Maandag 28 Juni.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering 0
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT."
F5 euilleton.
DWAALSTERREN.
No. 11452.
A'. 1897
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT;
Voor Leidon per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
AJzonderiyke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADYERTENTIÊN;
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0 05 berekend.
Tweede Blad.
Officiëele Kennisgevingen,
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
brengen ter algemeene kennis, d&t bet IJ k k a n-
toor aan de Lammermarkt Da 25 Juni 1897
op eiken Vrijdag en Zaterdag van des voormiddaga
ne ei uren tot dos namiddags óón uur zal worden
opengesteld tot het doen gkon van maten eu ge
wichten.
Burgemeester ou Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
19 Juni 1397. E. KIST, Secretaris.
De Tijd schryft:
„Als in Nederland, zoo lezen we tn De
Delvtnaareen slager een koe of een kalf
slacht, dan moet hy betalen 10 pCt. der waarde
van de huid, vet en afval. Als daarentegen
de groothandel invoert:
aan huiden van rundvee 15,493,776 K.G.
aan reuzel 18,726,374
aan (alk, vet en smeer 40,764.063
samen ter waarde van byna 34 nnUioen gul
den, dan betaalt de groothandelgeen cent1
Of herziening onzer tarieven ook noodig is."
Eq of zou men er aan kunnen toevoe
gen in het free-trade-stelsel ook mbt
twee maten gemeten wordt! Nu niet zoo
als men van die zyde opzichtens graanrechten
met taaie volharding blijft beweren ten
bate der grootgrondbezitters, maar thans zeet
bepaaldtiyk ten gerieve van den groothandel
en ten nadeele der lagere volksklasse, voor
wie het vleosch voel te duur blyft.
Eigen Haard schreef over de besmet-
tolyke ziekten op school; Dtde
Ecbolen de kweekplaatsen zijn van besmet
telijke ziekten, als daar zijn: roodvor.k, mazelen,
keelziekte, kinkhoest, enz., is algemeen be
kend; minder algemeen echter schijnt men
er van overtuigd, dat deze omstandigheid een
oorzaak heeft, die voor de hand ligt en ge
makkelijk is tegen to gaan De kinderen toch
schynen, als de besmetting reeds Is inge
treden, slechts licht ongesteld; ze worden
in den regel eerst thuisgehouden, als de
ziekte zich op ondubbelzinnige wyze vertoont.
Daar vele dezer ziekten juist het meest be-
metteiyk zijn in dat tydpbrk, waarin de
ee ste symptomen optreden, vormt, gedurende
dat tydperk, elk kind een middelpunt van
besmetting, van waaruit deze zich verspreidt
door de klasse.
Een dergelyke misstand zou zijn te voor-
komeiindun overal, als te Nieuw York, de
schoolbevolking iedareu morgen door eon des
kundige werd giïnspecte&rd eu gezorgd werd
voor de verwijde; ing van de leeilmgen, by
wie hjj die oerste symptomen waarnam.
Dat zoodanige conti61e niet overbodig is,
blijkt uit het feit, dat, toen zij voor het eerst
werd toegepast, er van de 4235 leerlingen
140 naar huis moesten worden gezonden, en
daaronder 14, die besmettelyko keelziekten
onder de leden hadden.
De Haag8che Kouter zegt in de Provinciale
Groninger Courant
Zondagavond heb ik ray het voor de Resi
dentie zeer democratisch genoegen verschaft
in een van de vele drinkgelegenheden
op Scheveningen een glaasje bier
te gaan nuttigen.
Kalm kom ik aanwandelen en vlei mij aan
een tafeltje neder. Het talrijke Zondagspubliek
kykt mi) van alle kanton met wantrouwende
blikken aan. Men stoot elkander eens aan,
kykt om, schiet ln den lach en kijkt mij
weer aan.
Kortom, ik bemerk, dat ik om een of andere
reden de lachlust van het publiek opwek.
