Helmondsche
PAIDER&ZOIEI,
Vil WiVEREP BOCK-BIER.
MODELHOEDEN
DUOO CROP,
Wed. FISCHER Co.,
Echte Bronwateren,
DE VLINDER". I
DEN HAAG-AMSTERDAM.
„DE VOLHARDING".
MUS EXPEDITIE floor 1DEELAND ei ie XOLDNÏËN.
Oude Jenever
Grossirtrl „Ds Groi FM."
HAABLSTB. 96.
g BOE! GEOPEND
en de Nouveautés
voor het a.s. Seizoen 1897.
Passagiers- en Goederendienst tegen concurreerend tarief.
VERLOREN:
De Gracieuse, Prijs per kwartaal ƒ1.371/*
ONTWORPEN DOOR
a /0.55 den Meter verkrijgbaar bij
Schoeisel.
JBSrx gros. Eïxx detail.
LEIDEN,
Steenschuur 10.
Steenschuur to.
Stoombootdienst. Station Haven 1990 30
Goederen worden aan huis afgehaald.
Teleplioonniimmer 87.
Armenzorg.
BOELHUIS te Stompwijk
voor TAFEL- en MEDICINAAL GEBRUIK.
Zoomede Emser-Pastüles (Staatscontrole),
ZOUTEN EN LOOGEN
C.OEJOM
AANBESTEDING.
De FIJNSTE
STOOHBISTILLESBDEBII
YICTGRIA-BROV, te Oberlahnstein aan den Rijn,
Victoria- en Minerva-water.
Verkrijgbaar in haar Filiaal
„De Vlinder".
1897.
eens
Verkade's
fioniag
Ontbijtkoek.
99-
JSJieuwe Fiijn 36.
Zomer-Seizoen 1897.
SMET EEN FtUIME 1
Z.68I nooziog-Jaraoz 'ZC81
'93 vfTU d^nejtx \(repuTiA sa"
a
F1 ouLilloton.
By den vijand.
retonnes,
Extra fiijn, licht, deugdzaam, blfilijke
prijzen, modellen naar den eisch
des tyds.
1846 7
Woensdag 17 Slaart, 's voormiddags
ÏO uren, zal de Heer YAN DIJK, van
Zwolle, ten huize van D. H. PROSMAN, te
Oude Wetering, pnbllek verkoopen;
2© Jonge drachtige Zeugen, mooi
model, korte ooren. 2062 6
Voor een knappe, zindelijke vrouw worden
natte of droge Wasschen gevraagd.
Inlichtingen geeft gaarne Mej. DALEN,
Heerengracht 27. 2053 6.
sp de Boerderij, bewoond door den Land
bouwer L. VAN BOHEEMEN, plaatselijk ge-
Berkt C 21, op Woensdag 7 April 1897,
les morgens te IO uren, ten overstaan van
den te Voorschoten gevestigden Notaris D.
K. J. SCHOOR, van: 12 Kalfkoeion, 3 Vare
Koeien, 1 Pink, Kapwagen, Boerenwagen,
diverse Landbouw- en Bouwerflgereedschappen,
o. a. Kuipen, Kaam, Vaten, Melkemmers,
enz.; alsmede eenige Huismeubelen.
Daags vóór en op den verkoopdag te be
zichtigen. 2055 15
De verkooping geschiedt contant.
eeDige SLEUTELS, met een riempje aan
elkander verbonden. Tegen belooning terug
te bezorgen Bureau van dit Blad onder nom-
mer 2059. 6
IN
uit alle beke 11 tie Bronnen.
Eenige Vertegenwoordigers alhier
Hoogewoeri 28.
De Luitenant-Kolonel-Commandant der Ilde
Afdetling van h9t 2de Regiment Veld-ArtiJlerie
te Leiden, zal op Vrijdag 19 JS»,r« 1897,
's middags te lï uren, ten zynen Bureele
(Wittepoort-Kazorne) in het openbaar AAb-
KE8TEUEjli: 2060 28
a. Het weghalen van den Mest
der Paarden van genoemde Af-
deeling, in garnizoen te Leiden,
gedurende het tijdvak van den
lsten Mei 1897 tot en met den
laatsten April 1898, geplaatst:
lo. Op Stroo.
2o. Op Turfstrooisel.
3o. Op Stroo met Turfetrooisel.
b. Het weghalen en ingraven
van gestorven of afgemaakte
Paarden van genoemde Af-
deeling van 1 Mei 1897 tot en
met 30 April 1898.
Da voorwaarden dezer Aanbestedingen
liggen iederea werkdag van ID tot 12 uren
op' bovengenoemd Bureel ter inzage.
is
2065 20
die van de
„De Pe 1 icaan".
