N°. 11369. Donderdag 1® Maart. A0. 18)7 r ï.io. <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Uit den nood gered. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco por post Afzonderlyko Nommers PRIJS DER AD VERTEN TÜÜN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad "wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. In De Hollander viel ons oog op het vol gende in Maart geschreven ingezonden stuk van Hte Leiden, dat we, omreden het de stad onzer inwoning betreft, hier opnemen. „Mijnhoer de Redacteur l" aansprekende, heet het daarin, na de gebruikelijke vrijheid ge vraagd te hebbön tot opneming van het stuk in het geachte blad, als volgt: „Gelijk u bekend is, kwam verleden jaar de veel besproken heillooze annexatie tus- schen do gemeenten Leiden eener- en Leider dorp, Zoeterwoude en Oegstgeest anderzijds tot stand. Do Loidonaars, toen blind voor de gevolgen, beginnen ook nu zachtjes aan te gevoelen, dat ze er niet beter op gewor den zijn. Er is echter meer. Van het oogenblik, dat de bewoners der geannexeerde gemeenten bij Leiden zijn ingelijfd, (een daad, waarvoor de betrokken Ministèren de Burgemeester van Lei den in gedachtenis blijven zullen!) zijn zij ge noodzaakt geworden, de door Leiden geöischte plaatselijke belasting te betalen, welke belas ting tienmaal hooger blijkt te zijn dan in Leiderdorp, Zoeterwoude en Oegstgeest. Hierbij zij opgemerkt, dat, zoo het heet, Leiden 3 pet. van het zuiver inkomen heft, wat in werke lijkheid is 4 pet.; althans zoo ondervindt mdergeteekende het. Nu was ik vóór die annexatie publiek oppo sant. Of ik daarom nu wat meer betalen moet? Er is echter meer; nu men zoo schrikbarend hooge belasting moet betalen, zou men toch gaarne iets van de gemakken, die een stad boven het platteland geeft, willen genieten. Edocb, de meest billijke verzoeken worden eenvoudig door Burg. en Wetbs. van de hand gewezen. Zou 't ook kunnen z\jn, dat de belastiogpenningen der randbewoners gebruikt werden, om het centrum van de stad eens wat op te knappen? Intusschen, veel van het genoemde was te voorzien. Leiden is eenvoudig t e arm, om een uitgestrekt terrein als 't nu bezit naar behooren te behartigen, terwijl van dat alles de middenman 't meest te lijden heeft, waarom ondergeteekende zich gedrongen gevoelt deze gemeente te verlaten." Het stuk eindigt natuurlijk met een dankzeg ging voor de verleende plaatsruimte door den hoogachtenden Dw. Dienaar. Naar aanleiding van de ontkennende be antwoording der vragen: „Is het verzet in den jongsten tijd tegen de toelatingsexamens aan burgerscholen en gymnasia gerechtvaar digd? Kan men die examens vervangen door eind-diploma's der lagere school? Zou die verandering rechtvaardig en practisch nuttig zijn? Zijn de physiologische of psychische gronden, die vóór de afschaffing te berde gebracht werden, overtuigend?" door H., te L., in Het Nteuws van den Dag gedaan (zie vorig Overzicht), welke beantwoording ge schiedde onder betoog, dat de admissie- examens aan de jongens geen kwaad doen, misbruiken doen ontgaan, enz., zegt de Haag8che Courant Wy gelooven, dat H. dwaalt, waar hij blijkbaar meent, dat het bezwaar tegen de toelatingsexamens, dat men trachtte te onder vangen, zit in het examen doen. D&t ie inderdaad zoo erg niet. Maar de z. g. „voorbereiding" voor die examens, die is schadelijk voor het onderwijs. Zy duurt vaak van Februari tot Juli, geeft aan de jongens niet zelden een opgeplakt schijntje, in plaats van werke lijke, natuurlijke ontwikkeling, dresseert ze en