dan lacht de Haagsche bevolking, die Scheveningen alleraardigst vindt als er bloe mencorso's en Zigeunerkapellen in Engelsche huisjes zijn, en erg interessant als de zee zoo mooi hoog en woest staat, om de domme joeien, die zoo heelemaal op bun eigen hand een paar candidaten willen stellen. Vergun me 't er voor heden by te laten. Myn stadgenooten zouden me bitter maken. In Eigen Haard komen eenige illustraties voor van den jongsten storm te Scheve ningen en in 't Haagsche Bosch, naar teekeningen van Wm. Muller. Het artikel, dat er by geschreven is, voert een krachtig pleidooi voor een visschershaven. De schryver had een gesprek met een ouden Scheve- ninger, die zyn meening aldus uitte Je zult 't zien gebeuren meneer, Scheve ningen smelt, meneer, 't mot bres en als 't bres gaat is 't uit en dan wordt't pas goed." „'t Is hard voor jullie, dat is zeker." „Wel man, voor ons nog minder, wullie hebben nie veul, maar voor de werven en de tonnenmakeryen énzoovoorts énzoovoorts is 't huilenda's 'n geschapen zaak. De readers hebben wel wat gedaen, maar nie genog, en wy willen 'r ons nie voorspannen, hebben 't eens gestaakt, en toen stond er dadelijk 'n regiment op strand. Maar toen bleven we thuis en daar stonden ze als beschimmelde klazen. Wy benne geen socia listen, we willen werken meneertje, maar dan motten jullie ons die kasten (hotels) niet voor onzen neus douwen. Dat mot weer worden goedgemaakt, en dat kan best, dat is klaar als 't Evangelie, dat het kon, want hadde we maer een haêventje, al was 'tmaer 'n vluchthaeveDtje, dan waren we weer 'n kloek dorp, verstaé je." Te Scheveningen - aldus de Zutfen- schc Courant is het aantal vreemde bad gasten nog niet groot. De stroom van Hage naars voor de philharmonische concerten op het Kurhaus blyi't belaDgryk, maar het bezoek is toch minder dan vorige jaren. Om aan de bezoekers nog meer afwisseling te geven en '8 avonds na afloop van het concert den lief hebbers van plakken ter wille te zyn, heeft de Kurhausdirectie naast het hoofdgebouw een American-bar ingericht, waar eiken middag en '8 avonds tot twaalf uur een Hongaarsche kapel uitvoeringen geeft. Ook Oscar Carre heeft tegenover het Kurhaus weer een circus ingericht, waar bet eiken avond stampvol is. Aan zomervermakeiykbeden dus geen ge brek. Klaagt men echter te Scheveningen, dat er niet genoeg vreemden komen, in Den Haag begint men te klagen, dat in het laatste jaar het aantal renteniers, die er komen wonen, geringer is dan men in den laatsten tyd ge woon was. Het gevolg van te grooten aan bouw. Als men maar steeds voortgaat met nieuwe straten aan te leggen en op speculatie vol te bouwen, dan moet er eindelijk wel een overproductie van huizen komen. Te ontken nen is het niet, dat er vele huizen ledig staan, en waar zullen dan de bouwers de hypotheek rente van betalen? Yan daar, dat het aantal gedwongen verkoopingen vry aanzioniyk is en dat thans in de buitenwyken voor betrek- keiyk weinig geld groote huizen te koop zyn. De hypotheekbanken vooral lyden daardoor schade, maar die het uit kan houden behoeft zich niet ongerust te maken, want waar- schyniyk zal zeer spoedig het evenwicht tus schen vraag en aanbod weer hersteld zyn. Melding maffende van de aanschry- ving aan de conducteurs der Hol- landschQ IJzeren-Spoorweg Maatschappy, om voorkomend te zyn jegens de reizigers, zegt Het Nieuws van den Dag: Het reizend publiek zal ongetwijfeld dit alvast in dank aannemon, maar daarmee nog niet alle klachten opgeheven achten. Wat er nog van kracht biyft, heeft byv. het publiek kunnen ervaren, dat Zondag-avond van den laatsten trein gebruik maakte; in kleiner kring de journalisten, die uit