No. 11393.
Donderdag 1£> April.
A0. 1897
I
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
GETROUWD.
LEIDSCI
PEIJS ÜEZEB COUBAKT:
Voor leiden per 3 maanden. r-V'>
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PBIJS DEB ADVERTENTIEN:
Van 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
De Residentiebode bevat het volgende:
In een blad, verschijnend in een der Neder-
landsche hoofdplaatsen, lezen wy, naar aan
leiding oener onderwijzers-vacature
te Gaanderen:
„Wijl de examens aanstaande zijn, is onze
gemeente (Ambt-Doetlnchem) misschien wel
in do gelegenheid voor oen prikje een jong
onderwijzer te krijgen".
Hoe nu! Moet aldus gesproken worden over
hen, die, dank zy jaren van studie, zich voor
het moeilijke ambt van onderwijzer bekwaamd
hebben; die gestudeerd hebben, om een eer
volle plaats in de maatschappij te beklee-
den? De salarissen van onderwijzers zijn toch
al niet hoog, regelen zich toch al te veel naar
vraag en aanbod, dan dat het denkbeeld
„voor een prikje een jong onderwijzer te krij
gen" zonder protest mag uitgesproken wor
den. En waar een correspondent die onwaar
dige, voor onderwijzers vernederende uitdruk
king misschien onnadenkend uit de pon heeft
laten vloeien* mag een redactie zulk een uiting
toch zeker wel schrappen.
Onder het hoofd „Ook een sociale quaestie"
geeft Eet Centrum dit te lezen:
Uit "Weenen wordt aan do Nieuwe Rotter-
damsche Courant geschreven:
„Huwelijken worden zeldzamer,
en de sociale toestanden dwingen oen menigte
vrouwen tot een gedwongen coelibaat. Alleen
in Weenen zijn z°stig duizend meer vrouwen
dan mannen. Die zestig duizend kunnen niet
trouwen en moeten zelf een werkkring zoeken.
In de lagere standen is de quaestie over den
arbeid der vrouw reeds opgelost want in
Weenen hebben wij honderd acht dulzond
vrouwelijke werklieden en honderd drie duizend
vrouwelijke dienstboden. De eerstgenoemden
zijn meestal kostuumnaaisters, linnennaaisters
en fabrieksmeisjes. Van dezen zijn slechts
zeven percent getrouwd, de rest is ongehuwd
en leeft van haar handenarbeid. In den middel
stand vinden een menigte vrouwen haar
brood bij de posterijen, de telegraaf en de
telephoon, en voorts als bedienden op handels-
en advocatenkantoren. Htt zijn meestal meisjes
uit zeer fatsoenlijke, maar niet welgestelde
families, en die dus wat moeten aanpakken.
Voor de dochters van kleine ambtenaren,
onderwijzers en dergelyken is het een uit
komst, dat zij voortaan aan gymnasia en
hoogescholon worden toegelaten."
Met dergelijke toestanden moet rekening
worden gehouden.
En de noodzakelijkheid, welke zich in
Weenen voor de vrouw doet gelden, wordt
ook elders, wordt ook in Nederland gevoeld.
Er mogen daarom nog lieden worden ge
vonden, die minachtend afgeven op wat zij
hoemen de emancipatie der vrouw en
de schouders ophalen voor hare „geleerdheid",
welke als blauwkouserij wordt ge
brandmerkt, de feiten leeren ons dagelijks,
XI)
Maar dit geluk viel my niet te beurt.
Maria wilde mij den roman leenen, maar
Giuseppina verzotte zich daartegen. Zy wist,
dat vader heel streng was op 't punt van
lectuur, en wilde volstrekt niet, noch voor zich
noch voor haar zuster, de verantwoordelijk
heid nemen mij in 't geheim een roman te
doen lezen.
Vraag het eerst aan je papa en als hij
het toestaat
Stel u voor, dat ik hem dit zou durven
vragen! En dat bij het zou toestaant
De herfst kwam. De herfst, regenachtig en
triest, dien wij in ons huis doorbrachten met
onze strenge stiefmoeder, met vader, die ge
heel in haar opging, mot het peuzeligo kind
en mot onze rheumatische t3nto.