Dit stemt my niet aangenaam en in mijn
wrevel roep ik luider dan gewooDlyk„Kellner,
een glas bierl"
Nu breekt er eet homerisch gelach los en
de kellner, die my het bestelde brengt, heeft
mooite zyn aDders onverstoorbare gelaatstrek
ken in de plooi te houden. Hoewel ik mij
bewust ben noch door houding of kleeding
aanleiding te kunnen geven tot deze uitbun
dige vroohjkheid, begin ik myn omgeving
eens goed op te nemen en iQ alle onderdoo
ien met ratizelven te vergelijken, om zoodoende
tot de ontdekking van een klein verschil te
komen, dat de oorzaak van zooveel hilariteit
kan zjjn.
M\jn buurman aan het tafeltje links zit
met oen üetekostuum, waardoor zyn kuiten
voordeelig en zyn voeten zeer nade6lig uit
komen.
Aan een tafeltje rechts zitten drie jonge
dames met korte rokjes en hooge laarsjes
en ook alweer met sportpetjes op in een
houding, waarvoor onze moeders de oogen
zouden hebben neergeslagen.
Daarachtor ontdek ik een heele familie,
met korte rokken en kuitbroeken, en rond
my, vóór, achter, rechts eu links, waar ik
kyk, zie ik niets dan rywielen in allerlei
vorm en kleur.
Ik begin lont te ruiken.
Ik bekyk myn eigen plunje: een eenvoudig
fantasiekostuum; onwillekeurig gryp ik naar
myn hoofddekseleen gewoon dopje, zelfs
niet voorzien van eeDig bondsteeken.
Voortdurend komen weer nieuwe bezoekers
in sportkostuum; zy springen vlug van hun
rywiel en roepen als om stryd: „eenkwastl"
eu daarby meen ik op te merken, dat zy my
speciaal met een sportenden, medelydenden
blik aanzien.
't Is waar, ik beu de eeDige, die hier in 't
publiek een glas bier zit te drinken. Alles
om my heen drinkt kwasten.
Nu kryg ik een gevoel alsof ik eigeniyk
de grootste kwast tusschen al deze wiel-
rydende schepselen ben, en dat zy my straks
met bun allen zulien gaan verorberen.
Vol schaamte betaal ik den keiluer, die
met di pa minachting een fooi van my aan
neemt, en zonder op te durven zitn, wandel
ik heen onder een satanisch gelach der kwast-
drinkende wielryders.
Naarmate ik er meer over denk, wordt
bet my duideiyker: te voet in Scheveningen
aan te komen met een gewoon burgerpakje
aan en dan de onbeschaamdheid te hebben
van een glas bier te drinken, is bespotteiyk
en uit den tyd.
Had ik nog maar het geluk gehad een
photographietoestel met my te voeren, maar
ook die tak van sport is my helaas nog
vreemd gebleven.
Aan dezen onhoudbareo toestand zal ik
echter een eind maken: morgen ga ik naar
Peek, om my een sportkostuum aan te
schaffsn; daarna zal ik trachten een rywiel
op afbetaling te krygen, tn eerst dan durf
ik my weer met opgehevtn hoofd onder myae
medeburgers vertoonen.
Nu het aantal rydors en rydsters zoo
schrikbarend toeneemt, is het niet meer dan
biliyk, dat het gemeentebestuur zorgt voor
nieuwe en ruime verkeerswegen.
Dit geschiedt in den laatsten tyd dan ook
wel; telkens wordt er weer ecn nieuwe weg
aangelegd, de een al breeder en mooier dan
de andere; maar de weg tot bezuiniging is
nog niet gevonden. Als wy den weg tot
verfraaiing der stad dan maar bereiken.
De tyd der zomorconcerten is
daar, ook voor de Leidsche. "Wellicht kan
het daarom zyn nut h9bbon de aandacht te
vestigen op onderstaand schryven van A. D.
in Het Nieuws van den Dag:
Welk een prachtige zomeravondOpgewekt
ging ik naar den tuiu van het Concertgebouw,
naar het populair-concert (te Amsterdam).
Het was gezellig vol en een uitgezocht pro
gramma.
Geen windvlagen, die de muziek naar alle
kanten uiteen waait, maar bladstiite. Da muziek
bleef als het ware haDgen onder het dak der
bladeren en ruischte voort, gelykmatig, breed,
over den heelen tuin.
