N°. 11455 Donderdag 1 «Juli. A0.1897 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DWAALSTERREN. DAG-BLAD. PRUS DEZER COURAITTi 5Toor Lolden per S maanden, ÏYanco per po3t ■Alzoaderlijke Ncmmers 1.10. 9 1.40. .9 0.05. PRIJS DER ADVERTENTEte Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17}. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeran buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. In het Haagsche Dagblad herinnert „Memor" aan hetgeen onlangs door Dc(n) (anti-rev.) Nederlander werd geschreven over 't sollen der liberale party met de quaestie der 1 a n d s- verdediging. Het blad verklaardenl.fdat de „liberalen thans alleen uit partybelang voor een betere behartiging der landsverdediging yveren; dat alleen op dien grond bedoeld vraag* stuk plotseling in de oogen van alle liberale journalisten urgent is geworden". Dit „sollen" met het Defensie-vraagstuk dateert, zegt „Memor" reeds van veel vroe ger en hy beroept -zich daarby op een ge wichtige onthulling van don kolonel Yan Dam van Isselt in liot door dezen gegeven levens bericht van den overleden luitenant-generaal P. G. Booms, in De(n) Militaire(n) Spectator. Daaruit blykt, dat, toen in 1871 de dagen van het kabinet Fock waren geteld en Thor- becke, het erkend voeljarige hoofd der liberale party, de noodzakeiykbeid inziende om zelf wederom de teugels van het bewind in han den te nemen, zich de medewerking voor de portefeuille van Oorlog trachtte te verzekeren van generaal Booms, deze als voorwaarde stelde „afschaffing der plaatsvervanging en uitbreiding der militie". Tot niet geringe verwondering van den gene raal bleek Tborbecke zich voetstoots met de gestelde voorwaarden te vereecigen. Booms toog aan het werk en onder de punten van zyn programma waren er drie, die al dadeiyk de medewerking van het Kabi net en in de eerste plaats van den Minister van Binnenlandsche Zaken voreischten. Daarom en omdat Thorbecke zoowel de tydelyke voor zitter als do spil van den Ministerraad was, ging Booms vooraf met hem spreken. Die punten betroffen: het niet-pa3porteeren van de oudste lichting; het versterken van bet militie-contingent met 3000 man voor het leger; het afzonderiyk organiseeren en oefenen van de ongehuwden van den eersten ban der schuttery. Thorbecke hoorde Booms aan, verklaarde zich niet tegen de indiening, maar antwoordde ongeveer aldus„'t Is mogelyk, dat een Minister van Oorlog, die de beide eerste punteD met overtuiging aan do Kamer weet voor te dra gen, slaagt, maar het Kabinet moet er buiten blyven, een Kabioets-quaestie kan dat niet zyn, dat is de zaak van den Minister van Oo.log". En hoe Booms er ook al op wees, dat maatregelen van buitengewonen en ingrij penden aard noodzakeiyk waren, dat Thor becke zelf verklaard had, dat de defensie voor zyn Kabinet een boofdquaestie was, dat alles mocht niet bateD. Dd Minister van Oorlog kon de voorstellen indienen, maar het Kabinet moest er buiten blyven. Het bleek den minister Booms zelfs, dat Tborbecke zyn overige ambtgenooten niet om trent zyn voorwaarden had ingelicht. De heer Jolles, minister van justitie, had o. a. tegen over Booms de hoop uitgedrukt, dat de af schaffing der plaatsvervanging niet zou worden voorgesteld, er teekenachtig byvoegende, dat hy vreesde, dat die afschaffing „een rilling door het land zou doen gaan." Blykbaar worden ook hier weer „do party" en „het land" met elkander vereenzelvigd. Toch had „de party" hier allerminst het recht l'état c'e s t m o i in practyk te brengen. Door dat alles drong