N°. 114-09 Donderdag Mei. A°, 1817, Qeze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Jonkvrouw Denise. LEIDSCH PEÜ3 DEZER COÜEAHTl Voor Loiden per 3 maanden.I.flk Yanco per post londorlpke Hommers 0.05. PEIJSIXER AD VERTENTIËN Van 1—6 regels ƒ1.05. ledore regel moor f 0.17{, Grootere Setters imar plaa'tsruimta Voor het incassecren buiten de stad Vwordfc f 0.05 berekend. Tweede Blad. Aan den laatsten der „Brieven uit de Hoofdstad" van Jan De "Wit aan de Provin ciate Drenlsche en Asser Courant is het vol gende ontleend: Ik heb altijd betoogd en ik zal het blijven volhouden tegen alle schilders der doe-maar- raak-school in - dat, wil men Amsterdam bewonderen, zien in zijn ware schoonheid, zich daarboven een heldere hemel moet wel ven, een Hollandsche lucht met zonneschijn en hier en daar lichte vederwolken. Toen onze voorvaderen, waarin wij hen nu navolgen, voor hun deftige huizen veelal van roode baksteen en witte zandsteen gebruik maakten, geschiedde dit wellicht met het oog op hot gebrek aan graniet en marmer, dat heel van verre moest worden aangevoerd, het bou wen van het paleis op den Dam had daar door alleen reeds groote moeilijkheden in zich maar laten wy aannemen, dat by hun architecten ook kunstzin genoeg voorzat, om te oordeelen, dat voor ons klimaat juist de kleurige steen het zoo goed doet. Gedurende het verblijf der Koningin nen zwierf ik natuurlijk veel langs de stra ten en grachten der schoone hoofdstad, kwam ik in hoekjes, waar anders ons slechts het toeval brengt, en nooit is 't me zoo opgevallen, hoe mooi oud-Amsterdam is, als in deze dagen, nu een heerlijke lentezon baar koesterende stralen langs de nokken der huizen deed spelen en het eerste jonge gro6n der olmen langs de grachten kuste; en dit te meer, omdat al die hoekjes zoo vroolyk gestoffeerd waren met wachlende menschen, waaronder de vrouwen en kinderen de hoofdrol speelden. Wat moeten, dacht ik by myzelven, de kosturr.es der zes tiende en zeventiende eeuw hier by zulke ge legenheden een effect gemaakt hebbeD, en wat zou de vorsteiyke stoet nog beter uit komen, indien het gevolg der Koninginnen gekleed was in de zwierige kleedy der edelen van die dagen 1 Ook de jonge Koningin, die bijzonder veel talent moet hebben voor teekenen en ver- dienstelyko aquarellen moet maken dat zy bepaald „een aquarellist©" is, zooals bet Han delsblad verzekert, durven wy, omdat wö haar arbeid nooit gezien hebben, niet onderschry- ven heeft zich over Amsterdam, dos avonds na het diner, waaraan onze Raadsleden aan zaten, in gelyken geest uitgelaten. Zy wist niet, dat Amsterdam zooveel mooie kykjes opleverde en zooveel eigenaardig schoons bezat. Wy bewondoren het in de jong© Vorstin, dat zy, terwijl haar zware taak het meebracht om maar altijd voor die juichende menschen- menigte te buigen en te groeten, nog den tyd vond, om rondom zich te zien en haar blik te laten gaan over hetgeen Amsterdam voorden vreem deling zoo aantrekkelijk maakt; wy zouden haar gaarne het genot willen gunnen, dit eens op haar gemak te kunnen doen, zonder gevolg en zonder luide huldebetuigingen. Haar jonge hartje, dat nu twee jaren geleden zoo hevig opschrikte, toen een hoop baardelooze knapen en jonge mannen meenden het Koning schap te bestryden door hun schel gefluit, zal nu toch wel overtuigd zyn, dat deze demon stratie slechts uitging van eenige heethoofden, die een baantje gevonden hebben in het scher men met socialisme en anarchisme en dat zy zich gerust kan wagen te midden van Amstel8 trouwe burgery. De Koningin-Regentes heeft by het verla ten van