PERSOVERZICHT. In Ons Strevenperiodiek blad, gewyd aan de belangen van Landbouw en Nijverheid, No. 43 (uitgave van J. Heemskerk, te Hazers- woude), lezen we allereertt het volgende: Te Leiden is bij vernieuwing gebleken wat we aan onze zoogenaamde Veterinaire Politie in casu onze Rijks-Veeartsen en Vlee8chkeurder8 hebben en wat nut (7)de zoogenaamde keur lokalen afwerpen. Een koe werd in een keurlokaal onderzocht en goedgekeurd, en op de markt gebracht, bleek, dat het dier in hooge mate ladende was aan „Mond- en Klauwzeer". Wat heeft men nu aan zulke keurmeesters? En wat nut werpen de keurlokalen af? Indertijd, toen men nog ontzag voor God en Zm Woord bad, toen had men in de acht jaar soms één of twee maanden tong- blaar; sedert men God verwierp en Hem 't werk uit de hand wilde nemen, eu de Staat en da Raad, door middel van de Vee artsen, den boeren geld uit de zakken klopten ▼oor middelen erger dan de kwaal, nu is men nauwelijks twéé maanden van de ziekte verschoond in de acht jaar tyds. O, tempora, o mores 1 O, tydeD, o zeden 1 Voorts bevat hetzelfde nummer van dat orgaan het volgende ingezonden stuk (buiten verantwoordelijkheid der Redactie) van „Een getrouw lezer, tevens inwoner van Leiden", over De Kunstreis en hare gevolgen: Zooals bekend is heeft De Jong, vleesch- keurmeester te Leiden, een kunstreis gemaakt, verband m6t een op te richten abattoir. Ofschoon zijn verslag nog niet bekend is, durf ik gerust mededeel en, dat het zeer gun stig zal zijn. En geen wonder 1 De man heeft er zelf te veel belang bij. Nu steekt bi) ongeveer 16- a 1800 gulden in het zakje, waarvoor hij hoege naamd niets doet dan wat heerschen; maar komt er een abattoir, dan krijgt hij zeker het baantje van Directeur, wat in een ge meente ais Leiden wel f 3000 zal bedragen, en kan dan heerschen nog meer dan hij thans doet. Maar ik vraag: Moeten er zooveel dui zenden door de burgerij worden opgebracht en de vrijheid van alle slagers worden be nomen ter wille van een dwingeland? Het Gemeentebestuur tart ik om een andere gegronde reden op te geven. Door het Gemeentebestuur wordt de keur zooals zi) na wordt toegepast hoog geprezen, dus om die reden behoeft zulk een kostbare inrich ting niet tot stand te komen. En wat de gezondheid betreft, als ik mi) niet vergis, telde Leiden vóór de annexatie ruim 40,000 zielen, waarvan dagelijks de uitwerpselen in de grachten vloeien, plas de uitwerpselen der fzbneken, waardoor geheele grachten veront reinigd worden, dus dan kan het bloed van pL m. 200 stuks vee daar geen invloed op uitoefenen. Het is te hopen, dat er genoeg Raadsleden sollen zijn, die het onnoodige van znlk een kostbare inrichting zullen inzien, en tevens, iat het niet opgaat om een heerscher aan een winstgevend baantje te helpeD, en alle ingezetenen op nog hooger onkosten te jagen; want waarlijk, er wordt te Leiden al reeds meer dan genoeg opgebracht, reden waarom er vorscheidenen de gemeente verlaten. In 't belang van Leidens Burgerij, di® onder de lasten reeds gebogen gaat, is 't dus te hopen, dat er vroede mannen in den Raad opstaan, die zorgen, dat 't komende voorstel naar de papiermand verzeilt. In Handelsbelangen komt de volgende ont boezeming voor: Te Amsterdam is iets ergs geschied. Een ambtenaar van het openbaar ministerie heeft bij bet nemen van zyn requisitoir zóó ongeveer gesproken: „Daar staat een bedrieger, hij was gewoon te bedriegen en bewezen is, dat hij ook nu bedrogen heeft. Daar staat een flesschentrekker; het blijkt, dat bü van het beroep is. Ook ln deze zaak pleegde hij flesschentrekkery. Daar staat een oplichter.... maar niet een oplichter in den zin der wet. Ik moet dus en het is