N°. 11421 Donderdag SO Meii A0.1897. $eze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Jonkvrouw Denise. LEIDSCH DAG-BLAD. ÏBUS vszm, OOUHAKT; Voor Loidon per 3 maanden. 1.10. franco per post1.40. Aföonderlyke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTXËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 017J. Grootórè letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiton.de St§4 -wordt f 0.05 berekend. Ala van verzekering van werk lieden gesproken wordt, denkt men gewoon lijk aan handwerkslieden, enz. In Duitschland worden echter ook de vrouwelijke dienst boden verzekerd, merkt de Arnhemsche Grt. op. Elke meid krijgt, wanneer zy in haar eersten dienst treedt, van het stadhuis een kaart, in 52 vakjes verdeeld. De meester of meesteres, by wie zij dient, plakt op die vakjes wekelijks een daarvoor bestemd stukje papier, in bladen, door het stadhuis verstrekt waarop het bedrag van 12 centen en de dag van inplakking staan vermeld. Is de kaart vol, dan legt de dienstbode haar over op het stad huis en krijgt een nieuwe. Als zij 60 jaar is, hoeft zij recht op pensioen, dat haar wekelijks wordt uitbetaald en baar behoedt tegen broods- gebrek. Dieu3tboden worden voor 12 ets. in de 2de klasse verzekerd. Een waschvrouw (schoon maakster) komt in de 3de klasse; voor deze wordt 6 ets. betaald door de personen, bij wie zij die week in dienst is. Kinderjuffrou wen worden in de lste klasse opgenomen, en voor dezen wordt 18 ets. betaald. Da toepassing van deze regeling geschiedt dus op zeer eenvoudige wjjzeof de meester dan wel de dienstbode het geld geeft, is een punt, dat by de huur geregeld wordt; maar de meester verstrekt de ioplakpapiertjes en is voor do inplakking aansprakelijk. In De Avondpost schrijft de luitenant- adjudant W. C. Schönstedt een open brief aan dr. Schaepman, waarin hij zijn verwon dering er over uitspreekt, dat een zoo warm vaderlander als dr. S. bij voorbaat elke Regee- riDg, dieper80oniyken dienstplicht wil, den handschoen toewerpt. Maatschappe lijke vraagstukken wil dr. S. aan leger- organisatie laten voorgaan. Maar zegt de schryver: „Maar ik wil het u vragen: Is er eenig ernstiger, dieper in het volksleven ingrypend, in zyn gevolgen rijker maatschappelyk vraag stuk, dan juiat de leger-organisatie? Jaarlijks treden duizenden en nogmaals duizenden jonge mannen in de gelederen, op een leeftijd, waarop lichaam en ziel nog ontvankeiyk zyn voor invloeden ten goede enten kwade. Welk maatschappelyk vraagstuk kan den invloed evenaren, dien het verbiyf onder de wapenen op het individu uitoefent? Gy vreest dien invloed toch niet? Myn heilige overtuiging is het, dat in ons tegen woordig leger het individu meer goed leert dan kwaad. Want en hierop wensch ik den nadruk te leggen vergoiyk ons huidig leger toch niet meer by dat van vóór 30 of 40 jaarl" Schryver doet een beroep op alle miliciens, op de leden van het reservekader ook. Is er één naar lichaam en geest slechter uit- de gelederen gegaan dan by er gekomen was? En zoolang dat niet voor schryver vaststaat, blijft hy stryden voor persoonlijken dienstplicht. Aldus oindigt zyn warm gesteld schryven: „Aan het graf van den generaal Van der Schrieck heb ik uw machtige stem over de graven hooren donderen en ik heb u hooren zeggen: „Hy was een stryder voor al wat recht was en billyk." Maar u, in wien ik zoo gaarne een der- gelyken stryder bewonder u wenschte ik zoo gaarne de vraag te hooren beantwoorden: „Is dan het beginsel van persoonlykon dienst plicht een onbillyk beginsel?"" De Standaard beantwoordde ontkennend de vraag of een candidatuur, zal ze door gaan, altoos vooraf aanvaard moet zyn? Er zyn candidaturen, die, als ge er te sterk op staat, dat ze vooraf aanvaard zullen worden, afspriDgen op weigering, en die, waren ze ongevraagd en ongeweigerd geslaagd, den man uwer keuze in het Parlement zouden hebben doen optreden. Als redenen, die iemand van de aanvaarding vooraf kunnen afhouden, noemde het blad: lo. de moeilijkheid der beslissing, vooral voor iemand in vaste betrekking, voordat men met zekerheid voor de keuze staat; 2o. do schuch terheid van