N°. 11362
■Woensdag lO Maart,
A.. 1897
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zonen feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 9 Maart.
Feuilleton.
Een heldhaftige vrouw.
IEIDSCH
DA&BLAD.
PRUS DEZER COURABTj
Voor Loiden per 3 maanden, f .If),
Franco per post
Afzonder lyke Nommors 0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TiÊN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J, - Groots*
letters naar plaatsruimte,
wordt 0.05 berekend.
Voor het in casseer en buiten do stad
at
Officieel© Kenuisffevinjfen.
Vergadering Tan den Gemeenteraad yan Leiden,
op Donderdag 11 Maart, des namiddags te twee oren.
Tunten tor behandeling:
1°. Benoeming van een lid der Commieaie van hot
Stedelijk Museum. (20^
2°. Idem van een lid van het Beetnnr der Voreeniging
do Practischo Amb£c£tee<&0ol. (33)
3*. Idem van e?n Conirafeitut,- der Stadebank-van-
Leeniog. (47) -«Tv,
4°. Verzoek van C. H. G. Van den Borgk, om vrij
stelling van de betaling van schoolgeld, Hoogere
Burgerschool voor Jongens. (26)
5°. Idem als voren van 0. J. Monod de.Froidevillo,
Hoogere Bur ersehool voor Meisjes. (28)
6°. Idem als voren van A. W. Alsdorf, Hoogere
Burgerschool voor Jongens. (81)
7°. Als voren van B. Meerman, Hoogere Burger
school voor Meisjes. (40)
8°. Idem als voren van C. Lichtenbelt, Hoogere
Burgerschool voor Meisjes en Lager Onder
wijs. (39)
9°. Voorstel omtrent de.regglipg van de jaarwedde
van de geneeskundigou, .belast met de. armen
praktijk. (36)
10®. Verzoek van de Leidsche Katoen-Maatschappij,
ter bokoming yan grond van het Waardkerk-
plcin. (37)
11°. Voorstel omtrent de regeling .van het onderwijs
in de Nederlandsche jaal aan deHoogere Burger-
echool voor Meisjes, wegens de ziekte van do
letrafei Mej. A. M. J. Gambier. (41)
12°. Idem betrekkelijk de herstellingen in verband
met de voorgenomen verwieseling van de wissel-
rails en wisselstukken van den paardenspoor
weg. (88)
13°. Idem omtrent de verpachting 'van de exploitatie
van de Gehoorzaal ëb^^^aBtetelling van de
vosrwaarden van verpachting. (36)
14°. Verzoek van den notarie J. A. Yan Hamel,
handelende namens J. Tb. L. Withof, en mede-
eigecaren van het Buitengoed „Groenhoven",
tot goedkeuring van het daarbij overgelegd plan
van straataaDleg. (42)
15°. Voorstel omtrent de oprichting van eene school
3do klasse aan de Heerenstraat. (43)
16°. Idem tot wijziging van art. 9 der Vorordening
van 11 Januari 1894, bepalende het getal der
echolen voo: openbaar lager onderwijs, enz.
(Gem.blad No. 4 van 1894) en het vtrleenen
van eene toelage aan dorde onderwijzers en
onderwijzeressen niet ia het bezit yan de hoofd
akte. (44)
17°. Idem tot het verleenen yan afschrijving of
terugbetaling van plaatselijke directe belasting,
dienst 1896. (46)
18°. Staat van af- en overechrijviDg op do begrootiDg
voor de Schutterij, dienst 1896. (46)
19°. Verzoek van J. Do Lange c. s. omtrent be
strating en rioleering van oen strook grond aan
den Witten Singel. (48)
20°. Voorstel betrekkelijk de inrichting van een
asphyxiatietoestel voor de afmaking van honden,
aan do Timmerwerf. (49)
COLLECTEN.
Naar aanleiding van de menigvuldige colleoten,
welke ook hier ter etedo gehouden worden door
Instellingen nit andere gomoonten, achten Borge-
meoster en Wethouders zich verplicht onder de
aandacht van de ingezetenen te brengen, dat die
inzamelingen niet geacht moeten worden te geschieden
mot toestemming van het Gemeentebestuur.
Aan de besturon toch van Instellingen van welda
digheid, door wie aan de betrekkolijke bepalingen der
Armenwet is voldaan, kan, krachtens eene onlangs
door de BegeeriDg genomen beslissing, niet worden
belet ook in andore gemeenten dan waarin die instel
lingen zijn gevestigd, inzamelingen te honden.
- Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden; F. WAS, Burgemeost-er.
27 Febr. 1897. E. KISTi Secretaris.
Ons mediscli hooger onderwys.
Nu tot hoogleeraar in de verloskunde en
vrouwenziekten te Groningen weder een
vreemdeling benoemd is, gevoelt hit „Vader
land" zich gedwongen, een paar opmerkingen
te makóii. Het blad Z9gt nauwelijks te kunnen
gelooven, dat hier te lande geen jonge kracht
te vinden zou zyn geweest om dien leerstoel
te bezetten, maar meent te moeten aannemen,
dat men het in het belang van het onderwijs
acht alleen personen tot hoogleeraar te benoe
men, die reeds bewijzen van professorale hoe
danigheden hebben gegeven.
Een zoodanige opvatting acht het blad zeker
te verdedigen, maar dan wijst het er op hoe
weinig gelegenheid hier te lande voor hen,
die daartoe lust en aanleg bezitten, bestaat,
om zich na volbrachte studie aan verdere
wetenschappelijke vorming te wijden.
Is het aantal hoogleeraarsplaatsen aan onze
vier hoogescholen reeds niet talrijk, ook het
aantal assistent-plaatsen, die toch de eerste
trede op de trap van ontwikkeling zijn, is
gering en bovendien zyn zy onvoldoende be
zoldigd.
Het „Vaderland", is dan van oordeel, dat,
wil men by benoeming van medische hoog-
leeraren hier te lande een keuze mogeiyk
maken, een andere regeling moet worden
getroffen.
„Wy zouden zoo denken", schryft het blad,
„dat het voor de hand lag, door een betere be
zoldiging van sommige assistentschappen onzen
jongelieden de gelegenheid te geven, langoren
tyd assistent te kunnen blijven. Zooals het nu
is, wordt het assistent zün hoofdzakeiyk be
schouwd als een goede toegift vóór men in de
praktyk gaat. Hen, die zich daartoe geschikt
getoond en zich- voldoende onderscheiden heb
ben, kan men dan tot-bezoldigd privaat-docent
of lector aanstellen, terwyl men enkelen hun
ner, die beslist voor hoogleeraar in aanmerking
zouden komen, doch voor wie geen plaats in de
ryen der officiëelo wetenschap open is, den per-
80oniyken titel van buitengewoon hoogleeraar
zou kunnen verleenen. Zy konden den hoog-
leeraar by het geven van onderwas behulpzaam
zün en zich onder meer door het geven van
college voor hun toekomstige taak voorbereiden.
„In ieder geval zouden zy ook zonder be
noeming tot hoogleeraar een bfetrekking beklee-
den, eenigszins in overeenstemming met hun
verdienste, en by ontstaan eener vacature den
kring vormen, waaruit een keuze kon worden
gedaan.
„Ons komt het voor, dat een dergelyke regeling
of welke andere ook, dringend noodig is in het
belang van het onderwys. Wanneer op den
tegeüwoordigen weg wordt doorgegaan, kan dit
niet anders dan ontmoedigend, verlammend
werken op die jonge mannen,„digzich overigens
in staat zouden rekenen, hun verdere ontwik
keling den wetenschappeiyken kant uit te
sturen.
„Wanneer by iedere, aanstaande benoeming
van een geneeskundig hoogleeraar, die in ver
schillende kringen met spanning wordt verbeid,
gevraagd moet worden: „zou men weer een
buitenlander nemen?" en na lang wachten de
uitslag voor de Nederlandsche medici ongunstig
biykt, dan mogen de betrokken autoriteiten
al te goeder trouw meenen in het belang van
het onderwijs te handelen, in waarheid ver
béteren zy niets, om de eenvoudige reden,
dat de hand niet aan de ware oorzaak, de
gebrekkige vorming onzer medische geleorden
na hun studietyd, geslagen wordt.
„By deze beschouwing is natuuriyk geheel
uitgegaan van het standpunt, dat men het nog
van belang acht, aan Nederlandsche int tel
lingen zoo mogeiyk Nederlandsche geleerden
te verbinden. Is dit evenwel by onze genees
kundige faculteiten een onverschillige zaak,
dan late men de dingen haar loop en dan
kunnen wy ons met het vooruitzicht ver
trouwd maken over etteiyke jaren een meer
derheid van Duitsche hoogleeraren te bezitten
niet alleen, doch* tevens in de onmogelykheid
te verkeeren nog Nederlanders voor het hoog-
leeraarsambt te vinden, wyi dezen zullen
gevoelen uitsluitend in de praktyk hun werk
kring te moeten vinden.