Maar die k e 11 n e r s, die y vörige kellners,
die niets ontziende kellners, die niets om muziek
gevende kellner8, die dravende kellners.
Ik neem het dien keilners met kwalyk, dat
ze zoo draafden en holden, want de avond
was „goed" voor hen, maar dat ze stoorden
v.eesdyk stoorden, is zeker.
Ik herinner my een dergelyken mooien
avond van het vorige jaar. Hofmeester speelde
zoo innig mooi de clannet-solo „Larghetto
van Mozart", alles was doodstil in den: tuin,
ik werd geheel meegesleept. Toen plotseling,
tegen 't einde, dat mooie zachte slot, oen
verschrikkelyk wreeds verstoring:
Hofmeester
Kellner: Paf! (een fles.h worct ontkurkt met
hevigen knalj
Hofmeester:
Kellner. Klots, klots, klots.
En razend sprong ik op en bolde weg.
Is hier niets tegen te doen? Dat de tuin
met grind is bestrooid, is al dwaas genoeg,
maar kan het bestuur het rondloopen en
bedienen der kellners gedurende een
nummer niet verbieden?
Gold het een of anderen Duitschen straat
muzikantentroep, vooruit dan maar, hoe meer
knallende flesschen, hoe vroolyker en gezel
liger, maar dit orkest mag toch wel aanspraak
maken op een stille omgeving.
In de Provinciale Overijselsche en Zwolsche
Courant lezen we onder het hoofd „Men moet
het yzer smeden als het heet is":
Dit spreekwoord is in de boerdery
vooral van toepassing m dezen tyd, nu vele
hooilanden op de scherp geslepen zeis
van den maaier wachten We moeten nl.
het gras maaien, wanneer hot daarvoor
de rechte tyd ie. Te lang daarmede gedraald,
be okkent meestal veel schade.
Niet allen zien dit echter in; een zeldzaam
heid ie het roch immers niet, hooilanden te
zien, waar boven in de Unge grash timen het
zaad zich reeds heeft tez t Zulk gras beeft
zyn kracht verloren of lisver: deze heeft zich
uit bet blad en den sterg 1 verplaatst naar
het zaad, waaraan maar weinig in de maag
van het vee terecht komt. Bovendien zyn de
voedende bestanJdeelen, die nog overbleven,
mi.ider verteerbaar geworden. Planton z(jn
nl. opgebouwd uit c-llen, die o a. eiwit- en
zetmeel korrels bevatten en waarvan de wanden
bestaan uit c e 1 8 t o f, in de voeder inalysen
gewoonlijk ruw vezel genoemd. Deze is in
jonge gras- en klaverplanten nog voor 't
grootste deel verteerbaar, maar bij oudere zet
er zich ki zebuur in af, waardoor ze in het
darmkanaal der dieren minder gemakkelyk in
opneembaar voedsel verandert.
Een scheikundige onderzocht hooi van kla
ver, die op verschillen ie tydstippen gemaaid
was, en vond m 100 pond klaverhooi, gemaaid
zeer jong 13Juni 23 Juni 20Juli
22 pil. ctwll 14 pd eiwit 11 pd. eiwit 9'/t I'd. eiwit
Uit deze cyfers blykt dus ten duidelykste,
dat het gehalte van de kostbaarste der voe
dingsstoffen met den ouderdom der plant aan-
zi nljjk vermindert.
Maar ook de oplettende boer weet zelf by
ondervinding, dat het hooi onder uit den berg
dat, hetwelk het eerst aan de snee kwam,
het voedzaamste is, zyn koeien zyn er gau
wer van verzadigd en ook in den melkemm r
kao hy de betere qualiteit bemerken.
Practyk en theorie roepen ons dus beide
als om stryd toe- Wilt gy best hooi, maai
din, f-ls de grasplant het krachtigst is, ah
zy begint te bloeien
Bovendien geeft gy hierdoor uw etgroen
beter tyd om zich te ontwikkebn en htt
voordeel van voedzaam hooi wordt zoodoende
nog gevolgd door dat van een flinke naweide.
