PERSOVERZICHT.
In Ons Strevenperiodiek blad, gewyd aan
de belangen van Landbouw en Nijverheid,
No. 43 (uitgave van J. Heemskerk, te Hazers-
woude), lezen we allereertt het volgende:
Te Leiden is bij vernieuwing gebleken
wat we aan onze zoogenaamde Veterinaire
Politie in casu onze Rijks-Veeartsen en
Vlee8chkeurder8 hebben en wat nut (7)de
zoogenaamde keur lokalen afwerpen.
Een koe werd in een keurlokaal onderzocht
en goedgekeurd, en op de markt gebracht,
bleek, dat het dier in hooge mate ladende
was aan „Mond- en Klauwzeer".
Wat heeft men nu aan zulke keurmeesters?
En wat nut werpen de keurlokalen af?
Indertijd, toen men nog ontzag voor God
en Zm Woord bad, toen had men in de
acht jaar soms één of twee maanden tong-
blaar; sedert men God verwierp en Hem 't
werk uit de hand wilde nemen, eu de
Staat en da Raad, door middel van de Vee
artsen, den boeren geld uit de zakken klopten
▼oor middelen erger dan de kwaal, nu is
men nauwelijks twéé maanden van de ziekte
verschoond in de acht jaar tyds.
O, tempora, o mores 1 O, tydeD, o zeden 1
Voorts bevat hetzelfde nummer van dat
orgaan het volgende ingezonden stuk (buiten
verantwoordelijkheid der Redactie) van „Een
getrouw lezer, tevens inwoner van Leiden",
over De Kunstreis en hare gevolgen:
Zooals bekend is heeft De Jong, vleesch-
keurmeester te Leiden, een kunstreis gemaakt,
verband m6t een op te richten abattoir.
Ofschoon zijn verslag nog niet bekend is,
durf ik gerust mededeel en, dat het zeer gun
stig zal zijn.
En geen wonder 1 De man heeft er zelf te
veel belang bij. Nu steekt bi) ongeveer 16- a
1800 gulden in het zakje, waarvoor hij hoege
naamd niets doet dan wat heerschen; maar
komt er een abattoir, dan krijgt hij zeker
het baantje van Directeur, wat in een ge
meente ais Leiden wel f 3000 zal bedragen,
en kan dan heerschen nog meer dan hij thans
doet. Maar ik vraag: Moeten er zooveel dui
zenden door de burgerij worden opgebracht
en de vrijheid van alle slagers worden be
nomen ter wille van een dwingeland?
Het Gemeentebestuur tart ik om een andere
gegronde reden op te geven. Door het
Gemeentebestuur wordt de keur zooals zi)
na wordt toegepast hoog geprezen, dus om
die reden behoeft zulk een kostbare inrich
ting niet tot stand te komen. En wat de
gezondheid betreft, als ik mi) niet vergis,
telde Leiden vóór de annexatie ruim 40,000
zielen, waarvan dagelijks de uitwerpselen in
de grachten vloeien, plas de uitwerpselen der
fzbneken, waardoor geheele grachten veront
reinigd worden, dus dan kan het bloed van
pL m. 200 stuks vee daar geen invloed op
uitoefenen.
Het is te hopen, dat er genoeg Raadsleden
sollen zijn, die het onnoodige van znlk een
kostbare inrichting zullen inzien, en tevens,
iat het niet opgaat om een heerscher aan
een winstgevend baantje te helpeD, en alle
ingezetenen op nog hooger onkosten te jagen;
want waarlijk, er wordt te Leiden al reeds
meer dan genoeg opgebracht, reden waarom
er vorscheidenen de gemeente verlaten.
In 't belang van Leidens Burgerij, di®
onder de lasten reeds gebogen gaat, is 't dus
te hopen, dat er vroede mannen in den Raad
opstaan, die zorgen, dat 't komende voorstel
naar de papiermand verzeilt.
In Handelsbelangen komt de volgende ont
boezeming voor:
Te Amsterdam is iets ergs geschied. Een
ambtenaar van het openbaar ministerie heeft
bij bet nemen van zyn requisitoir zóó ongeveer
gesproken: „Daar staat een bedrieger,
hij was gewoon te bedriegen en bewezen is,
dat hij ook nu bedrogen heeft. Daar staat
een flesschentrekker; het blijkt, dat
bü van het beroep is. Ook ln deze zaak
pleegde hij flesschentrekkery. Daar staat een
oplichter.... maar niet een oplichter in
den zin der wet. Ik moet dus en het
is me een zware taak voor beklaagde
eiechen v r ij s p r a A-k. Een leemte in de
wet gebiedt het me, en dus kan ik mijn
plicht niet anders vervullen dan waarschu
wende tegen hem, den flesschentrekker, den
voor don gosdon handel zoo gevaarlijke."