velen voor do bedekte verklaring, dat men zich voor zoo moeilyke taak be rekend acht; 3o. de weinige kans in sommige districten van welslagen. Maar juist dit laatste: de kans, om ook maar met een goed figuur er af te komen, als de meest gowilde candidaat vooraf be dankt, moet er toe leiden om als regel aan te nemen, dat een candidatuur niet vooraf aanvaard behoeft te zyo. „Wie bang is, moet schilderen" is een oud spreekwoord, dat, naar het schynt, in de eerste weken nogal eens toegepast zal worden op sommige werklieden. Althans Het Volles- dagblad doet opmerken, dat vele werk- 1 i e d e n-k i e z e r 8 bezwaar beginnen te maken, om de candidaten, welke zy voor de Tweede Kamer willen gesteld zien, met hunne namen aan te bevelen, wyi deze namen ongetwyfeld openbaar zullen worden gemaakt. By deze vreesachtigen bestaat do meening, dat het hun in hun brood zou kunnen bena- doelen, wanneer zy zoo openiyk te boek staan als voorstellers van zekere candidaturen. „De bemerkiog is ook ons ter ooren geko men, hoewel juist niet uit katholieke werk liedenkringen," zegt Het Centrum. Het Volksdagblad dringt er echter op aan, dat by de publiceering der candidaten de namen der 40 kiezers, welke ben hebben ge steld, geheim zullen blyven. Na de zekerheid te hebben bekomen, dat byv. te Amsterdam algeheole openbaarmaking zal plaats hebben, geeft het den Minister van Binnenlandsche Zaken zelfs in overweging, dit „gevaar" nog intyds door een aanschryving to stuiten. „Ons schynt de vrees voor openbaarmaking wel begrypelyk, maar toch niet vergeefiyk. Zoo het „gevaar" al niet overdreven is, om dat het algemeen voor alle partyen zou gel den, wil het ons voorkomen, dat men alle oorzaak heeft, om van de werklieden andere gedachten te koesteren," gaat Het Centrum voort. Immers, tot dusver is van hun moed, om naar buiten op te treden, soms eer te veel dan te weinig gebleken: over.gebrek aan per soneel voor besturen van vakvereenigingen byv. heeft men zelden hooren klagen. Op dien grond gelooven wy dan ook niet, dat het zooveel moeite zal kosten, de handteekenicgen van werklieden te krygen, indien er candida ten worden gesteld, over welke zy in de kies verenigingen hebbon kunnen meespreken en wier verkiezing zy in het algemeen belang achten. Het zou een droevig resultaat van de kies recht-uitbreiding zyn geweest, indien hot er toe geleid had, eon talryke categorie van per sonen publiek recht van spreken te geven en ti ervaren, dat dezen dit recht slechts zouden willen uitoefenen achter de schermen, als het ware stiekem en als Jim uit de fabel, die met Poes uit kastanje-snoepen ging. De Delvenaarden komenden stembus- s t r y d besprekende, i3 van oordeel, dat het Schip van Staat nu eindeiyk eens in ande ren koers dient gestuurd te worden. Höt blad schryft o. m. „By al het goede, dat de Liberale party in hare eerste periode heeft gedaan, is zooveel gekomen, waardoor zy in de schatting der bevolking is gedaald, dat het voor haar waariyk meer dan tyd is om aan „aftreden" te denken. Zy heeft haren roem overleefd. En zou ze nog weer met hare oude wapen rusting te velde trekkeD, dan zou zy by haar retraite geheel met schande worden overladen. Nu kan zy nog in zekeren zin met eere aan anderen de plaats afstaan, die zy reeds enkelo jaren, naar ons oordeel, ten onrechte innam. Men moet niet wyzen op het ministerie uit de rechterzyde, dat er een oogenblik ge weest is. De eerste proefneming heeft onze mannen geoefend. Ook op dat gebied, ja, op dat gebied inzon derheid, hangt zoo machtig veel af van de p r a c t y k. Als men dat in het oog houdt, verwondert men zich eer over het vele goede, dat door dat ministerie is tot stand gebracht, dan dat men aanmerking zou maken, omdat er niet meer werk is geleverd. Maar dat zal, als nu, na die oefenschool, weer oen ministerie uit de rechterzyde mocht optreden, nog anders zyD. Ons volk verwacht dat en rekert daarop. En daarom gaan wij met dien moed en met volle bewustheid van het gewicht der zaak ditmaal de stembus tegen. De vraag is of de oud-liberale firma nog weer vier jaar op denzelfden voet zal worden voortgezet.... dan wel of er