de hoofdstad aan den hoofdcommis saris van politie haar byzondere tevredenheid betuigd over de orde, die by haar bezoek beeft geheerscht. Nu, dit pluimpje heeft de heer Franken wel verdiend. By is niet in de fout van zyn voorganger vervallen, om niet bytyda dé noodige maatregelen tot afzetting te nemen, dat eenmaal tot het afschuweiyk tooneel in den avond van de taptoe by het bezoek van den Dultschen Keizer heeft aanleiding gegeven. Alle voorzorgen waren bytyda en goed ge nomen. Maar toch geloof ik, dat men niet moet overdryven; men moet ook rekenen op de goede gezindheid der burgery, en du moge een Amsterdammer, waar bet zyn eerbied en liefde voor de Koninginnen betreft, een beetje vrypostig zyn, hy moge 6enigszins „opdringe rig" wezen, hy meent het goed en hy wil dit gaarne toonen. Wy zullen aanstaande jaar by de kroningsfeesten nog wel andere betui gingen van gehechtheid en aanhankeiykheid zien en hooren. Men moet dan wat weten te gevon en te nemen. De Koninginnen hebben zeker allerlei herin neringen meegenomen; herinneringen aan vermoeiende dagen zeer zeker, herinneringen aan buigende ruggen, gestoken in allerlei uniformen en kostumes, sprekende banale audiëntiewoorden, maar ook aan de goede geestdrift en trouwe aanhankelijkheid der Amsterdamsche burgery, die tooDde, dat zy het wist te waardeeren, wanneer de Vorstin nen in haar midden kwamen. Bn in deze dagen werd er in do hoofdstad niet aan politiek gedaan. Deze week begint het lieve leventje weert Dan zal mr. A. Levy het woord voeren voor de verzamelde vry- zinnigen. Mr. Levy, die een blauwen Maandag voor het district Alkmaar zitting heeft gebad, Is een in Amsterdam welbekende figuur, die lederen morgen zyn wandeling in het Vondel park maakt, uitnemend jurist is, en ook in het spreken een helderheid van styl on oen afgerondheid van zinvorming hoeft, welke de bewondering van iedereen, die hem hoort, gaande maakt. In de politiek is hy zeer vry- zinnig, maar neemt by, naar het my voor komt, een meer eigenaardig door hemzelf ge kozen standpunt in, dat hem verhindert, zonder beneficie van inventaris, te verklaren, volstan dig elk punt van een program te onderschryven, waaromtrent mon by hom geestverwantschap meent te ontdekken. Als groot jurist zou hy zeker in de Kamer wel op zyn plaats zijn en een waardige opvolger van mr. Pynappel wezen, dien men om zyn conservatisme nu eonmaal niet langer scbynt to willen. Hoe hot hier met de verkiezingen zal gaan, ik geloof niet, dat men dit ten stadhuize nog zelf weet. In de negen districten zouden, dit was ten minste het primitieve plan, 68 stem- bureaux komen. Voor elk bureau moeten drie leden en twee plaatsvervangende leden gevon den worden, dus 340 personen, die bun hulp willen vorleenen. Deze 340 heeren moeten allen goed bekend zyn met een groot gedeelte van de Kieswet. Het komt my echter voor, dat men dit getal wel wat kan inkrimpen. De Minister wilde op de 1000 kiezers éón stembureau hebben en daar we 37,500 kiezers tellen, zou men dus met 38 bureaux kunnen volstaan en derhalve maar 190 leden der stembureaux behoeven aan te wyzen. Zeker nog een respectabel aantal. Da radicalen hebben reeds ïn byna alle districten hun voor'oopige candidateo gesteld. De heeren Kerdyk en Gerritsen schyhen de personae gratae te zijn, want hun namen worden het meest genoemd. Van anti- revolutionnaire of Katholieke zyde is nog niet eenige beweging te bespeuren. De vryzinnigen laten ook nog niets van zich booren en de Christelijke historici evenmin. Uit een en ander kan men zien, dat bet nieuwe rader werk der