N°. 11366
Maandag lï> Maart.
A». 1897
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegevens
Derde Blad.
Feuilleton.
J
IDSCH
PBXJS 1.SZEB COUBAHTj
Voor Leiden per 3 maanden.1.10,
Franco per post1.10,
Afeónderlijke Nommers 0.06.
PEIJS DEE ^DVEETHSf^STr:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootefi
letters naar plaatsruimte. Voor hot incassoeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Dr. Rümke eii dr. Den Houter
over „Doctorstitels."
In ons vorig Persoverzicht werd er gewezen
op den wen8ch, welke in geneeskundige krin
gen bestaat naar een wetswijziging omtrent
het behalen van den klassieken doctorstitel.
Da redactie van het Weef* Tijdschrift voor
Geneeskunde deed eveneens een protest tegen
de geldende, onbillijke wetsbepaling hooren,
welke beschouwingen aanleiding gaven tot
een schrijven van bovengenoemde beide Leid-
sche geneeskundigen, dat weer niet onbe
antwoord bleef in het „Vaderland" en door
dr. H. Burger, te Amsterdam, op wiena tegen
werpingen de Leidsche heeren eene nadere
toelichting niet overbodig achtten.
Tot juist begrip der zaak liet dr. Den Houter
ons de vier artikelen zien, welke er in het
T. v. G. over geschreven varen, natuurlijk
met het doel, dat wjj er ook onze lezers van
op de hoogte zouden willen houden.
Dit meenen wij nu niet beter te kunnen
doen dan door het volgende .tan hun laatste
schrijven te ontleenen:
Verkeerdelijk beeft men uit onze woorden
afgeleid, dat wjj de positie der doctorandi
hier te lande, en der artsen, die zich voorde
promotie in het buitenland voorbereiden, geljjk
zouden stellen. Wjj hebben immers enkel
vooropgesteld, dat wjj in beoordeeling van
opleiding, gaven en wetenschappeljjken arbeid
beide categorieën gemakshalve als volkomen
golijk zouden beschouwen; vorder gaat
natuurlijk onze bedoeling ni?&,
Ook is het niet geheel juist, dat de examens
voor a. s. Nederlandsche doctoren en artsen
volkomen dezelfde zjjn. De verkregen kunde
-I lijft" natuurlijk alweder buiten bespreking,
doch de toekomstige doctoren vinden in verge
lijkende anatomie en in den patiënt op het
doctoraalexamen [althans tot voor enkele jaren],
hindernissen die voor enkelen struikelblokken
geworden zjjn, indien althans in do kennis
der andere vakken, tegen deze zuigkracht
naar de diepte geen voldoend tegenwicht
gevonden werd.
De a. 8. arts is vrjj van deze moeite en
zorg, en heeft metterdaad hierin boven zjjn
studiegenoot een voordeel, dat om zjjn nietig
heid volstrekt niet veracht behoeft te worden.
Zeer ten onrechte meent men verder, dat
wjj terloops de promotie in het buitenland
beoordeelen wilden door de uitdrukking, dat
de doctorstitel elders cito, toto et jucunde
verkregen wordt. Zulks kan men alleen ver
onderstellen, indien men onze bedoeling niet
begrjjpt, en daardoor er too komt ongelijk
soortige zaken met elkander te vergelijken.
Wjj 6praken van Nederlandsche artsen, die
door wettelijke bepalingen bemoeilijkt worden
in het verkrijgen van de doptorswaardigheid.
Deze categorie van artsen verdeelden wjj in
tweo groepen; de eene laat zich over do
grenzen tot doctor bevorderen, en de andere
versmaadt dit hulpmiddel, niet zelden omdat
aan den titel, dien do vadorlandsche booge-
8cbolen verleenen, de meeste waarde wordt
gehecht. Eindelijk zjjn er steeds enkelen ge
weest, die na de Hoogere Burgerschool afge-
loopen te hebben, zich voor het Staatsexamen
of het eindexamen G-ymnasium hebben be
kwaamd.
Wil men de buitenlandscbe doctorandi
vergelijken, wat betreft de inspanning en
moeite, die zjj zich voor het beoogie doel
geven, dan behoort men dit te doen met de
twee andere soorten uit dezelfde categorie;
men krjjgt dan een geheel andere uitkomst,
en zal beter verstaan wat wjj bedoelden.
