N°. 11396
Woensdag; 21 April.
Ao. 1897
<§eze <§ourant wordt dagelijksmet uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
F euilleton.
OVERWONNEN.
LEIDSCH
BA&BLAD.
PEIJS DEZER COURANT;
Voör Leiden per 3 maanden. 1.10,
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRLJS DER ADVERTENTIES:
Van 6 regele f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. -* Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incagseeren buiten de stad
wordt 10.05 berekend.
Leiden, 20 April.
Htt bestuur der Toonkunst-afdeeling geeft
or,s kennis, dat mevr. Noordewier telegraphisch
bericht heeft onmogelijk Woensdag in het
Requiem to kunnen zingen; het bestuur is
er evenwel in geslaagd mevr. A. Oldenboom-
Suthoman, van Amsterdam, voor die sopraan
partij te vinden.
Mevr. Oldenboom is dezelfde, die voor
©enigen tijd in „Die Schöpfung" door hare
schoone stem en prachtige voordracht hier
een welverdiend succes had.
's R\jks Ethnographisch Museum te
Leiden heeft ten geschenke ontvangen van
den heer W. Raerts, officier der administratie
lste kl. by de Kon. Nederlandsche Marine, het
navolgend omschreven voorwerp: Beeldje van
Ruw.>n jin, de Chineeeche godin der genade,
van papier en plantenmerg vervaardigd en
zittende op een lotusbloem, binnen een glazen
kastje. Dit beeldje werd te Oleh leh (Atjeh)
coor een Chinees aan den schenker gegeven.
Aan den schenker is de dank der Regeering
betuigd.
De ritmeester L. G. baron Van Bootze-
laer, van het 3de reg. huzaren, wordt 1 Mei
overgeplaatst van Leiden naar 's-Gravenhage.
Do boekhandelaar de heer M. R. Van Gelder
heeft bij gelegenheid van de verplaatsing zijDer
zaak van de Langebrug 20 naar de Haarlem
merstraat 30 een eigenaardige adreskaart
doen vervaardigen. Deze geeft n. 1. op de
voorzijde de gravure naar een oud zegel der
stad Leiden te aanschouwen, welk stempel
van 3 300—1420 gebruikt is en wellicht op
17 Augustus 1420 is gebroken.
De gravure is uitgevoerd in de lithogra*
phische inrichting van den heer P. J. Mulder,
alhier.
De paardenarts 2d© kl. (lste luit.)
J. M. Knipschoer, van het lste reg. veld-
aFt: te Utrecht, is, te rekenen op 1 Meia.8.,
overgeplaatst bü het 2de reg. veld-art. te
Leiden.
Ned.-Hervormde Kerk. Bedankt is voor
het beroep naar Pernis door ds. IJ. Bootsma
te Zoetormeer en Zegwaard.
De Konioginnea met gevolg hebben den
Ist9n Paaschdag te 's-Gravenhage deelge
nomen aan het Heilig Avondmaal in de
Kloosterkerk, hetwelk bediend werd door
ds. Wel ter.
Op 2den Paaschdag woonde de KoniDgin
in de Kloosterkerk en de Regentes in de
Duitsche kerk de voormiddag-godsdienst
oefening by.
De commissie van onderzoek in zake
de concurrentie, door den gevangenis-arbeid
aéri de vrye nijverheid berokkend, heeft Zater
dag j. 1. haar verslag aan den minister van
justitie ingezonden.
De scbout-by-nacht baron Van Hoogen-
dorp en de lste luitenant Loudon, ordonnance-
officier, hebben zich gisterochtend te 9 uren
per Staatsspoor over Hamburg naar Mecklen
burg begeven, ten einde H. M. de Koningin-
Regentes te vertegenwoordigen by de be
grafenisplechtigheid van den Groothertog.
Men meldt uit 's-Gravenhage: De Turk-
sche administratie geeft kennis, dat by besluit
van de keizeriyke regeering de wisseliDg van
berichten in geheimschrift voor den Griekscben
gezant en de Grieksche consuls in Turkye
verboden is. Berichten moeten worden gesteld
in duidelijke verstaanbare taal.
