N°. 11362 ■Woensdag lO Maart, A.. 1897 feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zonen feestdagen, uitgegeven. Leiden, 9 Maart. Feuilleton. Een heldhaftige vrouw. IEIDSCH DA&BLAD. PRUS DEZER COURABTj Voor Loiden per 3 maanden, f .If), Franco per post Afzonder lyke Nommors 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TiÊN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J, - Groots* letters naar plaatsruimte, wordt 0.05 berekend. Voor het in casseer en buiten do stad at Officieel© Kenuisffevinjfen. Vergadering Tan den Gemeenteraad yan Leiden, op Donderdag 11 Maart, des namiddags te twee oren. Tunten tor behandeling: 1°. Benoeming van een lid der Commieaie van hot Stedelijk Museum. (20^ 2°. Idem van een lid van het Beetnnr der Voreeniging do Practischo Amb£c£tee<&0ol. (33) 3*. Idem van e?n Conirafeitut,- der Stadebank-van- Leeniog. (47) -«Tv, 4°. Verzoek van C. H. G. Van den Borgk, om vrij stelling van de betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (26) 5°. Idem als voren van 0. J. Monod de.Froidevillo, Hoogere Bur ersehool voor Meisjes. (28) 6°. Idem als voren van A. W. Alsdorf, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (81) 7°. Als voren van B. Meerman, Hoogere Burger school voor Meisjes. (40) 8°. Idem als voren van C. Lichtenbelt, Hoogere Burgerschool voor Meisjes en Lager Onder wijs. (39) 9°. Voorstel omtrent de.regglipg van de jaarwedde van de geneeskundigou, .belast met de. armen praktijk. (36) 10®. Verzoek van de Leidsche Katoen-Maatschappij, ter bokoming yan grond van het Waardkerk- plcin. (37) 11°. Voorstel omtrent de regeling .van het onderwijs in de Nederlandsche jaal aan deHoogere Burger- echool voor Meisjes, wegens de ziekte van do letrafei Mej. A. M. J. Gambier. (41) 12°. Idem betrekkelijk de herstellingen in verband met de voorgenomen verwieseling van de wissel- rails en wisselstukken van den paardenspoor weg. (88) 13°. Idem omtrent de verpachting 'van de exploitatie van de Gehoorzaal ëb^^^aBtetelling van de vosrwaarden van verpachting. (36) 14°. Verzoek van den notarie J. A. Yan Hamel, handelende namens J. Tb. L. Withof, en mede- eigecaren van het Buitengoed „Groenhoven", tot goedkeuring van het daarbij overgelegd plan van straataaDleg. (42) 15°. Voorstel omtrent de oprichting van eene school 3do klasse aan de Heerenstraat. (43) 16°. Idem tot wijziging van art. 9 der Vorordening van 11 Januari 1894, bepalende het getal der echolen voo: openbaar lager onderwijs, enz. (Gem.blad No. 4 van 1894) en het vtrleenen van eene toelage aan dorde onderwijzers en onderwijzeressen niet ia het bezit yan de hoofd akte. (44) 17°. Idem tot het verleenen yan afschrijving of terugbetaling van plaatselijke directe belasting, dienst 1896. (46) 18°. Staat van af- en overechrijviDg op do begrootiDg voor de Schutterij, dienst 1896. (46) 19°. Verzoek van J. Do Lange c. s. omtrent be strating en rioleering van oen strook grond aan den Witten Singel. (48) 20°. Voorstel betrekkelijk de inrichting van een asphyxiatietoestel voor de afmaking van honden, aan do Timmerwerf. (49) COLLECTEN. Naar aanleiding van de menigvuldige colleoten, welke ook hier ter etedo gehouden worden door Instellingen nit andere gomoonten, achten Borge- meoster en Wethouders zich verplicht onder de aandacht van de ingezetenen te brengen, dat die inzamelingen niet geacht moeten worden te geschieden mot toestemming van het Gemeentebestuur. Aan de besturon toch van Instellingen van welda digheid, door wie aan de betrekkolijke bepalingen der Armenwet is voldaan, kan, krachtens eene onlangs door de BegeeriDg genomen beslissing, niet worden belet ook in andore gemeenten dan waarin die instel lingen zijn gevestigd, inzamelingen te honden. - Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden; F. WAS, Burgemeost-er. 27 Febr. 1897. E. KISTi Secretaris. Ons mediscli hooger onderwys. Nu tot hoogleeraar in de verloskunde en vrouwenziekten te Groningen weder een vreemdeling benoemd is, gevoelt hit „Vader land" zich gedwongen, een paar opmerkingen te makóii. Het blad Z9gt nauwelijks te kunnen gelooven, dat hier te lande geen jonge kracht te vinden zou zyn geweest om dien leerstoel te bezetten, maar meent te moeten aannemen, dat men het in het belang van het onderwijs acht alleen personen tot hoogleeraar te benoe men, die reeds bewijzen van professorale hoe danigheden hebben gegeven. Een zoodanige opvatting acht het blad zeker te verdedigen, maar dan wijst het er op hoe weinig gelegenheid hier te lande voor hen, die daartoe lust en aanleg bezitten, bestaat, om zich na volbrachte studie aan verdere wetenschappelijke vorming te wijden. Is het aantal hoogleeraarsplaatsen aan onze vier hoogescholen reeds niet talrijk, ook het aantal assistent-plaatsen, die toch de eerste trede op de trap van ontwikkeling zijn, is gering en bovendien zyn zy onvoldoende be zoldigd. Het „Vaderland", is dan van oordeel, dat, wil men by benoeming van medische hoog- leeraren