Wie uit deze groep lang3 den wettigen
weg doctor wil worden, heeft geen andere
keus dan deze: hjj moet door het eindexamen
Gymnasium of door het Staatsexamen toegang
tot de academie krjjgen, vervolgens doet hjj
allo examens, die nu andere namen dragen,
over en kijjgt bovendien by het propaedeutisch
een weinig begeerde toegift.
Al deze moeite moet hjj zich onder de
thans bestaande Wet geven om het recht
te krjjgen, een proefschrift voor een Neder
landsche faculteit te mogen verdedigen.
Wie minder hooge eischen stelt, spaart
die moeite en kosten uit; bü schrijft een
voudig een dissertatie, en laat die na afgelegd
examen ergens elders beoordeelen.
In vergelijking nu met dezen langen en
moeitevollen wettigen weg, die thans nog
alleen tot den doctorstitel voert, n^eenen wij
het promoveeren in het buitenland gemakkelijk
en aangenaam te mogen noemen.
Wie verzuimde bjj zjjn voorbereidende
studiën zich den toegaDg tot de doctorale
waardigheid te verzekeren, vindt bier het
eenige pad, dat hem tot den titel brengt,
dien hjj als Nederlander in zjjn vaderland met
recht kan voeren.
Indien men ons tegenwerpt, dat het toch
al te dwaas is, alleen ter wille van de eer
zooveel arbeid, tjjd en geld te besteden, dan
spreken wjj dit volstrekt Diet tegen; maar
merken aan de andere zjjde op, hoe een titel
allerminst waard is, dat men zichzelf daarvoor
in een scheeve verhouding tegenover de
collegae brengt.
Wie de eerzucht gevoelt om een waardigheid
te begeeren, die moet ook de energie bezitten
langs wettigen weg zyn doel te willen be
reiken en wie na onderzoek der moeilijkheden,
die men overwionen, niet ontduiken moet,
een wanverhouding bespeurt tusschen zijn
willen en zijn kunnen, doet veilig als hjj
voorloopif naar een ander doelwit mikt.
Aan de verschillende hoogescholen hier en
in het buitenland hecht men niet overal
dezelfde beteekenis aan den graad, die bj] de
promotie wordt behaald. Hier is dus alweder
een bron van verwarring aanwezig, die licht
tot vergissingen aanleiding geeft, bjj het
maken van vergelijkingen op den klank af.
Men klaagt luide over de onrechtvaardigheid
der Wet, die twee titels in het leven riep
en aan elk afzonderlijke eischen verbond,
maar men verliest uit het oog, dat de vreemde
doctoren tegenover hun collegae de artsen
toch ook in een eigenaardige verhouding
komen. De Wet kent tweeërlei opUiding en
he-ft in overeenstemming daarmede tweeërlei
titel, dat is ten minste nog een grond, waarop
de algemeen gewraakte regeling rust. Maar
hoe staat het nu tusschen den van over de
grenzen ingevoerden doctor en zijn collega met
bescheidener waardigheid?
Hun opleiding was dezelfde, hun examens
waren geljjk en gelijkvormig, alleen had de
eerste er tijd en geld voor over, om elders
een bul te verkrijgen, terwjjl zjjn kunstbroeder
dien weg niet wilde of mocht inslaan.
Er is dus niets, volstrekt niets in voorbe
reiding en opleiding te vinden, dat een verschil
in titel verklaarten toch heet gene „doctor",
terwjjl deze zich met zjjn tot titel verheven
bevoegdheid van arts moet tevreden stellen.
Dat in geheel deze aangelegenheid een on
regelmatigheid schuilt, die niet alleen door
ons worJt gevoeld, bewjjst wel het feit dat
meer dan een Regeerings-departement, de
buitenlandsche titels niet erkent.
Uit een en ander bljjkt o. i. duidelijk, dat
herziening der Wet zeer noodig is, om eindeljjk
uit dezen toestand van verwarring te kunnen
geraken; en dat verder voor Nederlandsche
artsen, de vreemde titel in geen enkel opzicht
aanbeveling verdient, waar hjj behaald wordt
met het doel de moeilijker te verwerven
vaderlandsche bul te ontwijken.
