N°. 11396 Woensdag; 21 April. Ao. 1897 <§eze <§ourant wordt dagelijksmet uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. F euilleton. OVERWONNEN. LEIDSCH BA&BLAD. PEIJS DEZER COURANT; Voör Leiden per 3 maanden. 1.10, Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRLJS DER ADVERTENTIES: Van 6 regele f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. -* Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incagseeren buiten de stad wordt 10.05 berekend. Leiden, 20 April. Htt bestuur der Toonkunst-afdeeling geeft or,s kennis, dat mevr. Noordewier telegraphisch bericht heeft onmogelijk Woensdag in het Requiem to kunnen zingen; het bestuur is er evenwel in geslaagd mevr. A. Oldenboom- Suthoman, van Amsterdam, voor die sopraan partij te vinden. Mevr. Oldenboom is dezelfde, die voor ©enigen tijd in „Die Schöpfung" door hare schoone stem en prachtige voordracht hier een welverdiend succes had. 's R\jks Ethnographisch Museum te Leiden heeft ten geschenke ontvangen van den heer W. Raerts, officier der administratie lste kl. by de Kon. Nederlandsche Marine, het navolgend omschreven voorwerp: Beeldje van Ruw.>n jin, de Chineeeche godin der genade, van papier en plantenmerg vervaardigd en zittende op een lotusbloem, binnen een glazen kastje. Dit beeldje werd te Oleh leh (Atjeh) coor een Chinees aan den schenker gegeven. Aan den schenker is de dank der Regeering betuigd. De ritmeester L. G. baron Van Bootze- laer, van het 3de reg. huzaren, wordt 1 Mei overgeplaatst van Leiden naar 's-Gravenhage. Do boekhandelaar de heer M. R. Van Gelder heeft bij gelegenheid van de verplaatsing zijDer zaak van de Langebrug 20 naar de Haarlem merstraat 30 een eigenaardige adreskaart doen vervaardigen. Deze geeft n. 1. op de voorzijde de gravure naar een oud zegel der stad Leiden te aanschouwen, welk stempel van 3 300—1420 gebruikt is en wellicht op 17 Augustus 1420 is gebroken. De gravure is uitgevoerd in de lithogra* phische inrichting van den heer P. J. Mulder, alhier. De paardenarts 2d© kl. (lste luit.) J. M. Knipschoer, van het lste reg. veld- aFt: te Utrecht, is, te rekenen op 1 Meia.8., overgeplaatst bü het 2de reg. veld-art. te Leiden. Ned.-Hervormde Kerk. Bedankt is voor het beroep naar Pernis door ds. IJ. Bootsma te Zoetormeer en Zegwaard. De Konioginnea met gevolg hebben den Ist9n Paaschdag te 's-Gravenhage deelge nomen aan het Heilig Avondmaal in de Kloosterkerk, hetwelk bediend werd door ds. Wel ter. Op 2den Paaschdag woonde de KoniDgin in de Kloosterkerk en de Regentes in de Duitsche kerk de voormiddag-godsdienst oefening by. De commissie van onderzoek in zake de concurrentie, door den gevangenis-arbeid aéri de vrye nijverheid berokkend, heeft Zater dag j. 1. haar verslag aan den minister van justitie ingezonden. De scbout-by-nacht baron Van Hoogen- dorp en de lste luitenant Loudon, ordonnance- officier, hebben zich gisterochtend te 9 uren per Staatsspoor over Hamburg naar Mecklen burg begeven, ten einde H. M. de Koningin- Regentes te vertegenwoordigen by de be grafenisplechtigheid van den Groothertog. Men meldt uit 's-Gravenhage: De Turk- sche administratie geeft kennis, dat by besluit van de keizeriyke regeering de wisseliDg van berichten in geheimschrift voor den Griekscben gezant en de Grieksche consuls in Turkye verboden is. Berichten moeten worden gesteld in duidelijke verstaanbare taal. De opper kamerheer en de chef van het militaire huis van H. M. de Koningin maken bekend, dat H. M. de Koningin Regentes op Maandag 26 April a. s. in