De opper kamerheer en de chef van het
militaire huis van H. M. de Koningin maken
bekend, dat H. M. de Koningin Regentes op
Maandag 26 April a. s. in het paleis te
Amsterdam gelegenheid zal geven by Hd.
hunne opwachting te maken, des voormiddags
te halfelf aan militairen en civiele autori
teiten, des namiddags te halftwee aan com-
missiên en op Dinsdag 27 daaraanvolgende
te 10 uren particuliere audiëntie zal verleenen.
Degenen, die verlangen daartoe te worden
toegelaten, worden uitgenoodigd zich in te
schryven op een der lysten, welke aan gezegd
paleis gereed zullen liggen tot en met Don
derdag 22 April, des avonds te 8 uren, op
welken tyd die lysten zullen worden ge
sloten. (SJs.-Cf.)
Ingevolge machtiging van Hare Majesteit
de Koningin-Weduwe, Regentes, is aan de
pant6erdekschepen, type kruiser, waarvan de
bouw is opgedragen aan 's Ryks werf te
Amsterdam, de Maatschappy voor scbeeps-
en werktuigbouw „Feyenoord", te Rotterdam,
en de Konioklyke Maatschappy „De Schelde",
te Vlissingen, respectieveiyk de naam gegeven
van Utrecht Gelderland en Noord-
Brabant (Sts.Ct.)
Eenige officieren van de infanterie hebben
zich reeds in de gewijzigde uniform met
rooien kraag en képi in het openbaar vertoond.
By den eersten oogopslag herinneren deuitmon-
stering en het nieuwe hoofddeksel aan de tenue
van de officieren der Belgische linio regimenten.
Biykens by het departement van marine
ontvangen berichten is:
lo. Hr. Ms. fregat „Tromp", onder bevel
van den kapitein-luitenant ter zee J. H. L. J.
baron Sweerts de Landas Wyborgh, 16 dezer
te Smyrna teruggekeerd;
2o. Hr. Ms. fregat „Van Speyk", onder bevel
van den kapitein luitenant ter zee J. G. Sneth-
lage, 17 dezer van Aden vertrokken.
Dr. Leyds, Staatssecretaris van de Zuid-
Afrikaansche Republiek, is gisterochtend
met familie per Holl. Spoor via Hoek van
Holland te 6 u. 28 min. uit Engeland te
's Gravenhage aangekomen. Hy werd ver
gezeld door jhr. J. Van der Hoeven, attaché
aan de afdeeling voor Buitenlandsche Zaken
te Pretoria, tevens secretaris van dr. Leyds;
en voorts door baron Quarles de Quarles,
vice-consul der Z.-Afr. Republiek te Londen.
De twee eerstgenoemden namen, met uit
zondering van baron Quarles, intrek in het
„Hótel Paulez."
De Staatssecretaris werd aan het Holl.
spoorstation verwelkomd door den heer Adr.
Kuyper, inspecteur over de accynzen te
Pretoria, die zich te 's-Gravenhage bevindt»
De oud-professor Loman le Amsterdam
is o ver led 3%. De begrafenis zal plaats hebben
Woensdag 21 dezer, des namiddags ongeveer
12 ureu, op „Zorgvlied".
Het programma U verschenen der feest
viering te Wildervank, ter gelegenheid van
het 250 jarig bestaan dier gemeente, op 16
en 17 Juni a. 6 Op eerstgenoemden dag zal
o. a. de steenlegging plaats hebben van bet
op te richten gedenkteeken voor A. G. Wil-
dervanck, en tevens de uitvoering der feest
cantate ooor 100 zangers; en op 17 Juni zal
een harddravery worden gehouden. Verder
vermeldt het programma een kermesse d'été,
een keuring van tuigpaarden, muziekuitvoe
ringen, volksspelen, vuurwerk, enz.
In den toestand van den heer J. M.
Haspels te Rotterdam wordt geene verandering
teD gunste waargenomen.
Het stoomschip „Salak," van Java naar
Rotterdam, passeerde 17 April Ouessant; de
„Reichstag" arriveerde 17 April van Hamburg
en Vlissingen te Durban, de „Spaarndam",
van Rotterdam naar' Nieuw-York, passeerde
19 April Lizard, de „Burgemeester Den
Tex", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde
18 April te Southampton de „Maasdam" ver
trok 17 April van Nieuw-York naar Rotter
dam de „Prins Frederik Hendrik", van
Amsterdam naar Suriname, passeerde 16
April Dungene8s.