eens verandering in den koers van het schip dient te komen. En op zulk een vraag behoeft geen anti- revolutionnair het antwoord schuldig te blyven. De liberale party, die ons geholpen heeft aan de dure, godsdienstlooze school; die by benoemingen stelselmatig onze mannen voor- byging en dikwyis, als om te tergen, mannen benoemde, die ergernis geven moesten; die in het onderwfizen der kiDderen, zoowel op lager, als middelbaar en hooger gebied, wel gestelde ouders met groote bedragen bedeelt, maar tegenover de buitenlandscbe protectie, waardoor onze landbouw en veeteelt en indus trie kwfint, goen maatregel neemt, omdat zy tegen bescherming is; die de huishouding van byna alle onze gemeenten in de war heeft gestuurd; die ondaDks hare kunstma tige leiding van den geest des volks in hare richting; ondanks haren langjarigen grooten invloed, ondanks de vele millioenen, die zy jarenlang in hoofdzaak biunen den kring barer aanhangers uit de Staatskas besteed heeft; het eindresultaat bereikt, dat de meer derheid des volks niet met haar meegaat, die liberale party moet „aftreden". Zy gevoelt zelf het dreigend gevaar. Zie maar de wanhopige pogingen om uit de veelkleurige lappen één uniform saam te stellen, die alles wat liberaal heet, dragen kan. Zal het lukken? Zullen de radicalen nog eens zich laten vangen? Nog eens dienst doen om straks tot hunne hartgrondige ergernis de „oude" school aan het „laatje" en aan het „roer" te zien? Of zullen zy, waar zy zeiven het bewind nog niet kunnen aannemen, fair play geven aan de rechterzyde? Zullen zy hunne tegenparty, de „oude" school, sterken of door haar nu te doen vallen voor later tyd de mogelykheid schep pen, dat de nieuwe school optrede? Smakelyk etenl In het Maandblad tegen de Vervalschingen vinden wy het vol gende onder den titel„In blik gecon serveerde zal m." Een correspondent van het Engelsche blad The Globe geeft als ooggetuige een beschry- ving van den aanvoer en het inmaken van zalm. In den afgoloopen zomer was hy te Steveston, aan de Frazer rivier, waar een inrichting voor het conserveeren van zalm bestaat. De door de visschers aangevoerde viscb, in partyen van 5 tot 30 stuks, werd opge stapeld, totdat er ongeveer 2 tot 3 duizend stuks aanwezig waren. Eerst daarna werd een begin gemaakt met het reinigen en inmaken, om uitgaven voor brandstof, enz. te besparen. De thermometer staat gedurende dien tyd zelden beneden 70 gr. en dikwyis boven 90 gr. F. in de schaduw, zoodat hieruit ia af te leiden in welk een toestand zich do zalm bevindt van de onderste lagen. De Chineezen, die de visch van de ingewanden ontdoen, gebruiken zeer scherpe messen, maar zyo dikwyis niet in staat, een zuivere snede te doen of te verhinderen, dat het vleesch van- eenryt ten gevolge van den rottenden toestand. Maar al is de visch nog zoo orideugdeiyk, toch wordt zy ingemaakt. Dat is de gewone loop van zaken, maar in den druksten tyd gebeurde het, dat 15 of 16 duizend visschen ter hoogte van vier voet opgestapeld werden en een afschuwelyken stank van zich gaven. De berichtgever geeft toe, dat de visch twee uren lang in de blikken aan een hooge temperatuur wordt blootgesteld, alvorens deze gesoldeerd worden, maar voegt er tevens by, dat de visch vooraf gewasschen wordt in het rivierwater, dat door allerlei dryvend vuil verontreinigd is. Nu moge het waar zyn, dat door de kook hitte alle bacillen en wellicht ook haar sporen gedood worden, dit neemt niet weg, dat be dorven visch ook d&n ongeschikt is als voed sel voor den mensch, want vermoedelijk blyven er door de rotting ontstane alcaloïden in, die als een hevig vergift werken. De schryver is bereid den naam der inrich ting, waarvan hier sprake is, te noemen, en geeft den raad, om de bezendingen, die men verwacht, dat te Liverpool zullen ingevoerd worden, aan te houden en voor het gebruik ongeschikt te maken. Hy meldt nog, dat er onder het personeel der inrichting vele gevallen van typheuze koorts voorkwamen, waarvan twee met doodeiyken afloop. Zooals bekend is, wordon ook hier te lande deze geconserveerde vischsoorten inge voerd. Men were alle visch, die een eenigs- zins