VAN DE
2081 54
voor den verkoop van haar
TELEPHOONNUMMER 156.
Por kruik f I.— Per kruik ƒ0.50.
binnen in het karton, luidt de i
raad, dien. wjj koopers vaa
geven, 't Is aardig bedacht en de
koek is heerlik, zult gfl zeggen,
't Geheel voor 30 Cents niet duur.
Geen wonder, dat 't debiet jaar^
ITjks grooter en grooter wordt.
De meeste winkeliers, die onze
primaZaansche beschuit in bussen
verkoopen, leveren ook onze
koek. 264 23 e
Yerkade Co nip.. Zaandam.
oo
as
W2
<x>
O
N
OS
oo
cs>
—s
oo
s.
5'
O
cc
2066 99
OO
«0
Vrij naar het Duitsch van D. Malitor.)
1»
Wy hadden een vermoelenden marsch achter
den rug. Den geheelen voormiddag had het
ronder ophouden geregend, niet hard, maar
toch bestendig, in fijne droppeltjes, die echter
zdó dicht neervielen, dat wy in een paar uren
doornat waren geworden. Wel was het weder
tagon den avond opgeklaard, de zon had zelfs
nog gescheneD, doch slechts voor een oogen-
blik; heel in 't verborgen had zij eventjes
doorgekeken tusschen het groote b09ch in
het westen en de verre wolken, die dicht
daarboven hingen
Wy haddon ons reeds biy gemaakt met
het aanstaande nachtkwartier: aan den rand
van gindsch woud moest het dorp liggen.
Daar werd opeens laait 1 gecommandeerd,
terstond daarop: Gereed om af to stijgen I
Afstijgen 1 - De colonne was blijven steken
in den hollen weg, dio vóór ons lag.
Wü stonden op den glibberigen grond, tus
schen onze paarden, die moede en gemelijk
den kop lieten hangen. Er werd geen woord
gesproken; alle goede luim was verdwenen.
De hoefsmid schold op een der ruiters, die
voor een verloren hoefijzer een nieuwe wilde
aangeslagen hebben. Tot aan de rustplaats
kon dat nog wel wachten, meende hy.
Eindelijk kloek het vurig verlangde: „Te
paardl" Met moeite zette men zich in den
natten zadel; nu eerst bespeurde men, hoezeer
de regen was doorgedrongen. Na een verderen
tocht van een klein uur kwamen wij aan den
ingang van het dorp. Een oogenblik nog word
halt gehouden: de kwartiermakers brachten
hun berichten; toen ging het langzaam bet
dorp in. Hier vier paarden, daar drieEr
verschenen lichten op de donkere binnen
plaatsen. Tnssohen het geroep der ruiters
door onderscheidde men hier en daar, in
't Pranscb, een klagende stem. Een paar
koeien, die den geopenden stal ontloopen
waren, ronden schichtig door de dorpsstraat;
een schorre hofhond blafte onophoudelijk en
rukte woedend aan zijn ketting
Ik had als laatste onderofficier van den
vierden tros het twijfelachtig genoegen, tot
het laatst te mogen wachten, om daarvoor,
zooals in den regel het geval is, aan den
anderen uitgang van het dorp het slechtste
kwartier in een Bmerige hut voor lief te
nemen. Notabene: De gebouwen aan den
uitgang van het dorp z{jn altijd smerige
hutten. Thans was het bij uitzondering
anders. Ik stond met den laatston dragonder,
die: buiten my overgebleven was, vóór een
sierlijke, kleine boerenwoning. Een oude vrouw
kwam met een lantaarn.
„Hierheen, mijne hoeren, als 't u belieft!"
zeide zij en trippelde over de binnenplaats
vóór ons uit naar oen stalling.
Een paar kooien bromden den nieuwen
gasten een knorrig wolkom te gemoet. Wjj
brachten de paardon in don stal on ik liet
de zorg voor het mijne aan den dragonder
over. De oude ging weer vóór my uit over
de binnenplaats. Haar witte muts lichtte my
voor; de lantaarn was in den stal gebleven.
„Onaangename gasten, goede vrouw I" sprak
ik tot haar. Zy keerde zich om; by den sohyn
van het licht, dat uit de huisdeur stroomde,
zag ik een glimlach over haar goedhartig
gezicht gaan.
„Dit is de oorlog," zeide zy. „Mynheer
spreekt Franscb, dat vind ik lief; het is zoo
naar, als men elkander niet verstaat."