De redactie van het „Geneeskundig Tijd
schrift" teekent hierop aan, dat in haar artikel
de trek der Hoogere Burgerschool-artsen naar
het buitenland noch afgekeurd noch verdedigd
is. Zjj heeft alleen geconstateerd, dat het
geenszins de minsten zijn die naar een buiten
landsch doctoraat dingen en dat de oppositie
tegen hun handelwijze zeer zwak gebleven is.
Een ernstige oppositie als die harer twee
Leidsche collega's zou waarschijnlijk voor 15
jaren den stroom hebben gekoerd, en zoo
indirect hebben bijgedragen om de noodzake
lijke wetsherziening te verhaasten.
Gaarne neemt de redactie dan ook nota van
de verklaring der geachte heeren, „dat herzie
ning der Wet zeer noodig is om eindelijk uit
dezen toestand van verwarring te kunnen
geraken." Het doel van haar eerste artikel
was voor deze meening steun te verwerven.
Leiden, 13 Maart.
Deze week hield de „Leidsche Yereeni-
ging tot bevordering van geregeld schoolbe
zoek" hare algemeene vergadering. Na het
openingswoord van den president, dr. H. G.
Hagen, bracht de secretaris, de heer E. Krui-
singa Dzn., verslag van de werkzaamheden
in het afgeloopen jaar uit. Betrekkelijk de
werkzaamheden der Yeroeniging zjjn er geene
bijzonderheden te vermelden. Klachten van
schoolverzuim kwamen bjj het Hoofdbestuur
niet in, terwjjl steeds open oog werd gehou
den om 't geregeld schoolgaan der leerlingen
te bevorderen. Voor rekening van de kas der
Yereeniging maakten twintig leerlingen ge
bruik van de lessen op „Mathesis", terwjjl
zestien jongeliDgen als zooaanig de Practische
Ambachtsschool ezochten. De getuigschriften
door heeren directeuren dier inrichting over
't gedrag en de vorderingen der leerlingen
luidden over 't algemeen gunstig en leverden
h6t bewjjs, dat de kosten voor dat onderwijs
en der leermiddelen zeer goed zjjn bosteed
geworden.
Üok de Herhalingsschool der Yereeniging des
Zondags middags van twaalf uren tot halftwee
in het schoolgebouw aan de Van-der-Werf-
straat gehouden, gaf aan 36 jongens on 5
meisjes eene gunstige gelegenheid om het
op de lagere school geleerde te onderhouden
en nog te vermeerderen.
Met het oog op den korten schooltijd werd
het onderwjja meer nog dan vroeger practisch
ingericht, ten einde het voor de leerlingen
zoo productief mogelijk te maken. Met prjjs
en getuigschrift werden ontslagen de volgende
7 jongens en 3 meisjes: Adriaan Oudshoorn,
A. Wagemans, H. C. Kuitert, W. Siorat, A.
Korswagen, A. Mader, Adrianus Oudshoorn,
Bertha Van Wjjk, Alida Nieuwenburg en
Cornelia Sloos. Zy hadden zich gedurende
hun schoolbezoek van 3 a 3'/a Jaar door
vljjt en goed gedrag onderscheiden. Thans
maken 34 jongens en 2 meisjes van het
onderwijs gebruik. (Aldus het jaarverslag van
het hoofd der school den heer Van der Jagt).
't Kinderfeest, den eervol ontslagen leer
lingen der scholen voor on- en minvermogenden
aangeboden, had even, als ten voorgaanden
jare plaats op het Eotel-pension „Hoekenburg",
onder Voorburg. In afwijking van vroeger
had nu de samenkomst der jeugdige feeste
lingen plaats op „Musis Sacrum" en deed de
wandeltocht met muziek door de stad langs
de Hoogewoerd, Breestraat en 't Noordeinde tot
het tramstation een inteekenaren voor de
ookosteti van het feest de overtuiging schenken,
dat die bijdragen zeer wèl waren besteed,
blijkbaar aan de van inwendige vreugd stralende
gezichten der kinderschaar, ten getale van 245
fe stvierencien, en van de dankbaarheid der
ouders, die aldus konden zien welk genot
hunnen kinderen werd bereid, iets wat voor
zeker twee kindervrienden aanspoorde den
penningmeester eene extra-tegemoetkoming
in de onkosten ter hand te stellen van f 25
en f 10. Moge dit voorbeeld navolging vinden 1
In de beste orde liep het geheele feest af,
waarvan reeds vroeger in dit blad uitvoerig
werd melding gemaakt. Dank, aan allen die
aan het feest in meerdere of mindere mate
hebben meegewerkt 1 Moge tevens menig stad
bewoner, opgewekt door het goeJe doel, zich
genoopt gevoelen, als lii toe te treden en
aldus der Vereeniging in haar streven be
vorderlijk zijn l
Uit de verantwoording van den penning
meester, den heer Veilbrief Sr., bljjkl, dat de
Yereeniging thans 244 leden telt, dat de
ontvangsten in 't geheel hebben bedragen
f 862.46, de uitgaven f 814.02'/1} zoo Jat de
rekening sluit met eeQ batig saldo van
f 48.43'/*. Nagezien door eene commissie,
werd alles akkoord bevonden en den penning
meester hartelijke dank toegebracht voor
zijn uitmuntend b3heer.