neemt een groot deel van den goeden leertijd In beslag, die aan degelijk ontwik kelend onderwijs beter besteed is. Daarbij ligt het voor de hand, dat, waar toch reeds alle examens soms onjuiste resul taten geven, dit wel des te meer het geval moet zt)D, naarmate de candidaten jonger zijn en natuurlijk slechts vluchtig kunnen ondervraagd worden. Wij meenen dan ook, dat de maatregel, zooals die in Den Haag is en te Amsterdam staat te worden ingevoerd, op bovenstaande redeneeringeü berust en zeer terecht is toe gepast; vooral terecht, omdat nauwlettend op de resultaten wordt toegezien en altijd de bevoegdheid bestaat, niet alleen om er in 't algemeen weer op terug te komen, maar ook, om, zoo noodig, in den loop van den cursus een eventueele fout te herstellen (wat men althans te Amsterdam wil invoeren). In hoever de regeling op den duur goed zal blijken, zal do toekomst leeren. Maar wy meenden toch het misverstand te moeten weg nemen, dat o. i. bij bovenbedoelden schrijver - en dus wellicht ook by meerderen ten aanzien van de zaak bestaat. Dezer dagen vestigde De Morgenpost de aandacht op een grief in verband met het loon, dat te Amsterdam en te Delft aan het Rijk8-kleedingmagazijn voor het maken van equipementstukken wordt uitbe taald en dat niet alleen in het algemeen laag, zéér laag is, maar ook, de zooveel on gunstiger Amsterdamsche levensvoorwaarden in aanmerking genomeD, voor Amsterdam minder bedraagt dan voor Delft. Het blad heeft thans nog een paar brieven ontvangen, welke het gewraakte bevestigen en waarvan de schrijvers nog meer over het Ryks-kleedingmagazijn aan het licht willen zien gebracht, zelfs zaken, die, zoo ze waar mochten blijken, beslist als onrechtvaardig heden zouden moeten worden gebrandmerkt. Te Delft namelijk, du3 wordt geschreven, zou ten opzichte van de jassen, die de werkman „in de pas heeft moeten maken"*, de admi nistratie zóó slordig zijn geweest, dat den werkman onthouden is wat hem toekwam. „Uit hetgeen in het bewuste schrijven volgt" zegt De Morgenpost „is ons niet recht duidelijk, onbekend als we zijn met de terminologie in dat vak, hoe eigenlijk de vork in den steel zit. Onze zegsman spreekt van werklieden, die 11 a 14 stuks en minder in de pas hebben gemaakt, en dat tegenover de klachten dienaangaande hun wordt toege voegd „Ze zijn geschrapt, je krijgt ze niet meer, ze zijn er nietl" en hy eindigt met de vraag: „Waar z\jn ze dan gebleven?" „In elk geval schijnt dus, ten nadeele van den werkman, iets verdwenen te zijn, en is het gewenscht, dat daarover licht verspreid wordo van de zijde, die dat verschaffen kan. Wij willen niets liever dan dat het bewijs worde geleverd van het onjuiste der ons verstrekte gegevens, maar blijft dit bewijs achterwege, dan zal het zeker noodig wezen, dat eeDS een ernstig onderzoek naar de admi nistratie van het Rijks kleedingmagazjjn te Delft worde ingesteld, opdat onregelmatig heden als de hier aangeduide in de toekomst met allen ernst worden vermeden." In het Maandblad tegen de Vervalschingen geven dr. Van Hamel Roos en W. Harmens de volgende mededeeling omtrent aluin houdend Amerikaansch meel. Wy hadden gelegenheid ons dezer dagen te overtuigen, dat, dank zy helaas de afwezig heid van strenge wettelyke bepalingen, straffe loos in ons land allerlei zoogenaamde zelf- ryzende meelsoorten uit Amerika ingevoerd worden, welke zonder eonigen twyfel den toets van een deugdeiyk voedingsmiddel niet kunnen doorstaan. Wy constateerden in drie verschillende soorten min of meer groote hoeveelheden