zich aan Booms meer en meer het vermoeden op, dat het Thor becke zelf niet volkomen ernst was met de defensie. Daarom deelde hy Thorbecke zyn voor nemen mede af te treden, waar hy van den arbeid geen uitkomst verwachtte en voor zyn gestel rust onmisbaar was. Wy behoeven hier, zegt „Memor", niets by te voegen. De gedaDe onthulling is niet alleen, zooals de kolonel Van Dam van Isselt o. a. zegt, „een kenschetsing van onzen staatkundigen toestand by bet optreden van het derde ministerie Thorbecke", maar zy toont tevens aan, hoe bet „sollen met het defensievraag- stuk" de liberale party wel eenig6zins in het bloed zit. Onder het opschrift "Wandelaars en Wielryder8 schryft X. in De Avondpost: Nu het mooie zomerweer begonnen is en wandelaars en wielrydor3 zich weldra weer op de wegen zullon bevinden, verdient bet overweging met een enkel woord er op te wyzen, hoe, met een weinig welwillendheid en een weinig beleefdheid, aanrydmgen, bot singen, enz., zyn te vermyd9n. Het rijwiel toch is ni.-t meer een luxe-artikel, een stuk speelgoed, dat een gefortuneerd per soon zich kan aanschaffen, maar het is een vervoermiddel, even goed als een rytuig, ja, even goed misschien als voor sommige rnen- schen een rypaard. Dat er vaak ongelukken gebeuren door woest, onvoorzichtig, onbe schaafd ryden van wielryders, valt niet te ontkennen, maar ook met rytuigen komen wel ongelukken voor, ook door karren worden menschen en- kinderen wel eens aangereden en ervaren ruiters hebben zelfs wel eens het ongeluk met hun paard iemand omver te rydon. Niet altyd is zulk een ongeluk te wyton aan den wielryder, aan den voerman of aan don ruiter, maar zeer- dikwyis aan de wandelaars. Daaronder zyn zeer veel personen, die voor een rytuig of paard tor zyde zullen gaan, maar zich aan de signalen van wielryders in het minst niet storen. Menigmaal komt het voor, dat, byv. op den Ouden Scheveningschen weg, het wieler- pad over de geheele breedte in beslag wordt genomen door eenige wandelaars of wande- laarsters, die er niet over denken voor den hun te gemoet of hun achterop komenden wielryder ook maar een weinig plaats te maken. De wielryder mag bellen, fluiten zooveel hy wil, de wandelaars gaan kalm door en hebben er zelfs wel eens behagen in zulk een wielryder te hinderen. Het beschaafde publiek doet zulks niet. Maar hoe komt het dan toch, dat men in andere landen daar byna nooit last van heefi en men daar zooveel beleefder is voor de wielryders? De opvoeding en het onderwys zyn in Nederland toch waariyk niet minder goed dan in andere landen! "Wil men bier dan niet begrypen, dat een aar.ryding niet te vermyden is, als de wandelaars niet een weiDig medewerken? Men kan met een ry wiel toch niet over de menschen springeD, men kan niet eensklaps blyven stilstaan en zolfs zeer korte wendingen zyn soms zeer gevaariyk. En wyken de wandelaars uit, Loe7eel zyn er dan nog, die weten, dat een hun te gemoet komend wielryder naar rechts moet uitwyken en de wandelaars dus eveneens naar rechts moeten gaan? Toch kan men op byna alle wegen zien, hoe de menschen niet alleen dikwerf naar liüks uitwijken, maar er zelfs boos over zyn, als de wielryder volgens zyn plicht rechts aanhoudt. De altyd hard rydonde, racende jongens of heeren (l) moesten in de straten en op drukke wegen aan een bepaalde snelheid gehouden worden; door hen komt het rywiel by veal menschen m diskrediet en door hen gebeuren de meeste botsingen. Waariyk, de wielryders worden in ons land niet bedorven; hoeveel paden zyn er in ons land aangelegd