In het Bestuur had geene verandering
plaats; de peiiodick aftredende loden, de
heeren Vos, Kruisinga, Van de Velde en
Binnendijk Jr., werden met algemeeno stommen
berber oerad en namen ie taak volgaarne
Een heldhaftige Trouw.
Slot.)
- Uw Hoogheid heeft zonder twjjfel haast,"
zoido de Jodin, „daar prins Murat op het punt
is van terug te trekken."
- Jal ja I" zeide Halka, als iemand, die
achtervolgd werd. fIk wilde deze uniform
afleggengeef mjj een japon."
- O, een vermomming, Excellentie."
- Neen o, gauw, gauw. Geef mjj een
vertrek, waar ik me kan verkleeden."
- Het is een vrouw," dacht de Jodin dadeljjk.
„Zo heeft zeker wat uitstaande met die
FranscheD."
- Volg me maar," zeide ze luid en giDg
de b t in, terwijl zjj de deur dichtsloeg,
soobra het meisje binnen wa3.
Ejnige minuten later kwam Palen opdageD.
Hij keek naar de gesloten deur en maakte
dat hij spoedig naar zijn i «gen hut kwam.
Z jn gids was naar Königsberg gegaan, en
nadat by zyn uniform met een andere had
verruild, kwam hy weer naar buiten.
Hy ging naar het eerste afdakje en hield
stil by een omheining, die een kleinen tuin
insloot. Er lag veel sneeuw op het lage
kr upelhout en op de magere koolstronken.
Hij leunde met zyn arm op het hek en
wachtte. Aan zyn oogen zou men c^egd
to^oben, dat hy tranen had gestort.
Toen zy uit de hut kwam, ontstelde hy,
o.'schoon hy wel verwacht ^lad, da' zy haar
mannenkieeren voorgoed afgelegd zou hebben.
Er kwam «en uitdrukking van smart en teeder-
heid op zyn gezicht, toen hy haar gadesloeg,
terwyi ze dwars over den weg en achter de
hotten langs naar een beek ging. Zy stond
weldra tegen den zilverachtigen stam van een
berk geleund.
Hy ging naar haar toe, maar toen zy hem
zag aankomen, strekte zy haar beide handen
uit, als om hem op een afstand te houden.
- Kom niet hier 1" riep zy met bevende
stem. „Ik dacht, dat ik voor myn vaderland
zou sterven. In plaats daarvan heb ik mo
dood kunnen schamen voor u!"
Als antwoord knielde hy een oogenblik aan
haar voeten neer en kuste den zoom van haar
eenvoudige boerenjapon.
Myn leven behoort aan ui" was al, wat
hy kon uitbrengen.
Zy barstte in tranen uit en hy durfde haar
niet troosten. Hy draaide zyn hoofd af en
keek naar den horizon. De Franschen reden
ovor de vlakte, hun eskadrons stapten in
westelyke richting voort, terwyi hun sabels
in de zon schitterden. Op den oever van den
Pregel waren hun bewegingen opgemerkt door
een afdeeliDg Kozakken.
Pablen kon geen woorden vinden, die haar
genoegzaam zouden doen gevoelen, hoe dank
baar hy was, dat zy hem het leven had gered 1
Hy deinsde terug, toen hy zag, hoe ze leed,
evenals men ineenkrimpt, wanneer men een
kind ziet ïydenl
Hy boog zich over haar heen; haar gezicht
was verborgen in haar handen; zy snikte zóó
hevig, dat haar geheele lichaam trilde.