me een zware taak voor beklaagde eiechen v r ij s p r a A-k. Een leemte in de wet gebiedt het me, en dus kan ik mijn plicht niet anders vervullen dan waarschu wende tegen hem, den flesschentrekker, den voor don gosdon handel zoo gevaarlijke." Ziet, er wordt wel eens aanmerking op ge maakt, als men de Regeering over het een of ander verzuim hard valt. Nu wordt er van de zyde van hen, die moeten zorgen, dat de wetten worden nageleefd of liever van hen, die het zondigen tegen de wetten moeten doen straffen openlijk verklaard: er wordt gezondigd, doch we zjjn onmachtig do zonde te straffen. Is het nu tijd eindelijk te be strijden het veelkoppige monster, dat door zijn vergiftigen adem bederft den goeden reuk, waarin Holland vroeger stond? Als Handels belangen zes lange jaren heeft geklaagd over het kwaad en het blijkt, dat er zes jaar is geroepen in de woestijn, valt het dan to verklaren, dat we ten laatste wat bitter worden en klagen over de ellendige laksheid der Regeering in deze zaak? Als by zoovele onderwerpen is ook in dit netelige vraagstuk de houding der Hooge Regeering niet goed te praten door juridische en andere beschou wingen. Feiten z|jn er, die akelig en naar duidelijk aantoonen hoeveel kwaad is gesticht door een verzuim. Dat dan eindeljjk en ten langen leste eens worde ingezien hoeveel ver derfelijks voor Nederland uit dit verzuim is geboren I Blijkt dit, al is het wat laat zoo dient men vereeojgd tegen het kwaad te strijden, totdat het vernietigd is. Een practi8cbe bestrijding en geen juristerij vragen we dus. Op de vraagGaan wij ln Atjeh vooruit? antwoordt het Handelsblad in bevestigenden zin, door het volgende korte overzicht der geschiedenis van onze laatste krijgsverrichtingen aldaar: „Hoe was de toestand vóór de gebeurte nissen van 1896? "Wy hadden in Groot-Atjeh een betrekkelijk kleine, vrij sterke militaire positie, de z. g. geconcentreerde stelÜDg. Onze troepen, daarin opgesloten, hadden een defen sieve houding aangenomen. Zi) bewaakten de stelling, verdreven de aanvallers als zich dezen vertoondenmaar van vooruitgang, in politieken of militairen zin, was geen sprake, integendeeL En toen de gelegenheid gunstig scheen om van de verdeeldheid onder de vjjanden gebruik te maken, trachtte men dan ook, met behulp van Toekoe Oemar, in beteren toestand te komen: hij zou, door ons gesteund, den vijand rondom onze stelling verdrijven; die stelling zou aldus omringd worden door onze „vrienden", wy zouden meer rust verkrijgen in het door ons bezette gebied. „Tijdelijk ging dat goed, maar toen Oemar onze zijde verliet, stortte het kaartenhuis ineen. Weder was de geconcentreerde linie aan alle zijden door vijanden omringd.... „Dank zjj het krachtig, wèl overlegd op treden van generaal Vetter en zijne onder bevelhebbers, werden binnen enkele maanden al die vijanden uiteengedreven en verslagen. Onze troepen rukten voorwaarts, en weldra was geheel Groot-Atjeh weder bezet als ten tijde van generaal Van der Heyden. Niet een klein, moerassig hoekje, maar de geheele vallei van Gxoot-Atjeh was weder in onze macht. „Er is ook na dien tyd. nog gevochten zeker, maar dan waren wij de aanvallers, met het doel, bet opnieuw verzamelen van 'avyands strijdkrachten te beletten. Juist andersom als bijv. in 1889, toen de vijand ons telkens aanviell" Ten slotte zegt het blad: „Ons dunkt, dat het verkregen resultaat alleszins bevredigend moet worden geacht en dat wij g&rust kunnen zeggen: de geheele toestand in Groot-Atjeh is, dank. zij den afval van Oemar en het beleid, den moed en de volharding onzer troepen, zeer belangrijk ten onzen voordoele gekeerd, eD mits op den nu ingeslagen weg kalm en