N°. 114-09
Donderdag Mei.
A°, 1817,
Qeze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Jonkvrouw Denise.
LEIDSCH
PEÜ3 DEZER COÜEAHTl
Voor Loiden per 3 maanden.I.flk
Yanco per post
londorlpke Hommers 0.05.
PEIJSIXER AD VERTENTIËN
Van 1—6 regels ƒ1.05. ledore regel moor f 0.17{, Grootere
Setters imar plaa'tsruimta Voor het incassecren buiten de stad
Vwordfc f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Aan den laatsten der „Brieven uit de
Hoofdstad" van Jan De "Wit aan de Provin
ciate Drenlsche en Asser Courant is het vol
gende ontleend:
Ik heb altijd betoogd en ik zal het blijven
volhouden tegen alle schilders der doe-maar-
raak-school in - dat, wil men Amsterdam
bewonderen, zien in zijn ware schoonheid,
zich daarboven een heldere hemel moet wel
ven, een Hollandsche lucht met zonneschijn
en hier en daar lichte vederwolken. Toen onze
voorvaderen, waarin wij hen nu navolgen,
voor hun deftige huizen veelal van roode
baksteen en witte zandsteen gebruik maakten,
geschiedde dit wellicht met het oog op hot
gebrek aan graniet en marmer, dat heel van
verre moest worden aangevoerd, het bou
wen van het paleis op den Dam had daar
door alleen reeds groote moeilijkheden in
zich maar laten wy aannemen, dat by hun
architecten ook kunstzin genoeg voorzat, om
te oordeelen, dat voor ons klimaat juist de
kleurige steen het zoo goed doet.
Gedurende het verblijf der Koningin
nen zwierf ik natuurlijk veel langs de stra
ten en grachten der schoone hoofdstad, kwam
ik in hoekjes, waar anders ons slechts het
toeval brengt, en nooit is 't me zoo opgevallen,
hoe mooi oud-Amsterdam is, als in deze dagen,
nu een heerlijke lentezon baar koesterende
stralen langs de nokken der huizen deed spelen
en het eerste jonge gro6n der olmen langs
de grachten kuste; en dit te meer, omdat al
die hoekjes zoo vroolyk gestoffeerd waren met
wachlende menschen, waaronder de vrouwen
en kinderen de hoofdrol speelden. Wat moeten,
dacht ik by myzelven, de kosturr.es der zes
tiende en zeventiende eeuw hier by zulke ge
legenheden een effect gemaakt hebbeD, en
wat zou de vorsteiyke stoet nog beter uit
komen, indien het gevolg der Koninginnen
gekleed was in de zwierige kleedy der edelen
van die dagen 1
Ook de jonge Koningin, die bijzonder veel
talent moet hebben voor teekenen en ver-
dienstelyko aquarellen moet maken dat zy
bepaald „een aquarellist©" is, zooals bet Han
delsblad verzekert, durven wy, omdat wö haar
arbeid nooit gezien hebben, niet onderschry-
ven heeft zich over Amsterdam, dos avonds
na het diner, waaraan onze Raadsleden aan
zaten, in gelyken geest uitgelaten. Zy wist
niet, dat Amsterdam zooveel mooie kykjes
opleverde en zooveel eigenaardig schoons bezat.
Wy bewondoren het in de jong© Vorstin,
dat zy, terwijl haar zware taak het meebracht
om maar altijd voor die juichende menschen-
menigte te buigen en te groeten, nog den tyd
vond, om rondom zich te zien en haar blik te laten
gaan over hetgeen Amsterdam voorden vreem
deling zoo aantrekkelijk maakt; wy zouden
haar gaarne het genot willen gunnen, dit
eens op haar gemak te kunnen doen, zonder
gevolg en zonder luide huldebetuigingen. Haar
jonge hartje, dat nu twee jaren geleden zoo
hevig opschrikte, toen een hoop baardelooze
knapen en jonge mannen meenden het Koning
schap te bestryden door hun schel gefluit, zal
nu toch wel overtuigd zyn, dat deze demon
stratie slechts uitging van eenige heethoofden,
die een baantje gevonden hebben in het scher
men met socialisme en anarchisme en dat
zy zich gerust kan wagen te midden van
Amstel8 trouwe burgery.