Myn engel," zeide hy, „hoe kan ik je
troosten?" Zy hoorde de innige teederheid
van zijn stem, maar op dat oogenblik waren
verdriet en het gevoel van haar schaamte
sterker dan hefde.
Troost I Niemand kan my troosten l"
snikte ze. „Ik ben ongelukkig en diep ramp
zalig."
Lief kind," zeide hy, zonder haar aan te
raken. „Ik heb u lief."
Ocb, wat is liefde nu nog voor my!
Ik had myn hart aan Polen gegevenen
dit is nu het einde."
Geef my je liefde," zeide hy met een
teederheid en een hartstocht, die niet te mis
kennen waren. Ik heb je in myn hart ge
sloten. Biyf daar. Biyf daar, voor tyd en
eeuwigheid. Lieveling, het was misschien beter,
dat je me maar hadt laten sterven. Ik was
dit offer niet waard. De dood zou misschien
maar een korte smart voor my zyn geweest."
Er ging een rilling over haar heen. Zyn
gevaar, de geweerloopen, die op hem wachtten,
dat geheele tooneel ging langs haar geestes
oog. Hierdoor scheen haar eigen verdriet
minder groot te worden. De liefde gaf haar
heur evenwicht terug: haar schaamtegevoel
woog op tegen zyn leven en in een oogen
blik was ze het zich ten volle bewust, dat
zy wanhopig zou zyn geweest, als hy had
moeten sterven. Toch snikte ze nog voort
en wilde zy niet opkijken; nog weigerde ze
want zy durfde niet naar zyn woorden
te luisteren.
En hy zag ook duideiyk het bittere van
den toestand in. Hy was zeer ontroerd ge.
weder op zich. Door vertrek of door over-
ïyden verminderde het ledental, hetwelk door
nieuw toetredenden nïfct genoegzaam werd
aangevuld.
Na bespreking van enkele huishoudeiyke
zakon en middelen ter bevordering van het
bezoek van leerlingen op de H*ihalingsschool,
sloot de president met een opwekkend woord
en dank aan de opgekomen leden de ver
gadering.
weest, toen hy wist, dat zy voor zyn leven
pleitte; hy wist toen, dat uit de vrouwelijke
soldaat de echte vrouw sprak, dat de eeuwig
heid hem den weg had <.angewezen. Daar
vóór Murat stond het eeDige wezen, waarvoor
hy de sterren van den hemel zou hebben
willen plukken, waarvoor hy door oen hel
zou zyn gegaan, waarvoor hy zonde en dood
getrotseerd zou hebben. En nu zou het leven
van een ander een slagboom tusschen hen
opwerpen. Hy draaide zyn gt zicht af, want
er kwam een harde uitdrukking in zyn oogen.
Ik deed het," snikte zy, „omdat het
volk myn naam noodig had ik dacht aan
hetgeen wy verloren hadden. Nu nu
haar stem begaf haar weer.
Nu ben je de myne," zeide Pahlen,
plotseling. „Kom, lieveling, de Kozakken
komen over de rivier; wy moeten naar de
stad gaan."
Zy keek op, ving zyn blik op en een hevige
blos overdekte haar bleek gezichtje. De toe
komst, dio zy door haar verdriet had ver
geten, kwam weer in haar gedachte. Deze was
duister onzeker; en zy durfde de hand niet
aannemen, die haar werd toegestoken.
Ik zal naar Galiciö gaan 1" zei zy met
een stem, waaruit diep lyden klonk. „Daar
zal ik me voor de wereld kunnen verbergen."
Myn armen zouden je verbergen, zouden
je vasthouden," antwoordde hy en zyn lippen
beefden even. „Halka, moeten we dan wer
kelijk scheiden?"
Zy keken elkaar nog eens aan, hun zielen
hadden elkaar gevonden. Zy sloeg de oogen
voor hem neer.
Ja," zeide ze heel zachtjes.
Maar je houdt van mei" zeide hy harta-
tochtelyk.
Kykl" antwoordde zy en haar stem
raakte een gevoelige snaar in zyn bart aan.