vastberaden wordt voortgegaan, is het einde van den Atjeb-oorlog nabij." In verband met betgeen we vroeger daar- omtrent mededeelden, nemen we thans twee ingezonden stukken over uit het bijvoegsel van Het Nederlandsch Landbouw- Weekblad; het eene van Claas Honig en Zoon, te Koog aan de Zaan; het andere van A. Van Leeu wen, te Leiderdorp. Het eerste luidt aldns: „In uw blad van 20 Maart jl. schTijft de firma T. Duyvis Jz. eenige regelen naar aan leiding van een door u opgenomen bericht omtrent „Bescherming van den Oliehandel". Aangezien wfj enkele beschouwingen dier firma volstrekt niet deelen, verzoeken wij u onderstaande in uw blad te willen opnemen. In principe tegen protectie van landbouw of industrie (of welk vak ook) zijnde, ver- meenen wij toch, dat bi) de kolossale bescher ming, die andere Staten in die richting ver- leenen, wij als verdedigingswapen of repres- saille-maatregel in enkele gevallen wel degelijk protectie mogen ja moeten toepassen. Nederland is klein en kan toch niet tegen die andere groote Staten op; eilieve, waarom dan zooveel schatten door 't Ministerie van Oorlog verbruikt? Ieder land moet zich naar zijn krachten kunnen verdedigen en indien op het terrein van handels- of tarieven strijd wy totaal onge wapend staaD, is dit zeer zeker af te keuren. Nu nemen wij de cijfers aan, die de firma Duyvis releveert omtrent invoer en verbruik van koeken en zegt HEd., dat by een invoer recht van f 1 per 100 kilo's de prys der ge heele veroruikte 200 millioen koeken f 1 per 100 zou ryzen. Indien dat waar was, zou het aanvragen in dier voege van protectie door oliefabrikanten toch al heel dwaas, zoo niet onzinnig zyn, want waar vandaan zou dan het voordeel moeten komen, dat er mee beoogd wordt? De koekenprys bepaalt toch niet of de olie8lagexy loonend is of niet, maar de verhouding tusschen den prys van grondstof aan de eene en do pryzen van olie en koeken aan de andere zyde, en juist omdat de ingevoerde koeken zooveel lager in prys dan de hier in 't land gefabriceerde kunnen geleverd worden, gaat het steeds moeilyker den verbruikers wys te willen maken, dat inlandsch fabrikaat hooger prys waard is dan buitenlandsch van dezelfde qualiteit. Kwam er nu een invoerrecht van f 1 per 100 kilo's, dan kon het inlandsch fabrikaat gemakkelyk den prys opbrengen, dien bet moet opbrengen, zullen de fabrikanten itts verdienen. Thans brengen de koeken, hier in 't land gefabriceerd, toch voor een groot deel ook meer op dan de geïmporteerde en dikwerf zonder reden. Niettemin zyn wy het volkomen met de schryföter eens, dat het onrechtvaardig zou zyn de boeren (niet ƒ2,000,000, maar dan toch) f 400,000 meer te doen opbrengen ten bate der oliefabrikanten, te bewyzen blyft echter, dat werkeiyk dat geld geheel in den zak der oliefabrikanten terecht zal komen. J)q binnenlandscbe coucurrentie is in dit vak wel zoo scherp, dat wy ons daarvan bitter weinig voorstellen. Trouwens, zeo'n groot cyfer klinkt altyd luid en schel, maar indien w(J vertellen, dat de prijs der lijnkoeken ver leden jaar ƒ3 a ƒ4 lager was dan voor eenige jaren, dus dat de veehouders verleden jaar 6 a 8 millioen gulden bespaard hebben by dat getal jaren terug, dan gelooven wy, dat er haast geen enkele veehouder zal zyD, die in zyn portemonnaie zyn portie van die 6 a 8 millioen heeft ontdekt. De welvaart van den boerenstand hangt volgens onze beschouwing volstrekt niet alleen af van den koekenprys, dus de angst der firma Duyvis, dat de boerenstand uitgeput zou raken by een invoerrecht op koeken komt ons nogal overdreven voor." De inhoud van het andere is als volgt: Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer T. Duyvis