N°. 11366 Maandag lï> Maart. A». 1897 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegevens Derde Blad. Feuilleton. J IDSCH PBXJS 1.SZEB COUBAHTj Voor Leiden per 3 maanden.1.10, Franco per post1.10, Afeónderlijke Nommers 0.06. PEIJS DEE ^DVEETHSf^STr: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootefi letters naar plaatsruimte. Voor hot incassoeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Dr. Rümke eii dr. Den Houter over „Doctorstitels." In ons vorig Persoverzicht werd er gewezen op den wen8ch, welke in geneeskundige krin gen bestaat naar een wetswijziging omtrent het behalen van den klassieken doctorstitel. Da redactie van het Weef* Tijdschrift voor Geneeskunde deed eveneens een protest tegen de geldende, onbillijke wetsbepaling hooren, welke beschouwingen aanleiding gaven tot een schrijven van bovengenoemde beide Leid- sche geneeskundigen, dat weer niet onbe antwoord bleef in het „Vaderland" en door dr. H. Burger, te Amsterdam, op wiena tegen werpingen de Leidsche heeren eene nadere toelichting niet overbodig achtten. Tot juist begrip der zaak liet dr. Den Houter ons de vier artikelen zien, welke er in het T. v. G. over geschreven varen, natuurlijk met het doel, dat wjj er ook onze lezers van op de hoogte zouden willen houden. Dit meenen wij nu niet beter te kunnen doen dan door het volgende .tan hun laatste schrijven te ontleenen: Verkeerdelijk beeft men uit onze woorden afgeleid, dat wjj de positie der doctorandi hier te lande, en der artsen, die zich voorde promotie in het buitenland voorbereiden, geljjk zouden stellen. Wjj hebben immers enkel vooropgesteld, dat wjj in beoordeeling van opleiding, gaven en wetenschappeljjken arbeid beide categorieën gemakshalve als volkomen golijk zouden beschouwen; vorder gaat natuurlijk onze bedoeling ni?&, Ook is het niet geheel juist, dat de examens voor a. s. Nederlandsche doctoren en artsen volkomen dezelfde zjjn. De verkregen kunde -I lijft" natuurlijk alweder buiten bespreking, doch de toekomstige doctoren vinden in verge lijkende anatomie en in den patiënt op het doctoraalexamen [althans tot voor enkele jaren], hindernissen die voor enkelen struikelblokken geworden zjjn, indien althans in do kennis der andere vakken, tegen deze zuigkracht naar de diepte geen voldoend tegenwicht gevonden werd. De a. 8. arts is vrjj van deze moeite en zorg, en heeft metterdaad hierin boven zjjn studiegenoot een voordeel, dat om zjjn nietig heid volstrekt niet veracht behoeft te worden. Zeer ten onrechte meent men verder, dat wjj terloops de promotie in het buitenland beoordeelen wilden door de uitdrukking, dat de doctorstitel elders cito, toto et jucunde verkregen wordt. Zulks kan men alleen ver onderstellen, indien men onze bedoeling niet begrjjpt, en daardoor er too komt ongelijk soortige zaken met elkander te vergelijken. Wjj 6praken van Nederlandsche artsen, die door wettelijke bepalingen bemoeilijkt worden in het verkrijgen van de doptorswaardigheid. Deze categorie van artsen verdeelden wjj in tweo groepen; de eene laat zich over do grenzen tot doctor bevorderen, en de andere versmaadt dit hulpmiddel, niet zelden omdat aan den titel, dien do vadorlandsche booge- 8cbolen verleenen, de meeste waarde wordt gehecht. Eindelijk zjjn er steeds enkelen ge weest, die na de Hoogere Burgerschool afge- loopen te hebben, zich voor het Staatsexamen of het eindexamen G-ymnasium hebben be kwaamd. Wil men de buitenlandscbe doctorandi vergelijken, wat betreft de inspanning en moeite, die zjj zich voor het beoogie doel geven, dan