A1 k e m a d eBurgemeester en Wethouders
der gemeente Alkemade brengen ter alge-
meene kennis, dat het verzoek van A. Conyn,
koek- en banketbakker, gewoond hebbende
te Uithoorn, om in het perceel, kadastraal
bekend Sectie C. No. 2389 te Roelof Arends
veen, eene koek-, brood- en banketbakkery,
met een oven, te mogen oprichten, door hen
is ingewilligd.
Hillegom: Onder het vee van den land
bouwer J. Van Haasteraandentysserstraatweg
is het mond- en klauwzeer uitgebroken.
Noordwyk: Ter vervanging van den heer
P. Van den Dries is tot onderwyzer aan de
parochiale jongensschool alhier benoemd de
heer F» Moubis, than3 onderwijzer aan het
Klein-College te Roermond.
Zoetermeer: Zondag-voormiddag om
streeks halfelf is wegens een kraaiennest
een begin van brand ontstaan in den schoor
steen by den bierhuishouder J. J. Reynevoen
alhier. Gelukkig werd het onheil spoedig
opgemerkt door den heer burgemeester dezer
gemeente, die met behulp van den veldwachter
en nog een paar andere personen den brand
nog tydig heeft gebluscht.
Er zyn heel wat pennen in beweging ge
weest over het portret van den heer Schmier
door Jan Bleys.
Het „Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra
venhage" (14 April, lste blad) meldt onder
het opschrift „Beeldende Kunsten" 't volgende
„Wy hebben gisteren gemeld, dat de Com
missie van Beheer van het Gemeentemuseum
te Leiden, voor dit Museum een portret heeft
aanvaard van den bekenden operazanger Johan
Schmier, door den heer Jan Bleys geschilderd
en door den heer Schmier voor het Museum
aangeboden.
De conservator van het Museum, de heer
C. Ver3ter, protesteert nu in het „Leidsch
Dagblad" in vry krasse bewoordingen tegen
dit besluit der Commissie, omdat z i. dit
portret geen museum-waardig schildery is.
Wie indertyd dit als tooneel-décor opgevat,
by den heer Pander alhier geëxposeerd Schmier
portret gezien heeft, zal bet wel eens zyn
met den heer Verster.
Maar is de heer Schmier misschien Leide*
naar van geboorte Dat zou eeD verklaring
zyn voor de plaatsing vaD het portret in een
Museum, dat ook een locaal-historisch karakter
draagt."
„Het Vaderland" van 18. 19 en 20 April
(3de blad) ecbryft:
„Een vermakelijk staaltje van anticritiek
geeft de beer Jan Bleys in de „Tel." tegen
de critiek van den beer Verster, op zyn portret
van Schmier. Ziehier het slot: „Welnu,
wanneer iemand als de heer V. het recht had
om in hot Êuseum te plaatsen wat hy goed
vindt en met den naam mooi bestempelt,
dan zou de Lakenhal te Leiden beter een
gekkenhuis kunnen heeten dan een „pak
huis" of „roods", iaat staan een Museum van
Schilderyen. Ondeugend schryft „De Contro
leur": Naar men ons meldt, dacht het bestuur
eerst, dat het verkeerd was geadresseerd en
meende hel daarom te zenden aan ^et Oud
heidkundig Museum; maar van dat voornemen
is men teruggekomen, omdat dit kunstproduct
wellicht d* eersteling kao vormen van een
eventueel aan te leggen historische portretten-
galery van Ned. O^terazangers."
Allervenaakeiyksit parodieert de „Snuifjes"-
man in het „Groene Weekblad" het geval,
waaruit wfl 1 volgende overnemen. Klagend
over 't gebrek aan waardeering, dat zich
alom openbaart, en den „Snuifjes"-man met
vrees vervalt, schryft hy
Zoo is bet in 'V groot en in 't klein. Maar
een zeer kras voorbeeld daarvan moest ik
dezer dagen in oqs eigen land opmerken, en
wel in one Nederlandsch Atheen. Geiyk het
daar gaat, zag men het in de heele wereld
niet. Wat" Jb het geval Wy hebben een be
roemden -baszanger, Schmier geheeten,
en een beroemden schilder, Bleys genaamd.