De Koningin-Regentes heeft by het verla
ten van de hoofdstad aan den hoofdcommis
saris van politie haar byzondere tevredenheid
betuigd over de orde, die by haar bezoek beeft
geheerscht. Nu, dit pluimpje heeft de heer
Franken wel verdiend. By is niet in de fout
van zyn voorganger vervallen, om niet bytyda
dé noodige maatregelen tot afzetting te nemen,
dat eenmaal tot het afschuweiyk tooneel in
den avond van de taptoe by het bezoek van
den Dultschen Keizer heeft aanleiding gegeven.
Alle voorzorgen waren bytyda en goed ge
nomen. Maar toch geloof ik, dat men niet
moet overdryven; men moet ook rekenen op
de goede gezindheid der burgery, en du moge
een Amsterdammer, waar bet zyn eerbied en
liefde voor de Koninginnen betreft, een beetje
vrypostig zyn, hy moge 6enigszins „opdringe
rig" wezen, hy meent het goed en hy wil
dit gaarne toonen. Wy zullen aanstaande jaar
by de kroningsfeesten nog wel andere betui
gingen van gehechtheid en aanhankeiykheid
zien en hooren. Men moet dan wat weten te
gevon en te nemen.
De Koninginnen hebben zeker allerlei herin
neringen meegenomen; herinneringen aan
vermoeiende dagen zeer zeker, herinneringen
aan buigende ruggen, gestoken in allerlei
uniformen en kostumes, sprekende banale
audiëntiewoorden, maar ook aan de goede
geestdrift en trouwe aanhankelijkheid der
Amsterdamsche burgery, die tooDde, dat zy
het wist te waardeeren, wanneer de Vorstin
nen in haar midden kwamen.
Bn in deze dagen werd er in do hoofdstad
niet aan politiek gedaan. Deze week begint
het lieve leventje weert Dan zal mr. A. Levy
het woord voeren voor de verzamelde vry-
zinnigen. Mr. Levy, die een blauwen Maandag
voor het district Alkmaar zitting heeft gebad,
Is een in Amsterdam welbekende figuur, die
lederen morgen zyn wandeling in het Vondel
park maakt, uitnemend jurist is, en ook in
het spreken een helderheid van styl on oen
afgerondheid van zinvorming hoeft, welke de
bewondering van iedereen, die hem hoort,
gaande maakt. In de politiek is hy zeer vry-
zinnig, maar neemt by, naar het my voor
komt, een meer eigenaardig door hemzelf ge
kozen standpunt in, dat hem verhindert, zonder
beneficie van inventaris, te verklaren, volstan
dig elk punt van een program te onderschryven,
waaromtrent mon by hom geestverwantschap
meent te ontdekken. Als groot jurist zou hy
zeker in de Kamer wel op zyn plaats zijn
en een waardige opvolger van mr. Pynappel
wezen, dien men om zyn conservatisme nu
eonmaal niet langer scbynt to willen.
Hoe hot hier met de verkiezingen zal gaan,
ik geloof niet, dat men dit ten stadhuize nog
zelf weet. In de negen districten zouden, dit
was ten minste het primitieve plan, 68 stem-
bureaux komen. Voor elk bureau moeten drie
leden en twee plaatsvervangende leden gevon
den worden, dus 340 personen, die bun hulp
willen vorleenen. Deze 340 heeren moeten
allen goed bekend zyn met een groot gedeelte
van de Kieswet.
Het komt my echter voor, dat men dit getal
wel wat kan inkrimpen. De Minister wilde op
de 1000 kiezers éón stembureau hebben en
daar we 37,500 kiezers tellen, zou men dus
met 38 bureaux kunnen volstaan en derhalve
maar 190 leden der stembureaux behoeven
aan te wyzen. Zeker nog een respectabel aantal.
Da radicalen hebben reeds ïn byna alle
districten hun voor'oopige candidateo gesteld.
De heeren Kerdyk en Gerritsen schyhen de
personae gratae te zijn, want hun namen
worden het meest genoemd. Van anti-
revolutionnaire of Katholieke zyde is nog niet
eenige beweging te bespeuren. De vryzinnigen
laten ook nog niets van zich booren en de
Christelijke historici evenmin. Uit een en
ander kan men zien, dat bet nieuwe rader
werk der verkiezingen nog moeilyk loopt.
