N°. 11435 Dinsdag 8 Juni. AM397. -/MO. V*°. 0.05. Coarani wordt dagelijks, met uitzondering «Sa (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Vierde Blad. Persoverzicht. Feuilleton. Jonkvrouw Denise. LEIDSCI rnitim fWJB DEZER OOUBABTl Poor Leiden pét 8 maanden. franco por post JftonderHiko Noramera £BUS DER AD VERTEH TiÜN Van I 6 regols f 1.05. Iedore regel moor f 0.17J. ÖtooterÓ letterB naar plaatsruimte. Voor het incasseeron buiten de Jtad wordt f 0.05 berekend. Ml.l— II■—II III l'Hll Onder het hoofd „Dwaze gevolgtrekking" zegt Het Centrum: Tot dosver gold de encycliek „R e r u m Hovaru m" óók vcor niet-katholieken als een document van beteokenis, als een bewijs van den volkslievenden geest des Pausen, als een erkenning der hedendaagsche behoeften. De Arnhemsche Courant is echter by het naderen der verkiezingen tot een andere ontdekking gekomen. Nu ja, men vindt in de encycliek denk beelden van menschlievendheid en meewarig heid voor de misdeelden, doch „het daarin ingenomen standpunt ten opzichte van de arbeiders-quaestle van onzen tyd heeft niets democratisch hoegenaamd." Met al hare wel willendheid en menschlievendheid decreteert de Arnhemsche zyn het inderdaad zeer consorvatieve gedachten, die den grondtoon van de encycliek uitmaken. En waar het pauselijk document spreekt Van „breidelen van de hartstochten der menigte" en van „perken stellen aan de opruiing der menigte" zegt het blad: „De ondervinding Van alle tijden en landen heeft geleerd, dat dergel\)ke leuzen alleen dienen om alle adspi- ratién naar beter en hooger, naar vryheid en beweging te verstikken: dat alles is booze hartstocht, het wijzen op maatschappelijke misstanden te opruiing. Verbod, tegengaan, uitroeien, straffen van alles wat tegen abso lutisme en geestesdwang ingaat, is de eerste plicht van den Staat in het Christelijk regee- ftagstelseL" Moet men niet glimlachen over zulk «ene reden earing? Het w£zen op maatschappelijke misstanden Is opruiing, zegt de Arnhemsche. Maar wjjst de encycliek dan niet op maatschappelijke mis8tanden? Heeft men den Paus zelfs niet, op gsood dier encycliek, van socialisme (0 beschuldigd? En hebben tal van schrijvers en sprekers, die noch katholiek, noch conser vatief rijn, Leo XIII niet gehuldigd voor zijne kloeke daad? Do conclnsie, waartoe de Arnhemnche komt bö bare bespreking van het pauselijk stok, is alleen in verkiezingsdagen mogelijk. En ook dèu blijft ze nog onder elk opzicht onverschoonbaar l In „Langs den Weg" (GroningseheKootjln de Provinciale Groninger Courant leien we o. m. „Hoe ver zijn we nu gevorderd met de onderwijzers examens, die, reeds in 't begin van April aangevangen, nog maar altijd voort duren werd er in de laatste weken dikwijls gevraagd. Het scheen den vragers wel toe, dat we over de helft waren, maar om precies te zeggen hoe vel en van de 195 candidaten al voor de balie waren geweest, was hun on mogelijk. Een tijdlang hadden se de opgaven bijgehouden, tot de politiek er stoornis in .'bracht en ze hun door elkaar begonnen te loopen. Men kon het den menschen niet kwalijk nemen I Maar eindelijk hebben we dan nu toch de examens achter den rug. Honderd vijf en negentig wetenschappelijk# candidaten was een belangrijk aantal, al won het andere, het „groote" corps, het nog ver van hen in numerieke sterkte; immers ver zekert men, dat de politiek er ditmaal een driehonderd op de been brengt, ofschoon onher roepelijk twee derden hiervan worden „afge wezen". Kwam het