Dordrecht terugkeerden. Zy hebben zich kunnen over tuigen van het onvoldoend voorbereid zyn op een groot aantal passagiers en van onregel matigheden en tegenstrydigheden in de dienst orders. Op den korten afstand tusschen Dordt en Amsterdam moest een deel der passagiers berhaaldeiyk uit- en overstappen; zelfs iu Den Haag moest er weer uitgestapt worden, en toen het bleek, wat iedereen wist dat alles vol was, moest men weer in groote hurrie de verlaten wagens bestygen. Het Centrum schryft onder het hoofd V erdach te Lof: Het is opmerkeiyk hoe by den stryd tus schen Standaard en Nederlanderhet Handels blad steeds party trekt voor laatstgenoemd orgaan. Zoo neemt het Hbl. in zgn nummer van gisteravond weer een groot stuk uit Deln) Nederlander over, dat ten doel heeft de aan vallen van De{o) Standaard over de by den jongsten verkiezingsstryd gevolgde tactiek af te slaan. De liberale redactie is het blykbaar met do opvatting van Deln) Ned. geheel eens en ver klaart, dat de verwyten van De(n) Standaard door het blad van den heer L o h m a n wor den beantwoord „op eene wyze, die herinnert aan de fabel van den wolf en het lam." Natuuriyk is De Standaard do wolf en De Nederlander het lam. Wy zullen ons in dezen stryd niet mengen. Maar d i t mogen en willen wy zeggen, dat het de „vry-anti-revolutionnairen" toch wel bevreemden en ook een weinig verontrusten moet zoo voortdurend door een liberaal hoofd orgaan te worden geprezen om hun houding en aangemoedigd in hun streven. Het Nederlandsche Dagblad zegt in een hoofdartikel, getiteld Bronsveldianen: Verscheidene dagoladen, en in do eerste plaats De Standaard, gaan nog steeds voort de Chri8teiyk-Histori3chen de party of de fractie Bronsveld of kortweg: Bronsvel dianen te noemen. Sedert de oprichting van den Christeiyk- Historischen Kiezersbond zyn er niet minder dan vyf humoristische platen verschenen, die op den Bond of op Het Nederlandsche Dagblad betrekking hebben en op vier van die vyf wordt dr. Bronsveld voorgesteld als het kort begrip en de verpersoonlyking van de Christe- lyk-Historische party. Reeds verschillende malen is daartegen geprotesteerd, maar tot ons leedwezen is een nieuw protest niet overbodig. De Christeiyk Historischen zyn niet de party van dr. Bronsveld of van-iemand anders. Zy noemen zich naar hun beginselen en die beginselen brengen juist niet mee, dat één enkel persoon ooit zal kuDnen zeggen: „De party, dat ben ik". Is het zooverre met een party gekomen, dat zy met één enkel man staat en valt, dan heeft die party geen toekomst. Wy zien dat in de eerste plaats aan de Liberalen. Zoolang Thorbecke leefde, giog alles goed, maar na zyn dood was de bron der ontwik keling opgedroogd. De vaart, die Thorbecke aan de party bad meegedeeld, heeft zy Dog langen tyd na zyn dood behouden, maar de mannen, die haar opnieuw vaart konden geven, ontbraken. Met al hun roepen van „vooruitgang" zyn de liberalen na Thorbeckes dood feiteiyk biyven stilstaan. Zy hebben geteerd op zyn nalatenschap, maar daar kwam niets by. Een goed liberaal spreekt nu nog precies als Thorbecke en zyn vrienden voor vyftig jaar en toch meent hy in allen ernst aan het hoofd te staan der beschaving van zyn tyd. Thorbecke is, by al zyn grootheid, op één punt klein en onverstandig geweest. Hy was nayverig op zyn gezag en duldde geen bekwame mannen naast zich. Hy wist niet bytyds een school te vormen. Hy moest alles zyn, anderen niets, en toen hy stierf, was er niemand, om wiens schouderen zjgi profeten-mantel paste. Ook het geheele eerste Keizerryk van Napoleon I was een personen-, geen beginsel- quaestie. Toen Napoleon in Rusland vernam, dat er, tijdens zyn afwezigheid, te