„Wy hopen van beter!"
Prof. Fokker, te Groningen, opende gisteren
zün college met de voorlezing van het na
volgend stuk:
„Volgens de dagbladen heeft de hoogleeraar
Treub kunnen goedvinden aan zyne studenten
een toespraak voor te lezen, waarin by, naar
aanleiding van de benoeming van prof.
Döderlein, hun toeroept: Voor u is in Nederland
geen wetenschappeiyke toekomst weggelegd.
Gy zyt slechts Nederlanders!
„Ik wensch de vraag niet te bespreken,
of ..het gep^t is, dat een boogleeraar in het
openbaar critiek oefent omtrent een benoeming
van ambtgei^ooten, op advies van ambtgenooten
gedaan. IkJwensch evenmin op te komen
tegen de door prof. Treub beleden leer, dat
by voorkeur Nederlanders tot die betrek
kingen behooren te woroen benoemd, omdat
ik het daarmede volkomen eens ben. Maar
ik meen te moeten protesteeren tegen zyne
gevolgtrekking alsof uit de jongste benoeming
te Groningen zou voortvloeien, dat onze land-
genooten zich nu ook maar niet meer op de
wetenschap moeten toeleggen. Die raad, door
Treub aan de studeDton gegeven, is niet
alleen veröerfeiyk, ze is allerminst behooriyk
gemotiveerd. Uit de geschiedenis onzer facul
teit kan blijken, dat in de laatste 20 jaren,
sedert de invoering der wet H. O., te Groningen
zyp. aangesteld acht nieuwe hoogleeraren,
naar volgorde de heeren v. Braam Houckgoest,
Fokker, Ranke, Korteweg, Van Wyhe, Koch,
Mulder en Reddingius, zynde één Duitscher
en zeven Hollanders. Uit myne persooniyke
herinnering kan ik er byvoegen, dat, toen de
heer Ranke benoemd is, Hollanders door de
faculteit waren voorgedragen en dat by de
voordracht der vyf laatstgenoemden nooit
ernstig aan de candidatuur van een buitenlander
is gedacht. Uit het feit, dat by deze gelegen
heid een Duitscher is aanbevolen, zou men
dus mogen opmaken, dat men dat heeft
moeten doen, omdat geen geschikte landge-
nooten te vinden waren.
„Nu zegt de heer Treub wel, dat er wél
geschikte Hollanders te vinden waren, ma r
tegenover die meening staat die van de
meerderheid der medische faculteit, die zich
in deze zou kunnen beroepen op hare zuster
faculteiten te Leiden en te Amsterdam, die
kortelings by vacaturen voor den leerstoel
in dezelfde vakken de door den heer Treub
bedoelde landgenooten geheel buiten aanmer
king hebben gelaten.
„Onze faculteit zal zich daaromtrent wel
niet nader willen verklaren. Ze is noch aan
den heer Treub, noch aan anderen dan de
door de wet gestelde machten, verantwoording
schuldig. Toch meen ik, die de eer^jipj^voor-
zitter van die faculteit te zyn," persoonlek in
het midden te mogen brengen, dat de facul
teit zich eenige maanden lang beyverd heeft
in Nederland een geschikt?n candidaat op te
sporen, dat ze daartoe inlichtingen heeft in
gewonnen van de meest bevoegden in den
lande, in de eerste plaats van prof. Treub
zelf, en dat ze eerst, toen die inlichtingen,
naar het gevoelen der meerderheid harer
leden, niet in alle opzichten bevredigend waren,
haars ondanks eon buitenlander als eerste
candidaat heeft voorgedragen.
„Het wil my toescbynen dat de heer Treub
verstandig heeft gedaan zyne boutade niet
te improviseeren, maar die voor te lezen.
Toch schynt dit middel niet afdoende geweest
te zyn. Het heeft althans niet kunnen voor
komen dat hy zich eene uitdrukking heeft
veroorloofd „les dessous des cartes'^die men,
ware ze door een ander gebezigd, $por eene
insinuatie zou moeten houden. Hy, die "den
heer Treub kent, die weet dat het hart hem
steeds op de tong ligt en dat hy met be-
mfnneiyke onvoorzichtigheid vriend noch vyand
sparende de pen voert, zal bier slechts denken
aan een ondoordacht woord, Treub, die over
den loop der zaken verstoord was, ontvallen.