het paleis te Amsterdam gelegenheid zal geven by Hd. hunne opwachting te maken, des voormiddags te halfelf aan militairen en civiele autori teiten, des namiddags te halftwee aan com- missiên en op Dinsdag 27 daaraanvolgende te 10 uren particuliere audiëntie zal verleenen. Degenen, die verlangen daartoe te worden toegelaten, worden uitgenoodigd zich in te schryven op een der lysten, welke aan gezegd paleis gereed zullen liggen tot en met Don derdag 22 April, des avonds te 8 uren, op welken tyd die lysten zullen worden ge sloten. (SJs.-Cf.) Ingevolge machtiging van Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes, is aan de pant6erdekschepen, type kruiser, waarvan de bouw is opgedragen aan 's Ryks werf te Amsterdam, de Maatschappy voor scbeeps- en werktuigbouw „Feyenoord", te Rotterdam, en de Konioklyke Maatschappy „De Schelde", te Vlissingen, respectieveiyk de naam gegeven van Utrecht Gelderland en Noord- Brabant (Sts.Ct.) Eenige officieren van de infanterie hebben zich reeds in de gewijzigde uniform met rooien kraag en képi in het openbaar vertoond. By den eersten oogopslag herinneren deuitmon- stering en het nieuwe hoofddeksel aan de tenue van de officieren der Belgische linio regimenten. Biykens by het departement van marine ontvangen berichten is: lo. Hr. Ms. fregat „Tromp", onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee J. H. L. J. baron Sweerts de Landas Wyborgh, 16 dezer te Smyrna teruggekeerd; 2o. Hr. Ms. fregat „Van Speyk", onder bevel van den kapitein luitenant ter zee J. G. Sneth- lage, 17 dezer van Aden vertrokken. Dr. Leyds, Staatssecretaris van de Zuid- Afrikaansche Republiek, is gisterochtend met familie per Holl. Spoor via Hoek van Holland te 6 u. 28 min. uit Engeland te 's Gravenhage aangekomen. Hy werd ver gezeld door jhr. J. Van der Hoeven, attaché aan de afdeeling voor Buitenlandsche Zaken te Pretoria, tevens secretaris van dr. Leyds; en voorts door baron Quarles de Quarles, vice-consul der Z.-Afr. Republiek te Londen. De twee eerstgenoemden namen, met uit zondering van baron Quarles, intrek in het „Hótel Paulez." De Staatssecretaris werd aan het Holl. spoorstation verwelkomd door den heer Adr. Kuyper, inspecteur over de accynzen te Pretoria, die zich te 's-Gravenhage bevindt» De oud-professor Loman le Amsterdam is o ver led 3%. De begrafenis zal plaats hebben Woensdag 21 dezer, des namiddags ongeveer 12 ureu, op „Zorgvlied". Het programma U verschenen der feest viering te Wildervank, ter gelegenheid van het 250 jarig bestaan dier gemeente, op 16 en 17 Juni a. 6 Op eerstgenoemden dag zal o. a. de steenlegging plaats hebben van bet op te richten gedenkteeken voor A. G. Wil- dervanck, en tevens de uitvoering der feest cantate ooor 100 zangers; en op 17 Juni zal een harddravery worden gehouden. Verder vermeldt het programma een kermesse d'été, een keuring van tuigpaarden, muziekuitvoe ringen, volksspelen, vuurwerk, enz. In den toestand van den heer J. M. Haspels te Rotterdam wordt geene verandering teD gunste waargenomen. Het stoomschip „Salak," van Java naar Rotterdam, passeerde 17 April Ouessant; de „Reichstag" arriveerde 17 April van Hamburg en Vlissingen te Durban, de „Spaarndam", van Rotterdam naar' Nieuw-York, passeerde 19 April Lizard, de „Burgemeester Den Tex", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 18 April te Southampton de „Maasdam" ver trok 17 April van Nieuw-York naar Rotter dam de „Prins Frederik Hendrik", van Amsterdam naar Suriname, passeerde 16 April Dungene8s. A1 k e m a