voor de eersten er op aan de meeste punten te verwerven, voor de laatsten gelden alleen de meeste stemmen; hing voor genen het slagen af van hun kunde, bedaardheid en vastheid, dezen moeten hun „akte" halen met behulp van zekere positieve bekwaamheid, een algemeen vernis van „ge schiktheid", veel handigheid, veel lenzen, veel goed geluk, veel toeval, veel ik weet niet wat. Het slagen of druipen was voor de eersten een levenszaak, wijl hun examen geschiedde om den broode en hun eindbestemming er mee gemoeid was; voor de anderen, door de bank „menschen met geld" of althans met goede inkomsten, levert een korf volstrekt geen financiöele moeilijkheden op, daarentegen een succes een niet onaanzienlijke versterking hunner middelen. De adspirant-ODderwijzer heeft er niet het allerminste belang by om tot san den dag van het examen z\jn kracht te zoeken in drukte, beweeglijkheid, snapzucht en het aan nemen van poses. Hij bevroedt instinctmatig, dat de strenge oomes der commissie niets van zoo'n optreden moeten hebben 6n by het onderzoek naar zijn bekwaamheden met groote nauwgezetheid zouden uitvorschen, of ze niet te zeer bij zijn praatjes, die, naar men weet, geen gaatjes vullen, afstaken. Hy zorgt daarom de bescheidenheid in aeht te nemen, geen beloften aan de wetenschappelijke wereld te doen omtrent zijn daden en werken, als hij er maar eenmaal door is, stilletjes zijn gang te gaan en zich liever voor het allerlaatst nog eens op zijn zwakko ponten te sterken. De adspirant-afgevaardigdo te niet zoo bedeesd uitgevallen en ziet er zoo weinig tegen op den stroom zgner wel sprekendheid te laten vloeien, dat men, hem met een paar dozijn mede-adspiranten bijeen brengende, dadelijk aan het toon eel op de markt te Richmond in de „Martha" moest denken „Wie das schnattertl wie das plap- pertl Wie das durch einandor sprfefat! Geit, wenn 's da im Dienste happert, Iéegt's för- wabr am Mundwerk nicht 1" Voor den adspirant-onderwijzer bestaat er niet de minste reden om in jan «n alleman een aap te zien, wiens jongen ky heeft te roemen om hun buitengewone mooiheid. Hij weet, dat ook de geringste poging, in 't werk gesteld om de meening te vestigen, dat joist met z ijii toelating een nieuwe aera voor ds beschaving zon aanbreken, enkel kon strekken om hem in ruimeren kring onmogeljjk te maken als een pedant ventje, en om in den enge ren kring zQner aanstaande examinatoren tweemaal zooveel wenkbrauwen te doen fronsen. Wetende, dat de heilbeden, zegen- wenscheR noch stemmen van dra gaan den en komenden man hem er door kunnen sleepen, put bij zich dan ook tegenover geen sterveling uit in gezochte beleefdheden, paait niemand, houdt zijn glimlachjes en zoete woordjes voor zich, steekt niemand ongevraagd zijn vlerk toe en wacht zich in de allereerste plaats voor het vervelende aanklampen van lieden, die hjj ternauwernood bij name kent. Maar nu de ander, hjj, die de drager is eener veel gewichtiger candidatuur dan de eenvoudige onderwijzer? Hy gaat je hond zelfs uit den weg, En, kom je op straat hem tegen, Dan buigt hy als een knipmes neer Eki maakt je puur verlegen. Hy houdt je staande, drukt je hand En vat in 't bloemzoet praten Je bij je jasknoop, of hij nooit Dien weder los wou laten. Hjj vraagt je naar je „lieve vrouw" En zou zelfs gaarne weten Op welke school en in wat klas Je kleuters zijn gezeten. Hy heeft je reeds zoo lang gekend, Hy wil je eens inviteerent Eu zou nu wel zijn compliment Tot aan je kat begeeren. „Hoo