Meer verwonderd heeft het my dan ook, dat
de heer Treub, toen zich een jaar geleden te
Leiden een volkomen analoog geval heeft
voorgedaan, zyne opmerkingen heeft kunnen
achterwege houden."
De „Prov. Gron. Ct." laat zich naar aan
leiding der rede van prof. Treub als volgt uit:
„Ons hier te Groningen laat deze speech
Yry koud. Wy hopen, dat de nieuw benoemde
hoogleeraar moge blyken een bekwaam man
te zyn, die aan onze universiteit in zy'n
leervak, dat in den laatsten tyd nogal is
verwaarloosd, nieuw leven weet in te blazen.
En de omstandigheid, dat hy op voordracht
der faculteit (zeker een zeer bevoegde autoriteit,
n'en déplaise prof. Treub) benoemd is, èn de
inlichtingen, die wy omtrent den nieuw be
noemde hebben ingewonnen, wettigen onze
verwachting, dat hy daartoe, en tot meer,
volkomen in staat is. Overigens kunnen wy
met de gepassionneerde woorden van prof.
Treub ons volstrekt niet vereenigen. Het
is altyd gevaariyk, zonder kennis van alle
motieven, te oordeelon over eene ministettëele
benoeming. Toen professor Van 't Hoff onlangs
van* Nederland naar Duitschland werd 'be
roepen, hebben wy het machtige Duitschland
volstrekt niet in woede zien ontbranden.
Trouwens een Duitsch hooggeleerde zou zich
wel tweemaal bedenken, vóór en aleer hy
woorjen, als door prof. Treub van zyn leer
stoel gesproken, zich liet ontvallen. Het zoude
hem zeer zeker zyne betrekking, misschien
zyne vryheid kosten. Waaruit alweer blykt,
dat wy, Nederlanders, nog niet zoo heel diep
beklagenswaardig zyn. Wy dachten overigens,
dat eene klacht nopens miskenning van
Regeeringswege van Nederlandsche weten
schappeiyke verdiensten allerminst paste Cn
den mond van een lid der familie Treub."
Benoemd is tot directeur van de Diergaarde
te Rotterdam de heer J. Buttikofer, conservator
aan 's Ryks Museum van Natuurlyke Historie
te Leiden.
Wat het in de voorwaarden van ver
pachting der Stadszaal opgenomen boog tarief
betreft, zynde bet tarief, vastgesteld by Raads
besluit van 21 Januari 1892, wordt het door
B. en Ws. wenscheiyk geacht eenige verhoo-
ging aan te brengen, met het oog op het
gebruik van de,Gehoorzaal door groote Maat-
schappyen met tal van leden, ten behoev©
van welke de verbouwing van de Gehoorzaal
op zoo ruime schaal heeft plaats gehad. Boven
dien komen de kosten van verwarming en
brandwacht geheel ten laste van de gemeente,
zoodat de zaalhuur in dergelyke gevallen
zonder bezwaar eenige verhooging kan onder
gaan.
Het maximum is thans gesteld voor de
groote zaal zonder foyer tot 's voormiddag»
5 uren van 25 tot ƒ50, van 's namiddags
5»/2 uur van 50 tot ƒ100, den geheelen dag
van ƒ60 tot ƒ120.
De groote zaal zonder foyer tot 's namiddags
5 uren van ƒ20 tot 40, van 's namiddags
ö'/a uur van 40 tot 80, den geheelen dag
van 50 tot ƒ100.
De bovenzaal met foyer tot 's namiddag»
5 uren van 12 tot 20, van 's namiddags
5'/, uur van 24 tot 40, den geheelen dag
van 30 tot ƒ50.
De bovenzaal zonder foyer tot 's namiddags
5 uren van 5 tot ƒ10, van 's namiddag»
5'/j uur van 8 tot ƒ16, den geheelen dag
van ƒ10 tot 20.
De foyer tot 's namiddags 5 uren van ƒ10
tot ƒ20, van 's namiddags 5'/a uur van ƒ20
tot 40, den geheelen dag van 25 tot 50.
Wat de voorwaarden der verpachting voor
de exploitatie der Gehoorzaal en bloc betreft,
hierin zyn mede eenige wyzigingen aange
bracht.