Ziet, er wordt wel eens aanmerking op ge
maakt, als men de Regeering over het een
of ander verzuim hard valt. Nu wordt er
van de zyde van hen, die moeten zorgen, dat
de wetten worden nageleefd of liever van
hen, die het zondigen tegen de wetten moeten
doen straffen openlijk verklaard: er wordt
gezondigd, doch we zjjn onmachtig do zonde
te straffen. Is het nu tijd eindelijk te be
strijden het veelkoppige monster, dat door
zijn vergiftigen adem bederft den goeden reuk,
waarin Holland vroeger stond? Als Handels
belangen zes lange jaren heeft geklaagd over
het kwaad en het blijkt, dat er zes jaar is
geroepen in de woestijn, valt het dan to
verklaren, dat we ten laatste wat bitter
worden en klagen over de ellendige laksheid
der Regeering in deze zaak? Als by zoovele
onderwerpen is ook in dit netelige vraagstuk
de houding der Hooge Regeering niet goed
te praten door juridische en andere beschou
wingen. Feiten z|jn er, die akelig en naar
duidelijk aantoonen hoeveel kwaad is gesticht
door een verzuim. Dat dan eindeljjk en ten
langen leste eens worde ingezien hoeveel ver
derfelijks voor Nederland uit dit verzuim is
geboren I Blijkt dit, al is het wat laat
zoo dient men vereeojgd tegen het kwaad
te strijden, totdat het vernietigd is. Een
practi8cbe bestrijding en geen juristerij vragen
we dus.
Op de vraagGaan wij ln Atjeh
vooruit? antwoordt het Handelsblad in
bevestigenden zin, door het volgende
korte overzicht der geschiedenis van onze
laatste krijgsverrichtingen aldaar:
„Hoe was de toestand vóór de gebeurte
nissen van 1896? "Wy hadden in Groot-Atjeh
een betrekkelijk kleine, vrij sterke militaire
positie, de z. g. geconcentreerde stelÜDg. Onze
troepen, daarin opgesloten, hadden een defen
sieve houding aangenomen. Zi) bewaakten de
stelling, verdreven de aanvallers als zich dezen
vertoondenmaar van vooruitgang, in
politieken of militairen zin, was geen sprake,
integendeeL En toen de gelegenheid gunstig
scheen om van de verdeeldheid onder de
vjjanden gebruik te maken, trachtte men dan
ook, met behulp van Toekoe Oemar, in
beteren toestand te komen: hij zou, door ons
gesteund, den vijand rondom onze stelling
verdrijven; die stelling zou aldus omringd
worden door onze „vrienden", wy zouden
meer rust verkrijgen in het door ons bezette
gebied.
„Tijdelijk ging dat goed, maar toen Oemar
onze zijde verliet, stortte het kaartenhuis
ineen. Weder was de geconcentreerde linie
aan alle zijden door vijanden omringd....
„Dank zjj het krachtig, wèl overlegd op
treden van generaal Vetter en zijne onder
bevelhebbers, werden binnen enkele maanden
al die vijanden uiteengedreven en verslagen.
Onze troepen rukten voorwaarts, en weldra
was geheel Groot-Atjeh weder bezet als ten
tijde van generaal Van der Heyden. Niet een
klein, moerassig hoekje, maar de geheele
vallei van Gxoot-Atjeh was weder in onze
macht.
„Er is ook na dien tyd. nog gevochten
zeker, maar dan waren wij de aanvallers,
met het doel, bet opnieuw verzamelen van
'avyands strijdkrachten te beletten. Juist
andersom als bijv. in 1889, toen de vijand
ons telkens aanviell"
Ten slotte zegt het blad:
„Ons dunkt, dat het verkregen resultaat
alleszins bevredigend moet worden geacht en
dat wij g&rust kunnen zeggen: de geheele
toestand in Groot-Atjeh is, dank. zij den afval
van Oemar en het beleid, den moed en de
volharding onzer troepen, zeer belangrijk
ten onzen voordoele gekeerd, eD mits op den
nu ingeslagen weg kalm en vastberaden wordt
voortgegaan, is het einde van den
Atjeb-oorlog nabij."