Jz., te Koog aan de Zaan, betreffende het fabriceeren van olie in ons land, verzoek ik voor 't onder staande eenige plaatsruimte. Of bescherming van dezen tak van ny verheid al of niet wenschelyk is, wat genoemde heer D. op den duur schynt te betwyfelen, laat ik aan heeren olieslagers over om uit te vechten; waar ik wel tegen opkom, is de stelling, door vryhandelaara telkens op den voorgrond geplaatst, en ook door den heer D. in genoemd stuk aangehaald, dat de vee houder (welke landbouwer is geen veehouder?) staat of valt naar gelang de pryzen van het veevoeder duur of goedkoop zyn. Zonderling is het tocb, en voor oningewyden onverklaarbaar, dat het vryhandelstelsel als een groot voordeel voor de weiboeren telkens wordt verdedigd door mannen, die met den landbouw als zoodanig alleen zydelings iets te maken of er geen het minste belang by hebben; de landbouwers zeiven hoort men hoogst zelden over de zegeningen van den onbelemmerden invoer van allerlei granen roemen. Het nadeel door heffen van invoerrechten van buitenlandsche granen en voederproducten voor den zoogenaamden veehouder, wordt telkens, wanneer het vryhandelstelsel in de klem komt, als een dooddoener gebruikt, het welk by eersten oogopslag dan ook allen schyn van waarheid heeft. Zy, die evenwel de zaken by eigen ondervinding kennen, weten door de verkregen uitkomsten, dat deze schynbaar voordeelige zaak op dikwyis zeer gevoelige teleurstelling uitloopt, en dat ten slotte biykt, dat al die lage voederpryzen mee helpen om onzen zinkenden land bouwenden stand nog spoediger te doen ondergaan. Toen voor een tiental jaren de aanvoeren van maïs zulke onnoemlyke afmeting ver kreeg, legde bgna elke boer zich toe op den aanfok van biggen; deze bovenmatige aan- fok had als gevolg, dat weldra onze markten overladen werden met vette varkens, waar door de pryzen van het spek zoodanig werden gedrukt, dat thans ondanks den spotprfjs van de mals byna geen varkens met succes kun nen gefokt worden. En wie hebben nu van al die drukte in hoofdzaak geprofiteerd? In de eerste plaats de Amerikaansche landbou wers, welke hun overproductie gereedelyk kwyt kunneD, in de tweede plaats de consu menten, die voor een prikje een vet varken kunnen machtig worden, en in de derde plaats de groothandel; en wie hebben het loodje moeten ïyden? De landbouwers. En zoo gaat het ook met de goedkoope lynkoeken. Toen het ons voor 4 jaren bleek, dat genoemde ïyükoek als veevoeder zeer goed en goedkoop was, werden er in de eerste paar jaren goede zaken mede gemaakt; onder scheiden landbouwers legden zich, verlokt door de lage voederpryzen, op de vetmestery van koeien toe. Gevolg daarvan was, dat de pryzen van het magere vee op onnatuuriyke wyze in de hoogte gingen, waardoor de aan fok van kalveren der twee vorige jaren op buitensporige wyze is toegenomen. En nu zitten wy met al dat vee verlegen met onze gemeste beesten worden de markten als 't ware overstroomd, waardoor de pryzen zoo laag gedaald zyn, dat wy in vele geval len biy zyn, als we het geld van inkoop weer terugontvangen, en zooals het er voor staat, gullen vóór al het gemeste vee van de stallen is opgeruimd, de pryzen nog minder worden. En wie profiteeren nu van deze wan verhoudingen? Ten eerste de Amerikaansche landbouwers en fabrikanten, de eersten door dien ze hun jynzaad goed kunnen plaatsen, de anderen doordien ze voor hun koeken goede afnemers hebben. Volgens berekening van den heer Duyvis bedroeg de aanvoer per jaar 40 millioen Ko., de kapitale som vertegen woordigende van 2,400,000, die door onze landbouwers aan de Amerikanen zyn toege zonden. Voorwaar een mooi profijt, te meer, als men bedenkt, dat