„Kykl" Zy stak haar hand uit. „Kyk, daar
in de palm van myn band houd ik je leven
vast. Ik heb het gekocht. Niemand kan het
me meer ontnemen. Het behoort my toe.
En dus ben je omdat ik je van den
dood heb gered van my je eer en je
goeden naam meet ik hoog houdenmaar,
omdat dat andere leven tusschen ons staat,
zal ik naar het huis gaaD, dat myn vader
mij heeft nagelaten. De geheele wereld, behalve
dia ééne, zal denken, dat ik je vrouw ben
maar de wereld moet ook gelooven, dat we
elkaar haten en dat wy ddarom elk afzon-
derlyk leven."
Op zyn gezicht kwam een uitdrukking
van hevige smart. Een oogenblik geleden
zou hy dit alles bestreden hebben, maar haar
oogen en zyn eigen zielsverdriet deden hem
zwygen.
Ik heb al dat verdriet over je hoofd go-
bracht l" was al, wat hy kon zeggen.
Neen!" zeide zy met een heldere, lief
lijke stem. „Dat heb jy niet gedaan. Het
was een vre6seiyk ding voor iemand om zyn
verderf te gemoet te crian. Nu is datvoorby.
En nu zyn wy in dood en leven met elkaar
verbonden hiernamaals Ze hield stil,
haar woorden stierven weg, zy barstte opnieuw
in tranen uit.
Hy sloeg zyn armen om haar heen, zy
lazen nogmaals in eikaars oogenhun lippen
vonden elkaar; toen maakte zy zich van
hem los.
Nogmaals hoorden zy sabelgekletter. Een
tioep Kozakken kwam het dorp in; zy
zwaaiden met hun zweepen, terwyi zy in
korten galop voortreden. Toen zy Pahlen
zagen, reden zy op hem toe; er lag ietn
onbuigzaams en woests op de gezichten, die
uit de astrakan mutsen te voorschyn kwamen.
De „esavul" of kapitein van den troep keek
hem strak aan.
Watl Is het onze officier van do Lyf-
wacht?" riep hy uit. ,,Wel, we lieten u voor
dood aan den weg liggen. Herkent u my
niet? In het kamp van Murat dien nacht
in de sneeuw! Ik ontvluchtte en keerde
bytyds terug Daar de manschappen, die naar
Eylau moeten. O, wat was me dat een slagl
We maakten twee divisies geheel af. Wy
hebben het nu heel goed in Königsberg. De
keizer en de Pruisisch n koning zjjn daar.
En de geheele hofstoet," zeide Pablen,
terwijl hy driftig sprak. Zyn stem klonk
angstig en bitter.
Ja, de geheele huistoet! Prins Yolkonsky
meent, dat al de verliezen, die to Eylau ge
leden z(jn, niet kunnen opwegen tegen het
verlies, dat by door den dood van zyn vrouw
heeft geleden. Hebt u haar ooit gekend? De
koorts en verdriet ovor een broer, die te Eylau
gedood werd, sleepten haar ten grave. Ieder
heeft den mond vol over haar dood en ieder
heeft medelyden mot haar man. De minister
is er door in het hoofd gekreDkt. Zyn Majesteit
heeft hem zeer genadig behandeld."
Er kwam licht in de oogen van Pahlen: d»
dood kan somtyds den levenden geluk aan
brengen.
De gravin en ik gaan naar Königsberg,'*
zeide by. „Wy zyn maar ternauwernood aan
de Franschen kunnen ontsnappen."
De esovul nam zyn muts af.
Deze dame
Is myn vrouw," antwoordde Pahlen, op
den toon van iemand, die zich zeer verlicht
gevoelt.
De officier van de Kozakken maakte oen
buiging en bracht zyn manschappen naar
de hutton terug, waar de ontstelde bewonen
in gebogen houding by de douren stonden.
Pahlen richtte zich tot Halka.
Kom," zeide hy en nam haar hand. Haar
oogen zochten verschrikt en onderzoekend
de zyne.
Het leven, dat ons scheidde, heeft bot
aardsche met het eeuwige verwisseld," zeido
hy ernstig en teeder. „We zullen naar Königa-
berg gaan."
En zy die prinses
Y7as de andere," antwoordde hy. Hy
boog zich yoojrowar au gaf haar een kus.