In verband met betgeen we vroeger daar-
omtrent mededeelden, nemen we thans twee
ingezonden stukken over uit het bijvoegsel
van Het Nederlandsch Landbouw- Weekblad;
het eene van Claas Honig en Zoon, te Koog
aan de Zaan; het andere van A. Van Leeu
wen, te Leiderdorp.
Het eerste luidt aldns:
„In uw blad van 20 Maart jl. schTijft de
firma T. Duyvis Jz. eenige regelen naar aan
leiding van een door u opgenomen bericht
omtrent „Bescherming van den Oliehandel".
Aangezien wfj enkele beschouwingen dier
firma volstrekt niet deelen, verzoeken wij u
onderstaande in uw blad te willen opnemen.
In principe tegen protectie van landbouw
of industrie (of welk vak ook) zijnde, ver-
meenen wij toch, dat bi) de kolossale bescher
ming, die andere Staten in die richting ver-
leenen, wij als verdedigingswapen of repres-
saille-maatregel in enkele gevallen wel degelijk
protectie mogen ja moeten toepassen.
Nederland is klein en kan toch niet tegen die
andere groote Staten op; eilieve, waarom dan
zooveel schatten door 't Ministerie van Oorlog
verbruikt?
Ieder land moet zich naar zijn krachten
kunnen verdedigen en indien op het terrein
van handels- of tarieven strijd wy totaal onge
wapend staaD, is dit zeer zeker af te keuren.
Nu nemen wij de cijfers aan, die de firma
Duyvis releveert omtrent invoer en verbruik
van koeken en zegt HEd., dat by een invoer
recht van f 1 per 100 kilo's de prys der ge
heele veroruikte 200 millioen koeken f 1 per
100 zou ryzen. Indien dat waar was, zou het
aanvragen in dier voege van protectie door
oliefabrikanten toch al heel dwaas, zoo niet
onzinnig zyn, want waar vandaan zou dan het
voordeel moeten komen, dat er mee beoogd
wordt? De koekenprys bepaalt toch niet of
de olie8lagexy loonend is of niet, maar de
verhouding tusschen den prys van grondstof
aan de eene en do pryzen van olie en
koeken aan de andere zyde, en juist omdat
de ingevoerde koeken zooveel lager in prys
dan de hier in 't land gefabriceerde kunnen
geleverd worden, gaat het steeds moeilyker
den verbruikers wys te willen maken, dat
inlandsch fabrikaat hooger prys waard is dan
buitenlandsch van dezelfde qualiteit.
Kwam er nu een invoerrecht van f 1 per
100 kilo's, dan kon het inlandsch fabrikaat
gemakkelyk den prys opbrengen, dien bet
moet opbrengen, zullen de fabrikanten itts
verdienen.
Thans brengen de koeken, hier in 't land
gefabriceerd, toch voor een groot deel ook
meer op dan de geïmporteerde en dikwerf
zonder reden.
Niettemin zyn wy het volkomen met de
schryföter eens, dat het onrechtvaardig zou
zyn de boeren (niet ƒ2,000,000, maar dan toch)
f 400,000 meer te doen opbrengen ten bate
der oliefabrikanten, te bewyzen blyft echter,
dat werkeiyk dat geld geheel in den zak der
oliefabrikanten terecht zal komen.
J)q binnenlandscbe coucurrentie is in dit
vak wel zoo scherp, dat wy ons daarvan
bitter weinig voorstellen. Trouwens, zeo'n groot
cyfer klinkt altyd luid en schel, maar indien
w(J vertellen, dat de prijs der lijnkoeken ver
leden jaar ƒ3 a ƒ4 lager was dan voor eenige
jaren, dus dat de veehouders verleden jaar
6 a 8 millioen gulden bespaard hebben by dat
getal jaren terug, dan gelooven wy, dat er
haast geen enkele veehouder zal zyD, die in
zyn portemonnaie zyn portie van die 6 a 8
millioen heeft ontdekt.
De welvaart van den boerenstand hangt
volgens onze beschouwing volstrekt niet alleen
af van den koekenprys, dus de angst der
firma Duyvis, dat de boerenstand uitgeput
zou raken by een invoerrecht op koeken komt
ons nogal overdreven voor."