voor, d. i. ten gerieve van de wielryders? In Haarlem vindt men in den Hout tal van ruiterpaden, ofschoon de manége er jarenlang een kwijnend leven bad en er niet kon blyven bestaan en daar misschien cón ruiter woont tegen 25 wielryders. Een wielerpad is in den Hout echter nog niet te vinden, naar ik meen. Verraoedeiyk zullen wielerpaden langzamer hand overal gemaakt wordenhet wielryden toch neemt zoodanig toe- onder alle standen van de maatschappy, dat de personen, die niet wielryden, over een kwart-eeuw vermoe- delyk uitzonderingen zullen zyn, aan wie om gezondheidsredenen, ouderdom, enz. het wiel ryden verboden is. Men zal dus reeds nu met bet rywiel rekening moeten houden by het aanleggen of verbeteren van wegen, by het maken van verordeningen, ja zelfs by het bouwen van huizen, enz. Daar het gevaar voor ongelukken by bot singen met rywielen veel grooter is dan wanneer twee wandelaars by toeval tegen elkaar bonzen, zoo zal men vermoedelijk twee paden moeten aanleggen, één voor de z.g. gaande en één voor de z.g. terugkeerende ryders. Te Parys en in andere groote steden wordt deze regel reeds gevolgd. Op do boule vards te Parys, van welker drukte een Hollander, die nooit in P. was, zich geen denkbeeld kan maken, houden alle rytuigen, ruiters, wielryders de recbterzydo van den weg; hetzelfde is het geval in het Bois de Boulogne, waar men in een uur meer rywielen ziet voorbygaan dan in het Haagsche Bosch op een ganscben ochtend. Komen daar dan ook al soms ongelukken voor, dan krygt niet „por se" de wielrijder de schuld, maar er wordt nagegaan aan wien de fout te wyten is, of de tonne soms onop lettend is geweest ten opzichte van de haar toevertrouwde kinderen, of de wandelaar soms onverwachts van richting is veranderd, maar vooral of de wielryder behooriyk een signaal heeft doen hooren en of door beiden naar de goede zyde is uitgeweken. Heeft de wielryder door bel of fluit zich doen hooren en is hy naar de goede zyde uitgeweken (hier als rechts), dan heeft hy zyne zaak reeds voor een groot gedeelte gewonnen. De wandelaars bewegen zich in die stedon dan oofc niet op die wegen, waar veel wielryders zyn, maar blyven op de wandelpaden, die uitsluitend voor de wandelaars zyn bestemd. Of. zoo zy eens op een wielerweg komen, dan luisteren zy naar de signalen en zyn voorzichtig. In vele plaatsen mogen de wielryders geen hoeken van straten, enz. omgaan dan onder het geven van signalen en langzaam rydende. Enkelen winkeliers mochten dit hun knecht jes ook wel eens op 't hart drukken! Mochten onze Nederlandsche wandelaars en wielryders nu ook eens de goede voor beelden volgen, dan zouden de aanrydingen in ons land spoedig tot de zeldzaamheden behooren, want volgen moet men tóch! Het rijwiel is er nu eenmaal, maar is niet meer weg te krygen dan misschien door de autocars, electrische rytuigjes, enz., die nog veel sneller gaan dan de tegenwoordige rywielen. Wy lazen in het Handelsblad: Het woord „sport" ligt onzen jongeren in den mond en dit doel onzer tydgenooten maakt wel, dat de ouderen onder ons het woord hebben leeren verstaaD, al dragen zy zeiven nog geen sporthemd of sportbroek en al slaan zy de „sportberichten" in hun dag blad geregeld over. Ochwaren de portemon- naies maar wat onuitputteiyker en be stonden er maar geen examens! By sport denken wy aan vermaak, dat het lichaam ten goede komt; wy denken or by aan krachtsinspanning en oefening der lede maten in de buitenlucht. Maar zoo langzamer hand misschien komt het, omdat de sportberichten hoofdzakeiyk den