behoort men dit te doen met de twee andere soorten uit dezelfde categorie; men krjjgt dan een geheel andere uitkomst, en zal beter verstaan wat wjj bedoelden. Wie uit deze groep lang3 den wettigen weg doctor wil worden, heeft geen andere keus dan deze: hjj moet door het eindexamen Gymnasium of door het Staatsexamen toegang tot de academie krjjgen, vervolgens doet hjj allo examens, die nu andere namen dragen, over en kijjgt bovendien by het propaedeutisch een weinig begeerde toegift. Al deze moeite moet hjj zich onder de thans bestaande Wet geven om het recht te krjjgen, een proefschrift voor een Neder landsche faculteit te mogen verdedigen. Wie minder hooge eischen stelt, spaart die moeite en kosten uit; bü schrijft een voudig een dissertatie, en laat die na afgelegd examen ergens elders beoordeelen. In vergelijking nu met dezen langen en moeitevollen wettigen weg, die thans nog alleen tot den doctorstitel voert, n^eenen wij het promoveeren in het buitenland gemakkelijk en aangenaam te mogen noemen. Wie verzuimde bjj zjjn voorbereidende studiën zich den toegaDg tot de doctorale waardigheid te verzekeren, vindt bier het eenige pad, dat hem tot den titel brengt, dien hjj als Nederlander in zjjn vaderland met recht kan voeren. Indien men ons tegenwerpt, dat het toch al te dwaas is, alleen ter wille van de eer zooveel arbeid, tjjd en geld te besteden, dan spreken wjj dit volstrekt Diet tegen; maar merken aan de andere zjjde op, hoe een titel allerminst waard is, dat men zichzelf daarvoor in een scheeve verhouding tegenover de collegae brengt. Wie de eerzucht gevoelt om een waardigheid te begeeren, die moet ook de energie bezitten langs wettigen weg zyn doel te willen be reiken en wie na onderzoek der moeilijkheden, die men overwionen, niet ontduiken moet, een wanverhouding bespeurt tusschen zijn willen en zijn kunnen, doet veilig als hjj voorloopif naar een ander doelwit mikt. Aan de verschillende hoogescholen hier en in het buitenland hecht men niet overal dezelfde beteekenis aan den graad, die bj] de promotie wordt behaald. Hier is dus alweder een bron van verwarring aanwezig, die licht tot vergissingen aanleiding geeft, bjj het maken van vergelijkingen op den klank af. Men klaagt luide over de onrechtvaardigheid der Wet, die twee titels in het leven riep en aan elk afzonderlijke eischen verbond, maar men verliest uit het oog, dat de vreemde doctoren tegenover hun collegae de artsen toch ook in een eigenaardige verhouding komen. De Wet kent tweeërlei opUiding en he-ft in overeenstemming daarmede tweeërlei titel, dat is ten minste nog een grond, waarop de algemeen gewraakte regeling rust. Maar hoe staat het nu tusschen den van over de grenzen ingevoerden doctor en zijn collega met bescheidener waardigheid? Hun opleiding was dezelfde, hun examens waren geljjk en gelijkvormig, alleen had de eerste er tijd en geld voor over, om elders een bul te verkrijgen, terwjjl zjjn kunstbroeder dien weg niet wilde of mocht inslaan. Er is dus niets, volstrekt niets in voorbe reiding en opleiding te vinden, dat een verschil in titel verklaarten toch heet gene „doctor", terwjjl deze zich met zjjn tot titel verheven bevoegdheid van arts moet tevreden stellen. Dat in geheel deze aangelegenheid een on regelmatigheid schuilt, die niet alleen door ons worJt gevoeld, bewjjst wel het feit dat meer dan een Regeerings-departement, de buitenlandsche titels niet erkent. Uit een en ander bljjkt o. i. duidelijk, dat herziening der Wet zeer noodig is, om eindeljjk uit dezen toestand van