Wy tradon binnen. In de keuken knetterde
de haard; een meisje, dat op een voeten-
bankjo naaSt het vuur gezeten had, stond op,
terwyi zy myn groet half binnensmonds
beantwoordde. Ik bespeurde, dat zy my
opmerkzaam gadesloeg, terwyi ik wapens
en mantel aflegde en den laatsten te drogen
hing. Zy had zich weder op haar vroegere
plaats neergezet. De oude schoof my een
leuningstoel vóór het haardvuur. Afgemat
liet ik my er in neervallen. Thans eerst be
merkte ik, dat het meisje in het oog loopend
schoon was. Van onder het eenvoudige witte
mutsje kwamen dikke vlechten glanzend
zwarte haren te voorschyn, die het schitterend
witte voorhoofd gedeeltelik beschaduwden;
haar groots, donkore oogen zagen my vragend
aan. Ik verstond de vraag. „Wat wilt
ge hier?" zou ze geluid hebben, indien de
nu zoo gesloten roode lippen van den sier-
lyken mond ze hadden uitgesproken.
De oude trippelde intusschen bedryrig heen
en weer, spreidde een witten doek oTer de
tafel en zette er wyn en brood op.
„Go zult aanstonds ook wat warms hebben,"
sprak zij; „de aardappelen zijn spoedig gaar;
Claire zal u ook een melksoep koken. Ge
lust toch wel melksoep?"
Ik antwoordde bevestigend. Na het natte,
koude weer van vandaag zou een warme Boep
uitstekend smaken, voegde ik er by.
„Ja, ja, myn Hemel, dat vreeselyke weeri"
zuchtte deoude, „en die nog vroeselyker
oorlog I" ging zy na een kleine panze voort.
„Hebt gy óók iemand te velde?" vroeg ik.
„Ja, o Ja I" antwoordde zy, en de tranen
kwamen haar in de oogen; ja, mynheer, myn
zoon, haar broeder" zy wees op het meisje -
„en de oude hield op. Klaarblijkelijk
had zy nog iets willen zeggen, maar de dochter
wierp haar een strengen blik toe. „Moeder,
ween niet!" sprak zy ernstig; „by strijdt
voor zyn vaderland, zyn ongelukkig vader-
land," voegde zy er halfluide by.
Myn kameraad trad nu de keuken binnen,
terwyi hy onder eenige ruwe verwenschingen
tegen het slechte wodar zun natte kleeren
afschudde. Ik was Mflóo, dat ik het gesprek,
hetwelk een pyniyke wending dreigde te
nemen, kon afbreken, door naar de paarden
en de gemakken in den Btal onderzoek te doen.
Wy gingen aan tafel zitten, myn kameraad
niet zonder, by het zien van het zindelyke
tafellaken, zyne tevredenheid over de goede
inkwartiering te kennen te geven. De wyn
was voortreffïiyk. „Drommels t" riep hy uit,
zulk een dronk krygen wy ni9t eiken dag."
Weldra hadden wy onzen honger en dorst
gestild. Een korten tyd bleven wy toen nog
vóór het vuur zitton; spoedig echter deed
de vermoeidheid zich gelden. Ik verklaarde
den vrouwen, dat .wy ,wenschten te gaan
slapen. De dragonder ging naar den stal en
kwam weldra met een paar bossen stroo terug.
Terwyi wy dit in den hoek naast den haard
opschudden, brachten de vrouwen een matrss
en helder linnengoed. Nadat wy elkander
wederkeerig goeden nacht hadden gewenscht,
begaven ay zich naar haar kamerwy strekten
ons behaagiyk op het zindelyke veldbed uit
en waren spoedig ingeslapen, nadat wy nog
eenigen tyd gekout hadden over hot aan
gename onzer inkwartiering, die voor dan
volgenden dag, een rustdag, een werkelijk»
verkwikkiDg beloofde.
's Nachts werd ik eensklaps wakker. Het
haardvuur was uitgebrand, maar de ruimte
helder verlicht. Midden in de keuken stond
het meisj9. In de rechterhand hield zij een
kaars hoog opgeheven en luisterde met voor
overgebogen lichaam in de richting van hst
veneter. Opeens hoorde ik buiten, in de vert»,
schoten vallen, een geheele reeks Bnel achter
elkander, doch de afzonderlyke schoten waren
duideiyk te onderscheiden. Ik rees fluks
overeind. Het meisje wendde zich naar mjj
om; zy scheen te ontstellen.
„Myn Hemel, er wordt geschoten, mynheer 1"
sprak zy; „het moet in de buurt van Y.
wezen, in het bosch
Ik schudde myn steeds doorslapendon
kameraad wakker en zond hem naar den
stal, om alles voor „te zadelen I" gereed t»
maken. Zelf ging ik naar buiten, op straat
(Slot volgt.)