Bleys nm bekoord door de stem van Schmier,
heeft Schmier geschilderd in den zwareu bas
toon, en bood dit zjjn kunstwerk der gemeente
Leiden alaftben gave" aan. Zoo kreeg dus 't
Leidsch Museum twee onsterfeiyken tegeiyk
in één lyst. Schmier door Bleys en Bleys
in Schmier. „Twe» vliegen in een klap!"
Goed, het geschenk wordt dankbaar aan
vaard. DaÉ spreekt vanzelf. En, wat ook
niet gezegd behoeft te worden: in Leiden, op
de Breestraat, het Rapenburg, de Koemarkt,
enz., enz., ""overal, fraar maar menschen elkan
der kunnen tegenkomen: prettige, opgeruimde
gezichten, en zoo nu en dan in 't voorbygaan
de welgemeende uitroep: Gefeliciteerd met
Schmier!! Dankje, dankje, en jy met Bleys!
Een genoegiykbeid zonder eind, totdat
daar opeen3 een giftspuwertje venyn uit zyn
kaken blaast en de heele stad door de men
schen nu elkander bezweren, die Schmier van
Bleys is een croüte! Dat onding, zoo bazuiot
zekere heer Verster het in het „Leidsch Dag
blad" uit, is ni6t geschilderd, maar geverfd t
Nu geloof ik dat volstrekt niet, maar al
was het zoo, dan zou ik toch willen vragen:
Waarom moet een cadeau, door Bleys ge
maakt, nu juist een schilderstuk zyn? of een
schilderstuk naar den smaak van dien mynheer
Verster! Wanneer is het behoorlijk geacht
een gegeven paard in den bek te zien? Eea
croüte, jawel, maar zyn er dan geen
croütes. waar een hongerig menscb van
zou watertanden? Ik ken 't „onding" niet,
maar ik houd het er toch voor, dat bet
portret op Schmier lykt en is dat niet
genoeg
't Is immers om de eeuwige heugenis vao
den baszanger te doenEen beetje beschei
denheid. mynheer Verster, zou u niet kwaad
staan, vooral als conservator van 't Leidsch
gemeentemuseum. Weet u wel, dat, als u
zoo to keer gaat, de evenknieën van Bleys -
om van Bleys zelf maar niet te spreken u
in het vervolg in het geheel ni9ts meer zullen
aanhiedendat zy Leiden zullen overslaan
en naar Amsterdam hun geschenken zullen
brengen, waar zy musea genoeg hebben om
croütes in te bergen, en het er op één minder
of meer niet zoo precies aankomt? Ware ik
Leidsche overheid, ik zou u die vervloekte
betwetery wel afleeren. Ik zou aan niemand
minder dan aan dienzelfden Bleys opdragen
u te conterfeiten als aartsvitter, als monster
van grimmige waanwysheid, en u gelasten
dat portret op te hangen in die eigenste
Lakenhal, nog vóór dat van Schmier, zoódat
de vreemdeling, als hy de verf over en langs
de lust zag gedropen, by het „spotachtig
lippenplooien" nog iets anders „fluisterend
vragend zich zou laten ontvallen" dan
„Museum of pakhuis l"
Pas maar op, mannetje.
Intusschen komt het me voor, dat het lief
deloos oordeel vellen nog menigvuldiger wordt
aangetroffen in de wereld der kunst dan in
die der binnen- en buitenlandsche politiek.
De kunst schynt een gebied te zyn heele-
maal zonder controle. Daar is de eerste de
beste wysneus een wijze. „Of de redacteur
van de „Reizende Nieuwspost" geiyk gehad
heeft of ongeiyk, dat blykt t' eeDiger tyd,
maar hoe zal het ooit bewezen kunnen wor
den, dat die mynheer Verster in zyn recht
was, toen hy Bleys' schilderwerk eeQ croüte
noemde? Tegenover Versier staan Bleys,
Schmier en het heele Leidsche gemeentebe
stuur, en al stelde men de gansche wereld
tegenover hem, nog zou hy niet behoeven too
te geven, dat by zich vergist had, want by
volgt doodeenvoudig zyn eigen hoofd, zyn
eigen smaak; daar is niemand, die tusscben
hem en Bleys c. s. met zekerheid uitspraak
kan doen. Daarom zou ik er op willen aan
dringen, dat Verster zich onthield van zulke
krasse woorden als croüte, onding, enz.