Parys oen poging was gedaan om zyn gezag omver te werpen, riep hy smarteiyk getroffen uit: „Zyn de instellingen dan niets meer? Is myn persoon dan alles?" Nauwelyks had hy de hielen gelicht, of zyn staatsgebouw begon op de grondvesten te wankelen. Zelf een avonturier en een gelukkig soldaat, die zyn kroon aan zyn degen dankte, was hy bevreesd voor de overwinningen zyner maar schalken. Hy maakte hen tot blinde werktuigen van zyn wil, die niet op eigen beenen konden staan, maar in alles door hem bestuurd moesten worden. Maar toen het terrein zyner oorlogs-operatiën zich uitbreidde, zoodat hy niet meer overal persoonlyk de leiding geven kon, werden zyn bevelhebbers geslagen, waar zy, buiten het oog des keizers, zelfstandig moesten optreden. Decentralisatie is het geheim voor wie met geringe middelen veel tot stand wil brengen. Door te groote centralisatie bracht Napoleon zichzelf ten val; door decentralisatie weten de Engelschen met een klein aantal zelfstandige ambtenaren de grootste rykeD te besturen. Decentralisatie is dan ook het wachtwoord in don Cbristeiyk-Historischen Kiozersbond. De kracht zyner organisatie ligt niet in een dictator, die alle macht in zyn hand vereenigt, maar in de zelfstandigheid der districts-bestu- ren. Eenheid van beginsel, niet onderdrukking van de vrybeid, moet in den boezem van den C.-H. K. de eenheid van wil voortbrengen, die voor het bereiken van bet voorgestelde doel noodig is, en daarom heeft die Bond reeds kort na zyn optreden zooveel kracht kunnen ontwikkelen. Dr. Bronsveld wordt door de Christeiyk- Hi8torischen hoog geèerd. Zyn bekwaamheid, zyn karakter en zyn verleden geven hem daarop de meest mogelyko aanspraken, maar hyzelf zal de eerste zyn om te erkennen, dat zelfs de eerste stoot tot het oprichten van den C.-H. K. niet van hem is uitgegaan. De adviezen van dr. Bronsveld worden door de Christeiyk-Historischen op hoogen prys gesteld, maar hy heeft den Bond te lief, om te willen, dat met hem alles zou staan en vallen. Hy wenscht niets liever dan dat ook na hem de C.-H. K. steeds nieuwe loten zal vormen, uit een eigen levenwekkend beginsel, dat niet met hem ten grave dalen kan, al is het dan ook voor zyn ontwikkeling zeer veel aan hem verschuldigd. Juist van Anti-revolutionnaire zyde wordt de uitdrukking „Bronsveldianen" 't meest gebruikt en dat wyst er op, hoe de Anti- revolutionnairen hun goed politiek inzicht hebben verloren. Onwillekeurig kennen zy de gewoonte, die zy zelf hebben aangenomen, ook aan anderen toe, en zy bemerken niet, dat niets hen meer in gevaar brengt dan het feit, dat zy niet meer Anti-revolution naire n, maar Kuyperianen zyn. "Wie heeft er indertyd aan gedacht hen Groenianen te noemen, en dat bewyst, dat Groen, beter dan dr. Kuyper, begreep, wat de houding van een leider zyn raosL Groen heeft bytyds voor een opvolger gezorgd. Hy moet wassen, maar ik moet minder worden, was zyne leuze, toen hy dr. Kuyper als den troonopvolger aanwees, en deze zelf, vormt hy nu ook een school of tracht hy, juist omgekeerd, evenals Napoleon en Thorbecke, alle bekwame mannen, die hem naar do kroon steken kunnen, te verwyderen? Zoo ja, dan zal dat isolement niet zyn kracht, maar zyn ondergang zyn; van hem en zyn party. Elke party, die hare beginselen vereen zelvigt met de persooniyke opvattingen van één enkel man, neigt ten val. De personen wisselen elkander af, maar de beginselen moeten blyven als goeden, n in de doode hand. De beginselen eener party zyn het kapitai), waarmee elk geslacht op zyn beurt, op zyn wyzg, mag werken, maar wie dat kapitaal met zich mede in het graf neemt, heelt ook zyn party mee ten grave gesleept. Laten de Anti revolutionnairen, die ons altyd Bronsveldianen r.oemen, en anderen o,-» dat punt het voorbeeld geven, dus nit t lanfc o; blind zyn voor den balk in eigen oogen. Bronsveldianen zyn wy nooit geweest en zullen wy nooit worden. Dr. Bronsveld zou do eerste zyn dit nief te willen. Maar de Anti-revolutionnairen zyn wel Kuyperianen geworden. Hun leider heeft dat gewild en bewerkt Heel zyn streven was daarheen gene maar wie zal nu den standaard der party omhoog weten te houden, wanneer hy eenmaal aan zyn hand ontzinkt? 