abnormalen reuk heeft I Wy hebben onze lezers gewaarschuwd. Men zy op zyn boedel Politietoezicht op de vissclienj. De „Staatscourant" van heden bevat een extract uit het reisrapport van Hr. Ms. schoener „Bonaire", belast met het politietoezicht op de visschery in de Noordzee van 5 tot ultimo April 1897. Klachten, de visschery betreffende, werden niet vernomen, overtredingen werden niet geconstateerd. Aan het reisrapport van Hr. Ms. schoener „Argus", belast met het politietoezicht op d^ visschery in do Noordzee, van 20 tot 24 April 1897, is het volgende ontleend: „Op de platvoet van den 23sten ontmoette de „Argus", by den wind zeilende, naby Scheveningen de vischsloep „Vlaardingen 186" die van den wind liep. Al was dit noodig, toch verzuimde de vischsloep uit te wyken. Om eene aanvaring te voorkomen, hield de „Argus" nog af, doch dit mocht niet voldoende baten, de aanvaring had plaats en daarb» brak onze boegspriet. Na deze gesjord te hebben, werkten wy op om de Noord. Op den 24sten zagen wy by IJmuiien de sloep „Katwyk 45", die, buiten zfin eigen nummer in het grootzeil, het nummer G. IJ. 758 of 728 voerde. Daar de afstand te groot was den gezagvoerder eene sloep te zenden en ik geene gelegenheid had hem binnen IJmuilen te volgen, werd hy van uit het Nieuwediep scbriftelyk gewaarschuwd, dit tweede nummer onzichtbaar te maken. „Gedurende April werden door de „Argus" geen Engelsche visschers gezien in de naby- heid der grens van de territoriale wateren. „In de dagen, waarover dit rapport loopt, werden buiten het voeren van een dubbel 28) Dat had ik wel verwacht!" dacht de notaris by zichzelven. „Ze zyn allen met het zelfde sop overgoten 1" Ik geloof, dat er op dit oogenblik twee candidaten zyn," vervolgde de graaf, „ten minste, wanneer Césaire De CroixfODds zyn candidatuur handhaaft. Men had ons gezegd, dat hy zich teruggetrokken had, maar Hy hoopt nu een landgoed te kunnen -koopeD," zei de notaris, „en daardoor zou hy verkiesbaar worden." Zou een derde candidaat, in het geval, dat hy goed gesteund werd door invloedryke "lieden, en wanneer hyzelf over een flinke welsprekendheid koD beschikken, geen kans van slagen hebben?" vroeg de graaf. Het is wel mogeiyk, heer graaf, maar ik begryp niet hoe ik, na hetgeen nu al gebeurd is, de candidatuur van uw zoon Jacques zou kunnen steunen, zonder my aan groote inconsequentie schuldig te maken. U moet namelyk weten, dat ik my tot nu toe niet ongeneigd getoond heb, om anderen candidaten myn steun te verleenen." O, in dit opzicht moet u zich niet al te schroomvallig toonen. "Wanneer wy het huweiyk van onze kinderen tot stand konden brengen, dan zou het slagen van de candidatuur van Jacques voor u een familiezaak worden en niemand zou dan recht hebben u dat kwaiyk te nemen." Inderdaad, heer graaf, wat u daar zege is wel waar, en ik ben zeer geneigd, my de belangen van uw zoon Jacques aan te trek ken. Hoe oud is hy al?" Hij zal nu spoedig dertig jaar oud zyn, en het zou voor hem zeer te wenscben wezen, nog dit jaar zyn intrede te doen in de Kamer van Afgevaardigden." Ja, dat begryp ik, en u kunt op my rekenen, heer graaf. Wat Boaa betreft, ben ik zeer vereerd door uw aanzoek om haar hand, uit naam van uw zoon George." Beide vaders drukten elkaar de hand, en toen stelde notaris Lescalle den graaf de volgende vraag: Uw zoon is zeker iemand van goed karakter, niet waar, heer graaf?" Ja zeker, notaris. Hy heeft zyn geheele leven nog nooit iemand een onaangenaam woord gezegd. Misschien zal z"ön toekomstige vrouw iu hem geen byzonder vrooiyken en onderhoudenden echtgenoot vinden, maar ik durf u de stellige verzekering geven, dat hy zich altyd onberispelijk tegenover haar zal gedragen." Dan is alles in orde," besloot de notaris op vrooiyken tooD. „Onder geen enkel voor wendsel zou ik myn dochter willen uithuwe- ïyken aan iemand, die haar ongelukkig zou maken." Toen verlieten de graaf en de notaris te zamen het kasteel. Zy daalden de trappen van het terras af, arm in arm, als twee oude vrienden, tot groote verwondering van Vincent, den kamerdienaar van den graaf, die niet gewoon was, dat zyn