In Het Vaderland gaf Lodewyk Mulder
een historischen terugblik op het
einde der vier laatste eeuwen. Hy
vsrgeiykt h6t tegenwoordig einde der eeuw
met zyn als fin de siècle aangeduide
kenteekenen en gebeurtenissen met dat der
drie vorige eeuwen, dus sedert ons land een
onafbankeiyke Staat werd.
Het eerst een blik geslagen op het einde
der zestiende eeuwDe verrichtingen van
don grooten kiygskundige, Prins Maurits, het
bekende jaar 1597, aanvang van een serie
overwinningen, die besloten werden met de
schitterende overwinning by Nieuwpoort in
1600.
Honderd jaar later is weder een Oranj evorst
de hoofdfiguur op het wereldtooneel, Willem
de Derde, de Stadhouder.
Evenals zyn doorluchtige voorzaat Maurits,
de staatkundige en godsdienstige vryheii van
een kleinen Staat had verdedigd tegen het
machtige Spanje, zoo beschermde Willem III
de vryheid van een geheel werelddeel tegen
de brutale willekeur van den niet minder
machtigen Franscben despoot. En die stryd
hield hy vol tot aan zyn dood, kort na het
einde van de eeuw, waarvan by de laatste
jaren met zyn roemryken naam had opr
luisterd.
Dan komt het fin de siècle van de achttiende
eeuw. Een vlucbtigen blik slaat de scbryvei
op den droevigen innerlyken toestand van
het land, verdeeldheid aan alle kanten en
net einde was: „In 1795 rukte Pichegru
met zyn Fransche troepen Amsterdam binnen;
Staats-Vlaanaeren, Staats-Limburg met Venloo
en Maastricht werden aan Frankryk afgestaan,
aat honderd milnoen gulden ontving, omdat
het ons aan de oplossing van het sociale
vraagstuk aangaande de rechten van den
mensch had geholpen".
Ea nu, staande voor het einde van de
negentiende eeuw, vraagt Lodewyk Mulder:
met welk van de drio voorgaande kunnen we
het vergeiyken? Zeker niet met de beide
eerste, maar wel in vele opzichten met het
laatste. Even de groote vraagstukken aanstip
pend, die geheel Europa bezighouden, komt
schr. tot één vraagstuk, dat in ons land vol
strekt moet worden opgeiost. Het is niet de
vraag, hoe wy in vervolg zullen bestaan,
maar o f wy, wanneer onze onafhankoiykheid
mocht bedreigd worden, in staat z\Jn dat
bestaan te behouden; niet of wy by even-
tueele inmenging in onze zaktn door een
nabuur, vyf of achtmaal honderd duizend
kiezers hebben, maar of wy honderd vyftig
duizend goed geoefende manschappen onder
de wapenen kunnen brengen, als het er op
aankomt huis en erf te verdedigen.
En hoe staat het met de beaöwoording
van die vraag, nu de leiders der R.-Katho
lieke party in den persoonlyken dienstplicht
een gevaar zien voor hun invloed op de
menigte, en nu de anti-revolutionnairen de
beginselloosheid hebben dit punt van hun
programma te schrappen?
Om met aandrang op te wekken tot ver-
eeniging tegen dezen gemeenechappeiyken
vijand, riep de schryver de aangehaalde histo
rische heiinnenngen in het geh.ugen terug,
waarby by aldus besloot:
„'c Is waar, wy hebben ni.t, als by de
eindpalen van twee eeuwen, twee zulke reuzen
figuren als Maurits en Willem III, maar daar
om is het toch nog niet zoo ver gekomen,
dat wy, als een gevolg van de tydo'yke ver
zoening van twee elkander all yd vyandige
partyen, de beslissing over de weerbaarheid
van ons vaderland in de handen moeten geven
van een priester en een doctor in de tueologie."
2)
„Eenmaal is geenmaal, myDheer de griffier.