Maar onder mijn eontonige huislijke bezig
heden, tusschon de regenvlagen en het geschrei
van het kind, hoorde ik de stem van Onorato,
dis my toefluisterde: „Vaarwel, Donza, noem
mij Onorato."
Nu weende ik van aandoening, dan lachte,
zong, speelde ik uitgelaten met het kind om
mijn blijdschap lucht te geven, maar altijd
wa3 ik gelukkig.
Op zekeren avond, toen ik onverwachts in
de kamer van moeder kwam, hoorde ik haar
tegen papa zeggen:
't I3 vreemd. Ik dacht, dat Denza meer
dat tal van meisjes geen andere keuze hebbeD,
dan het halen van een akte of het bekleeden
eener betrekking, welke vroeger alleen door
mannen werd vervuld.
De roepiDg der vrouw als echtgenoote
en moeder blijft zeer zeker edel en schoon.
Men moet zulks steeds voorop stellen. Maar
waar dit ideaal lang niet meer door allen
kan worden bereikt, dient naar andere mid
delen gezocht, om de positie der ongehuwden
te verzekeren.
De katholieken mogen zich ook op dit gebied
niet in ijver laten overtreffen door de tegen
partij. Te minder, daar die tegenpartij som
wijlen verkeerde wegen schijnt te willen be
wandelen, wegen, welke afvoeren van het
christelijk standpunt.
Het gaat niet aan de feministische beweging
laDger en bagatelle en zelfs met spot te
bejegenen, of zich van de zaak af te maken
met eenige algemeone beschouwingen, welke
op zichzelven misschien heel goed zijn, maar
niet geheel passen in het kader der heden-
daagsche praktijk.
"Want het geldt hier wel degelijk een vraag
stuk en een vraagstuk, waarbij als altijd de
beginselen hunnen invloed doen gelden, een
vraagstuk, dat zal worden opgelost tegen
ons, wanneer wij er moedwillig de oogen voor
sluiten 1
De burgerrechterlijke verhou
ding der Koningin tot Haar aan
staanden gemaal. Wij lezen in
De Telegraaf
In aansluiting met zijn vroegere beschou
wingen over dit onderwerp, heeft mr. G. Wtte-
waall, lid van de rechtbank te Arnhem, in oen
dezer dagen bij Gebr. Belinfanto, te 's Graven-
hage, uitgegeven brochure opnieuw de aandacht
gevestigd op de burgerrechterlijke verhouding
der Koningin tot Haren aanstaanden gemaal,
met betoog van de wenschelijkheid om bij
speciale wet H. M. als hoofd derechtveroeniging
aan te wijzen.
Naar zijn meening bestaat er slechts één
goede oplossing van hot vraagstuk.
De Koningin wordt het hoofd der echtver-
eeniging en de wettelijke verhouding ware dan
omgekeerd.
De buitenlandsche prins zou door zijn huwe
lijk Nederlander worden.
De Koningin houdt de gemeenschappelijke
woonplaats, zy bezit het recht de hofdignitarissen
en hofbeambten te benoemen. By strijdige bo-
velen heeft het personeel haar te gehoorzamen.
H. M. zal het eigen en het gemeenschappelijk
vermogen beheeren, koopen, verkoopen en
schenken naar Haar welgevallon.
De kinderen dragen Haren geslachtsnaam, zij
worden prinsen en prinsessen der Nederlanden
uit het stamhuis Oranje-Nassau.
Do opvoeding der kinderen zij in de eerste
plaats aan de Koningin toevertrouwd. Den ge
maal kan het bestuur en de beschikking over
zijn eigen vermogen en de daarmede samen
hangende bevoegdheid om zonder bijstand der
Koningin in rechten te verschijnen, gelaten
worden.
Het vlugschrift treedt verder in een ver
handeling der bezwaren van de verdedigers
van de rechten des mans en van de meeningen
der voorstanders van de rechten der vrouw.