verwarring te kunnen geraken; en dat verder voor Nederlandsche artsen, de vreemde titel in geen enkel opzicht aanbeveling verdient, waar hjj behaald wordt met het doel de moeilijker te verwerven vaderlandsche bul te ontwijken. De redactie van het „Geneeskundig Tijd schrift" teekent hierop aan, dat in haar artikel de trek der Hoogere Burgerschool-artsen naar het buitenland noch afgekeurd noch verdedigd is. Zjj heeft alleen geconstateerd, dat het geenszins de minsten zijn die naar een buiten landsch doctoraat dingen en dat de oppositie tegen hun handelwijze zeer zwak gebleven is. Een ernstige oppositie als die harer twee Leidsche collega's zou waarschijnlijk voor 15 jaren den stroom hebben gekoerd, en zoo indirect hebben bijgedragen om de noodzake lijke wetsherziening te verhaasten. Gaarne neemt de redactie dan ook nota van de verklaring der geachte heeren, „dat herzie ning der Wet zeer noodig is om eindelijk uit dezen toestand van verwarring te kunnen geraken." Het doel van haar eerste artikel was voor deze meening steun te verwerven. Leiden, 13 Maart. Deze week hield de „Leidsche Yereeni- ging tot bevordering van geregeld schoolbe zoek" hare algemeene vergadering. Na het openingswoord van den president, dr. H. G. Hagen, bracht de secretaris, de heer E. Krui- singa Dzn., verslag van de werkzaamheden in het afgeloopen jaar uit. Betrekkelijk de werkzaamheden der Yeroeniging zjjn er geene bijzonderheden te vermelden. Klachten van schoolverzuim kwamen bjj het Hoofdbestuur niet in, terwjjl steeds open oog werd gehou den om 't geregeld schoolgaan der leerlingen te bevorderen. Voor rekening van de kas der Yereeniging maakten twintig leerlingen ge bruik van de lessen op „Mathesis", terwjjl zestien jongeliDgen als zooaanig de Practische Ambachtsschool ezochten. De getuigschriften door heeren directeuren dier inrichting over 't gedrag en de vorderingen der leerlingen luidden over 't algemeen gunstig en leverden h6t bewjjs, dat de kosten voor dat onderwijs en der leermiddelen zeer goed zjjn bosteed geworden. Üok de Herhalingsschool der Yereeniging des Zondags middags van twaalf uren tot halftwee in het schoolgebouw aan de Van-der-Werf- straat gehouden, gaf aan 36 jongens on 5 meisjes eene gunstige gelegenheid om het op de lagere school geleerde te onderhouden en nog te vermeerderen. Met het oog op den korten schooltijd werd het onderwjja meer nog dan vroeger practisch ingericht, ten einde het voor de leerlingen zoo productief mogelijk te maken. Met prjjs en getuigschrift werden ontslagen de volgende 7 jongens en 3 meisjes: Adriaan Oudshoorn, A. Wagemans, H. C. Kuitert, W. Siorat, A. Korswagen, A. Mader, Adrianus Oudshoorn, Bertha Van Wjjk, Alida Nieuwenburg en Cornelia Sloos. Zy hadden zich gedurende hun schoolbezoek van 3 a 3'/a Jaar door vljjt en goed gedrag onderscheiden. Thans maken 34 jongens en 2 meisjes van het onderwijs gebruik. (Aldus het jaarverslag van het hoofd der school den heer Van der Jagt). 't Kinderfeest, den eervol ontslagen leer lingen der scholen voor on- en minvermogenden aangeboden, had even, als ten voorgaanden jare plaats op het Eotel-pension „Hoekenburg", onder Voorburg. In afwijking van vroeger had nu de samenkomst der jeugdige feeste lingen plaats op „Musis Sacrum" en deed de wandeltocht met muziek door de stad langs de Hoogewoerd, Breestraat en 't Noordeinde tot het tramstation een inteekenaren voor de ookosteti van het feest de overtuiging schenken, dat die bijdragen zeer wèl waren besteed, blijkbaar aan de van inwendige vreugd stralende gezichten der