De laatsten moeten in Amsterdam vry tal-
ryk zyn en zy kunnen by mogelijke her
stemmingen zeer zeker hun gewicht in c'e
schaal leggen.
Nu dr. Kuyper zyn ontwerp-program door
de deputatenvergadoring te Utrecht m6t zulk
een schitterend succes heeft zien aannemen
en de Katholieke bladen, ook Dc Tijd en
Het Gentrumhet met zooveel welwillendheid
hebben begroet, bestaat er, naar het my voor
komt, geen twyfel meer omtrent de samen
werking der anti-liberal9n jn de hoofdstad.
De stryd zal dan weer geboerd worden op het
oude terrein en de noodzakelijkheid om gemeen-
schappeiyk front te makeb tegen den ouden
vyand zal de voorstanders der openbare school
en van den vryen handel, trot3 ds conservatieve
neigingen van velen ia zake sociale hervor
mingen, nu eenmaal de laatsten het shibboleth
zyn by deze verkiezingen, doen inzien, dat,
wanneer zy ook niet ia die richting koersen,
zy onverbiddelijk spelen in de kaart van Rome
en Dordt.
De schoone maand Juni zal ons misschien wel
eenige verrassingen bezorgen, maar dit is zekor,
hoe nauwer de anti-liberalon zich aansluiten
en dit is geen paradox des te meer kans is
er op de overwinning.
„Fidelio" schryft in het Haarlemsch Dagblad
omtrent schoollokalen als ver-
kiezingslokalon:
Er is wel eens over geklaagd, dat by ons
volk zoo weinig belangstelling in do politiek
valt waar te nemen. Zelfs de kiezers maken
er zich over 't algemeen niet koud en niet
warm over, wie ben nu elgeniyk in de
Tweede Kamer, Provinciale Staten of Gemeente
raad zal vertegenwoordigen. De verschillende
candidaten hebben een kring van persoonlyke
vrienden, zoo zei men, die met meer of
minder vuur, maar dan toch met vuur, trachten
te bewerken, dat by gekozen wordt de
anderen kyken kalmpjes toe en gaan door
gaans niet eens stemmeD. Als de helft van
de kiezers ter stembus gaat, heet het al, dat
er veel belangstelling in de verkiezing is
geweest.
„Wat moeten we daaraan doen?" zeiden
de menschen met vuur, „hoe krygen we
die kiezers met water in hunne aderen naar
het stembureau?" Grappenmakers, die deze
verzuchting hoorden, zeiden dan, dat de politiek
altyd een soort van water-en-vuur-nering is
geweest, maar die philosophische overdenking
bracht den vurigen geen troost. „Laat ons
di& lui gaan halen", zeiden ze, organiseerden
vliegende colonnes, spoorden de slappen in do
verborgenste schuilhoeken op, noodden hen in
hun landauer of vigilante of coupó en reden
hen naar het stadhuis.
Maar deze rijtoer bracht er by deze kiezers
den kieslust toch niet voorgoed in. Den
volgenden keer moesten ze toch weer gehaald
worden en werden ze ni3t gehaald, dan bleven
ze tbuis. Menschen mot grootsche plannon,
en die hebben we in dezen tyd by tientallen,
wilden dit verzinnen, dat toepassen, maar dat
gaf alles geen zier. Houdt openbare ver
gaderingen, de tragen komen niet, zendt
strooibiljetten, ze lezen die niet, ja, plakt
den naam van den candidaat op meer en
meer gebruikelyke Amêrikaanscho manier op
groote borden en rydt die borden rond op
een handwagen ze kyken er van af.
Mocht nu een nieuwe kiezer In het edel
vuur van zyn verontwaardiging zeggen:
„Nooit, neen nooit zal ik wegblyven, maar
immer opgaan ter stembus als braaf burger
van Nederland; tot myn laatsten snik zal ik
stemmen en kiezen en nog op myn doodsbed
zal ik uitroepen: Leve de stembus!" dan
wil ik dit niet tegenspreken. Er zjjn wezenlijk
teekenen van groote belangstelling. Zoo stellen
Burgemeester en Wethouders van Haarlem
een maatregel voor, die, naar myn bescheiden
meening, krachtig zal meewerken tot ver
hooging van de belangstelling in de stembus:
zy willen mimelyk de scholen voor verkiezings
lokalen gebruiken. De Raad heeft op het
oogenblik, dat ik dit schryf, dat voorstel Dog
niet goedgekeurd, maar zal dat toch, als hy
het belang van de gemeenschap goed beseft,
stellig doen.