Ten slotte meent de schrijver, dat, nu de
Koningin den leeftijd van 16 jaren heeft
overschreden, het onverantwoordelijk ware
een beslissing te nemen zonder er Haar in
te kennen.
Uit De Tijd
Een nieuwe waarschuwing tegen
lichtgeloovigheid. Gaarne voldoen
wij aan het verzoek tot mededeeling van het
volgende:
Hoe voorzichtig men moet zjjn met het
aannemen van spiritistische feiten,
al willen wij in 't algemeen geenszins de
mogelijkheid van dergelijke feiten ontkennen
mag blijken uit het volgende:
In het Spiritistisch Weekblad van 3 April jl.
komt onder den titel „Bekeerd" oen verhaal
voor van ongeveer den volgenden inhoud:
„Vóór ettelijke jaren viel het een onzer
hoogleeraren op, hoe een zijner studenten,
die bekend stond om zijn vroolijk humeur,
in enkele dagen geheel van stemming was
veranderd en droefgeestig scheen te worden.
De professor vroeg naar de oorzaak. De stu
dent antwoordde, dat, reeds eenige avonden
achtereen, 's avonds om negen uur de deur
zijner kamer openging, do lamp van zyn tafel
werd genomen en uit de deur gedragen,
zonder dat de student een mensch ontwaarde.
Volgde hij de lamp, dan was hy getuige van
schrikverwekkende gebeurtenissen. De lamp
kwam ook steeds vanzelf terug. De professor
vroög nu of hij daar eens bij mocht zijn.
Aarzelend stemt de student toe. 's Avonds
is de professor present. Om negen uur de
zelfde historie. De professor volgt met den
tegenstribbelenden student 'de lamp. Deze
gaat een trap op naar een zolder. De twee
heeren volgen. Ze zien dien zolder veran
derd in een gerechtszaal, een tafel met
groen kleed, voorts tal van rechters in toga.
Een dezer schrijft. De professor gaat achter
hem staan en leest de regels, die hem het
schandelijk leven van den student verhalen.
De professor vraagt den student: „Is dit
alles waar?" Meer dood dan levend antwoordt
de student: „Jal"
„Dan op de knieën, en God om vergiffenis
gevraagd", zegt de professor.
„Beiden knielen, en de hoogleeraar gaat
voor in het gebed.
„'t Visioen verdwijnt!"
„Sedert dien tyd", zoo staat er, „is de
student werkelijk „bekeerd.""
En dan volgt ten slotte:
„Deze gebeurtenis Is ds. Huet naverteld,
die ze bad uit den mond van prof. J. H.
GunDiog."
Twee Katholieke studenten der genees
kunde, o. w. de ondorgeteekende, schreven
daarop naar prof. J. H. Gunning, te Leiden.
Het waardig antwoord van den zeereerw.
hooggeleerden heer luidt in zijn geheel als
volgt:
Weledele Heeren!
„Gelijk ik reeds aan een dame te Den
Helder gemeld heb, die m\j er over schreef,
is deze geheele geschiedenis my onbeke d,
en dus ook niet door mij aan ds. Huet mede
gedeeld. De professor in dat verhaal heeft
gehandeld zooals ikzelf zou hebben gehandeld.
Maar ik zou er bij gezegd hebben: „Jonge
man, laat uw zonde u niet daarom ver
legen en bedroefd maken, omdat de men-
8 c h o n haar nu weten, maar omdat gU tegen
God hebt misdreven. En laat ook uw bekeering
zich niet gronden op spiritistische ervaringen,
maar alleen op Gods vergevende genade in
Jezus Christus."
„Geheimhouding van het geschrevene ver
lang ik zoo weinig, dat gij dezen brief aan
ieder moogt laten lezen, ja zelfs hem in het
spiritistisch blad, waarin de geschiedenis stond,
mijnentwege moogt publiceeren, maar dan
in zijn geheel.
„Met achting teeken ik,
„UEd. dw. dienaar,
„Prof. J. H. Gunning.
„Leiden, 6 April 1897."
Aan dit waardig schryven ls niets toe te
voegen.