daalt dat heer zoo tot my af, Hy, altyd zoo voornamer?" „Ocb, kiezer, 't is een adspirant Voor 't lidmaatschap der Kamer!" Ze loopen er zoo onder, daar kunt gü op aan. En zeg eens, zoudt gy een afschuwelyker baantje kennon dan dat eeuwige handen drukken? Daar het politieke drukken zyn, is het gemoed er vreemd aan en gaan zo enkel uit van eigenbelang en geveinsdheid De Standaard gaf te kennen niet tevreden te zyn met een kleine meerderheid als resultaat der stemmingen voor de Tweede Kamer, omdat daarmede niet veel valt uit te richten. „Wie er amper komt, komt er dit maal niet." „Nu, dat i3 goed gezien, en het kan ook tot waarschuwing voor de liberale kiezers dienen," merkte de Nieuwe Rotterdarnsche Courant op. „Maar de aandacht zy gevestigd op hetgeen het anti revolutionnaire blad aanvoert om het zyn volgelingen duideiyk te maken, dat er voor de „Christelyke" regeering een groote meerderheid moet komen. „Het moet", zoo luidt het slotwoord „omdat heel het samenstel van onze wetten en instellingen op het oogenblik geheel ge liberaliseerd is, en men alleen met vasten grond onder den voet door zoo tegenstrydig labyrint zyn weg kan vinden." „Ook hieruit blykt, dat er groote plannen bestaan. „Een goed verstaander heeft maar een half woord noodig. En zoo zal men uit de aange haalde woorden van De Standaard wel niet anders kunnc-n lezen, dan dat heel het samen stel van onze wetten en instellingen moet gedéliberaliseerd worden. „Met andere woorden: alles zal worden omvergehaald, om heel ons staatswezen en heel onze wetgeving in te richten naar de inzichten en wenschen van dr. Kuyper en dr. Schaepman. „Geheel in overeenstemming met het woord van den woordvoerder der Katholieken in de vergadering van 5 Mei te Utrecht: „Laten wy zorgen, dat wö de leiders en geleiders worden van het nieuwe tydperk, dat wy beginnen." Gemengd Nieuws. Het dezer dagen vermelde hor loge, waarvan het beleenbriefje ten name Lepe laar is gevonden, blykt te zyn een dames horloge. De rechthebbende op dat briefje wordt alsnog verzocht zich aan de Bank-van-Leening of het politiebureel te vervoegen. Deze week werden op „Rhynzigt" genomen 730 zwembaden door heeren en 97 door dames. Temperatuur van het water 20° Celsius. Een luitenant van het regiment grenadiers en jagers, die gisteren op den Wassenaarschen Weg paard reed, viel tydens het galoppeeren van zyn paard en bekwam daarby zoodanig letsel aan den arm, dat hy per rytuig naar zyn woniDg moest worden vervoerd. Het Van-Stolk-park te Scheve- Dingen is met eene nuttigo inrichting ver meerderd. Dezer dagen is geopend de villa „Elisabeth," aan don 2den Parkweg, geheel Dieuw gebouwd en ingericht voor zenuwlij- deressen, gesticht uitsluitend voor dames. Het fraaie gebouw, rustig en lommerryk gelegen, bevat 25 logeerkamers 1ste klasse en staat onder beheer van dr. Cros. Op de Beurs te Amsterdam lag gisteren in den effectenboek een adres ter teekeüing in den vorm van een verzoekschrift aan het bestuur van de Yereeniging voor den Effectenhandel, om gedurende de zomermaan den tot 31 Augustus alle Zaterdagen B^ura- vacantie te houden. Hoe het in het by Amsterdam gelegen Ouder Amstel by een brand toegaat, bleek gisteren voor de rechtbank te Amster dam. Een aantal inwoners dier gemeente hadden zich nl. te verantwoorden wegens dienstweigering by brand. In het laatst van November van h9t vorige jaar ontstond brand in het buis van C. Heman te Duivendrecht, Zoo snel mogeiyk werden de Ingelyfden by de brandweer te O.