uitslag van we(jstrydea vermelden denken wy by sport ook aan snelheid, aan overwinnen, aan kam pioenschappen. In het laatste geval wordt do uitspanning overspannende inspanning en het zal hieraan liggen, dat de beoefening er van niet zóó onverdeeld wordt aangemoedigd en bevorderd, als de „sportmannen" wel zouden wenschen, die by hunne aanpry'zing u schaak mat willen zetten met hun vraag, of lichaams bewegingen in de vrye natuur dan niet alles zins aanbeveling verdienen. Beminnaars van planten en dieren hebben in den laatsten tyd den naam „natuursport" ingevoerd. Dezen bebben vermoodeiyk alleen gedacht aan bet zenuwstalende en lichaam- sterkende, dat in de beoefeniDg van sport kan steken, en willen zeggen, dat in de natuur ook nog wel genoegen valt te smaken, al zit men niet op een rywiel of is men nog geen handige balwerper of balschopper. Het kan niet ontkend worden, dat de smaak voor bloemen en planten in de laatste jaren sterk is toegenomenarmen en ryken nemen ze tegenwoordig in bescherming. Maar niet tegenstaande dezen vooruitgang, gaan nog te veJen het schoone, het wonderbare, dat de natuur om niet iedereen aanbiedt, gedachte loos voorby. De levende natuur wordt nog niet bemind en gezocht, zooals zij dat verdient. Men weet niet hoeveel er te vinden en to zien is en boe naby dat is. De „natuursport" is een aantrekkelyko uitspanning voor den onderwyzer der lagero school. En wat is natuuriyker dan dat hy een deel van zyn voorliefde tracht over te storten in do harten zyner leerlingen? By den bouw der nieuwe scholen te Amsterdam wordt er dan ook geregeld op gerekend, dat er voor bet raam een bloemenplank komt; het getal aquariums en terrariums wint by den dag, en zoo het eenigszins mogelyk is, wordt er op de speelplaats een schooltuin aangelegd. "Wie op een Woensdag- of Zaterdagmiddag een wandeling maakt buiten Amsterdam, ontmoet op alle wegen en dyken, aan do oevers van slooten en plassen, onze stads knapen, gewapend met vang- en schepnetten, met plantenbussen en wydo flesschen, om buit te maken. De schooljeugd heeft lust gekregeD in de „natuursport": oen vermaak om Diet, want men moet het gereedschap maar zien en men staat versteld over de vindingrykheid der liefhebbers, om uit waar- delooze voorwerpen bruikbare hulpmiddelen te vervaardigen. Een nuttig doel voor het gezonde zwerven in de buitenlucht is gevonden! In de Riet landen van weleer vond men ook zwervelingen, maar welk een verschil! Toen een elkaar opleiden tot alles wat verderfeiyk was, een eikaar klaarmaken voor Kruisberg of Ommer- schans; thans een elkaar voorlichten in de geheimen der natuur, een elkaar het oog openen voor het groote en het kleine. Wy gelooven niet te veel te zeggen, als wy be weren dat heeft do lagere school gedaan l Gaat van haar nog een kracht ton goede uit? Nog maar een paar jaren geleden werd menig ouder verbaasd, opgeschrikt misschien by de mare, door zyn kiDderen thuis ge bracht. „Wy hebben vandaag heerlijk ge wandeld en eens niet in de school gezeten." Voor sommige gemeenteraden, voor verschei dene dagelyksche besturen is het destyds een ernstige vraag geweest: Mag den onder wyzers wel verlof gegeven worden, ondei schooltyd met hunne leerlingen buiten dr schoolwanden te vertoeven? Do eersten wer den niet zelden ter verantwoording geroeper en getuigden dan, dat hun loerlingan een bitter beetje om zich heen zien, hoogsten wat leeren napraten, in geen geval genoeg juiste waarnemingen doen om zich verschil lende zaken helder voor te stellen en als gevolg daarvan allerlei