Want de kinderen, niet waar, die zyn de
hoop van de toekomst. Welnu, wanneer een
onderwyzer zegt tot de klasse: „Kinderen,
morgen is er geen school, want er moet hier
gekozen worden", dan voegt zich by zoo'n
kind het besef van het vacantiegenot by de
wetenschap, dat by dat genot dankt aan de
verkiezingen. Ik herinner me uit myn jeugd
nog heel goed, dat op een goeden dag de
meester de -school eens vryaf gaf, omdat er
een oudtante van hem ernstig ongesteld was,
en ik moet bekennen, dat ik die oudtante
daarvoor in myn kinderlyke onnoozelheid tot
dusverre dankbaar heb herdacht, 't Foit is
me tot op heden bygebleven. Zoo zal ook op
de jeugd van dit en volgende jaren bet
besef, dat zy aan vorkiezingen een vacantieiag
te danken heeft, een gunstigen invloed uit
oefenen en zullen de kleine broekemannen,
l met een stuk in do knie en oen ietwat
vochtigen neus, hun heele leven door n et
dankbaarheid denken aan de vprkioziogen,
die hun eenige vrye dagen hebben bezorgd.
Deze sympathie zal den aanstaanden ki-.zor,
die nu nog een turf hoog is, later er mis
schien toe brengen om uit erkentelykheid de
stembus, die hem toen zoo'n pleizier heeft ge
daan, als hy kiezer geworden zal zyn, eist
in den steek te laten.
Ik kan my beel goed voorstellen, dat de
een of andere leergierige schooljongen tot zyn
onderwyzer zal zeggen: „We krygen nu een
dag vacantie voor de verkiezingenzeg my, o
meester, wat zyn toch eigenlyk die gezegende
verkiezingen En dan antwoordt met gepas-
ten ernst de meester: „Verkiezingen, o jonge
ling, noemt een mensch z'tfn poging om zich
in Bestuurscolleges door de k^apsten te do3n
vertegenwoordigen!"
„En ho9 weten ze," vraagt dan de jonge
ling verder, „hoe weten ze, of iemand de
knapste is?"
„Dat, leergierige vriend," zal dan de meester
zeggen, „dat verklaren zijn vrienden. Soms
zegt hy het zelf!"
De fantasie van den lezer kar. dit gesprek
tot in het oneindige uitspinnen. Allerwaar-
schynlykst zal de aanstaande kiezer van drie
voet hoog er Diet veel van begrypen, maar
hy zal stellig een indruk meedragen van iets
heel belangryks en gewichtigs en die indruk
zal hem zyn geheele leven byblyven.
Daarom vind ik het voorstel van B. en Ws.
een denkbeeld, dat groote opvoedende kraebt
kan hebben voor het aanstaande kiezersvolk.
Kon het zyn, dan zou ik nog iets verder
willen gaan en op den dag der verkiezing
de lieve jeugd van gemeentewege willen doen
trakteeren op krentenbrood en chocolade,
mitsgaders op een voorstelling van Bambörg
of de poppenkast maar ik ben een beetjo
bang, dat de gemeentekas dat niet kan ïyden.
De spraakmakende gemeente heeft om te
zeggen „ik heb voor een en ander tegenzin",
de uitdrukking verzoonen: „Ik heb er pyn
aan." Zoo heeft een onverschillige kiezerpyn
aan kiezen, niet te verwarren met pyn aan
zyn kiezen. Laat ons hopen, dat onder de
nieuwe wet niemand meer klagen zal over
kies pijn, maar dat allen zich zullen verheu
gen in kies lust l"
De Arvhemsche Courant zegt:
Een vyf.ien jaar ongeveer geleden beerschte
er een streven om de kermissen af
te schaffen. Het sloeg van de eene sta*1
naar de andere en in verscheidene gemeenteij
werd het besluit genomen, om aan die oude
instelling een einde te maken. Het was zeer
tegen den zin van een groot deel der bur
gery, maar er werden zoovele economische
en zedelijke bezwaren tegen de kermissen
aangevoerd, dat de meerderheid der Raads
leden aan de afschaffing hun stem gaven.