-Amstel opgeroepen om met bet blusschingswerk te beginnen. Man voor man moest gewekt wor den, hetgeen natuurlyk nogal tyd kostte. Doch de aanwezigen bleken zelfs niet gezind handelend op te treden ter beteugeling van het vuur. Eerst toen do burgemeester ter plaatse kwam en een belooning in het uit zicht werd gesteld, gingen sommigen aan den arbeid. Het verhoor leverde eenige vermakelyke staaltjes op. Een der beklaagden zei, ni=t naar een brand gegaan te zyn, wyi hy toch wel wist, dat er niet gewerkt werdeen andör, in dienst dor spoorwegmaatschappy, mocht zyn post niet verlaten, weer een and r was door den omro'per niet gdwekt, niet tegenstaande de gemeentever-jrd. ning het wekken by een brand voorschrift. Eenige boeren waren op bet uur van c'en brand ter plaatse aanwezig, doch vonden daar niemand anders, hetzy brandmeester of opper- brandmeester. De gemeente veldwachter moest zelfs be kennen, dat de brandweer er eesters wel aan wezig waren, doch in de kroeg zaten. Ook de opperbrandmeester, die rota bene niet eens wist, onder welko gemee te hy thuis behoorde, zat in de kroeg gedurende den brand. Tegen de onwillige boertn werl vcor iedor f 10 boete geèi3cht. Men schryft uit koewacht raa de „Tel": In deze streken gebruiken de land' ouwers en arbeiders pap en aardappelen voor hun avondmaal. Zeker huisgezin had Woensdag avond de gewone spijzen gebruikt en zich ter ruste begeven. Niet lang duurde net of geheel het huisgezin was in rep en ioer. Allen gevoelden hevige krampen in de inge wanden, terwyi de buik opzette. Moeder, een volwassen zoon en dochter, alsmede een kind van 8 j^ar, schreeuwden van pyn. Slechts cén der zoons, die '8 avonds by zyn baas gegeten had, gevoelde niets en kon hulp gaan halen. Ook eene gehuwde dochter, die 's avonds van do pap en niet van de aardappolen had meegegeten, kroeg hetzelfde in hare woning. Gelukkig kon men weldra braken, zoodat de inmiddels ontboden geneesheer door een drankje do lyders spo dig wist op te knappen. Daar de pap met bloem van meel bereid was, vermoedt men, dat er zich iets in die bloem bevond, dat genoemde verschynselen veroorzaakte. By hot naderend vliogen-seizoen is het niet ondienstig de aandacht te vestigen op het volgend bericht, door een inzender aan het „Weekbl. voor Zuivelber." medegedeeld. De muren, de deuren en de zolder van stal on, enz. worden gewit met witkalk, waarin een beetje in water opgelost aluin gedaan wordt Loopen de vliegen tegen zulke muren of wan den op, dan duurt het niet lang of zy vallen weer op den grond, om dan nergens meer tegeoaan te kunnen komen. Het schynt, d*t de aluin de klevende vloeistof wegneemt, die by iedere vlieg aan de pootjes voorkomt, waardoor het loopen zelfs tegen esn zoldtr mogelijk is. Schadeiyke inkt. Nu en dan ge beurt het, dat iemand zich met een stalen pen e-n lichte wond toebrengt en ten gevolg* daarvan bloedvergiftiging krygt. Het heet dan, dat de pen roestig was. Met het oog op die gevallen, heeft Marpmann verschillende inkt soorten op bacteriën onderzocht en zoowel in galnoten- als in aniline-inkt bjjna alt;jd schim mels en bacteriën gevonden, (ie laatste meestal bacillen. Tweemaal vond hy in negrosine inkt een bacterie, die by muizen blosdvergiitigi g veroorzaakte. Mot het oog op dit gevaar, wil by in scholen don inkt door koken steriliseeren. 53) O, wat een Innemend voorkomen 1" riep ze uit. Nogmaals bezag ze het oplettend, en toen bemorkte ze, dat in een hoekje niet denaam ▼an Jacques, maar de letters G. De Y. ston den, en bovendien de datum: 7 April 1835. 