d eBurgemeester en Wethouders der gemeente Alkemade brengen ter alge- meene kennis, dat het verzoek van A. Conyn, koek- en banketbakker, gewoond hebbende te Uithoorn, om in het perceel, kadastraal bekend Sectie C. No. 2389 te Roelof Arends veen, eene koek-, brood- en banketbakkery, met een oven, te mogen oprichten, door hen is ingewilligd. Hillegom: Onder het vee van den land bouwer J. Van Haasteraandentysserstraatweg is het mond- en klauwzeer uitgebroken. Noordwyk: Ter vervanging van den heer P. Van den Dries is tot onderwyzer aan de parochiale jongensschool alhier benoemd de heer F» Moubis, than3 onderwijzer aan het Klein-College te Roermond. Zoetermeer: Zondag-voormiddag om streeks halfelf is wegens een kraaiennest een begin van brand ontstaan in den schoor steen by den bierhuishouder J. J. Reynevoen alhier. Gelukkig werd het onheil spoedig opgemerkt door den heer burgemeester dezer gemeente, die met behulp van den veldwachter en nog een paar andere personen den brand nog tydig heeft gebluscht. Er zyn heel wat pennen in beweging ge weest over het portret van den heer Schmier door Jan Bleys. Het „Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra venhage" (14 April, lste blad) meldt onder het opschrift „Beeldende Kunsten" 't volgende „Wy hebben gisteren gemeld, dat de Com missie van Beheer van het Gemeentemuseum te Leiden, voor dit Museum een portret heeft aanvaard van den bekenden operazanger Johan Schmier, door den heer Jan Bleys geschilderd en door den heer Schmier voor het Museum aangeboden. De conservator van het Museum, de heer C. Ver3ter, protesteert nu in het „Leidsch Dagblad" in vry krasse bewoordingen tegen dit besluit der Commissie, omdat z i. dit portret geen museum-waardig schildery is. Wie indertyd dit als tooneel-décor opgevat, by den heer Pander alhier geëxposeerd Schmier portret gezien heeft, zal bet wel eens zyn met den heer Verster. Maar is de heer Schmier misschien Leide* naar van geboorte Dat zou eeD verklaring zyn voor de plaatsing vaD het portret in een Museum, dat ook een locaal-historisch karakter draagt." „Het Vaderland" van 18. 19 en 20 April (3de blad) ecbryft: „Een vermakelijk staaltje van anticritiek geeft de beer Jan Bleys in de „Tel." tegen de critiek van den beer Verster, op zyn portret van Schmier. Ziehier het slot: „Welnu, wanneer iemand als de heer V. het recht had om in hot Êuseum te plaatsen wat hy goed vindt en met den naam mooi bestempelt, dan zou de Lakenhal te Leiden beter een gekkenhuis kunnen heeten dan een „pak huis" of „roods", iaat staan een Museum van Schilderyen. Ondeugend schryft „De Contro leur": Naar men ons meldt, dacht het bestuur eerst, dat het verkeerd was geadresseerd en meende hel daarom te zenden aan ^et Oud heidkundig Museum; maar van dat voornemen is men teruggekomen, omdat dit kunstproduct wellicht d* eersteling kao vormen van een eventueel aan te leggen historische portretten- galery van Ned. O^terazangers." Allervenaakeiyksit parodieert de „Snuifjes"- man in het „Groene Weekblad" het geval, waaruit wfl 1 volgende overnemen. Klagend over 't gebrek aan waardeering, dat zich alom openbaart, en den „Snuifjes"-man met vrees vervalt, schryft hy Zoo is bet in 'V groot en in 't klein. Maar een zeer kras voorbeeld daarvan moest ik dezer dagen in oqs eigen land opmerken, en wel in one Nederlandsch Atheen. Geiyk het daar gaat, zag men het in de heele wereld niet. Wat" Jb het geval Wy hebben een be roemden -baszanger, Schmier geheeten, en een beroemden schilder, Bleys genaamd. Bleys