verkiezingen nog moeilyk loopt. De laatsten moeten in Amsterdam vry tal- ryk zyn en zy kunnen by mogelijke her stemmingen zeer zeker hun gewicht in c'e schaal leggen. Nu dr. Kuyper zyn ontwerp-program door de deputatenvergadoring te Utrecht m6t zulk een schitterend succes heeft zien aannemen en de Katholieke bladen, ook Dc Tijd en Het Gentrumhet met zooveel welwillendheid hebben begroet, bestaat er, naar het my voor komt, geen twyfel meer omtrent de samen werking der anti-liberal9n jn de hoofdstad. De stryd zal dan weer geboerd worden op het oude terrein en de noodzakelijkheid om gemeen- schappeiyk front te makeb tegen den ouden vyand zal de voorstanders der openbare school en van den vryen handel, trot3 ds conservatieve neigingen van velen ia zake sociale hervor mingen, nu eenmaal de laatsten het shibboleth zyn by deze verkiezingen, doen inzien, dat, wanneer zy ook niet ia die richting koersen, zy onverbiddelijk spelen in de kaart van Rome en Dordt. De schoone maand Juni zal ons misschien wel eenige verrassingen bezorgen, maar dit is zekor, hoe nauwer de anti-liberalon zich aansluiten en dit is geen paradox des te meer kans is er op de overwinning. „Fidelio" schryft in het Haarlemsch Dagblad omtrent schoollokalen als ver- kiezingslokalon: Er is wel eens over geklaagd, dat by ons volk zoo weinig belangstelling in do politiek valt waar te nemen. Zelfs de kiezers maken er zich over 't algemeen niet koud en niet warm over, wie ben nu elgeniyk in de Tweede Kamer, Provinciale Staten of Gemeente raad zal vertegenwoordigen. De verschillende candidaten hebben een kring van persoonlyke vrienden, zoo zei men, die met meer of minder vuur, maar dan toch met vuur, trachten te bewerken, dat by gekozen wordt de anderen kyken kalmpjes toe en gaan door gaans niet eens stemmeD. Als de helft van de kiezers ter stembus gaat, heet het al, dat er veel belangstelling in de verkiezing is geweest. „Wat moeten we daaraan doen?" zeiden de menschen met vuur, „hoe krygen we die kiezers met water in hunne aderen naar het stembureau?" Grappenmakers, die deze verzuchting hoorden, zeiden dan, dat de politiek altyd een soort van water-en-vuur-nering is geweest, maar die philosophische overdenking bracht den vurigen geen troost. „Laat ons di& lui gaan halen", zeiden ze, organiseerden vliegende colonnes, spoorden de slappen in do verborgenste schuilhoeken op, noodden hen in hun landauer of vigilante of coupó en reden hen naar het stadhuis. Maar deze rijtoer bracht er by deze kiezers den kieslust toch niet voorgoed in. Den volgenden keer moesten ze toch weer gehaald worden en werden ze ni3t gehaald, dan bleven ze tbuis. Menschen mot grootsche plannon, en die hebben we in dezen tyd by tientallen, wilden dit verzinnen, dat toepassen, maar dat gaf alles geen zier. Houdt openbare ver gaderingen, de tragen komen niet, zendt strooibiljetten, ze lezen die niet, ja, plakt den naam van den candidaat op meer en meer gebruikelyke Amêrikaanscho manier op groote borden en rydt die borden rond op een handwagen ze kyken er van af. Mocht nu een nieuwe kiezer In het edel vuur van zyn verontwaardiging zeggen: „Nooit, neen nooit zal ik wegblyven, maar immer opgaan ter stembus als braaf burger van Nederland; tot myn laatsten snik zal ik stemmen en kiezen en nog op myn doodsbed zal ik uitroepen: Leve de stembus!" dan wil ik dit niet tegenspreken. Er zjjn wezenlijk teekenen van groote belangstelling. Zoo stellen Burgemeester en Wethouders van Haarlem een maatregel voor, die, naar myn bescheiden meening, krachtig zal meewerken tot ver hooging van de