aluin, waardoor bet baksel wel is waar fraaier en witter schynt te worden en in verbinding met andere toegevoegde chemicaliën zelfryzend wordt, doch waardoor onloochenbaar dageiyks abnormale bestand- deelen in ons organisme gebracht wordeD, welke, volgens het oordeel der meest bevoegde geneeskundigen, op den duur schadelijk kun nen werken. In zuiver tarwemeel wordt gewooniyk een gehalte van 0.50 0.70% natuurlijke minerale bestanddeelen geconstateerd, zooals wy by talryke monsters van hier te lande gefabriceerd voortreffeiyk zuiver tarwemeel (merken Ceres en Kakebeeke) steeds vonden. Indien men nu nagaat, dat men meel hier invoert met aschgehalten van 3, 4 en ca. 6%> dus ca. 6- en 10-maal meer minerale stoffen (waarby de schadeiyke aluin) dan in normaal meel voorkomt, dan is het inderdaad wenscheiyk, dat aan dezen invoer paal en perk gesteld worde. Wy hebben reeds meermalen stryd gevoerd tegon de schadeiyke aluinhoudende en andere bakpoeders en zullen dien blyven voortzetten, ondanks alle aanbevelingen op de fraaie ver pakkingen. Men bereide ons dageiykscn brood uit zuiver koren of meel, zuivere gist en zuiver water, en verschoone ons van buitenlandsche mengsels van twyfelachtig gehalte, daar-ons eigen land voortreffelyke en zuivere fabrikaten leveren kan. Dit is o. een soort „bescher ming", die ieder burger zyn vaderland ver schuldigd is, in het belang van nationale welvaart en volksgezondheid. Volgens den Haagschen Brie venschry ver der Arnhemsche Courant is in Den Haag een jongedame, die een gekleurd voiletje vlak op den neus droeg en een klein open wondje had aan de lip, aan bloedvergif tig in g, door de kleurstof, in het falietje aan wezig, aangetast en overleden. Ik hoop, zegt de schryver dat het andere dames van hot dragen van die leeiyke dingen zal afschrikken, die haar den voorby- gangor alle andere gelaatskleuren doen ver- toonen dan met welke de natuur gezonde raenschen begiftigd heeft. Rose, blauw, paars, grys, ja groen zelfs zien ze er, dank aan die gekleurde lapjes gaas of hoe de stof anders beeten mag, uit. Misschien, dat het bewu3tzyn van levensgevaar bydraagt om dit weinig aesthetisch versiersel uit de mode t9 brengen. Gemengd Nieuws. Naar uit Arnhem gemeld wordt, zal aldaar op de tentoonstelling, dezen zomer op het landgoed „Sonsbeek" te houden, een volledig ingerichte modelstal te zien zyn, naar een ontwerp van den bouwkundige H. Dammer man, door den aannemer -D. A. Roskam uit gevoerd. Wanneer men de vestibule intreedt, heeft men de ruime remise voor zich, met ter linkerzyde een geheel op Eogelsche wyze inge- nebten paardenstal van vier standen en twee boxen, en ter rechterzijde een tuig- en zadel kamer, een garderobe voor koetsier en palfrenier en een rookkamer voor den eigenaar met aangrenzende toiletkamer, alles naar deeischen des tyds gemeubileerd. De paardenstal zal worden voorzien van vier tuigpaarden van Geldersch gekruist ras, en twee Engelsche rypaarden. In de remise zullen vier elegante luxe-rytuigen worden geplaatst, terwyi tuig en zadelkamer, zoowel als de garderobe, rook- en toiletkamer naar de laatste eiscben worden gestoffeerd. Natuuriyk z|jn alle onderdeelen inzendingen van tentoonstellende firma's. Aan den doodgraver van Uithuizen (Gr.) is een buitenkansje ten deel gevallen; de raad van die gemeente heeft hem een pensioen verleend van f 100 en dat terwyi zfine bezoldiging nooit meer dan f 75 bedroeg. In een plaatsje by Terneuzen, Hoek, hadden de buren van een alleen wonend ingezetene dezen man in eenige