scheve voorstellingen bezitten, die het volgende onderwys belem meren. Natuuriyk wildon zy die wegnomen. Hoe zou het gebouw stevi kunnen staan, als de fondamenten zwak waren of geheel ontbraken? Met praten, zoo redeneerden sommigen, kunnen wy dat ni9t in orde krygen. Onze leerlingen moeten zei ven zien en waarnemen. Wy hebben vel platen, modellen zelfs in onze scholen, inaar de 8) Dit komt uit een zeer grove ydelheid voort, omdat zy meenen, dat die gelukkige uitslag enkel aan hun eig6n volkomenheid te danken is; alsof hun onovertreffelyke persooniykheid niet een tweede maal in de wereld voorhanden zou kunnen zyn, om in een geiyk geval by een ander menschenpaar in den echt een dergeiyk resultaat voort te brengen. Maar ik dwaal van myn doel af. Ik wilde u zeggen, dat ik een party voor u weet." „Par party?" herhaalde Lideman. „Een zeer passende; gy hebt misschien reeds geraden, waar ik op doel. Hebt ge 't geraden?" Lideman had juist een stuk suiker in de hand. „Ja, ja, suiker, zuivere suiker, zooals de Beriyner zegt. Een party voor u -- het is een geluk, een toekomst en heet Eise Yon Wandelt." Lideman zei er niets op; hy liet het stuk suiker in de vloeistof glyden en roerde, in gedachten verzonken, met den zilveren lepel in het kopje, dat half met thee gevuld was. Dat echter de voorslag der jonge vrouw niet zonder uitwerking langs hem heen gegaan was, dat verkondigden de trillende hoeken van zyn volle lippen, die hy toch harts- tochtelyk op elkaar klemde. „Gy zwygt? Hebt ge my werkeiyk niets op myn voorslag te antwoorden?" Geen antwoord. Hy roerde nog steeds met het lepeltje. „Goede vrouw 1" riep de papegaai. „Ziet ge Giacomo heeft het geraden, mynheer de president. Hy bedoelt Else. Die is jong en bevallig maar dat roeren in de thee maakt my schier zenuwachtig. Ge kondet althans toch een woord zeggen." „Hoe kan men.'°preken, mevrouw als men zou willen scfireienl" Een vragende blik uit Doris' oogen trof den zynen. Duidelyk lag daarin uitgesproken, dat deze opmerking voor haar onverstaanbaar was. „Een party, een party l" zei Lideman half luid, met een bittere uitdrukking in zyn toon. ,En daarom - daarom t" „Wat, wat geachte vriend?" „Alsof men tot niets andera op de wereld was dan om een vrouw zyn naam te geven, equipage voor haar te houdeD, haar rekeningen te betalen en haar in de groote wereld te brengen! Benydenswaardig lot van een man in onzen tydl" „Gy hebt de hoofdzaak vergeten, mynheer de president een vrouw lief te hebben! Gy zyt echter vandaag weer eenigszlos vreemd, zooal3 ge dat sedert eenigen tyd zoo vaak zyt. Ik begryp u niet; die verbeten woorden, die met moeite uitgebrachte geluiden, die alsof ge op halve tonen en dissonanten ge stemd zyt! Yroeger waart ge veel hoffeiyker, veel openhartiger „D9 smart over de party 1" zei Lideman plotseling, als om het gesprek een schetsende wending te geven. „Gy wilt me alleen maar aan uw theetafel kwyt zyn en aan een andere ketenen, waar het minder amusant is, waar ik in slechte thee en tegenover e-n schoonmoeder myn spoedig uiteinde zou vinden „Kent ge Else wel? Ik zeg u: een voor- treffelyk meisje, een karakter, waaraan zelfs die moeder niet3 bederven kon. Dat lieflyk meisjesachtige, die zachtaardigheid l Haar geheele wezen is als een harmonisch akkoord. En hoe schoon! Hebt ge ooit zulk glanzend kastanjebruin haar gezien en zulke heldere, schitterende blauwe oogen? Ik houd van menschen, wien steeds een gedicht op de lippen schynt te zweven." Hun gesprek hier by den zingenden thee ketel werd gestoord. Niet