nm bekoord door de stem van Schmier, heeft Schmier geschilderd in den zwareu bas toon, en bood dit zjjn kunstwerk der gemeente Leiden alaftben gave" aan. Zoo kreeg dus 't Leidsch Museum twee onsterfeiyken tegeiyk in één lyst. Schmier door Bleys en Bleys in Schmier. „Twe» vliegen in een klap!" Goed, het geschenk wordt dankbaar aan vaard. DaÉ spreekt vanzelf. En, wat ook niet gezegd behoeft te worden: in Leiden, op de Breestraat, het Rapenburg, de Koemarkt, enz., enz., ""overal, fraar maar menschen elkan der kunnen tegenkomen: prettige, opgeruimde gezichten, en zoo nu en dan in 't voorbygaan de welgemeende uitroep: Gefeliciteerd met Schmier!! Dankje, dankje, en jy met Bleys! Een genoegiykbeid zonder eind, totdat daar opeen3 een giftspuwertje venyn uit zyn kaken blaast en de heele stad door de men schen nu elkander bezweren, die Schmier van Bleys is een croüte! Dat onding, zoo bazuiot zekere heer Verster het in het „Leidsch Dag blad" uit, is ni6t geschilderd, maar geverfd t Nu geloof ik dat volstrekt niet, maar al was het zoo, dan zou ik toch willen vragen: Waarom moet een cadeau, door Bleys ge maakt, nu juist een schilderstuk zyn? of een schilderstuk naar den smaak van dien mynheer Verster! Wanneer is het behoorlijk geacht een gegeven paard in den bek te zien? Eea croüte, jawel, maar zyn er dan geen croütes. waar een hongerig menscb van zou watertanden? Ik ken 't „onding" niet, maar ik houd het er toch voor, dat bet portret op Schmier lykt en is dat niet genoeg 't Is immers om de eeuwige heugenis vao den baszanger te doenEen beetje beschei denheid. mynheer Verster, zou u niet kwaad staan, vooral als conservator van 't Leidsch gemeentemuseum. Weet u wel, dat, als u zoo to keer gaat, de evenknieën van Bleys - om van Bleys zelf maar niet te spreken u in het vervolg in het geheel ni9ts meer zullen aanhiedendat zy Leiden zullen overslaan en naar Amsterdam hun geschenken zullen brengen, waar zy musea genoeg hebben om croütes in te bergen, en het er op één minder of meer niet zoo precies aankomt? Ware ik Leidsche overheid, ik zou u die vervloekte betwetery wel afleeren. Ik zou aan niemand minder dan aan dienzelfden Bleys opdragen u te conterfeiten als aartsvitter, als monster van grimmige waanwysheid, en u gelasten dat portret op te hangen in die eigenste Lakenhal, nog vóór dat van Schmier, zoódat de vreemdeling, als hy de verf over en langs de lust zag gedropen, by het „spotachtig lippenplooien" nog iets anders „fluisterend vragend zich zou laten ontvallen" dan „Museum of pakhuis l" Pas maar op, mannetje. Intusschen komt het me voor, dat het lief deloos oordeel vellen nog menigvuldiger wordt aangetroffen in de wereld der kunst dan in die der binnen- en buitenlandsche politiek. De kunst schynt een gebied te zyn heele- maal zonder controle. Daar is de eerste de beste wysneus een wijze. „Of de redacteur van de „Reizende Nieuwspost" geiyk gehad heeft of ongeiyk, dat blykt t' eeDiger tyd, maar hoe zal het ooit bewezen kunnen wor den, dat die mynheer Verster in zyn recht was, toen hy Bleys' schilderwerk eeQ croüte noemde? Tegenover Versier staan Bleys, Schmier en het heele Leidsche gemeentebe stuur, en al stelde men de gansche wereld tegenover hem, nog zou hy niet behoeven too te geven, dat by zich vergist had, want by volgt doodeenvoudig zyn eigen hoofd, zyn eigen smaak; daar is niemand, die tusscben hem en Bleys c. s. met zekerheid uitspraak kan doen. Daarom zou ik er op willen aan dringen, dat Verster zich onthield van zulke krasse woorden als