28) Wat de schuld der natuur was, daarvoor bleef mama onvermoeid hem verantwoordelyk stelleD. Ten slotte schikte zy zich er evenwel in. Doch van dit tydstip af werd zy dooreen nieuwe bekommering gekweld. Indien Else ten minste iets anders aan zich had gehad, dat in 't oog had geloopenden prikkel van het buitengemeene, van tegenstellingen, als rood-haar met zwarte oogen, blauwe oogen met donkere wimpers en soortgeiyke contrasten I Niet! van dat alles 1 En de ongelukkige echt genoot had zich voortaan in allen trnst tegen het"*verwyt te verdedigen, dat hy geen rood haar en zwarte oogen of de een of andere zoodanige interessante mengeling of ver scheidenheid bad te toonen, die hy dan op z(jn kind had kunnen doen overerven. Else was een van die naturen, die door de mannen eerst na een grooten hartstocht, na worstelingen en revolution des harten gezocht worden. Er lag iets geruststellends in, wan neer men door de kinderlyke diepe blauwe oogen onder de lange, bruine wimpers als in een rein, schuldeloos hart een blik sloeg, wanneer die fraaie gevormde, frissche mond met de witte tanden glimlachte, en wanneer by een vleiend woord, dat men haar influis terde, de rooskleurige tint van haar blozend, fri8ch gelaat nog iets donkerder werd en zich tot onder de volle vlechten van haar kastanje-. bruin haar voortzette. Zy was zeer goed onderwezen, had zelfstandige denkbeelden en gaf in conversatie slechts zichzelve, in hart en in gedachten. Met dezen heur aard was wel is waar voor de heeren der salons, op wie de moeder speculeerde, „trop innocente" te onschuldig, geiyk een jonge Rus zich eens had uitgedrukt; mevrouw Von Wandelt had bet geboord en was er na aan toe geweest op verwytenden toon tot haar dochter te zeggen: „Zie je wol waarom ben je zoo?" Zy had zich echter te rechter tyd bedacht en beschouwde sinds dat oogonblik de Russen als een „zeer zedelooze natie." Ten einde Else uit te huwelyken, had men reeds ééns een verbiyf te Baden Baden uit gedacht. De geheimraad moest de een of andere ongesteldheid uitdenken, om voor de badreis een subsidie van den Staat te krygen, en zoo ging het toen naar het paradys van het Schwarzwaldl In verrukking bespeurde mama daar zeer spoedig, dat een Oostenryker steeds dringender toenadering tot de Yon Wandelts zocht; hy was nog vry jong, niet leelyk en zeer beweegiyk. Hy woonde in het „Holiandischer Hof," hield een kamerdienaar, reisde met postpaarden en speelde met hoopen geld aan de bank. „Dat spelen zal ik hem later wel afwennen," zei de moeder tot haar dochter. Zoo ver was de zaak reeds gekomen, dat de vrouw van den geheimraad van de toe komst spreken kon. Hy noemde zich graaf en droeg een naam, die byna niet uit te spreken was. Intusschen kwam het de mama minder daarop dan wel op de guldens aan, die zeker uit de een of andere poesta met paarden8toetery afkomstig waren kortom, het aanzoek van den graaf werd iederen dag door mevrouw Von Wandelt onder hevige hartkloppingen te gemoet gezien. Het kwam evenwel nietl Er was overigens niet veel aan dien vryer verloren, want later vernam men, dat hy een veekooper uit Praag was. Na den terugkeer van