belangstelling in de stembus: zy willen mimelyk de scholen voor verkiezings lokalen gebruiken. De Raad heeft op het oogenblik, dat ik dit schryf, dat voorstel Dog niet goedgekeurd, maar zal dat toch, als hy het belang van de gemeenschap goed beseft, stellig doen. Want de kinderen, niet waar, die zyn de hoop van de toekomst. Welnu, wanneer een onderwyzer zegt tot de klasse: „Kinderen, morgen is er geen school, want er moet hier gekozen worden", dan voegt zich by zoo'n kind het besef van het vacantiegenot by de wetenschap, dat by dat genot dankt aan de verkiezingen. Ik herinner me uit myn jeugd nog heel goed, dat op een goeden dag de meester de -school eens vryaf gaf, omdat er een oudtante van hem ernstig ongesteld was, en ik moet bekennen, dat ik die oudtante daarvoor in myn kinderlyke onnoozelheid tot dusverre dankbaar heb herdacht, 't Foit is me tot op heden bygebleven. Zoo zal ook op de jeugd van dit en volgende jaren bet besef, dat zy aan vorkiezingen een vacantieiag te danken heeft, een gunstigen invloed uit oefenen en zullen de kleine broekemannen, l met een stuk in do knie en oen ietwat vochtigen neus, hun heele leven door n et dankbaarheid denken aan de vprkioziogen, die hun eenige vrye dagen hebben bezorgd. Deze sympathie zal den aanstaanden ki-.zor, die nu nog een turf hoog is, later er mis schien toe brengen om uit erkentelykheid de stembus, die hem toen zoo'n pleizier heeft ge daan, als hy kiezer geworden zal zyn, eist in den steek te laten. Ik kan my beel goed voorstellen, dat de een of andere leergierige schooljongen tot zyn onderwyzer zal zeggen: „We krygen nu een dag vacantie voor de verkiezingenzeg my, o meester, wat zyn toch eigenlyk die gezegende verkiezingen En dan antwoordt met gepas- ten ernst de meester: „Verkiezingen, o jonge ling, noemt een mensch z'tfn poging om zich in Bestuurscolleges door de k^apsten te do3n vertegenwoordigen!" „En ho9 weten ze," vraagt dan de jonge ling verder, „hoe weten ze, of iemand de knapste is?" „Dat, leergierige vriend," zal dan de meester zeggen, „dat verklaren zijn vrienden. Soms zegt hy het zelf!" De fantasie van den lezer kar. dit gesprek tot in het oneindige uitspinnen. Allerwaar- schynlykst zal de aanstaande kiezer van drie voet hoog er Diet veel van begrypen, maar hy zal stellig een indruk meedragen van iets heel belangryks en gewichtigs en die indruk zal hem zyn geheele leven byblyven. Daarom vind ik het voorstel van B. en Ws. een denkbeeld, dat groote opvoedende kraebt kan hebben voor het aanstaande kiezersvolk. Kon het zyn, dan zou ik nog iets verder willen gaan en op den dag der verkiezing de lieve jeugd van gemeentewege willen doen trakteeren op krentenbrood en chocolade, mitsgaders op een voorstelling van Bambörg of de poppenkast maar ik ben een beetjo bang, dat de gemeentekas dat niet kan ïyden. De spraakmakende gemeente heeft om te zeggen „ik heb voor een en ander tegenzin", de uitdrukking verzoonen: „Ik heb er pyn aan." Zoo heeft een onverschillige kiezerpyn aan kiezen, niet te verwarren met pyn aan zyn kiezen. Laat ons hopen, dat onder de nieuwe wet niemand meer klagen zal over kies pijn, maar dat allen zich zullen verheu gen in kies lust l" De Arvhemsche Courant zegt: Een vyf.ien jaar ongeveer geleden beerschte er een streven om de kermissen af te schaffen. Het sloeg van de eene sta*1 naar de andere en in verscheidene gemeenteij werd het besluit genomen, om aan die oude instelling een einde te maken. Het was zeer tegen den zin van een groot deel der bur gery, maar er werden zoovele economische en zedelijke bezwaren