U mobt vooral niot denkan, dat hy het door
zyn viouw gekregen heeft. De vrouw van
den mynbezitier Lammers zou het vermogen
ook niet by elkaar gehouden hebbendie had
een veel te hoogenhm, ik heb niets
gezegd 1 En als haar dochtertje naar haar
aardt, nul - 't Was eigeniyk een gbluk.dat
zy vroeg stierf. Maar de man, de vader van
juffrouw Doric, die gold voor drie mannen
te gelijk. Op heel een klein lapje grond, dat
hy nog met geleend geld gekocht had, daar
is hy begonnen te werken, niet boven den
grond kool, die kan iedere domoor ver
bouwen, maar wat daaronder zit, onder de
kool, dat 13 het, wat den bodem vet maakt.
Die bad gezien, wat daar allemaal in gezeten
heeft - het fraaiste kopererts. En zoo werd
hy de ryke Lammers en mynbezitter, en waar
men een bekwaam en rechtschapen man be
hoefde, klonk hot: Waar is Lammers? Hoe
vaak heb ik by do diners daar aan huis
helpen bedienen I Fyn, mynheer de griffier!
Altyd was er een extra flesch wyn voor ons.
Da oude hoeden, welke do mynbezitter aflegde,
die kreeg ik, en de dochter krygt, die u nu, die
had ik liever. Met recht kan men u geluk
wenschen: het koper heeft veel goud inge
bracht. Ea wy zullen maar wenschen, dat
'8 vaders aard gevolgd wordt. Dat lamme
rytuig komt nog niet."
Hoe langzaam ging voor den bruidegom de
wyzer dor klok vooruitZyn blikken wendden
zich steeds weder naar de beeltenis zijner
bruid, die uit de donkere omlysting met oogen
vol blydscbap naar hem zag. Zy droag een
wit kleed, om hoofd en borst was een doekje
van zwarte kant gewonden, een donkere lok
kwam hieruit te voorschyn en kronkelde over
de borst. In de hand hield zy hem een ruiker
met volle rozen toe, met een uitdrukking,
alsof zy zeggen wilde: „Daar, hier hebt ge
alle bloesems, die ik heb aan te bieden 1"
De bruidegom nam het portret, drukte er
zyn lippen op en fluisterde: „O, Doris, wat
zal ik gelukkig zyn."
vMoet de brievenbus ook mee naar de
nieuwe woning?"
„Ja zeker, Ruchel. Hier is de sleutel en
ga meteen eens kyken, of er geen brief in is."
Rechting had gisteren ia den loop van den
avond vergeten er naar te zien, ook vandaag,
natuurlyk. Na een avond als den vorigen,
den avond vóór de bruiloft, denkt men aan
geen brieven, maar do een of ander zyner
niet bier verbiyvende vriendeü of bloedver
wanten kon immers wel eens juist nu aan
leiding gevonden hebben hem een golukwensch
te zenden l
Ruchel ging en bracht een brief mee terug.
Het was de eenige in de bus. Recbting scheen
het schrift niot te kennen; hy opende den
brief en zag naar de onderteekening. Geenel
Een oogenblik was hy in het onzekere, of
hy lezen zou. Hy las:
„Anonieme geschriften kunnen verschillende
beweegredenen hebben. Of de schryver wil
een boosaardigheid aan den man brengen óf
een waarschuwing, welker bron de waarheid
en waarvan de bedoeling die der onbaat-
zuchtigste deelneming is. De schryver dezer
regelen verzoekt u het laatste aan te nemen.
Voor de verdenking van boosaardigheid be
schermt hem het eenvoudige feit, dat hy geen
laster zal uitspreken tegen het meisje, dat
binnen weinige uren uw reinen en eervolltn
naam zal dragen. Hy zegt u byv. Dijt:
Mejuffrouw Doris is uwer onwaardig; heur
hart is geen zoo rein vat meer, dat het waarcig
i3 uw liefde op te nemen neen, zelfs de
kwaadaardigste tong van afgunst zou tegen
uw bruid Diets van dien aard kunnen uit
brengen. Van mejuffrouw Lammers kan men
het beste zeggen, dat over bet geheel van
een musje gezegd kan wordenzy heeft geen
verleden. Maar evenmin, mynheer Von Rech-
ting, zult gy aan haar zyde een toekomst
hebben. Zy bemint u niet. Wat gy van uw
kant pcogdet als liefde te beschouwen, dat
was de volheid van uw eigen hart, uw ver
langen naar een ander wezen, dat gy als het
ware uit uw eigen ik, in den drang uws
barton, nieuw geschapen hebt. De bekooriyk-
heid, de lieftalligheid uwer bruid, een zeker
tintje van geest, daarby die graad van be-
minnelykheid en de magnetische kracht van
het andere geslacht, die eiken man moet aan
trekken - deze hoedanigheden hebben in den
slechts korten tyd uwer verloving uw oogen
verblind, of liever uw eigen hait bedrogen.