Baden-Baden werd de president tot middelpunt der berekening verkozen. Hoe moeilyk in het begin een schik king in dien geest had willen gelukken, weten wy reeds. Maar nu opeens kwam hem het huis van den geheimraad als zyn liefste plekje voor. De magneet was natuuriyk Else. Hoe had de overgelukkige moeder daaraan nog een oogenblik kunnen twyfelen?! Lideman deed klaarblykeiyk „moeite" om Else. Hy zond bloemen en kaartjes voor concert en schouwburg. De Wandelts mochten zyn rytuig gebruiken; zeer dikwyis haalde by de familie af, maar wanneer by met hen uitreed, wist hy het zoodanig aan te leggen, dat zy voorby de woning van Rechting hun weg namen. Wanneer echter de moeder tot de dochter over haar toekomstig geluk aan de zyde van den president sprak, wanneer zy haar met haar levendige fantasie al de heerlykheden voortooverde, waarvan zy omringd zou wezen, dan maakte dit op Else zeer weinig indruk, ja, deze trachtte het gesprek tot eiken prys op een ander onder werp te brengen. Zou die onverschilligheid jegens den schit terenden buitenkant des levens in een %oo jong gemoed werkeiyk een diepere oorzaak hebben, of droeg Else soms een andere neiging in heur hart? By die gedachte greep de vrouw van den geheimraad naar de nieuwe muts, zoodat deze scheef op haar hoofd kwam te zitten. Zy troostte zich evenwel spoedig, dat dit „ydele droombeelden" waren. Zy had zich althans uit baar kring geen persooniykheid kunnen herinneren, met wie Else in aanraking kon gekomen zyn. Sinds eenigen tyd zocht Else Von Wandelt met byzondere voorliefde het huis der Rech- tings op. Tusschen Doris en baar had zich een innige vriendschappelyke verhouding ont sponnen. De zachtaardige, toegevende natuur van het vyf jaar jongere meisje behaagde de jonge vrouw op byzondere wyze. Else kwam op ieder uur van den dag, en ieder uur scheen zy het te betreuren, gekomen te zyn, omdat zy weer gaan moest. Zy maakte zich daar aan huis nuttig, verstelde de wasch, nam boodschappen aan, speelde met Liddy en luis terde geduldig naar de klaagliederen barer vriendin. De berichten van het meisje over de be zoeken van den president by de familie Yon Wandelt schenen Doris het hoogste belang in te boezemen. „Eerstdaags komt hy, om aanzoek om je te doen," zei deze op zekeren dag tot Else. „Dan loop ik weg, Doris. Wat heb ik je toch gedaan, dat je my met zulke schrik beelden beangst maakt? Kyk, eenmaal slechts heeft hy me een hand gegeven, en die was zoo klam, dat ik voor het altaar de myne er nooit zou willon inleggen. O, geloof myveel vaker dan in de oogen ligt in de handen het hart. Ja, ja, Doris! Ik weet niet, wat het is, magnetisme of aanleg voor gevoeligheid, maar ik behoef slechts iemands hand aan te raken, en ik weet, waar ik mot hem aan toe ben. Byvoorbeeld by je man Zy aarzelde voort te gaan, alsof zy een onvoorzichtigheid begaan had. „Spreek dan toch verder 1" liet Doris zich hooren. „Ik wilde zeggende hand van je man is zoo vast, zoo stevig, zoo sympathiek." Doris lachte. „Je maakt ook zulke grappige psychologi sche opmerkingen," meende zy. „Geloof me, de meeste vrouwen namen don president, al had hy ook in 't geheel geen handen, als hy haar slechts zyn naam gaf. Ik begryp je eigenlyk niet Lideman is toch een man comme il faut." „Komt gy me daar nu ook al mee aan?" Ben je soms ook in het komplot opgenomen? Neen, liever word ik tel grafiste dan dat ik myn lot van hem afhankeiyk maak." „Eigenlyk gezegd, kan ik je slechts pryzen," zei Doris opeens, „dat wil zeggen, als ge bjj je weigering blyft." „Ja, ja, Doris, zevenmaal, duizendmaal." Dons scheen over deze verzekering zeer voldaan. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5