Voorzichtigheid in onze dagen van weder-
opkomend occultisme zij daarom weder ieder
een, in het bijzonder hun, die zich om hoogere
belangen aan de studie dezer phenomenon
wijden, aanbevolen!
BliJve, met dankzegging voor de verleende
plaatsruimte,
Van u, geëerde Redactie, de dw. dr.
A. C. A. H.
Amsterdam, 7 April 1897*
De rubriek „Langs den "Weg" (Groningsche
Kout) in de Provinciale Groninger Courant
geeft het volgende over te nemen:
Nun danket Alle Gottl De wolk,
die aan Groningens muzikalen hemel was
komen opzetten, is afgedreven; Gottfried Mann
heeft zijn benoeming tot directeur van
't orkest der Harmonie aanvaard.
Men zal met 1 Mei geen beroep op de wel
willendheid van den heer Bekker behoeven
te doen, om, wijl er niemand klaar stond
den maarschalksstaf van hem over te nemen,
zijn betrekking tot aan de oplossing der
„crisis" nog zoolang ad interim te ver
vullen, al kon men by een weigering zyner-
zyds natuuriyk ook nog terugtasten op den
concertmeester en onder-dirigent, den heer
Dado. Toch zou deze loop van zaken, die
elgeniyk geen loop, maar een stilstand was,
de leden der „Harmonie" hebben ontstemd,
waarom genoemde tyding hun ongetwyfeld
welkom zal wezen.
't Had onmogeiyk aan de numerieke zwakte
van het aantal sollicitanten kunnen liggen,
als we niet geriefd waren geworden, want
een goede veertig ik zeg u, dat was in
dit geval een eerbiedwaardig cyfer. 't Is waar,
de vacature van den welbekenden veldwachter,
doodgraver, gevangenbewaarder, of wat ander
Of dit juiet uitgedrukt ie, laton wo natuorlrjk
voor rekening van den Konter. Wij nomen ook dit
slechts over, evenals het gev&l is met allo ander
materiaal ter opbouwing van elk Overzicht.
Bed. L. D.
baantje, waar geen hersenwerk mee gemoeid
is, haalt er soms een twee- a driehonderd
gadingmakenden uit, maar men moet zytt
volk er by aanzien, zoodat een getal vau
ruim veertig sollicitanten naar deze betiek-
king van orkest-directeur, betrekkelyk ge
sproken, van byzonder veel aanbod getuigde
by de kleinst mogeiyke vraag. Het spreekt
vanzelf, dat men de vryheii had zoo'n korfvol
om te schudden, en, niet gebonden aan het
„voor de hand wegnemen", zi;h aan het
„Uitzoeken maar!" der sioaasappelen-
venters mocht houden en den beste te kiezen,
die er onder te vinden was.
Maar, vragen de nieuwsgierigen, hoe is t
nu mot de moeilijkheid gegaan, die het to-
stuur dor Muziekschool op een zeer ongelegen
oogenblik had opgeworpen? Is de storm van
zyn verzet tegen de voordracht het g o-
heele klaverblad deelde immers in de onge
nade even spoedig gaan liggen als hy was
opgestokon? Zoo ja, dan is dit wel d9 geluk
kigste oplossing van de quae9lie geweest en
heeft de „storm" 69n houding aangenomen,
die we grooteren orkanen van harte kunnen
recommandeeren. Zoo niet, dan zou de „Har
monie" toch nog weer in een dubbelzinnige
positie tegenover den Dieuwen titularis gera
ken, en op diens mogeiyke vraag, waar nu
zyn f 300 van de Muziekschool bleef, fatsoens
halve moeten antwoorden: „O, die f 300 van
de Muziekschool? Ja, dat was een fout in de
redactie der oproeping; die 300 betaalt de
„HarmoDle", maar er is geen extra-betrekking
aan verbonden." Inderdaad moest de heer
Mann een lastig mensch wezen om zaken mee
te doen, als hjj met zulk een afloop van het
incident nist volkomen genoegen naml Maar
de „Harmonie", die zich in haar tameiyk be
narde of althans niet byzonder rooskleurige
omstandigheden geen salto mortale van
dien aard kon veroorloven en zich van den
anderen kant toch grootsch moest houden,
handelde m. i. geheel correct, door nu ook tot
het eenige paardemiddel haar toevlucht te
nemen, dat er overbleef: intrekking van de
subsidie aan de Muziekschool, met welk vry-
komend bedrag de gedwongen aanvulling van
het directeurstraktement kon worden bestre
den. Dan was men uit den brand. Want d<
(V
benoomingequaestie is zoo lang hangende ge,
weest, men had de liefhebbers zoo voor j,.