In uw eigen beminnen vergroeidot gy der
mate inn.rlyk met uw bruid, dat gy ten
laatste niet meer kondet onderscheiden, hoe
veel van dat gevoel u zelf toekwam en ho)
weinig daarvan aan uw tweede ik, dat gy in
mejuffrouw Doris Lammers meent gevonden
te hebben. Voorzeker, niets is zoo ondankbaar
voor welmeenende vrienden als iemand zyn
illusies te ontnemen. Dat is zoo! Maar hier
geldt niet dank of ondank slechts uw eigen
heil, en dat is schryver dezes alles. Van
andere zyden werden u, dierbare vriend, zeker
kostbare bruiloftsgeschenken gebracht. Deze
regelen zyn de bruiloftsgave van een oprecht
hart en, zoo gy op doze vmgerwyzing acht
slaat, misschien niet de slechtste
Na een half uur kwam het rytuig voor.
Rechting had het niet gehoord; hy hcorde
niets van wat om hem heen voorvielden
brief slechts staarde hy aaö, en hy las hem
weder en nog een derde maal en r.og vaker.
Wie was de schryver? Deze vraag tot zich-
zelven was het eerste toeken van den terug
keer zyner critische of beter zyDer juristiscbe
werkzaamheid des verstands. „Zy bemint u
niet." Wie kende hen beiden, hem en Doris,
en hun geheimste roerselen zoo nauwkeurig,
dat hy deze regelen schryven kon? De brief
was door eon mannenhand geschreven.
Van een medeminnaar, die hem het bezit
zyner bruid benydde? Waarom zou dat niet
zoo zyn? Het waren er immers niet weinigen
geweest, die om Doris aanzoek hadden
gedaan, en hem viel hot geluk ten deel, do
bruid naar het altaar te leiden I Ja wel, een
geluk! Doris. Gelyk een Irissche bries een
neerhangend zeil plotseling doet zwellen, zoo
8lo 'g zyn hart by de gedachte aan haar weer
hoog op. Hy wierp allo schijnbare beden
kingen, tegenwerpingen en waarschuwingen
over boord. Hy handelde g03d zóó. Hy moest
zich in deze stemming houden. Wanneer hy
een enkelen dezer volzinnen ook maar oen
oogenblik nadenkens schonk, dan nam hy de
gansche reeks der gevolgtrekkingen aan, dan
moest hy al het overige toegeven, om ten
laatste by het slot aan te komen: „Zy bemint
je nietl „Hiermee viel alles ineen; in dit geval
mocht hy zyn bruid nimmer het jawoord
geven. Hy verfrommelde den brief half in
woede, half in wanhoop. Hy deed zichzelven
verwyten. Wie is ook zoo onverstandig 09U
brief to openen, schier op hetzelfde oogenblik,
dat men een schrede gaat doen, gelyk by op
het punt was te verrichten?! Moet oen
bruidegom niet voorbereid zyn op dergelyke
geschriften en most het niet in de manneiyke
zelfstandigheid van een karaktor liggen,
dergelyke dingen met verachtenden trots van
zich af te wyzen? Waren hem in zyn
juristiscbe, rechteriyke praktyk niet reeds
ontelbare voorbeelden voorgekomen? Ja zeker,
maar nu by zelf - weg, weg! Hy giDg, met
het hoofd door beide banden ondersteund,
voor zyn scbryftafel zitten, van waar do
beeltenis hem glimlachend toewenkte.
Wordt vervolgd.)