kinderschaar, ten getale van 245 fe stvierencien, en van de dankbaarheid der ouders, die aldus konden zien welk genot hunnen kinderen werd bereid, iets wat voor zeker twee kindervrienden aanspoorde den penningmeester eene extra-tegemoetkoming in de onkosten ter hand te stellen van f 25 en f 10. Moge dit voorbeeld navolging vinden 1 In de beste orde liep het geheele feest af, waarvan reeds vroeger in dit blad uitvoerig werd melding gemaakt. Dank, aan allen die aan het feest in meerdere of mindere mate hebben meegewerkt 1 Moge tevens menig stad bewoner, opgewekt door het goeJe doel, zich genoopt gevoelen, als lii toe te treden en aldus der Vereeniging in haar streven be vorderlijk zijn l Uit de verantwoording van den penning meester, den heer Veilbrief Sr., bljjkl, dat de Yereeniging thans 244 leden telt, dat de ontvangsten in 't geheel hebben bedragen f 862.46, de uitgaven f 814.02'/1} zoo Jat de rekening sluit met eeQ batig saldo van f 48.43'/*. Nagezien door eene commissie, werd alles akkoord bevonden en den penning meester hartelijke dank toegebracht voor zijn uitmuntend b3heer. In het Bestuur had geene verandering plaats; de peiiodick aftredende loden, de heeren Vos, Kruisinga, Van de Velde en Binnendijk Jr., werden met algemeeno stommen berber oerad en namen ie taak volgaarne Een heldhaftige Trouw. Slot.) - Uw Hoogheid heeft zonder twjjfel haast," zoido de Jodin, „daar prins Murat op het punt is van terug te trekken." - Jal ja I" zeide Halka, als iemand, die achtervolgd werd. fIk wilde deze uniform afleggengeef mjj een japon." - O, een vermomming, Excellentie." - Neen o, gauw, gauw. Geef mjj een vertrek, waar ik me kan verkleeden." - Het is een vrouw," dacht de Jodin dadeljjk. „Zo heeft zeker wat uitstaande met die FranscheD." - Volg me maar," zeide ze luid en giDg de b t in, terwijl zjj de deur dichtsloeg, soobra het meisje binnen wa3. Ejnige minuten later kwam Palen opdageD. Hij keek naar de gesloten deur en maakte dat hij spoedig naar zijn i «gen hut kwam. Z jn gids was naar Königsberg gegaan, en nadat by zyn uniform met een andere had verruild, kwam hy weer naar buiten. Hy ging naar het eerste afdakje en hield stil by een omheining, die een kleinen tuin insloot. Er lag veel sneeuw op het lage kr upelhout en op de magere koolstronken. Hij leunde met zyn arm op het hek en wachtte. Aan zyn oogen zou men c^egd to^oben, dat hy tranen had gestort. Toen zy uit de hut kwam, ontstelde hy, o.'schoon hy wel verwacht ^lad, da' zy haar mannenkieeren voorgoed afgelegd zou hebben. Er kwam «en uitdrukking van smart en teeder- heid op zyn gezicht, toen hy haar gadesloeg, terwyi ze dwars over den weg en achter de hotten langs naar een beek ging. Zy stond weldra tegen den zilverachtigen stam van een berk geleund. Hy ging naar haar toe, maar toen zy hem zag aankomen, strekte zy haar beide handen uit, als om hem op een afstand te houden. - Kom niet hier 1" riep zy met bevende stem. „Ik dacht, dat ik voor myn vaderland zou sterven. In plaats daarvan heb ik mo dood kunnen schamen voor u!" Als antwoord knielde hy een oogenblik aan haar voeten neer en kuste den zoom van haar eenvoudige boerenjapon. Myn leven behoort aan ui" was al, wat hy kon uitbrengen. Zy barstte in tranen uit en hy durfde haar niet troosten. Hy draaide zyn hoofd af en keek naar den horizon. De Franschen reden ovor de vlakte, hun eskadrons stapten in westelyke richting voort, terwyi hun sabels in de zon schitterden. Op den oever van den Pregel waren hun bewegingen opgemerkt door een afdeeliDg Kozakken. Pablen