meester zich zoo ver trouweiyk toonde tegenover personen, die zóó ver beneden hem in stand waren. Graaf De Vódelles vergezelde notaris Les calle tot aan het hek van het park. De laatste woorden, die beiden wisselden, waren de volgende: George heeft myn wil nog nooit weer streefd, notaris." En Rosa zou niet op de gedachte ko men, my ongehoorzaam te zyn, heer graaf." IX. Dit betengryk onderhoud had op een Zondag plaats gehad. Do notaris had zich naar het kasteel van La Pinède begeven, terwyl zyn vrouw en dochter naar de Hoogmis waren. Het was een heerlyke herfstdag. De vooraf gaande maanden waren byzonder regenachtig geweest, en hierdoor kwam het, dat het gras nog zoo groen was, en dat nog zulke balsem geuren de lucht vervulden. Het altaar van de kapel van het kasteel was nog met heerlyke bloemen versierd. Na do Hoogmis gingen de bewoners van La Ciotad als naar gewoonte naar een uit gebreid terras, van waar men uitzicht had op het strand der zee. Dit was de meest geliefkoosde wandelplaats van den omtrek, waar des ZoDdags byna de geheele bevolking van het stadje elkaar ontmoette, wanneer het weder zoo heerlyk was als dien dag. Een groot aantal jonge meisjes en jeugdige visschers wandelden in groepjes van zeven of acht, en hielden van tyd tot tyd stil om met hun kennissen een vriendeiyken hand druk to wisselen. Ook vele leden van voorname familiën uit den omtrek wandelden bedaard te midden van deze luidruchtige menigte, en onder hen zag men ook den hoer De Croixfonds met zyn familie, den heer Arnoux met zyn twee opzichtig gekleede dochters, den heer Richer De Montlouis, die met zyn echtgenoote ge armd liep, en eindelyk mevrouw Lescalle met haar dochter Rosa, vergezeld door Artémon Richer. Te La Ciotad, evenals in alle kleine stadjes, nam elke gebeurtenis, vau hoe weinig ge wicht ook, dadeiyk reusachtige afmetingen aan en maakten dan het onderwerp uit van de meest omvangryke besprekingen. Hetgeen elders onopgemerkt zou zyn voorbygegaan, trok daar onmiddellyk de aandacht en deed dadelyk de meest oDgerymde veronderstel lingen opryzen. Het maakte dus een groote sensatie onder do lieden van voornamen stand, toen zy mevrouw Lescalle en haar dochter met Artémon Richer zagen wandelen. "Wy willen beginnen, den lezer een kleine persoonsbeschryving van Artémon te geven. Hy was groot en krachtig van gestalte, had donkerbruine haren en een vroolyk, maar tevens brutaal uiteriyk. Hy lachte byna altyd, alsof hy gaarne zyo fraaie witte tanden wilde laten zien. Zyn manier van zich te kleeden was niet byzonder smaakvol. Hy droeg veel juweelen, terwyl zyn groote, roode handen door geen handschoenen bedekt waren. Dit groote, luidruchtige, pedante en onbe schaamde jonge mensch werd te La Ciotad erg ontzien. Men hechtte groot gewicht aan alles, wat hy zei of deed, en daar by zeer ryk was en aan do voornaamste familién uit den omtrek verwant, durfde niemand hem tegenspreken. Artémon Richer ontzag dau ook niets of niemani, hy stak met alles den draak, stoorde zich niet aan de gewone regelen van wellevendheid, rookte zyn sigaar in tegen woordigheid van de deftigste dames, was ruw in zyn uitdrukkingen, al te ongegeneerd in zyn manieren tegenover dames en jonge meisjes, en niettegenstaande dit alles of mis schien juist daarom was hy de geliefkoosde persoon onder allen, waarmee by omging. Men verdacht hem er van, met het hart van meer dan een jong meisje een lichtzinnig Bpel te hebben gedreven en velen te hebben teleurgesteld, die zich al met de hoop gevleid hadden, mevrouw Artémon Richer De Mont louis te zullen worden. Nadat Artémon verscheidene jaren te Parys had doorgebracht, onder het schoonschynende voorwendsel, zyn rechtsgeleerde studiën te voltooien, keerde hy te La Ciotad terug, na te Parys wel dertig duizend franken schulden te hebben achtergelaten. Zyn vader betaalda alles, maar deed dit toch alleen op de uit-» drukkelyke voorwaarde, dat zyn zoon niet weer te Parys zou terugkeeren. Artémon moest zich toen wel tevreden stellen met do verstrooiingen, die een klein provinciestadje hem konden aanbieden. {Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5