opscheppen, er liepen zooveel geruchten eii
werden zooveel kansrekeningen gemaakt, dat
het voor de „Harmonie" na al die drukte een
pilnlyk zaakje zou wezen, zich om zoo'n
ongelukkigo ƒ300 niet alleen een bekwaam
orkestdirecteur te zien ontglippen, maar tege-
ïyk wegens „valeche voorspiegelingen" in
opspraak te komen, zoodat er, in de eersto
beweging hierover, verschillende herroepiugon
van sollicitatiön konden volgen.
„Er zit wat" werd er geroepen bij 't ver
nemen van het v.to der Muziekschoolmannen,
maar wftt er nu feitelyk heeft „gezeten", weet
alleen het hoopje ingewyden, want ook aan
gaande onze muzikale toestanden geldt hot:
Nourri dans le sérail, j'en connais
les dótours! De massa, die gec-n toegangs
kaart tot het „sérail" kan toonen, mag buiten
ontmoetingen zou hebben. Nu zy er weer ge
zond uitziet, hoewel een beetje sentimenteel,
is zy toch een mooi meisje. En toch taalt
niemand naar haar."
Ja, meisjes zonder bruidsschat zyn niet
heel gezocht," zei vader. En na een poos
voegde hy er by:
Onlangs zei Bonelli zoo iets van den
zoon van den ingenieur Marruchetti. 't Schynt,
dat die een goed oog op haar hoeft
Och jal allen hebben een goed oog op
haar; 't is een mooi meisje, prettig om naar
to kyken. Maar haal je niet In 't hoofd, dat
Marruchetti haar wil trouwen. EeDjongmenscb,
dat waarscbyniyk een millioen zal ervenHy
zal haar aankijken zoolang hy niets anders te
doen hoeft, en eindeiyk oen ander trouwen.
In plaats van binnen te komen, keerde ik
stilletjes terug, by mijzelf lachende over die
groote misvattiDg van moeder, ondanks haar
gezond verstand. Ik dacht:
Als zy eens wisten! Als zy eens wisten,
dat wy het samen eens zyn, en dat het
slechts een quaestie van tyd isl Dat ik al
zyn geheimen weet en dat ik hem Onorato
noem."
En in mijn hart had ik het vaste geloof,
dat bergen kan verzetten.
Zoo ging de herfst voorby en kwam de
winter, streng, vol sneeuw, die de-straten
onbegaanbaar maakte; en in huis, waar alleen
in de keuken en in de kamer van moeder ge
stookt werd, om het kind, was het koud als
in Siberië. Ik kreeg winter aan de handen;
zy werden grof en rood, om my er voor te scha
men. Maar ik bleef er met verrukking op
starenhet waren de handen, door Onorato
met zooveel liefde gedrukt, en, misvormd als
zy wareD, riepen zy my de bekoorlijke visioenen
van dien gedenkwaardigen avond voor den
geest.
Toen kwam het carnaval, dat carnaval uit
do provincie, met zyn gebabbel en zyn drukte,
waar het minste voorval tot verveloos toe
werd besproken, waar men zich veel te mooi
opschikte, en een nauwkeurige inventaris werd
opgemaakt van de sieraden, die door ieder
werden gedragen.
De Bonelli's, die veel uitgingen, spraken
steeds over feesten en grappeD, waarvan wy
niet het minste idee hadden.
"Wat voor ons het carnaval uitmaakte was
het Octavo van Sint-Gaudensio.