croüte, onding, enz. Het bezadigde en gematigde wint het m. i. altoos in kracht op den duur. Wanneer Ver- 8ter geschreven had: in de Leidsche Laken hal vind ik portretten, die my meer aantrek ken dan dat van Schmier door Bleys, zou ieder gezegd hebben, dat kan ik my begrypen, - maar nu zullen er zyn, die denken: 't is i) „Max, myn jongen, waar ben Je?" „Hier, vader, in den tuinl" klonk eea lijn jongenestemmetje, en weldra vloog eea acht- jarig veLtje over de plaats naar de woon kamer, om zfln vadertje te begroeten. „Je bent vroog van school, Max; dat is gezellig; nu kunnen wij samen nog een ■wandelingetje maken in het park vóór het eten." „Hó jal" In een wip was Max klaar, de pet op, een kort jasje aan, en samen ver lieten vader en zoon het huis. 't Was een aardig spannetje! De forech gebouwde man, met breedo schouders, donker haar en donkeren oogopslag, en daarnaast het nietige, kleine vontje, mot blonde krullen en heldere, blauwe oogen. Maar dat groote verschil lag niet alleen in bun uiteriyk, ook vormden karakter en geest een scherp contrast. Van Hannol was wat men noemt „een man van do wereld," eenigsziDB oppervlakkig, goedhartig en week in enkele oogenblikken, maar doorgaans zijn best doende om de ernstige, treurige indrukken, die het leven ook niet naliet op hem te maken, door vrooiyke en "aangenamere te vervangen. Lang stilstaan by een groot verdriet kon hy niet hy was bang roor smart en vond het zelfs erg onaangenaam bezoeken van rouwbeklag al U leggen of te ontvangen. Hy hield er niet van treurige herinneringen op ta halen en verkeerde zeer gaarne in een vroolyk gezelschap. Toen hy twee jaar geleden zyn jonge vrouw plotseling verloor, was hy eenigen tyd radeloos van wanhoop geweest hy bad haar innig liefgehad en botrourde haar oprecht doch het duurde niet lang of hy kreeg weer lang zamerhand behoefte aan de verstrooiingen van het wereidscbe leven en zocht zyn club en zyn clubvrienden weer op. Zelden of nooit noemde hy don naam der lieve afgestorvene en trachtte zelfa haar beeld niet altyd meer voor oogen te hebben. Gemakkelyker zou dit voor hem geweest zyn, bad hy niet zyn eenig zoontje Max by zich gehad. Deze jongen had een geheel andere natuur. Stil en in zichzelf gekeerd ais hy verdriet had, kon hy de smart maar niet van zich afschudden als zyn vader. Hy bad bet karakter en den aard van zyn moeder geërfd, was zacht en fijngevoelig, met een sterk voor indrukken vatbare ziel. Zyn moedertje wa3 zyn „alles" geweest. Zy was voor hem tegelykertyd vriendjo en moedertje. Wie wiet hem zóó te troosten, zóó zyn traantjes te drogen, zóó prettig met hem te spelon Wie had hem die liefde voor d9 natuur ingeboezemd, wie hem den naam van „God" Ieeren uitspreken zoo vol kinderiyk vertrouwen? Toen zy stierf, en Max, niet wetend wat de „dood" was, haar koude hand vastklemde en uitriep„Moesje, moesje, word toch wakker, Max kan niet zonder zyn lief moesje 1" toen had hy waarheid gesproken, want het scheen in don eersten tyd, of alle leven en luet tot leven uit dat jonge kind verdwenen waren. Dren lang kon men hem zien zitten op de groene bank in den tuin, waar hy gewoon- ïyk met zyn moesje zat, haar portret in zyn kleine bandjes en het bedekkend met kussen en tranen; en wie zou de keeren tellen, dat hy in alle stilte naar het kerkhof ging, nadat zyn vader hem gewezen bad, waar zyn moeaje lag? Daar bracht hy haar de eerste bloempjes uit zyn tuintje; daar vertelde hy, gebogen over het hekje, zyn kleine verdrietelykheden, deed lange verhalen over de