tegen de kermissen aangevoerd, dat de meerderheid der Raads leden aan de afschaffing hun stem gaven. Nu ze eenmaal afgeschaft zyn, is een ken tering in de meening gekomen. Zelfs by de voorstanders van de afschaffing is twyfel gerezen of die maatregel wel zoo verstandig was. De kermis was een der meest geschikte gelegenheden om de verschillende kringen AO) O, in het geheel niet. Wij zijn voor nemens ons van de wereld terug te trekken," zei de gravin. „Op uw jeugdigen leeftyd valt het moeilyk zulk een besluit te begrypen. Gy zoudt u waarschynlyk doodeiyk vervelen, als gy hier uw leven moest doorbrengen." Denise glimlachte en antwoordde: Ik geloof ook, gravin, dat ik my hier moeilyk zou kunnen schikken." Hoe bevalt het u te Toulon?" vroeg de gravin. Ik zou wel gaarne weer naar Parys terugkeeren, mevrouw." Ja, dat dacht ik wel," bracht de graaf in het midden, „want ik ken Toulon en ook het gezelschap, dat men daar vindt. Het zyn meest zeelui of oude dames, en de gesprek ken, die men or hoort, zyn tameiyk lang dradig en eentonig. U zyt zeker niet voor nemens daar lang te blyven?" Ik ben wel genoodzaakt myn verbl'yf nog eenigen tyd te verlengen". Wat kan u daartoe noodzaken?'' vroeg de graaf Dieuwsgierig. Myn tante is zoo lief voor my en zy wil my gaarne zoolang mogelyk by zich houden". Jonkvrouw Denise weet zich op de zon derlingste manier den tyd te korten", bracht notaris Legrand in het midden. _U zoudt onmogelyk kunnen raden hoe zy in dat ver velend stadje den dag doorbrengt". George, die met den elleboog steunde op de leuning van den fauteuil, waarin zyn moe der zat, en zwygend naar dit gesprek had geluisterd, mompelde bedeesd: Ik zou het wel eens willen weten". Dat wil ik wel gelooven", antwoordde notaris Legrand lachend, „maar ik ben bevreesd, dat jonkvrouw Denise het onaangenaam zal vinden, als ik spreek over het liefdewerk ondor de kleine matrozen." Denise wendde zich glimlachend tot de gra vin en zei: Inderdaad, mevrouw, ik kan notaris Legrand niet toestaan daarover te spreken in uw tegenwoordigheid. Maar weet u nog wel, dat, toen wy beiden nog te Parys woonden, u de eerste geweest zyt, die my met verschil lende werken van liefdadigheid bekend hebt gemaakt?" Jonkvrouw Denise hoeft in de kerk van St.-Ildegonde een koor weten op te richten, dat de bewondering van alle kenners opwekt", hernam de notaris. „Zy zelve bespeelt het orgel, en het begint nu tot den „bon ton" te behooren, naar de Vespers te gaan". Het is wel ongelukkig, dat er by gods dienstzaken van mode sprake kan zyn", zei Denise. Maar het is toch in elk geval beter, dat het tot de mode behoort naar de kerk te gaan dan er uit te blyven", bracht de gravin in het midden. Misschien is u ook wel van gevoelen, evenals een groot dichter, dat er menschen zyn, die eerst uit nieuwsgierigheid de kerk bezoeken, maar eindigen met tot God terug te keeren", zei Denise. Het golaat van George had gedurende dit gesprek een steeds levendiger uitdrukking gekregen, en het was alsof hy uit een aan- genamen droom ontwaakte, toen zyn vader hem vroeg om uit zyn studeervertrek eenige papieren te gaan balen, die op den verkoop van het kasteel van La Pinède betrekking hadden en die hy mot notaris Legrand wilde nazien. George stond op on verliet het salon, maar hy vergat de opdracht, die hy ontvangen had, bege.f zich rogelrecbt naar zyn eigen kamer, en na daar eerst op en neer te hebben geloopeD, ging hij tegen het venster leunen en verhiel toen in een diepe overpeinzing. Intusschen was Jacques, die een kleine wandeling gemaakt had, weer teruggekomen, en