kon geen woorden vinden, die haar genoegzaam zouden doen gevoelen, hoe dank baar hy was, dat zy hem het leven had gered 1 Hy deinsde terug, toen hy zag, hoe ze leed, evenals men ineenkrimpt, wanneer men een kind ziet ïydenl Hy boog zich over haar heen; haar gezicht was verborgen in haar handen; zy snikte zóó hevig, dat haar geheele lichaam trilde. Myn engel," zeide hy, „hoe kan ik je troosten?" Zy hoorde de innige teederheid van zijn stem, maar op dat oogenblik waren verdriet en het gevoel van haar schaamte sterker dan hefde. Troost I Niemand kan my troosten l" snikte ze. „Ik ben ongelukkig en diep ramp zalig." Lief kind," zeide hy, zonder haar aan te raken. „Ik heb u lief." Ocb, wat is liefde nu nog voor my! Ik had myn hart aan Polen gegevenen dit is nu het einde." Geef my je liefde," zeide hy met een teederheid en een hartstocht, die niet te mis kennen waren. Ik heb je in myn hart ge sloten. Biyf daar. Biyf daar, voor tyd en eeuwigheid. Lieveling, het was misschien beter, dat je me maar hadt laten sterven. Ik was dit offer niet waard. De dood zou misschien maar een korte smart voor my zyn geweest." Er ging een rilling over haar heen. Zyn gevaar, de geweerloopen, die op hem wachtten, dat geheele tooneel ging langs haar geestes oog. Hierdoor scheen haar eigen verdriet minder groot te worden. De liefde gaf haar heur evenwicht terug: haar schaamtegevoel woog op tegen zyn leven en in een oogen blik was ze het zich ten volle bewust, dat zy wanhopig zou zyn geweest, als hy had moeten sterven. Toch snikte ze nog voort en wilde zy niet opkijken; nog weigerde ze want zy durfde niet naar zyn woorden te luisteren. En hy zag ook duideiyk het bittere van den toestand in. Hy was zeer ontroerd ge. weder op zich. Door vertrek of door over- ïyden verminderde het ledental, hetwelk door nieuw toetredenden nïfct genoegzaam werd aangevuld. Na bespreking van enkele huishoudeiyke zakon en middelen ter bevordering van het bezoek van leerlingen op de H*ihalingsschool, sloot de president met een opwekkend woord en dank aan de opgekomen leden de ver gadering. weest, toen hy wist, dat zy voor zyn leven pleitte; hy wist toen, dat uit de vrouwelijke soldaat de echte vrouw sprak, dat de eeuwig heid hem den weg had <.angewezen. Daar vóór Murat stond het eeDige wezen, waarvoor hy de sterren van den hemel zou hebben willen plukken, waarvoor hy door oen hel zou zyn gegaan, waarvoor hy zonde en dood getrotseerd zou hebben. En nu zou het leven van een ander een slagboom tusschen hen opwerpen. Hy draaide zyn gt zicht af, want er kwam een harde uitdrukking in zyn oogen. Ik deed het," snikte zy, „omdat het volk myn naam noodig had ik dacht aan hetgeen wy verloren hadden. Nu nu haar stem begaf haar weer. Nu ben je de myne," zeide Pahlen, plotseling. „Kom, lieveling, de Kozakken komen over de rivier; wy moeten naar de stad gaan." Zy keek op, ving zyn blik op en een hevige blos overdekte haar bleek gezichtje. De toe komst, dio zy door haar verdriet had ver geten, kwam weer in haar gedachte. Deze was duister onzeker; en zy durfde de hand niet aannemen, die haar werd toegestoken. Ik zal naar Galiciö gaan 1" zei zy met een stem, waaruit diep lyden klonk. „Daar zal ik me voor de wereld kunnen verbergen." Myn armen zouden je verbergen, zouden je vasthouden," antwoordde hy en zyn lippen beefden even. „Halka, moeten we dan wer kelijk scheiden?" Zy keken elkaar nog eens aan, hun zielen hadden elkaar gevonden. Zy sloeg de oogen voor hem neer. Ja," zeide ze heel zachtjes. Maar je houdt van mei" zeide hy