Het wordt nl. gewenscht geacht het geheels
beheer der verwarming en ventilatie van ge
meentewege te doen geschieden en de kosten
daarvan voor rekening van de gemeente to
doen biyven, zooals ook thans by de exploitatie
van de bediening der buffetten het geval Is.
Ook meenen B. en Ws. de kosten van do
brandwacht niet ten laste te moeten brengen
van den pachty. In de vroeger opgemaaicte
voorwaarden voor de verpachting en bloc was
voor de belooning van de brandwacht een
tarief vastgesteld per man en per uur, me*
bepaling, dat die belooningen door den pachter
moesten worden betaald.
Door zoodanige bepalingen wordt de pacht
som onnoofig bezwaard en de inschryving
wellicht eenigermate bemoeilykt.
Verder is het voor de verpachting van de
bediening van de buffetten vastgesteld booge
tarief als maximum opgenomen ia die voor
waarden, zullende de pachter bevoegd zyn
29)
Het was hem, alsof hy dubbel bestond, en
alsof zyn eene ik, mét een juist oordeel over
zyn ander ik begaafd,, de waarheid daarvan
bepaalde. „Ja," zeide hy tot zichzelf, „ik ben
jaloersch en boos op die mannen en op haar;
maar wat is dat nu voor een dwaasheid van
me, nu myn laatste uur weldra geslagen
zal zyn?"
Zyn blik rustte ten slotte op Murat. Hy
voelde belangstelling voor den prins; hy vond
het 'amusant, om dien opgetuigden grooten
cavalerie officier te zien. Maar oogenblikkelyk
liet bij die gedachten varen, toen het hem
te binnen schoot, dat de prins zyn leven in
de hand hield.
Zyn tegenwoordigheid was aangekondigd
door den commandeerenden officier van de
lyfwacht. Murat nam er echter geen notitie
van; by sprak op luiden, vry jovialen toon
met twee van de officieren, die hem ver
gezelden.
Zoo waar als ik leef, zou ik het hebben
kunnen doen; zonder twyfel," zeide hy, „ik
zou het met de punt van myn degen wel
gekund hebben. Ik zou Prenslow in galop
ingenomen hebben en Lasalle zou Stettin
binnen getrokken zyn. Wat! Denk je, dat het
onmogelyk is?"
- Ik vrees van ja, Uw Hoogheid. De
Pruisen zouden hun poorten openen! En de
Russen weten waariyk wel hoe zy een geweer
moeten haüteeren," antwoordde een van de
generaals.
Het oog van Murat viel op Pahlen. „O,
daar is de spion 1" riep hy uit, en zyn stem
en zyn houding veranderden onmiddellyk.
„Breng hem hier. Wat zegt hy, dat hy is?
Een officier van de lyfwacht te paard van
den Russischen keizer?"
Dat heeft hy opgegevod, Uw Hoogheid,"
antwoordde de officier.
En in de vermomming van een van myn
dragonders. Wel, luitenant, hoe is uw naam?
Hoe durfde u het wagen, om in myn kamp
te komen?"
Ik zou nu moeten spreken," dacht Pahlen,
„maar wat kan ik zeggen?" Zyn oogen
keken met vasten blik in de onbeschaamde
donkere oogen, die op hem gevestigd waren.
Hoeveel mannen en geweren hebt u te
König8berg?" vroeg de prins kortaf.
Ik weet het niet. Ik ben niet in de stad
geweest," hernam Pahlen; hy was zelf ver
baasd, dat zyn stem zoo kalm klonk.
Het is veiliger voor u om myn vragen
te beantwoorden, luitenant. Heeft Benningsen
zich achter den Pregel teruggetrokken?"
Pahlen hoorde de vraag nauwelyks; zyn
oogen waren afgedwaald naar den staf van
den prins. Waar was Halka?
Hoe kwam het toch, dat die mannen niet
gemerkt hadden, dat ze een vrouw was? Wat
een idioten waren dat toch I Een gek zou nog
weten, dat een jongen niet sprak zooals zy,
en er niet zoo uitzag. Met deze gedachten
vermengde zich een koortsachtige begeerta
om alles achter den rug te hebben; dit
intermezzo was een foltering 'voor zyn ziel.
Plotseling herinnerde hy zich de vraag, die
gedaan was door den man, die het in zyn
macht had om hem te dooden of om hem te
redden.
Ik werd gewond aan den Beneden-
Woichsel," herhaalde hy langzaam, byna
werktuiglyk. „Een boer vond me en bood me
een schuilplaats aan. Ik nam deze vermomming
aaD, om te voorkomen, dat ik gevangen
genomen zou worden, als ik ons leger
volgde".