graaf De Védelle3 stelde hem, niet zoDder vaderiyken trots, aan jonkvrouw Denise De la Pinède voor. De wyze, waarop hy den nadruk lei op de woorden„myn zoon", deed Denise verwonderd de vraag 6tellen, of de jonkman, die daareven het salon had verlaten, dan ook Diet zyn zoon was. Ja, dat is myn tweede zoon", antwoordde de graaf. „Hy is nog een groot kind. Hy is zoo onbeholpen in zyn maniereD, hy kan zich niet in het gesprek mengen, on hy is zoo verlegen, dat ik hem niet aan u heb durven voorstellen A propos, Jacque3", voegde hy er by, terwyi hy zich tot zyn oudsten zoon richtte, „ge moest eens gaan zion, waar George gebleven ia. Ik heb hem nu wel een kwartier geleden gevraagd om eenige papieren voor my te halen, die in mijn studeervertrek liggen, en ik zou byna durven wedden, dat hy ze niet zal weten te vinden, hoelang by er ook naar zoekt. Hy heeft nooit zijn gedachton by hetgeen by doen moet." Jacques ging naar boven en kwam eenige oogenblikken later terug. George is niet op uw studeervertrek," zei by. „Ik heb hem voor het venster van zyn eigen kamer gezien, verdiept In de be schouwing van de natuur, zooals zyn gewoonte is. Ik heb hem geroepen, maar in plaats van my te antwoorden, verdween by." Gy mo8t hem eens gaan zeggen, dat hy van middag op tyd met ons komt dinee- ren", fluisterde de gravin haar zoon toe. „Jonkvrouw Denise en haar voogd blyven ook by ons dineeren." Jacques haastte zich deze opdracht te ver vullen, en toen hy weer terugkwam, trachtte hy zich met de jeugdige vriendin van zyn moeder zoo gezellig mogelyk te onderhouden. Evenals zyn broeder was ook hy door haar bekoorlykheid diep getroffen, maar zyn be wondering uitte zich op een andere manier. Beide zonen van graaf De Védelles verschilden trouwens zoowel in licbameiyk als in geestelijk opzicht op de meest in het oog loopende wyze. Jacques was acht jaar ouder dan zijn broeder, en over het algemeen was men van oordeel, dat hy veel knapper van persoon was dan George. De voorouders van graaf De Védelles waren uit Normandiê afkomstig en Jacques geleek veel op de familie van i zyn vader. Hy was groot en krachtig van gestalte, zyn haren waren blond, zijn gelaats kleur fijn en zya tanden wit. Hy was ee type van maniyke schoonheid, terwyi Georg op zyn moeder geloek, wier voorouders var Spaanache afkomst waren. Jacques was zich van zyn innemende hoo danigheden fber goed bewust en verzuimde niets om die hoedanigheden te doen uitko men. Hy bezat oen groot zelfvertrouwen maar by wachtte zich toch zooveel mogelyk er voor, dit op stuitende manier te doen blyken. Overal, waar hy zich vertoonde, wist hy de sympathie te veroveren. Hjj had spoedig begrepen, dat de lichtzin nige en schertsende toon, waarop by gewoon lijk tot de jonge meisjes sprak, aan Deniae De la Pinède niet zou bevallen, en zonder dat dit in het oog viel, begon hy haar te spreken over zaken, die geschikt waren haar belang stelling gaande te maken, terwyi hy haar op behendige .vyze te verstaan gaf, dat ook hy nog wel belangstelling zou kunnen gaan go- voelen voor dingen, waaraan hy tot nu toe ternauwernood zyn aandacht had geschonken. George bleef hot stilzwygen bewaren, zoo wel vóór als na het middagmaal. Met behulp van den oudon Vincent, had by vruchtelooze pogingen gedaan, zyn toilet eenigszins in orde te maken. Het kostuum, dat hy voor deze gelegenheid had aangedaan, wa3 niet het minst in overeenstemming met zyn voorkomen, en door zyn buitengewone beschroomdheid was hy onhandig en maakte by zich byna belachiyk. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5