De inhoud van het andere is als volgt:
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
van den heer T. Duyvis Jz., te Koog aan
de Zaan, betreffende het fabriceeren van
olie in ons land, verzoek ik voor 't onder
staande eenige plaatsruimte.
Of bescherming van dezen tak van ny verheid
al of niet wenschelyk is, wat genoemde heer
D. op den duur schynt te betwyfelen, laat
ik aan heeren olieslagers over om uit te
vechten; waar ik wel tegen opkom, is de
stelling, door vryhandelaara telkens op den
voorgrond geplaatst, en ook door den heer D.
in genoemd stuk aangehaald, dat de vee
houder (welke landbouwer is geen veehouder?)
staat of valt naar gelang de pryzen van het
veevoeder duur of goedkoop zyn.
Zonderling is het tocb, en voor oningewyden
onverklaarbaar, dat het vryhandelstelsel als
een groot voordeel voor de weiboeren telkens
wordt verdedigd door mannen, die met den
landbouw als zoodanig alleen zydelings iets
te maken of er geen het minste belang by
hebben; de landbouwers zeiven hoort men
hoogst zelden over de zegeningen van den
onbelemmerden invoer van allerlei granen
roemen.
Het nadeel door heffen van invoerrechten
van buitenlandsche granen en voederproducten
voor den zoogenaamden veehouder, wordt
telkens, wanneer het vryhandelstelsel in de
klem komt, als een dooddoener gebruikt, het
welk by eersten oogopslag dan ook allen
schyn van waarheid heeft. Zy, die evenwel
de zaken by eigen ondervinding kennen, weten
door de verkregen uitkomsten, dat deze
schynbaar voordeelige zaak op dikwyis zeer
gevoelige teleurstelling uitloopt, en dat ten
slotte biykt, dat al die lage voederpryzen
mee helpen om onzen zinkenden land
bouwenden stand nog spoediger te doen
ondergaan.
Toen voor een tiental jaren de aanvoeren
van maïs zulke onnoemlyke afmeting ver
kreeg, legde bgna elke boer zich toe op den
aanfok van biggen; deze bovenmatige aan-
fok had als gevolg, dat weldra onze markten
overladen werden met vette varkens, waar
door de pryzen van het spek zoodanig werden
gedrukt, dat thans ondanks den spotprfjs van
de mals byna geen varkens met succes kun
nen gefokt worden. En wie hebben nu van
al die drukte in hoofdzaak geprofiteerd? In
de eerste plaats de Amerikaansche landbou
wers, welke hun overproductie gereedelyk
kwyt kunneD, in de tweede plaats de consu
menten, die voor een prikje een vet varken
kunnen machtig worden, en in de derde plaats
de groothandel; en wie hebben het loodje
moeten ïyden? De landbouwers.
En zoo gaat het ook met de goedkoope
lynkoeken. Toen het ons voor 4 jaren bleek,
dat genoemde ïyükoek als veevoeder zeer
goed en goedkoop was, werden er in de eerste
paar jaren goede zaken mede gemaakt; onder
scheiden landbouwers legden zich, verlokt
door de lage voederpryzen, op de vetmestery
van koeien toe. Gevolg daarvan was, dat de
pryzen van het magere vee op onnatuuriyke
wyze in de hoogte gingen, waardoor de aan
fok van kalveren der twee vorige jaren op
buitensporige wyze is toegenomen.
En nu zitten wy met al dat vee verlegen
met onze gemeste beesten worden de markten
als 't ware overstroomd, waardoor de pryzen
zoo laag gedaald zyn, dat wy in vele geval
len biy zyn, als we het geld van inkoop
weer terugontvangen, en zooals het er voor
staat, gullen vóór al het gemeste vee van de
stallen is opgeruimd, de pryzen nog minder
worden. En wie profiteeren nu van deze wan
verhoudingen? Ten eerste de Amerikaansche
landbouwers en fabrikanten, de eersten door
dien ze hun jynzaad goed kunnen plaatsen,
de anderen doordien ze voor hun koeken goede
afnemers hebben. Volgens berekening van
den heer Duyvis bedroeg de aanvoer per jaar
40 millioen Ko., de kapitale som vertegen
woordigende van 2,400,000, die door onze
landbouwers aan de Amerikanen zyn toege
zonden. Voorwaar een mooi profijt, te meer,
als men bedenkt, dat deze som werd betaald
door een bevolking, welks producten en ny ver
heidsartikelen aldaar by den invoer zeer
zwaar worden belast.