Het bezadigde en gematigde wint het m. i.
altoos in kracht op den duur. Wanneer Ver-
8ter geschreven had: in de Leidsche Laken
hal vind ik portretten, die my meer aantrek
ken dan dat van Schmier door Bleys, zou
ieder gezegd hebben, dat kan ik my begrypen,
- maar nu zullen er zyn, die denken: 't is
i)
„Max, myn jongen, waar ben Je?"
„Hier, vader, in den tuinl" klonk eea lijn
jongenestemmetje, en weldra vloog eea acht-
jarig veLtje over de plaats naar de woon
kamer, om zfln vadertje te begroeten.
„Je bent vroog van school, Max; dat is
gezellig; nu kunnen wij samen nog een
■wandelingetje maken in het park vóór het
eten."
„Hó jal" In een wip was Max klaar, de
pet op, een kort jasje aan, en samen ver
lieten vader en zoon het huis.
't Was een aardig spannetje! De forech
gebouwde man, met breedo schouders, donker
haar en donkeren oogopslag, en daarnaast
het nietige, kleine vontje, mot blonde krullen
en heldere, blauwe oogen. Maar dat groote
verschil lag niet alleen in bun uiteriyk, ook
vormden karakter en geest een scherp
contrast.
Van Hannol was wat men noemt „een
man van do wereld," eenigsziDB oppervlakkig,
goedhartig en week in enkele oogenblikken,
maar doorgaans zijn best doende om de
ernstige, treurige indrukken, die het leven
ook niet naliet op hem te maken, door
vrooiyke en "aangenamere te vervangen.
Lang stilstaan by een groot verdriet kon
hy niet hy was bang roor smart en vond
het zelfs erg onaangenaam bezoeken van
rouwbeklag al U leggen of te ontvangen. Hy
hield er niet van treurige herinneringen op
ta halen en verkeerde zeer gaarne in een
vroolyk gezelschap.
Toen hy twee jaar geleden zyn jonge vrouw
plotseling verloor, was hy eenigen tyd radeloos
van wanhoop geweest hy bad haar innig
liefgehad en botrourde haar oprecht doch
het duurde niet lang of hy kreeg weer lang
zamerhand behoefte aan de verstrooiingen van
het wereidscbe leven en zocht zyn club en
zyn clubvrienden weer op.
Zelden of nooit noemde hy don naam der
lieve afgestorvene en trachtte zelfa haar beeld
niet altyd meer voor oogen te hebben.
Gemakkelyker zou dit voor hem geweest
zyn, bad hy niet zyn eenig zoontje Max by
zich gehad. Deze jongen had een geheel
andere natuur. Stil en in zichzelf gekeerd
ais hy verdriet had, kon hy de smart maar
niet van zich afschudden als zyn vader. Hy
bad bet karakter en den aard van zyn moeder
geërfd, was zacht en fijngevoelig, met een
sterk voor indrukken vatbare ziel.
Zyn moedertje wa3 zyn „alles" geweest.
Zy was voor hem tegelykertyd vriendjo en
moedertje. Wie wiet hem zóó te troosten,
zóó zyn traantjes te drogen, zóó prettig met
hem te spelon Wie had hem die liefde voor
d9 natuur ingeboezemd, wie hem den naam
van „God" Ieeren uitspreken zoo vol kinderiyk
vertrouwen?
Toen zy stierf, en Max, niet wetend wat
de „dood" was, haar koude hand vastklemde
en uitriep„Moesje, moesje, word toch wakker,
Max kan niet zonder zyn lief moesje 1" toen
had hy waarheid gesproken, want het scheen
in don eersten tyd, of alle leven en luet tot
leven uit dat jonge kind verdwenen waren.
Dren lang kon men hem zien zitten op
de groene bank in den tuin, waar hy gewoon-
ïyk met zyn moesje zat, haar portret in zyn
kleine bandjes en het bedekkend met kussen
en tranen; en wie zou de keeren tellen, dat
hy in alle stilte naar het kerkhof ging, nadat
zyn vader hem gewezen bad, waar zyn
moeaje lag?