7 April 18351" zoo dacht Rosa by zich- zelve. „Dat was de dag, dat ik voor de eerste maal het kasteel „La Pinède" bezochtl" Toen herinnerde zy zich ook, dat op het oogenblik, waarop ze met haar ouders, na het kasteel te hebben verlaten, het hek van het park doorging, er een rytuig voorbyreed, dat zich naar de richting van het kasteel bewoog en waarin een bekooriyk jong meisje naast een grijsaard was gezeten. Dat moest dus de persoon zyn, waarvan George het portret had geteekend, achter de schets van zyn broeder! Dat moest dus het meisje zyn, waarin hy zooveel belang had geBteld en wier gemis hy zoo hevig be treurd hadl Maar wie zou dat meisje kun nen zyn Toen viel haar opeens de naam in van jonkvrouw De la Pinède. Dikwflls had Rosa hooren spreken over haar schoonheid, haar groote goedheid, en ook over hetgeen sommige dames uit La Ciotad haar „over dreven godsdienstigheid" beliefden tenoomen. Op den dag, toen Rosa naast haar moeder dan het strand wandelde, terwyi Artémon Richer haar het hof maakte, had ze toevallig iemand hooren zeggen, dat jonkvrouw De la Pinède, do ryke en schoone erfgename uit Toulon, liefdezuster wilde worden. Toen ging er opeens een licht in Rosa's geest op, en ze was nu vast overtuigd, dat het jonge meisje, waarvoor George zooveel bewondering en liefde had gevoeld, niemand anders was dan jonkvrouw Denise De la Pinède. Ja, zy moest het zyn en niemand andersl Langen tyd hield Rosa het portret in haar handen en beschouwde het met diepe ont roering. De hemelsche uitdrukking, die op dat schoone gelaat te lezen stond, was voor Rosa een bewys van de hooge roeping, die aan doze uitverkoren ziel was geschonken. Nu gevoelde ze ook geen de minste yvor- zucht meer, en zelfs was het haar in het minst niet onaangenaam, dat George voor zulk een wezen genegenheid en achting had gevoeld, en onder den invloed geweest was van iemand, die ze als een wezen van hoogeren rang, als een engel of heilige moest beschouwen. Nu vergeleek ze ook de ge heimzinnige dichtregelen, die ze gevonden had, met het portret, dat ze thans voor haar oogen had, en toen werd de laatste twyfei weggenomen. Ja, het moest wel zoo zyn: Denise De la Pinède was het voorwerp ge weest van de bewondering van George! Rosa was door deze ontdekking en door de beschouwing van het gelaat, dat George met zooveel talent en getrouwheid had afge beeld, zoozeer in gepeins verzonken, dat het lang duurde, voordat ze zich herinnerde, wat het doel was, waarmee ze het vertrek ▼an George had betroden. Eindelijk ver zamelde ze haar gedachten on begon het boek te zoeken, waarvan de kleine Beroardina haar een beschryving had gegoven, en bot duurde ook niet lang of zo vond het. Het was het „Leven van de H. Elizabeth van Hongarye," geschreven door den beroemden graaf De Montalembert. Groot was de indruk, dien de lezing van dit overschoone boek op Rosa's gemoed maakte. Do levensgeschiedenis van de zoo beminiyko Heilige was geschreven op een wyz9, die zoowel van groot genie als van levendig geloof getuigenis aflegde. Het was niet zoozeer de prachtige en wogsleepende styi van den grooten schry «er, die Rosa in verruk king bracht, als wel de treffende gedachten en voorbeelden van groote zaligheid, die In dat boek te vinden waren. Voor de eerste maal van haar leven begreep Rosa, dat men zelfs te midden van het grootste ongeluk tevreden kan leven, wanneer men zich aan