Nu ze eenmaal afgeschaft zyn, is een ken
tering in de meening gekomen. Zelfs by de
voorstanders van de afschaffing is twyfel
gerezen of die maatregel wel zoo verstandig
was. De kermis was een der meest geschikte
gelegenheden om de verschillende kringen
AO)
O, in het geheel niet. Wij zijn voor
nemens ons van de wereld terug te trekken,"
zei de gravin. „Op uw jeugdigen leeftyd valt
het moeilyk zulk een besluit te begrypen.
Gy zoudt u waarschynlyk doodeiyk vervelen,
als gy hier uw leven moest doorbrengen."
Denise glimlachte en antwoordde:
Ik geloof ook, gravin, dat ik my hier
moeilyk zou kunnen schikken."
Hoe bevalt het u te Toulon?" vroeg de
gravin.
Ik zou wel gaarne weer naar Parys
terugkeeren, mevrouw."
Ja, dat dacht ik wel," bracht de graaf
in het midden, „want ik ken Toulon en ook
het gezelschap, dat men daar vindt. Het zyn
meest zeelui of oude dames, en de gesprek
ken, die men or hoort, zyn tameiyk lang
dradig en eentonig. U zyt zeker niet voor
nemens daar lang te blyven?"
Ik ben wel genoodzaakt myn verbl'yf
nog eenigen tyd te verlengen".
Wat kan u daartoe noodzaken?'' vroeg
de graaf Dieuwsgierig.
Myn tante is zoo lief voor my en zy
wil my gaarne zoolang mogelyk by zich
houden".
Jonkvrouw Denise weet zich op de zon
derlingste manier den tyd te korten", bracht
notaris Legrand in het midden. _U zoudt
onmogelyk kunnen raden hoe zy in dat ver
velend stadje den dag doorbrengt".
George, die met den elleboog steunde op
de leuning van den fauteuil, waarin zyn moe
der zat, en zwygend naar dit gesprek had
geluisterd, mompelde bedeesd:
Ik zou het wel eens willen weten".
Dat wil ik wel gelooven", antwoordde
notaris Legrand lachend, „maar ik ben bevreesd,
dat jonkvrouw Denise het onaangenaam zal
vinden, als ik spreek over het liefdewerk ondor
de kleine matrozen."
Denise wendde zich glimlachend tot de gra
vin en zei:
Inderdaad, mevrouw, ik kan notaris
Legrand niet toestaan daarover te spreken in
uw tegenwoordigheid. Maar weet u nog wel,
dat, toen wy beiden nog te Parys woonden,
u de eerste geweest zyt, die my met verschil
lende werken van liefdadigheid bekend hebt
gemaakt?"
Jonkvrouw Denise hoeft in de kerk van
St.-Ildegonde een koor weten op te richten,
dat de bewondering van alle kenners opwekt",
hernam de notaris. „Zy zelve bespeelt het
orgel, en het begint nu tot den „bon ton"
te behooren, naar de Vespers te gaan".
Het is wel ongelukkig, dat er by gods
dienstzaken van mode sprake kan zyn", zei
Denise.
Maar het is toch in elk geval beter, dat
het tot de mode behoort naar de kerk te
gaan dan er uit te blyven", bracht de gravin
in het midden.
Misschien is u ook wel van gevoelen,
evenals een groot dichter, dat er menschen
zyn, die eerst uit nieuwsgierigheid de kerk
bezoeken, maar eindigen met tot God terug
te keeren", zei Denise.
Het golaat van George had gedurende dit
gesprek een steeds levendiger uitdrukking
gekregen, en het was alsof hy uit een aan-
genamen droom ontwaakte, toen zyn vader
hem vroeg om uit zyn studeervertrek eenige
papieren te gaan balen, die op den verkoop
van het kasteel van La Pinède betrekking
hadden en die hy mot notaris Legrand wilde
nazien.
George stond op on verliet het salon, maar
hy vergat de opdracht, die hy ontvangen had,
bege.f zich rogelrecbt naar zyn eigen kamer,
en na daar eerst op en neer te hebben geloopeD,
ging hij tegen het venster leunen en verhiel
toen in een diepe overpeinzing.