dagen niet gezien. Men begon zich ongerust te maken en toen de deur door den veldwachter open gebroken werd, vond men hem dood in zyn bed. De heer H. C. Den U., te Schoon hoven, van wiens verdwyning sedert 2 Maart jl. in verschillende dag- en weekbladen mel ding werd gemaakt, is Maandag ochtend in goeden welstand in deouderlyke woning terug gekeerd. De „We8t-Deutsche Zeitung" ontving een schryven van een der opvarenden van het 9 dezer te Penarth aangekomen schip „Renée Rickmers", meldende o. a., dat de kapitein 4 Maart overboord was geslagen en verdronken en dat 2 Maart v.m. 6 uren by Lizard een gekenterd schip werd gezien, waarop zich zeven personen bevonden. Een kwartier later zonk het schip, waarby de manschappen het leven verloren. Het woei hard en er stond eene hooge zee. Uit Lotharingen wordt gemold: Een man, Lux genaamd, te Kirchberg aan W. kanton Saarburg - wonende, had in bet woud een tot verdelging der roofdieren daar neergelegden vergifiigden haring zich toege ëigend en verorberd. Hy we-d zijk en stierf. Op de plaats, waar de vergiftigde buit neer gelegden was, zullen nu plakkaten ter waar schuwing aangebracht worden. Desniettegen staande wordt de vraag of hier niet een grove nalatigheid van den jachtopzichter voor de hand ligt, levendig besproken. Door een trein gejaagd. Oog getuigen verhalen van een vreeselyk avontuur, dat de 25-jarige Hongaarscbe boerenz on Mitru Popa, uit Ttregova, beleefd heelt. Popa was op weg naar het nabygelegen Zigr&d om daar een bruiloft by te wonen. Dat dorp was over den berg in twee uren te bereiken, terwyi door de tunnel de weg beduidend verkort werd. Popa luisterde, zyn oor op de rails leggend, maar daar hy niet het minste gerui8ch vernam, vatte hy moed en nam door de tunnel zyn weg. Hy was byna 10 minuten onderweg, toen hy tot zyn ontzetting duideiyk eeD naderenden trein achter zich hoorde. Dit geruisch werd voortdurend sterker en het kwam den ongelukkige voor als was de doodaanbrengende locomotief vlak in zyn nabyheid. Met uiterste krachtsinspanning rende hy voorwaarts, maar moest van seconde tot seconde hooren, dat de afstand geringer werd. In ontzettenden doodsangst bereikte hij het einde van de tunnel op het oogenblik dat de trein hem voorbysnorde. Geheel afgemat stortte Popa neder en kon eerst na een uur rust zyn weg naar Zigród vervolgen. De stad Mechelen is door een vreeseiyk onheil bezocht. Den laatst ver schenen Zondag had zich op het plein voor het stadhuis een hippodrome neergezet, dat drie kameelen en verscheidene gedresseerde paarden tot rondryden aanprees. De zaak vond weerklank; vele inwoners en vooral inwoonsters maakten van die gelegenheid gebruik om een kameelritje te maken. Gisteren bemerkte een dokter, dat een jong meisje, dat op een dezer kameelen gereden had, door een erge jeuk aangetast washy deed by de politie aangifte. De politie liet direct de kameelen en paarden onderzoeken, de veedokters stelden vasc, dat alle dieren de schurft hadden. Het hippodrome is direct gesloten, terwyl ook een kameel gedood moest worden Intusschen heeft deze ziekte de meeste bezoekers, in het byzonder de be zoeksters aangetast, er zyn van politiezyde meer dan honderd ziektegevalion vastgesteld. Met het naderen van het voorjaar doen zich ten gevolge van het dooiweder, zoo als uit Althena gemold wordt, weder de zoozeer gevreesde bergstortingeD voor. Zoo werden de bewoners van den Schwarzenstei i Maandag door een donderend geraas verschrikt. Achter het woonhuis der firma Basse en Selve had zich van een daar liggende hoogte een geweldig stuk rots losgewerkt en w.is «*cut r het gebouw neergestort. Tobvalllg bevond zich niemand op die gevaariyke plaats. 