Wie vervolgens van de lage pryzen profi
teeren, zyn de consumenten. Een voet vleesch
(voorvoet) is tegenwoordig by de grossiers
tegen 20 a 22 cents de vyf ons te vorkrygen,
en vervolgens profiteert de groothandel, en
wie het loodje ïydt? De landbouwer.
Terecht vraagt dan ook de heer Duyvis:
waar moet het heen met onzen veestapel,
indien wy eens een jaar kregen als 1891/92,
waar zullen we d&n met ons mager vee
moeten biyveD, alsdan zal het blyken, dat
ons de Amerikaansche lynkoek, noch de goed
koope maïs of andere buitenlandsche voeder
soorten kunnen helpen, maar dan zal uit
komen hetgeen door den heer Doornbosch
op een lezing, voor een paar jaar te Leiden
gehouden, is voorspeld, dat er een tyd zal
komen, dat niet de menschen hot vee zullen
eten, maar het vee de menschen.
Nu reeds, nu we nog profiteeren van de
laatste twee gunstige hooi-jaren, zyn de pryzsn
van het magere vee sedert verleden herfst
met een derde verminderd, en hoe zal het
gaan met onze zuivelproducten in dezen zomer?
Van alle kanten hoort men nu al van over
voerde markten. Hoe zal het zyn, als al ons
vee heeft afgekalfd? Wie zal profiteeren van
al die groote hoeveelheden van boter en kaas?
In de eerste plaats de consumenten en in de
tweede plaats de groothandel, en wie het loodje
lydt? Nog eens de landbouwer.
Reeds meermalen heb ik, en meer anderen
ook, in ons „Landbouw-Weekblad", een matig
invoerrecht van granen, uit het buitenland
aangevoerd, als een levensquaestie voor onzen
landbouwenden stand, verdedigd, en aange
drongen op spoedige uitvoering, opdat de put
niet gedempt worde als het kalf verdronken is.
Waar wy dan op bescherming van onzen
landbouwenden, stand aandringen, doen wy dit
wel voor da teel boeren in de eerste plaats,
maar ook voor de weiboeren. Wie veel onder
dezen verkeert, zal gewaar worden, dat de
ellende, ondanks de lage maïs- en lynmeel-
pryzen, ten top is gestegen, en dat voor velen
de algeheela ondergang hun dagelyks tegen-
grynst, te meer, nu het bykans zeker is, dat
de uitvoer van ons vee naar het buitenland,
in de naaste toekomst, 5f in het geheel niet
wordt toegestaan, óf zoodanig door invoer
rechten wordt belast, dat alleen zeer lage
veepryzen den uitvoer mogeiyk zullen kunnen
maken; daarom komt het my voor, dat, zal
onze landbouw weder een loonend bestaan
op kunnen leveren, wy ons zullen moeten
gaan toeleggen op het produceeren van voort
brengselen, welke wy in hoofdzaak zelf kunnen
gebruiken (namelyk graanbouw), opdat wy
niet langer de speelbal zyn van onze buiten
landsche afnemers, en twyfel dan ook niet,
dat al moge de heffing van invoerrechten van
granen (ook van Amaxikaansch lynmeel) den
weiboer voor het oogenblik nadeelig toeschy-
non, wanneer het kapitaal, daardoor verkregen,
wordt aangewend, ten eerste tot algeheele
afschaffing van den vleeschaccyns, waardoor
ons vee met 10 procent in waarde stygen
zal, ten tweede, de lasten, die thans door de
verlagiDg onzer opbrengsten veel te zwaar
drukken, gedeelteiyk kunnen worden vermin
derd, en dat ten derde de boter wet zoodanig
wordt verbeterd, dat knoeieiy onmogeiyk ge
maakt wordt, of ook de weiboeren zullen de
Regeering zegenen, die het aandurft om het
vryhandelstelsel aan banden te leggen.
SpareD. Dat de Ry k 8 pos t spaar
bank zooveel succes heeft, mag hieraan
worden toegeschreven, dat de formaliteiten
voor spaarders zoo weinig mogeiyk zyn. En
dat het joist de kleine inleggers zyn, die van
de Postspaarbank gebruik maken, blykt wel
daaruit, dat het gemiddeld tegoed per inlegger
ln de particuliere spaarbanken 200, by de
postspaarbank daarentegen f 85 bedraagt.