Intusschen was Jacques, die een kleine
wandeling gemaakt had, weer teruggekomen,
en graaf De Védelle3 stelde hem, niet zoDder
vaderiyken trots, aan jonkvrouw Denise De
la Pinède voor. De wyze, waarop hy den
nadruk lei op de woorden„myn zoon", deed
Denise verwonderd de vraag 6tellen, of de
jonkman, die daareven het salon had verlaten,
dan ook Diet zyn zoon was.
Ja, dat is myn tweede zoon", antwoordde
de graaf. „Hy is nog een groot kind. Hy is
zoo onbeholpen in zyn maniereD, hy kan zich
niet in het gesprek mengen, on hy is zoo
verlegen, dat ik hem niet aan u heb durven
voorstellen A propos, Jacque3", voegde hy
er by, terwyi hy zich tot zyn oudsten zoon
richtte, „ge moest eens gaan zion, waar
George gebleven ia. Ik heb hem nu wel
een kwartier geleden gevraagd om eenige
papieren voor my te halen, die in mijn
studeervertrek liggen, en ik zou byna durven
wedden, dat hy ze niet zal weten te vinden,
hoelang by er ook naar zoekt. Hy heeft nooit
zijn gedachton by hetgeen by doen moet."
Jacques ging naar boven en kwam eenige
oogenblikken later terug.
George is niet op uw studeervertrek,"
zei by. „Ik heb hem voor het venster van
zyn eigen kamer gezien, verdiept In de be
schouwing van de natuur, zooals zyn gewoonte
is. Ik heb hem geroepen, maar in plaats van
my te antwoorden, verdween by."
Gy mo8t hem eens gaan zeggen, dat
hy van middag op tyd met ons komt dinee-
ren", fluisterde de gravin haar zoon toe.
„Jonkvrouw Denise en haar voogd blyven ook
by ons dineeren."
Jacques haastte zich deze opdracht te ver
vullen, en toen hy weer terugkwam, trachtte
hy zich met de jeugdige vriendin van zyn
moeder zoo gezellig mogelyk te onderhouden.
Evenals zyn broeder was ook hy door haar
bekoorlykheid diep getroffen, maar zyn be
wondering uitte zich op een andere manier.
Beide zonen van graaf De Védelles verschilden
trouwens zoowel in licbameiyk als in geestelijk
opzicht op de meest in het oog loopende
wyze. Jacques was acht jaar ouder dan zijn
broeder, en over het algemeen was men van
oordeel, dat hy veel knapper van persoon
was dan George. De voorouders van graaf
De Védelles waren uit Normandiê afkomstig
en Jacques geleek veel op de familie van
i zyn vader. Hy was groot en krachtig van
gestalte, zyn haren waren blond, zijn gelaats
kleur fijn en zya tanden wit. Hy was ee
type van maniyke schoonheid, terwyi Georg
op zyn moeder geloek, wier voorouders var
Spaanache afkomst waren.
Jacques was zich van zyn innemende hoo
danigheden fber goed bewust en verzuimde
niets om die hoedanigheden te doen uitko
men. Hy bezat oen groot zelfvertrouwen
maar by wachtte zich toch zooveel mogelyk
er voor, dit op stuitende manier te doen
blyken. Overal, waar hy zich vertoonde, wist
hy de sympathie te veroveren.
Hjj had spoedig begrepen, dat de lichtzin
nige en schertsende toon, waarop by gewoon
lijk tot de jonge meisjes sprak, aan Deniae
De la Pinède niet zou bevallen, en zonder dat
dit in het oog viel, begon hy haar te spreken
over zaken, die geschikt waren haar belang
stelling gaande te maken, terwyi hy haar op
behendige .vyze te verstaan gaf, dat ook hy
nog wel belangstelling zou kunnen gaan go-
voelen voor dingen, waaraan hy tot nu toe
ternauwernood zyn aandacht had geschonken.
George bleef hot stilzwygen bewaren, zoo
wel vóór als na het middagmaal. Met behulp
van den oudon Vincent, had by vruchtelooze
pogingen gedaan, zyn toilet eenigszins in orde
te maken. Het kostuum, dat hy voor deze
gelegenheid had aangedaan, wa3 niet het
minst in overeenstemming met zyn voorkomen,
en door zyn buitengewone beschroomdheid
was hy onhandig en maakte by zich byna
belachiyk.
(Wordt vervolgd.)