2) Een bittere, vertwyfelende opgewondenheid doorvoer Margaretha's gepynigde ziel. De honger, de duizend ontberingen, welke zy zich ter wille van haar teerbeminde moeder oplegdo, hadden haar anders zoo krachtig lichaam en krachtigen geest verzwakt. Elke poging tot redding en hulp in de laatste dagen bleef tevergeefs: zy droeg wel is waar in haar hart een groot vertrouwen op God, dat haar moeder haar ingeprent had, maar nergens zag zy reddende hulp, en zóó kwam het, dat de vertwyfeling, de ellende een oogenblik over haar zegevierden. „Elk middel, dat redding brengt, zal ik aanvatten, ik moet myn moeder voor den hongerdood behoeden, ik word waanzinnig van ellende," kwam het zachtjes uit haar beklemde borst. Plotseling schikte zy met koortsachtige haast haar armoedige, maar toch reine kleeding. „Als er nu geen hulp komt, zyn wy ver loren; morgen zal de huisbaas ons zonder bed op straat zetten. O, moeder!" Nu opende de moeder haar oogen on Mar- garetha liep snel op het bed toe. „Zyt gy weder terug, myn kind?" sprak zy zacht. Zy scheen een sndere vraag te onderdrukken. Na eenigen tyd zeide zy: „Ik moet wel lang geslapen hebben; ik geloof, dat het reeds laat in den avond is." „Slaap maar, lieve, beste moeder 1" vleide Margaretha met innigheid, terwyl zy haar moeder kuste. De moeder richtte zich in bed op en keek haar dochter angstig aan. „"Weder afgewezen?" Margaretha knikte en brak in een luid gesnik uit. Torwyi zy de handen voor het gelaat hield, zonk zy op den rand van het bed neer. Na een korte pauze stamelde zy*. „Men zeide my aan de deur, dat hertogin De Loire naar haar buitenvorbiyf is l" De moeder wrong vol vertwyfeling de handen ten HemeL „O, gy, rykenl" riep zy met een uitdrukking van bitterheid in de edele, zachte trekken, welke zich niet laat beschryven, „wildet gy toch uw verantwoordeiykheid tegenover ons, armen, begrypen! God moge u vergeven; ik wil u niet vervloeken, want het is de vloek van het geld, die iedereen, ook den heideraten blik, verblindt" „O moeder, moeder", weende Margaretha nauw hoorbaar, „slechts om uwentwille, om u te redden God moge my vergeven 1" „Hoe gaarne zou ik sterven, myn kind, wanneer het de wil van God was", sprak de moeder, Margaretha tot zich trekkend. „Maar de zorg voor u, de zorg voor uw verloren broeder, van wien ik niet weet, of hy nog leeft dan wel dood is, geeft my nog levenskracht. Wy allen zyn in Gods hand en Hy verlaat ons niet. Laten wy op Hem vertrouwen l Als ik sterf, dan zal God voor u zorgen, want Hy is aller Vader. Hier op de wereld heb ik niemand, wien ik u kan toevertrouwen, en wien kan ik vragen u te beschermen? Gy zult toch allicht een plaats vinden als kamer- juffrouw, misschien ook ala gouvernante, want by uw begaafdheden zal het u niet moeilyk vallen zulk een post goed te ver vullen. Verlies den moed niet en houd God voor oogen." „O, moeder, moeder, ik heb alles beproefd. God heeft ons verlatenHy wil ons niet helpen. Deze nacht is de laatste, morgen zal de huis baas ons op straat zotten en uw bod als pand behouden. Had de hertogin my niet voortdurend afgewezen met myn rechtvaardigen eisch, dan kon ik alles betalen. Wee dien zelfzuchtigen, die ons uitzuigen, zonder zich over ons te erbarmen; God straffe henl" „Zeg dat niet, myn kind," antwoordde de moeder. „Het is niet rechtvaardig zoo te spreken. Zelfs wanneer wy in den hoogsten graad van