deze som werd betaald door een bevolking, welks producten en ny ver heidsartikelen aldaar by den invoer zeer zwaar worden belast. Wie vervolgens van de lage pryzen profi teeren, zyn de consumenten. Een voet vleesch (voorvoet) is tegenwoordig by de grossiers tegen 20 a 22 cents de vyf ons te vorkrygen, en vervolgens profiteert de groothandel, en wie het loodje ïydt? De landbouwer. Terecht vraagt dan ook de heer Duyvis: waar moet het heen met onzen veestapel, indien wy eens een jaar kregen als 1891/92, waar zullen we d&n met ons mager vee moeten biyveD, alsdan zal het blyken, dat ons de Amerikaansche lynkoek, noch de goed koope maïs of andere buitenlandsche voeder soorten kunnen helpen, maar dan zal uit komen hetgeen door den heer Doornbosch op een lezing, voor een paar jaar te Leiden gehouden, is voorspeld, dat er een tyd zal komen, dat niet de menschen hot vee zullen eten, maar het vee de menschen. Nu reeds, nu we nog profiteeren van de laatste twee gunstige hooi-jaren, zyn de pryzsn van het magere vee sedert verleden herfst met een derde verminderd, en hoe zal het gaan met onze zuivelproducten in dezen zomer? Van alle kanten hoort men nu al van over voerde markten. Hoe zal het zyn, als al ons vee heeft afgekalfd? Wie zal profiteeren van al die groote hoeveelheden van boter en kaas? In de eerste plaats de consumenten en in de tweede plaats de groothandel, en wie het loodje lydt? Nog eens de landbouwer. Reeds meermalen heb ik, en meer anderen ook, in ons „Landbouw-Weekblad", een matig invoerrecht van granen, uit het buitenland aangevoerd, als een levensquaestie voor onzen landbouwenden stand, verdedigd, en aange drongen op spoedige uitvoering, opdat de put niet gedempt worde als het kalf verdronken is. Waar wy dan op bescherming van onzen landbouwenden, stand aandringen, doen wy dit wel voor da teel boeren in de eerste plaats, maar ook voor de weiboeren. Wie veel onder dezen verkeert, zal gewaar worden, dat de ellende, ondanks de lage maïs- en lynmeel- pryzen, ten top is gestegen, en dat voor velen de algeheela ondergang hun dagelyks tegen- grynst, te meer, nu het bykans zeker is, dat de uitvoer van ons vee naar het buitenland, in de naaste toekomst, 5f in het geheel niet wordt toegestaan, óf zoodanig door invoer rechten wordt belast, dat alleen zeer lage veepryzen den uitvoer mogeiyk zullen kunnen maken; daarom komt het my voor, dat, zal onze landbouw weder een loonend bestaan op kunnen leveren, wy ons zullen moeten gaan toeleggen op het produceeren van voort brengselen, welke wy in hoofdzaak zelf kunnen gebruiken (namelyk graanbouw), opdat wy niet langer de speelbal zyn van onze buiten landsche afnemers, en twyfel dan ook niet, dat al moge de heffing van invoerrechten van granen (ook van Amaxikaansch lynmeel) den weiboer voor het oogenblik nadeelig toeschy- non, wanneer het kapitaal, daardoor verkregen, wordt aangewend, ten eerste tot algeheele afschaffing van den vleeschaccyns, waardoor ons vee met 10 procent in waarde stygen zal, ten tweede, de lasten, die thans door de verlagiDg onzer opbrengsten veel te zwaar drukken, gedeelteiyk kunnen worden vermin derd, en dat ten derde de boter wet zoodanig wordt verbeterd, dat knoeieiy onmogeiyk ge maakt wordt, of ook de weiboeren zullen de Regeering zegenen, die het aandurft om het vryhandelstelsel aan banden te leggen. SpareD. Dat de Ry k 8 pos t spaar bank zooveel succes heeft, mag hieraan worden toegeschreven, dat de formaliteiten voor spaarders zoo weinig mogeiyk zyn. En dat het joist de kleine inleggers zyn, die van de Postspaarbank gebruik maken, blykt wel daaruit, dat het gemiddeld tegoed per inlegger ln de particuliere