kanarie, den hond en zyn school, en geloofde mot vaet vertrouwen, dat zyn moesje alles hoorde. In den eersten tyd, toen Van Hannel nog geheel onder den indruk was van zyn groot verlies, gebeurde het meermalen, dat hy 's avonds, voordat Max naar bed ging, zyn zoontje op zyn knie zette en hem dan por tretten liet bekyken van haar, die zoozeer door dat kind betreurd werd. Dan voelde Max zich gelukkig, en zyn mollig armpje om zyn bals geslageD, schreide by hartstochteiyk met hem, en kuste dan weer zyne vaders tra nen weg. „Wy zullen moesje nimmer vergeten, niet waar, vent?" zei Van Hannel dan;.... ach, zelf wist hy toen nog niet, hoe spoedig hy haar vergeten zou I Max gevoelde, dat er langzamerhand een verandering by zyn vader plaats greep en die intieme oogenblikjes hielden weldra geheel op. Do verhouding tusschen vader en zoon was voor eon oppervlakkig toeschouwer zeer ver trouwelijk. lederen dag ham VaD Hannel zyn zoontje mode op zyn wandeling, informeerde naar zyn werk en zyn vriendjes maar die koesterende liefde, waaraan Max zulk oen groote behoefte had, die kon zyn vader hem niet geven, daarvoor voelde hy niet diep genoeg. Samen wandelden vader en zoon door het park. 't Was October en de herfstzon bescheen de gele bladeren, waarmede de wind de paden bestrooid had, en de roode wingerd glinsterde in volle najaarspraebt. Max bad een open oog voor de natuur en zyn mondje stond ook nu niet stil om uiting te geven aan zyn gevoel. „Zie eens, vader, dat boompje is heelemaal groen en alle andere boomen zyn al geel. Wat staat dat aardig!" Max huppelde vooruit met zyn grooten hoepel, byna evon groot als by zelf. „Kom eens even kalm naast my loopeD, Max; ik moet je eens wat vertellen." In een ommezien stond Max stil, en zyns vaders hand vattend, vroeg hy vleiend: „Is het iets beel prettigs, vadertje?" „Ik denk van wel, myn jongen", antwoordde Van Hannel, een weinig uit hot veld geslagen door die echynbaar eenvoudige vraag. Een ietwat angstig voorgevoel maakte zich van Max meester de toon van zyn vader was zoo vreemd, zoo gedwongen vroo'yk. „Wat zou hy hem te vertellen hebben .„Wy zyn altyd met ons beidjes, M?x, dat te niet erg gezellig, en nu dacht ik hoe of myn jongen het wel zou vinden, ala hy weer een lief maatje kreeg.... dat....'* VaD Sanne! kon den haastig gesproken zin niet voleindigen, want hy voelde het handje hevig bever, en zich toen plotseling vrymaken, en toen hy zyD zoontje van ter zyde aankeek, schrikte hy van het doodsbleeks gezichtje en den vasberaden trek, die er op te lezen stond. Eenigszina teleurgesteld, ging hy langzaam voort: „Dat nieuwe maatje zou heel veel van myn jongen houdeD en altyd met hem spelen en werken, juist zooals „moesje" dat deedmaar zal Max dan ook van zyn nieuw maatje houden Een tevergeefs onderdrukt snikken was het eenige antwoord op die pynlyke vraag, en er volgde toen eon oogenblik van nog pyn- lykor stilte. De zon had zich achter een wolk verscholen. Ze wae te fijngevoelig, om nu het aardryk met haar stralen te ver lichten, daarvoor had zy te veel medelydon met den kleinen Max, en daieter en donker was het in de van te voren zoo zonnigs natuur, en in het hartje van den kloinon Max was het eveneens zoo donker goworden, en het stemmetje, dat eindeiyk met veel moeite „ja, vader" uitbracht, was zóó snik kend, zóó droef, zóó vol tranen, dat het Van Hannel een oogenblik te machtig word en hy er zich byna een verwyt van maakte, gesproken te hebben. (SJol volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1