En waar bovendien de sterk toenemende
bloei van deze laatste Diet heeft belet, dat
de particuliere spaarbanken van jaar tot jaar
10 vooruitgingen, behoeft men niet veel
meer bewyzen aan te voeren, om te doen
aannemen, dat de gelegenheid tot sparen
op elk tydstip van den dag, ook tot kleine
bedragen, in een zeer dringende behoefte
voorzag en het sparen buitengemeen bevor
derd, ja meer dan verdubbeld heeft.
Toch meent Be Fabrieksbode, het orgaan
des heeren Van Marken, te Delft, dat een
inrichting, die de gelegenheid tot sparen nog
gemakkelijker maakt, een groot succes zal
hebben. Want het zou den spaarlustigen nog
gemakkelyker gemaakt kunnen worden dan
het reeds is. De formal teiten, die moeten ver
vuld worden, zyn oorzaak, dat menige stuiver
en menig dubbeltje, die anders bespaard waren
geworden en dan te zijner tyd hadden by-
gedragen om den welstand en het economisch
weerstandsvermogen van het werkmansgezin
te verhoogen, worden uitgegeven, omdat het
voor zoo'n stuiver of zoo'n dubbeltje toch
eigeniyk al is deze meening niet geheel
juist de moeite niet waard is.
En dan wyst het blad op een spaar-automaat,
het eerst door de Coöperatieve Bank te Padua
ingevoerd, en waarvan het een afbeelding
geeft. Het ia een toestel in den vorm ouzer
brievenbussen, waarin een gleuf, waar men
dien stuiver of dat dubbeltje in kan werpen,
en waarmede dat geld dan onmiddellyk be
spaard is. Boven de gleuf staat het bedrag,
dat men er in moet werpen; voorts draagt
het toestel den naam van de instelling, by
welke men op deze wyze spaart, en een ge-
bruiksaanwyzing. Zoodra men het geld in de
gleuf heeft geworpen, trekt men aan den knop,
die zich onder het vierkante schild bevindt,
en er valt een kaartje in uw hand, van het
uiteriyk van een spoorkaartje.
Zoodra men dit kaartje in zyn bezit heeft,
kan men rekenen, dat men een dubbeltje ge
spaard heeft. Immers, de rente wordt nadat
het kaartje by de spaarbank ter inschryving
is overgegeven berekend van af de week,
volgende op die, welke het kaartje aanwyst.
Door een vernuftige samenstelling stempelt
de automaat nl. elk kaartje met de maand
en de week der uitgifte, zoodat bet tydstip
der sparing vast staat; het is dus niet noo-
dig het spaarkaartje dadeiyk naar de spaar
bank te brengen, maar men kan, zonder eenig
renteverlies, daarmede wachten tot men byv.
eenige kaartjes heeft of tot het eens gelegen
komt.
Er is nog iets, wat deze automaten aan
beveelt. Zooals men weet, trachten enkele
personen automaten wel eens te verschalken
door het inwerpen van waardelooze stukken
koper of ander metaal. De spaar-automaati
noemt ook deze soort stukken aan, doch
stempelt dan het kaartje op een byzondern
manier, zoodat de spaarbank er dadetyk aan
zien kan, dat er iets anders dan een echt
dubbeltje te voorschyn is gebracht.
Behalve aan de particuliere spaarbanken^
zou, meent Be Fabrieksbodeook de Ryk6pnsU
spaarbank de hulp van dezen nederigen auto*
maat niet behoeven te versmaden. Het zou
zelfs voor de postkantoren, waar de dienst der
spaarbank toch dikwyis veel drukte geeft,
misschien eene belangryke verlichting zyu
warneer de menschen, als het vol was, we
der weggiDgen om op een beter gelegen tyd
torug te komen, en er zou niets tegen zyn
om te bepalen, dat men byv. niet minder dan
5 spaarkaartjes te geiyk kan inbrengen. EU
dat het sparen meer zou hevorderd worden,
wanneer men een dubbeltje slechts in het
voorbygaan in de gleuf had te werpen, bi
plaats van met zyn boekje naar 't postkan
toor te gaan en daar zyn beurt af te wach
ten, is minstens genomen waarschynlyk. Hier
voor mag ook pleiten, dat te Padua, in het
arme Italië, op deze wyze van Augustus
1894—1896 niet minder dan 80,000 lire (ft.}
gespaard werden, die over 5000 spaar
bankboekjes werden ingeschreven. Waar de
ervaring zoo luide spreekt, ware een proef
neming zeker alleszins gewettigd.
i
Gemeenteraad .an Line.