spaarbanken 200, by de postspaarbank daarentegen f 85 bedraagt. En waar bovendien de sterk toenemende bloei van deze laatste Diet heeft belet, dat de particuliere spaarbanken van jaar tot jaar 10 vooruitgingen, behoeft men niet veel meer bewyzen aan te voeren, om te doen aannemen, dat de gelegenheid tot sparen op elk tydstip van den dag, ook tot kleine bedragen, in een zeer dringende behoefte voorzag en het sparen buitengemeen bevor derd, ja meer dan verdubbeld heeft. Toch meent Be Fabrieksbode, het orgaan des heeren Van Marken, te Delft, dat een inrichting, die de gelegenheid tot sparen nog gemakkelijker maakt, een groot succes zal hebben. Want het zou den spaarlustigen nog gemakkelyker gemaakt kunnen worden dan het reeds is. De formal teiten, die moeten ver vuld worden, zyn oorzaak, dat menige stuiver en menig dubbeltje, die anders bespaard waren geworden en dan te zijner tyd hadden by- gedragen om den welstand en het economisch weerstandsvermogen van het werkmansgezin te verhoogen, worden uitgegeven, omdat het voor zoo'n stuiver of zoo'n dubbeltje toch eigeniyk al is deze meening niet geheel juist de moeite niet waard is. En dan wyst het blad op een spaar-automaat, het eerst door de Coöperatieve Bank te Padua ingevoerd, en waarvan het een afbeelding geeft. Het ia een toestel in den vorm ouzer brievenbussen, waarin een gleuf, waar men dien stuiver of dat dubbeltje in kan werpen, en waarmede dat geld dan onmiddellyk be spaard is. Boven de gleuf staat het bedrag, dat men er in moet werpen; voorts draagt het toestel den naam van de instelling, by welke men op deze wyze spaart, en een ge- bruiksaanwyzing. Zoodra men het geld in de gleuf heeft geworpen, trekt men aan den knop, die zich onder het vierkante schild bevindt, en er valt een kaartje in uw hand, van het uiteriyk van een spoorkaartje. Zoodra men dit kaartje in zyn bezit heeft, kan men rekenen, dat men een dubbeltje ge spaard heeft. Immers, de rente wordt nadat het kaartje by de spaarbank ter inschryving is overgegeven berekend van af de week, volgende op die, welke het kaartje aanwyst. Door een vernuftige samenstelling stempelt de automaat nl. elk kaartje met de maand en de week der uitgifte, zoodat bet tydstip der sparing vast staat; het is dus niet noo- dig het spaarkaartje dadeiyk naar de spaar bank te brengen, maar men kan, zonder eenig renteverlies, daarmede wachten tot men byv. eenige kaartjes heeft of tot het eens gelegen komt. Er is nog iets, wat deze automaten aan beveelt. Zooals men weet, trachten enkele personen automaten wel eens te verschalken door het inwerpen van waardelooze stukken koper of ander metaal. De spaar-automaati noemt ook deze soort stukken aan, doch stempelt dan het kaartje op een byzondern manier, zoodat de spaarbank er dadetyk aan zien kan, dat er iets anders dan een echt dubbeltje te voorschyn is gebracht. Behalve aan de particuliere spaarbanken^ zou, meent Be Fabrieksbodeook de Ryk6pnsU spaarbank de hulp van dezen nederigen auto* maat niet behoeven te versmaden. Het zou zelfs voor de postkantoren, waar de dienst der spaarbank toch dikwyis veel drukte geeft, misschien eene belangryke verlichting zyu warneer de menschen, als het vol was, we der weggiDgen om op een beter gelegen tyd torug te komen, en er zou niets tegen zyn om te bepalen, dat men byv. niet minder dan 5 spaarkaartjes te geiyk kan inbrengen. EU dat het sparen meer zou hevorderd worden, wanneer men een dubbeltje slechts in het voorbygaan in de gleuf had te werpen, bi plaats van met zyn boekje naar 't postkan toor te gaan en daar zyn beurt af te wach ten, is minstens genomen waarschynlyk. Hier voor mag ook pleiten, dat te Padua, in het arme Italië, op deze wyze van Augustus 1894—1896 niet minder dan 80,000 lire (ft.