harta- tochtelyk. Kykl" antwoordde zy en haar stem raakte een gevoelige snaar in zyn bart aan. „Kykl" Zy stak haar hand uit. „Kyk, daar in de palm van myn band houd ik je leven vast. Ik heb het gekocht. Niemand kan het me meer ontnemen. Het behoort my toe. En dus ben je omdat ik je van den dood heb gered van my je eer en je goeden naam meet ik hoog houdenmaar, omdat dat andere leven tusschen ons staat, zal ik naar het huis gaaD, dat myn vader mij heeft nagelaten. De geheele wereld, behalve dia ééne, zal denken, dat ik je vrouw ben maar de wereld moet ook gelooven, dat we elkaar haten en dat wy ddarom elk afzon- derlyk leven." Op zyn gezicht kwam een uitdrukking van hevige smart. Een oogenblik geleden zou hy dit alles bestreden hebben, maar haar oogen en zyn eigen zielsverdriet deden hem zwygen. Ik heb al dat verdriet over je hoofd go- bracht l" was al, wat hy kon zeggen. Neen!" zeide zy met een heldere, lief lijke stem. „Dat heb jy niet gedaan. Het was een vre6seiyk ding voor iemand om zyn verderf te gemoet te crian. Nu is datvoorby. En nu zyn wy in dood en leven met elkaar verbonden hiernamaals Ze hield stil, haar woorden stierven weg, zy barstte opnieuw in tranen uit. Hy sloeg zyn armen om haar heen, zy lazen nogmaals in eikaars oogenhun lippen vonden elkaar; toen maakte zy zich van hem los. Nogmaals hoorden zy sabelgekletter. Een tioep Kozakken kwam het dorp in; zy zwaaiden met hun zweepen, terwyi zy in korten galop voortreden. Toen zy Pahlen zagen, reden zy op hem toe; er lag ietn onbuigzaams en woests op de gezichten, die uit de astrakan mutsen te voorschyn kwamen. De „esavul" of kapitein van den troep keek hem strak aan. Watl Is het onze officier van do Lyf- wacht?" riep hy uit. ,,Wel, we lieten u voor dood aan den weg liggen. Herkent u my niet? In het kamp van Murat dien nacht in de sneeuw! Ik ontvluchtte en keerde bytyds terug Daar de manschappen, die naar Eylau moeten. O, wat was me dat een slagl We maakten twee divisies geheel af. Wy hebben het nu heel goed in Königsberg. De keizer en de Pruisisch n koning zjjn daar. En de geheele hofstoet," zeide Pablen, terwijl hy driftig sprak. Zyn stem klonk angstig en bitter. Ja, de geheele huistoet! Prins Yolkonsky meent, dat al de verliezen, die to Eylau ge leden z(jn, niet kunnen opwegen tegen het verlies, dat by door den dood van zyn vrouw heeft geleden. Hebt u haar ooit gekend? De koorts en verdriet ovor een broer, die te Eylau gedood werd, sleepten haar ten grave. Ieder heeft den mond vol over haar dood en ieder heeft medelyden mot haar man. De minister is er door in het hoofd gekreDkt. Zyn Majesteit heeft hem zeer genadig behandeld." Er kwam licht in de oogen van Pahlen: d» dood kan somtyds den levenden geluk aan brengen. De gravin en ik gaan naar Königsberg,'* zeide by. „Wy zyn maar ternauwernood aan de Franschen kunnen ontsnappen." De esovul nam zyn muts af. Deze dame Is myn vrouw," antwoordde Pahlen, op den toon van iemand, die zich zeer verlicht gevoelt. De officier van de Kozakken maakte oen buiging en bracht zyn manschappen naar de hutton terug, waar de ontstelde bewonen in gebogen houding by de douren stonden. Pahlen richtte zich tot Halka. Kom," zeide hy en nam haar hand. Haar oogen zochten verschrikt en onderzoekend de zyne. Het leven, dat ons scheidde, heeft bot aardsche met het eeuwige verwisseld," zeido hy ernstig en teeder. „We zullen naar Königa- berg gaan." En zy die prinses Y7as de andere," antwoordde hy. Hy boog zich yoojrowar au gaf haar een kus.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 9