Zitting van 6 April.
Tegenwoordig al de leden. Voorzitter;
de Burgemeester.
De notnlen der vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter doet mededeeling van ie
navolgende ingekomen stukken:
a. Missive van Qed. Staten, houdende mede.
deeling van de Rjjksbydrage in de jaarwedden
der onderwijzers;
b. Proces-verbaal der op April jl. plaate
gehad hebbende opneming der boeken en kas
van den gemeente ontvanger, blijkens hetwelk
op dien datum in kas was f 1723 62, alsmede
dat de boeken en bescheiden in orde waren.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Adres van mej. J. H. Van Waveren,
onderwijzeres aan de O. L. school, met ver.
zoek om verhoogiog van hare jaarwedde,
alsmede een schrijven van het hoofd dec
school tot aanbeveling van dat verzoek.
Na gehouden beraadslaging wordt met alge*
meene stemmen besloten de jaarwedde vzs
mej. Van Waveren met f 60 te verhoogen.
d. Adres van N. Van Leeuwen en andere
ingezetenen, houdende verzoek, dat de Raad
besiuite tot het bouwen eener loods op do
losplaats.
Wordt aangehouden tot een volgende ver
gadering en aan Borg. en Weths. opgedragen
een nader onderzoek in te stellen.
e. Adres vanL Ryoveiden anderen, houdende
verzoek, dat de gemeente subsidie verleene
ten behoeve van den alhier bestaanden cursus
voor het onderwijs in vreemde talen.
Na gehouden discussie wordt besloten aaA
het hoofd der school een juiste opgaaf van
kosten te vragen.
Komen aan de orde verschillende beno»mift<
gen, als:
Leden stembureau Tweede Kamer: de heeren
J. Riggel en A. Van der Me(j, en tot plaats
vervangers de heeren C. H. Wolff en 11. Va®
der Veld.
Leden stembureau Gemeenteraadde heeren
C. H. Wolff en G. Blokhuis, en tot plaats
vervangers de beereD R. Huyg en J. Riggel,
Leden der schuttery-commlsBie: de heeren
G. Blokhuis en C. H. Wolff.
Thane is aan de orde het voorstel tot aan
koop van grond ter vergrooting van het
schoolgebouw.
Door den heer Vreeburg is aan de gemeente
aangeboden den benoodigden grond af te staan,
tegen f 60 per roe.
De Raad besluit evenwel dien eisch niet
aan te nemen en den heer Vreeburg te ken
nen te geven, dat hem acht oagen worden
toegestaan een nader aanbod te doen.
Intus8chen zal een onderzoek worden inge
steld in hoeverre het mogelijk ie eene vei.
dieping op het schoollokaal te bouwen.
Met algemeens stemmen worden voorts neg
verleend de volgende gratificatiën aan dsn
gemeente veldwachter Walraven f 16, aart
den rijks-veidwachter Hellendoorn f 7.60 en
aan den Rijksveldwachter Van Huizen f 5.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de.
Voorzitter de vergadering.
Vlagvertoon.
De correspondent in Japan van het „N. v. d. D."
schrijft het volgende: ,25 Febr., 10 uren
's morgens, Is de oorlogsbodem „Koningin Wil-
helmina" hier (Yokohama) gearriveerd. Het
schip maakt een allerpuikst figuur ter z(jdo
van de Russische en Engelsche oorlogsschepen.
Onze vlag is bier io 23 jaar niet gezien, maar
nu zyn we fiink voor den dag gekomen, des
te beter."
By dat schrijven is gevoegd do aankcndi.
ging van het feit in een Japanscho courant.
^Woensdag-avond
wordt thans het Leldsch Dagblad even
als het nummer, dat op Zaterdag-avond ve.-
echijnt - door do loopers binnen de stad en
door de Agenten in de verschillende gemeenten
(bals bezorgd aan iedereen, die daartoe zijn
verlangen te kennen geeft, tegen betaling van
ii Cents per nummer.
Pfi UITGaTï»