Yan den 22sten Januari af, den feestdag
van Sint-Gaudensio, den eersten bisschop van
Novara, werd acht dagen lang bidstond ge
houden met muziek, waarvoor zelfs eersto
meesters van het orkest della Scala uit Milaan
overkwamen.
Alle jaren gingen wy naar het Octavo, welk
weer het ook was.
Yan de plechtigheid brachten wy niet veel
mee, van de muziek weinig, maar wij zagen
menschen, en in de eentonigheid van ons
leven was dit iets.
Gewoonlyk vergezelde tante ons, want
moeder hield niet van muziek en vader bleef
's avonds altyd by haar thuis. En do kerk
was tantes domein. Yoor haar vertegenwoor
digden die acht dagen de he9riykste periode
van het jaar; in dien tyd was zy altyd be
trekkelyk weL
Nauwelyks waren wy gezeten, of ik hoorde
voetstappen, en de oogen opslaande, zag lk
„Les Trois Mousquetaires" binnenkomen.
Portos voorop, de anderen achter hem aan.
Hy ging tegen den muur staan, vlak
tegenover onsde anderen schaarden zich op
een ry. Hy keek my in de oogen en bleef
my zoo lang de dienst duurde onvermoeid
aankijken.
Den volgenden avond en al de andere kwam
hy op hetzelfde uur terug, met dezelfde vrien
den; hy ging op dezelfde plaats staan en keek
my strak en lang aan.
Op den tweeden avond gebeurde er iets zeer
belangrijks.
Op het oogenblik, dat de priester den zegen
gaf en allen het hoofd bogen, hief ik het
stilletjes op en keek naar Onorato.
Hy had dezelfde gedachte gehad als ik en
keek my aan.
In die diepe, plechtige stilte, als afgezon
derd en alleen met hem boven die gebogen
hoofden, verzonken in het gebed, in dien prik
kelenden wierookgeur, in het geheimzinnige
licht, ontmoetten onze oogen elkaar in één
enkelen, vurigen blik.
Toen de klankvolle stem van den priester
b9gon en dadelyk daarop het koor inviel met
het „O salutaris hostia", voelde ik my diep
bewogen en zalig l
Heel myn leven herinnerde de plechtige
stilte onder den zegen van den priester my
altyd aan de biydschap van dit oogenblik.
In de vasten gingen wy den oenen dag
ik, den anderen dag myn zuster met tanto
naar de kerk. En hy was er altyd. En als
het myn dag was, keek hy naar my, -in als
het Titina'8 dag was, keek hy naar haar, en
zy vertelde het myen ook dat was heerlyk.
Ik was geon uitzondering. Er waren te
Novara zooveel meisjes, die zoo verliefd waren,
en zy waren tevreden en vertrouwend als ik,
en bleven dat jaren lang, zonder meer te
eischen, en zonder dat haar minnaars meer
deden.
De dochter van een apothoker over ons
had den zoon van een notaris dertien jaar
lang verwacht voordat zy hem trouwde, 't Is
waar, zy stierf aan een zenuwziekte, oen jaar
nadat zy getrouwd was; maar dat kon mjj
niet gebeuren. Zulke liefdesbetrekkingen zyn
zóó gewoon in Novara, dat men, sprekonde
van twee verliefden, zegt„Die kijkt naar die."
't Is een heel oud gebruik in Novara op
den dag van halfvasten kaartjes rond te zen
den. De heeren zenden dan élégante briefjee
en nemen dezo gelegenheid vaak te baat om
een sieraad of iets anders aan te bieden.
De jongelui brengen zich op deze manier in
herinnering bij de dames, die zy 's wintors
op de bals hebben ontmoet. Zy zenden do
kaart in een briefje (per post), mot liefdes
betuigingen in verzen of in proza, altyd
anoniem, alleen voor de ouders. De meisjes
raden dadelyk den naam van den schrijver.
De Bonelli's ontvingen dien dag bundels
brieven met de fijnste kaarten, beschilderd,
of met zyde en zilverdraad geborduurd
{Wordt vervolgd.)