den wil Gods onderwerpt. Yoor de eerste maal begreep ze tevens, hoe aardsche liefde kan veredeld worden, wanneer zy wordt beheerscht door de liefde voor God. Treffend is de beschryving van het huwe- lyksleven van de Heilige Elizabeth en den godvruebtigen Lodewijk, landgraaf van Thürin- gen. Beiden zyn een voorbeeld voor alle christelyke echtgenooten. De byzonderheden, die op hun huiseiyk leven betrekking heb ben, de vurige godsvrucht en wederkeerige trouw van beide echtgenooten, de vroegtydige dood van landgraaf Lodewyk, het heilig leven van Elizabeth als weduwe, dat alles, beschreven met de meesterhand van graaf De Montalembert, maakte op Rosa's gemoed een onuitwischbaren indruk en deed de goede hoedanigheden, die tot nu toe onbewust in haar binnenste hadden gesluimerd, ontwaken. Het goede zaad, dat door dit boek in haar hart werd gestrooid, zou naderhand de schoonste vruchten dragen. Terwyl Rosa deze wel sprekende bladzyden doorbladerde, kon zo ook den indruk leeren kennen, dien het boek van De Montalembert op George had gemaakt, want hier en daar had hy kantteekeningen gemaakt by de passagos, die hem het meest hadden getroffen. Deze zielenverwantschap tusscben hen beiden maakte thans op haar een smartelyken indruk, omdat ze nu by zlchzelve dacht, hoe gelukkig misschien ook haar huweiyksleven nog had kunnen worden, terwyl de kans daarop haar nu voor immer verloren scheen. Wanneer George de een of andere passage had bewonderd, waarin over de deugden en de toewyding van de Heilige Elizabeth werd gesproken, dan zou by waarscbynlyk wel gedacht hebben aan het ydelo, kinderachtige meisje, dat tegen wil en dank zyn echtgenoote was geworden, en dan zou hy zonder twyfei ook wel een vergelyking gemaakt hebben tusscben haar en Denise De la Pinède, die hem als een toonbeeld van vrouwelyke deugd voor den geest zweefde. Ja," zoo dacht ze by zichzelve, „nu be- gryp ik hem en ik beklaag hem tevoDS. Ik kan nu gomakkeiyk raden, hoe groot zyn weerzin geweest moet zyn voor het meisje, dat, zooals hy meende, alleen daarom zyn vrouw had willen worden, om gravin te worden genoemd. O, wat is ons lot toch onbe- gryp-iykMaar dat alles kan toch niet geschied zyn zonder den wil, of ten minste zonder de toelating van God, on otewijlsbeb ik myu goede tante hooren zeggen, dut God alles ten goede beschikt voor hen, die ver trouwen stellen in Zijn voorzienigheid Ja, ik ben nu vast besloten George te gaan opzoeken!... Of misschien zou het maar beter zyo, dat ik hem schreef, en hem ver zocht, terug te komen naar zyn vrouw, die zoo naar bem verlangt. Ik kan toch niet alleen van hier gaan, en bovendien kan George elk oogenblik terugkomen. Misschien is ook hy wel tot andere gedachten gekomen!.... En als ik hem in de verte zag aankomen, wat zou ik dan doen?.... Zou ik dan, nu ik weet, dat hy my minacht, den moed hebben, hem te zeggen, dat ik tegenover hem geheel veranderd ben?" Tirwyl Rosa zichzelvo deze vraag stelde, klopte Thérèse aan de deur. Toen zo „binnen" 1 riep, opende de oude dienstbode de deur en wierp een minachtenden blik op de boeken, die overal op den grond door elkaar lagGiï. Myn hemel, mevrouw, boo kunt u het hier uithouden 1" riep ze uit. „O, u zult uw oogen nog bederven, als u hier in het half donker nog zóó zit te lezen. Hebt u dan vroeger op de kostschool nog niet genoog boeken gelezen? U zyt nu zoo groot gewor den, dat u wel niets meer te leeron hebt." {Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 13