ellende zyn, mogen wy niemand kwaad wenschen, ook niet onzen vyanden. Het is waar, de verbittering der armen is te begrypen, wanneer zy zien, dat de ryken hun bet verdiende loon onthouden. De ryken ken nen geen gebrek, geen ontbering. Zy weten niet, hoeveel heete tranen en zuchten een gebroken menschenhart dikwyis vereenigt met den arbeid. Wat do mode voorschryft, schaffen zy zich aan; zelfzuchtig als zy zyn, worden zy harteloos tegenover anderen. Wy willen hun vergeven, slechts weinigen zouden het verdiende loon onthouden, wanneer zy wisten, welke nood en vertwyfeling zy er door kunnen veroorzaken. Achl - wie den honger niet gevoeld heeft, weet niet hoe ellendig hy isl" By deze woorden zonk de arme zieke afge mat in haar kussens terug. Margaretha stond op en ging weder Daar haar vroegere plaats aan het dakvenster. Wat by geriogeren kommer zich als smart zou voordoen, was by haar vertwyfeling. Zy gaf het vertrouwen op geluk op. Het was noch stompzinnigheid, noch bitterheid of eenige moedelooze neerslachtigheid, welke men be merkt by degenen, die een reeks van onge lukken beleefd hebben Daarvoor was zy te grootmoedig van inborst. De hoogste verach ting sprak uit die zachte trekken en een trots, welken men gewooniyk slechts aantreft by hen, die overstelpt worden van aardsch geluk. In haar geest scheen een hevige stryd te bestaan, het worstelen met een vertwyfeliogs- vol besluit spiegelde zich af op haar trekken. „Duizendmaal beter," zeide zy by zichzelve, „dan al die vernederingen te ïyden. Als ik alleen was, ach ja, dan zou ik den hongerdood sterven, maar myn moeder, myn vurig be minde moedert Zy verhongert en ik ben niet in staat haar te redden Zy nam een vastberaden houding aan en maakte zich gereed om heen te gaan; zy wierp een sjaal om de schouders, zette haar hoed op en trad een oogenblik naar het bed. Dbd wilde zy de deur uitgaan, toen een diepe xucht van de moeder haar terughield, en het angstig van de droomende klonk: „Norbert, Norbert, red myn kindl" Margaretha werd by deze woorden als aan den grond genageld. Bewegingloos stond zy daar, bevond in jonkvrouwelijke schoonheid, de gloed van het hart had haar purper op de wangen gestrooid by het hooren van zyn naam. De herinnering aan een vroe- geren, gelukkigeren tyd doorstroomde haar ziel. Toen woonden zy in een bescheiden, maar zindeiyke woning, een huis, waarvoor een tuintje lag, terwyl haar moeder, steunend op twee krukken, uit het benedenkamertje naar buiten kon gaan, om de bloemen te bewonderen, die niet spaarzaam, maar schoon en kwistig bloeiden. Hoe hadden Margaretha en haar moeder zich dikwyis over het leven dier bloemen verheugd, en wanneer zQ het bloemengieten rekte en met gebogen hoofd liep, dan was dat om des te beter naar de vensters van het tegenoverliggende huis te kunnen gluren. Zat zy in het kamertje achter de bloemen aan het kozyn te naaien, dan vond zy, wanneer zy even uitrustte van den arbeid, tusschen de bloemen steeds een opening, om er door te kijken. Zij ontwaarde alles met belangstelling, wat daar aan den overkant geschiedde, en wist precies, dat even vóór negenen in den morgen de jeugdige gestalta van den doktor vnendelyk giuciena vouroy haar venster kwam, om naar de zieken te gaan. Zy kende zyn tred en hoorde hem roeda van verre aankomen, vooral des zomersavonds. Door de verre afstanden zeer afgemat naar huis keerend, gunde de bedryvige arts zich dan nog geen rust, maar verdiepte zich tot middernacht in de studie. Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5