Daar bracht hy haar de eerste bloempjes
uit zyn tuintje; daar vertelde hy, gebogen
over het hekje, zyn kleine verdrietelykheden,
deed lange verhalen over de kanarie, den
hond en zyn school, en geloofde mot vaet
vertrouwen, dat zyn moesje alles hoorde.
In den eersten tyd, toen Van Hannel nog
geheel onder den indruk was van zyn groot
verlies, gebeurde het meermalen, dat hy
's avonds, voordat Max naar bed ging, zyn
zoontje op zyn knie zette en hem dan por
tretten liet bekyken van haar, die zoozeer
door dat kind betreurd werd. Dan voelde Max
zich gelukkig, en zyn mollig armpje om zyn
bals geslageD, schreide by hartstochteiyk met
hem, en kuste dan weer zyne vaders tra
nen weg.
„Wy zullen moesje nimmer vergeten, niet
waar, vent?" zei Van Hannel dan;.... ach,
zelf wist hy toen nog niet, hoe spoedig hy
haar vergeten zou I
Max gevoelde, dat er langzamerhand een
verandering by zyn vader plaats greep en
die intieme oogenblikjes hielden weldra
geheel op.
Do verhouding tusschen vader en zoon was
voor eon oppervlakkig toeschouwer zeer ver
trouwelijk.
lederen dag ham VaD Hannel zyn zoontje
mode op zyn wandeling, informeerde naar zyn
werk en zyn vriendjes maar die koesterende
liefde, waaraan Max zulk oen groote behoefte
had, die kon zyn vader hem niet geven,
daarvoor voelde hy niet diep genoeg.
Samen wandelden vader en zoon door het
park. 't Was October en de herfstzon bescheen
de gele bladeren, waarmede de wind de paden
bestrooid had, en de roode wingerd glinsterde
in volle najaarspraebt.
Max bad een open oog voor de natuur en
zyn mondje stond ook nu niet stil om uiting
te geven aan zyn gevoel.
„Zie eens, vader, dat boompje is heelemaal
groen en alle andere boomen zyn al geel.
Wat staat dat aardig!"
Max huppelde vooruit met zyn grooten
hoepel, byna evon groot als by zelf.
„Kom eens even kalm naast my loopeD,
Max; ik moet je eens wat vertellen."
In een ommezien stond Max stil, en zyns
vaders hand vattend, vroeg hy vleiend: „Is
het iets beel prettigs, vadertje?"
„Ik denk van wel, myn jongen", antwoordde
Van Hannel, een weinig uit hot veld geslagen
door die echynbaar eenvoudige vraag.
Een ietwat angstig voorgevoel maakte zich
van Max meester de toon van zyn vader
was zoo vreemd, zoo gedwongen vroo'yk.
„Wat zou hy hem te vertellen hebben
.„Wy zyn altyd met ons beidjes, M?x, dat
te niet erg gezellig, en nu dacht ik hoe of
myn jongen het wel zou vinden, ala hy weer
een lief maatje kreeg.... dat....'*
VaD Sanne! kon den haastig gesproken zin
niet voleindigen, want hy voelde het handje
hevig bever, en zich toen plotseling vrymaken,
en toen hy zyD zoontje van ter zyde aankeek,
schrikte hy van het doodsbleeks gezichtje en
den vasberaden trek, die er op te lezen stond.
Eenigszina teleurgesteld, ging hy langzaam
voort: „Dat nieuwe maatje zou heel veel
van myn jongen houdeD en altyd met hem
spelen en werken, juist zooals „moesje" dat
deedmaar zal Max dan ook van zyn nieuw
maatje houden
Een tevergeefs onderdrukt snikken was het
eenige antwoord op die pynlyke vraag, en
er volgde toen eon oogenblik van nog pyn-
lykor stilte. De zon had zich achter een
wolk verscholen. Ze wae te fijngevoelig, om
nu het aardryk met haar stralen te ver
lichten, daarvoor had zy te veel medelydon
met den kleinen Max, en daieter en donker
was het in de van te voren zoo zonnigs
natuur, en in het hartje van den kloinon
Max was het eveneens zoo donker goworden,
en het stemmetje, dat eindeiyk met veel
moeite „ja, vader" uitbracht, was zóó snik
kend, zóó droef, zóó vol tranen, dat het Van
Hannel een oogenblik te machtig word en
hy er zich byna een verwyt van maakte,
gesproken te hebben.
(SJol volgt.)