door mevrouw Yan Wandelt, die een huwbaren, pas naar het ministerie o vergeplaatsten griffier of referen daris thuis moest vasthouden, zooals Lideman wel eens spotte. Zy was het werkeiyk niet by uitzondering. Een rytuig hield voor het huis stil. „Myn man!" riep Doris verheugd. „Eindelyk is die vervelende Kamerzitting afgeloopenl" „Een bewya, dat ik u evenzeer verveelde, mevrouw l" Zy antwoordde niet, maar ging den komende, wieus schreden op de trap verneembaar wareD, tot vóór de deur van het salon te gemoet. Lideman had nog een ontmoeting met Giacomo. „Spitsboef, spitsboef!" had deze herhaaldeiyk geroepen. De president gaf de kooi uit toorn en woede oen hevigen stoot. Giacomo schudde van het lachen. Rechtiüg kwam niet alleen. In de voor kamer deed een dame haar bovengoed af. De griffier kuste ?yn vrouw, begroette den gast en zei Doris, dat hy nog avondvisite voor haar had meegebracht. Het felle licht der kristallen lamp, die aan sieriyke broDzen ket tingen van het plafond in de voorkamer afhing, viel op Regina. Haar hartelyk welkom toeroe pend, stak Doris haar beide handen toe. „Een zeldzame gast voorwaar!" riep Doris, terwyi zy voor de binnentredende een fauteuil dichter by de tafel schoof. „En ge zouathet genoegen van haar bezoek niet gehad hebben, lieve Doris, zoo ik juffrouw Regina niet gedwongen had in myn rytuig plaats te nemen. Het regende buiten. Zy kwam in het Huis der Afgevaardigden te gelyk met my de trap af en byna moest ik haar in myn rytuig dringen." „Regina, waarom moeten wy je eerst nood zaken by ons te komen? „Hebben wy je op de een of andere wyze gekwetst of wat is het? Spreek dan! Zelfs by je petekindje, by Liddy, kom je niet meer. Als ge eens zaagt, wat dat vcor een aller liefst schatje wordt! De twee eerste tanden heeft ze al - als paarlen, zeg ik je. En nu moest myn man je noodzaken. „Ik ik zou buitendien ook wel gekomen zyn, maar ik ryd niet graag met. „Met een getrouwd man," voltooide Rechting lachend. Regina maakte een beweging, alsof dit woord haar als een dolk doorboorde. „Neen, mynheer Yon Recbting, met een rytuig, dat my niet toebehoort. Als ik in een huurrytuig ryd, dan behoort dit my voor de zeventig cents, die ik betaal. Dat zyn nu een maal van die eigenaardigheden eener oude vryster. En gummi-overschoenen zouden my even veilig bierheen gebracht hebben als uw man. Ik wilde toch eens weer zien hoe het jelui gaat." Daarby gingen haar groote, gryze, zeer heldere oogen in den kring rond en bleven met een uitdrukking van scherp onderzoek op den president rusten. Deze maakte een buiging van uit zyn fauteuil Regina eveneens. Daarmee was de wederzydsche verhouding uiteriyk afgebakend. Toen nam zy het haar aangeboden kopje thee, maar gaf het Doris terug met de opmerking: „Pardon, maar ik heb nu eenmaal zulke onbeschaafde ge woonten je hebt er my rum by gedaan. Dat doen slechts de vrouwen van geheime kanselaryraden, maar een vrouw van uw smaak, lieve Doris l "Wel, er ontbrak nog maar de van iel je aan. De gedachten helder en alle dranken zuiver, is myn grondregel, dat wil zeggen met uitzondering van vergif, dat ik als artseny, liever vermengd gebruik.'} „Dat komt daarvan, Regina, dat je ons zoo lang je aanblik onthouden hebt. Hier, Ik zal myn misslag weer goed maken." Doris reikte haar een ander kopje; Regina nam het en dronk het in één teug leeg. „Na die matte verhandelingen van vandaag in het Huis van Afgevaardigden was my zulk een heet afgietsel wel noodig op het hart.* Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5