} gespaard werden, die over 5000 spaar bankboekjes werden ingeschreven. Waar de ervaring zoo luide spreekt, ware een proef neming zeker alleszins gewettigd. i Gemeenteraad .an Line. Zitting van 6 April. Tegenwoordig al de leden. Voorzitter; de Burgemeester. De notnlen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter doet mededeeling van ie navolgende ingekomen stukken: a. Missive van Qed. Staten, houdende mede. deeling van de Rjjksbydrage in de jaarwedden der onderwijzers; b. Proces-verbaal der op April jl. plaate gehad hebbende opneming der boeken en kas van den gemeente ontvanger, blijkens hetwelk op dien datum in kas was f 1723 62, alsmede dat de boeken en bescheiden in orde waren. Aangenomen voor kennisgeving. c. Adres van mej. J. H. Van Waveren, onderwijzeres aan de O. L. school, met ver. zoek om verhoogiog van hare jaarwedde, alsmede een schrijven van het hoofd dec school tot aanbeveling van dat verzoek. Na gehouden beraadslaging wordt met alge* meene stemmen besloten de jaarwedde vzs mej. Van Waveren met f 60 te verhoogen. d. Adres van N. Van Leeuwen en andere ingezetenen, houdende verzoek, dat de Raad besiuite tot het bouwen eener loods op do losplaats. Wordt aangehouden tot een volgende ver gadering en aan Borg. en Weths. opgedragen een nader onderzoek in te stellen. e. Adres vanL Ryoveiden anderen, houdende verzoek, dat de gemeente subsidie verleene ten behoeve van den alhier bestaanden cursus voor het onderwijs in vreemde talen. Na gehouden discussie wordt besloten aaA het hoofd der school een juiste opgaaf van kosten te vragen. Komen aan de orde verschillende beno»mift< gen, als: Leden stembureau Tweede Kamer: de heeren J. Riggel en A. Van der Me(j, en tot plaats vervangers de heeren C. H. Wolff en 11. Va® der Veld. Leden stembureau Gemeenteraadde heeren C. H. Wolff en G. Blokhuis, en tot plaats vervangers de beereD R. Huyg en J. Riggel, Leden der schuttery-commlsBie: de heeren G. Blokhuis en C. H. Wolff. Thane is aan de orde het voorstel tot aan koop van grond ter vergrooting van het schoolgebouw. Door den heer Vreeburg is aan de gemeente aangeboden den benoodigden grond af te staan, tegen f 60 per roe. De Raad besluit evenwel dien eisch niet aan te nemen en den heer Vreeburg te ken nen te geven, dat hem acht oagen worden toegestaan een nader aanbod te doen. Intus8chen zal een onderzoek worden inge steld in hoeverre het mogelijk ie eene vei. dieping op het schoollokaal te bouwen. Met algemeens stemmen worden voorts neg verleend de volgende gratificatiën aan dsn gemeente veldwachter Walraven f 16, aart den rijks-veidwachter Hellendoorn f 7.60 en aan den Rijksveldwachter Van Huizen f 5. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de. Voorzitter de vergadering. Vlagvertoon. De correspondent in Japan van het „N. v. d. D." schrijft het volgende: ,25 Febr., 10 uren 's morgens, Is de oorlogsbodem „Koningin Wil- helmina" hier (Yokohama) gearriveerd. Het schip maakt een allerpuikst figuur ter z(jdo van de Russische en Engelsche oorlogsschepen. Onze vlag is bier io 23 jaar niet gezien, maar nu zyn we fiink voor den dag gekomen, des te beter." By dat schrijven is gevoegd do aankcndi. ging van het feit in een Japanscho courant. ^Woensdag-avond wordt thans het Leldsch Dagblad even als het nummer, dat op Zaterdag-avond ve.- echijnt - door do loopers binnen de stad en door de Agenten in de verschillende gemeenten (bals bezorgd aan iedereen, die daartoe zijn verlangen te kennen geeft, tegen betaling van ii Cents per nummer. Pfi UITGaTï»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6