De prins lette nauwelyks op hetgeen hy zei.
Hy was verlangend om het een en ander van
de Russen te vernemen en viel hem dus in de
rede: „Zeg my precies, hoe groot het aantal
manschappen is," zeide hy op strengen toon.
„Vertel my hoeveel man uw bataljon te Eylau
heeft verloren. Zeg my ook, welk leger er aan
de overzyde van den Pregel staat."
Deze vragen schenen Pahlen een overbodige
beleediging toe. Het verlangen, om een eind
aan dit treurig tooneel te maken, werd steeds
grooter. Hy gaf geen antwoord.
Murat herhaalde zyn vragen, op een ge-
strengeren toon. Zyn oogen rustten op PahleD,
met een uitdrukkiug, waarin te lezen was,
dat hy de vragen in alle byzonderheden
beantwoord wenschte te zien. Hy stelde vol
strekt geen belang in den gevangene. Hy had
geen menschelyk gevoel voor het leven, dat
hy in zyn handen hield.
Als gy nauwkeurig myn vragen beant
woordt, zult u niet doodgeschoten worden",
<seide by. Maar uit den toon, waarop hy sprak,
was duidelyk op te maken, dat het lot van
Pahlen hem totaal koud liet.
Het kwam by Pahlen op, dat menigeon in
zyn plaats den gever de gift van het leven
voor de voeten zou hebben gegooid, als die
van zulke voorwaarden afhankelyk was. Maar
hoe kon iemand een gemaakte houding aan
nemen, hoe kon hy slecht handelen met dén
dood voor oogen
Antwoord den prins, luitenant!" zeide
een van de generaals op ernstigen toon.
Deze woorden bliezen het vuur, dat er in
zyn binnenste smeulde, mot alle kracht aan.
Hy keek op; zyn oogen glinsterden met een
kouden, onheilspellenden glans; woede en
toorn klonken uit zyn antwoord.
Prins Murat, ik ben geen spion en ook
geen verrader," hernam hy fier.
Denk er nog eens over na, luitenant,
want anders wordt go doodgeschoten," gaf
de generaal ten antwoord op dreigenden
toon.
Wyst u het aanbod af?" vroeg Murat.
Geen antwoord.
Luister I" riep de prins, terwyi hy Pahlen
van het hoofd tot de voeten opnam. „Ge zyt
een spion, een deserteur, en een man, wien
het om geld te doen is. Ik wil gaarne be
talen voor uw informaties. Als u uw leven
op prys stelt, geef my dan onmiddellyk zeer
juiste antwoorden."
U ziet me voor een verkeerde aan,"
antwoordde Pahlen, terwyi hartstocht en
schaamtegevoel zyn stem deden trillen. „Ik
ben een Russisch edelman, kapitein van de
Lyfwacht te Paard van den Czaar."
Murat haalde zyn schouders op met een
onbarmhartige beweging.
Nog eens geef ik u de keuze," zoido
hy woedend. „Weigert u?"
Pahlens blik bleef steeds gevestigd op het
gezicht van den grooten, aangedirkten soldaat,
den liefhebber van snelle, strenge, militaire
wetsvoltrekking. Zyn oogen schitterden en
werden zeer kleinto9n kwam er één enkel
woord van zyn lippen.
Ja," zeide hy, alsof hy dit woord uit
zyn keel had moeten trekken.
Murat bewoog zich eventjes.
Breng den gevangene weg," zeide hy koeL
Toen de wacht Pablon omringd had, richtte
de prins zich tot een van de officieren van
zyn gevolg en lichtte een van de moeilykheden
toe, by de verdediging van de stad te onder
vinden. Deze onverschilligheid deed Pahlen
rillen; hy wist nu, dat zyn geval alleen be
schouwd werd als iete geheel onbeteekenends
te midden van den oorlogdat nooit iemand
gevonden zou worden, die met een spioQ
medeiyden zou hebben, dat de koelbloedigheid
van Murat eigen was aan iedereen, die den
dood in den oorlog misschien honderd keeron
voor oogea had gehad en hem daarom niet
voor zoo iets ernstigs hield.
Iedere stap bracht hem nu nader tot zyn
einde. Die dwaze grap, die oogen blikken,
welke met het ondervragen verspild waren,
alles was voorby.
Wordt vervolgd