hier te lande een keuze mogeiyk maken, een andere regeling moet worden getroffen. „Wy zouden zoo denken", schryft het blad, „dat het voor de hand lag, door een betere be zoldiging van sommige assistentschappen onzen jongelieden de gelegenheid te geven, langoren tyd assistent te kunnen blijven. Zooals het nu is, wordt het assistent zün hoofdzakeiyk be schouwd als een goede toegift vóór men in de praktyk gaat. Hen, die zich daartoe geschikt getoond en zich- voldoende onderscheiden heb ben, kan men dan tot-bezoldigd privaat-docent of lector aanstellen, terwyl men enkelen hun ner, die beslist voor hoogleeraar in aanmerking zouden komen, doch voor wie geen plaats in de ryen der officiëelo wetenschap open is, den per- 80oniyken titel van buitengewoon hoogleeraar zou kunnen verleenen. Zy konden den hoog- leeraar by het geven van onderwas behulpzaam zün en zich onder meer door het geven van college voor hun toekomstige taak voorbereiden. „In ieder geval zouden zy ook zonder be noeming tot hoogleeraar een bfetrekking beklee- den, eenigszins in overeenstemming met hun verdienste, en by ontstaan eener vacature den kring vormen, waaruit een keuze kon worden gedaan. „Ons komt het voor, dat een dergelyke regeling of welke andere ook, dringend noodig is in het belang van het onderwys. Wanneer op den tegeüwoordigen weg wordt doorgegaan, kan dit niet anders dan ontmoedigend, verlammend werken op die jonge mannen,„digzich overigens in staat zouden rekenen, hun verdere ontwik keling den wetenschappeiyken kant uit te sturen. „Wanneer by iedere, aanstaande benoeming van een geneeskundig hoogleeraar, die in ver schillende kringen met spanning wordt verbeid, gevraagd moet worden: „zou men weer een buitenlander nemen?" en na lang wachten de uitslag voor de Nederlandsche medici ongunstig biykt, dan mogen de betrokken autoriteiten al te goeder trouw meenen in het belang van het onderwijs te handelen, in waarheid ver béteren zy niets, om de eenvoudige reden, dat de hand niet aan de ware oorzaak, de gebrekkige vorming onzer medische geleorden na hun studietyd, geslagen wordt. „By deze beschouwing is natuuriyk geheel uitgegaan van het standpunt, dat men het nog van belang acht, aan Nederlandsche int tel lingen zoo mogeiyk Nederlandsche geleerden te verbinden. Is dit evenwel by onze genees kundige faculteiten een onverschillige zaak, dan late men de dingen haar loop en dan kunnen wy ons met het vooruitzicht ver trouwd maken over etteiyke jaren een meer derheid van Duitsche hoogleeraren te bezitten niet alleen, doch* tevens in de onmogelykheid te verkeeren nog Nederlanders voor het hoog- leeraarsambt te vinden, wyi dezen zullen gevoelen uitsluitend in de praktyk hun werk kring te moeten vinden. „Wy hopen van beter!" Prof. Fokker, te Groningen, opende gisteren zün college met de voorlezing van het na volgend stuk: „Volgens de dagbladen heeft de hoogleeraar Treub kunnen goedvinden aan zyne studenten een toespraak voor te lezen, waarin by, naar aanleiding van de benoeming van prof. Döderlein, hun toeroept: Voor u is in Nederland geen wetenschappeiyke toekomst weggelegd. Gy zyt slechts Nederlanders! „Ik wensch de vraag niet te bespreken, of ..het gep^t is, dat een boogleeraar in het openbaar critiek oefent omtrent een benoeming van ambtgei^ooten, op advies van ambtgenooten gedaan. IkJwensch evenmin op te komen tegen de door prof. Treub beleden leer, dat by voorkeur Nederlanders tot die betrek kingen behooren te woroen benoemd, omdat ik het daarmede volkomen eens ben. Maar ik meen te moeten protesteeren tegen zyne gevolgtrekking alsof uit de jongste benoeming te Groningen zou voortvloeien, dat onze land- genooten zich nu ook maar niet meer op de wetenschap moeten toeleggen. Die raad, door Treub aan de studeDton gegeven, is niet alleen veröerfeiyk, ze is allerminst behooriyk gemotiveerd. Uit de geschiedenis onzer facul teit kan blijken, dat in de laatste 20 jaren, sedert de invoering der wet H. O., te Groningen zyp. aangesteld acht nieuwe hoogleeraren, naar volgorde de heeren v. Braam Houckgoest, Fokker, Ranke, Korteweg, Van Wyhe, Koch, Mulder en Reddingius, zynde één Duitscher en zeven Hollanders. Uit myne persooniyke herinnering kan ik er byvoegen, dat, toen de heer Ranke benoemd is, Hollanders door de faculteit waren voorgedragen en dat by de voordracht der vyf laatstgenoemden nooit ernstig aan de candidatuur van een buitenlander is gedacht. Uit het feit, dat by deze gelegen heid een Duitscher is aanbevolen, zou men dus mogen opmaken, dat men dat heeft moeten doen, omdat geen geschikte landge- nooten te vinden waren. „Nu zegt de heer Treub wel, dat er wél geschikte Hollanders te vinden waren, ma r tegenover die meening staat die van de meerderheid der medische faculteit, die zich in deze zou kunnen beroepen op hare zuster faculteiten te Leiden en te Amsterdam, die kortelings by vacaturen voor den leerstoel in dezelfde vakken de door den heer Treub bedoelde landgenooten geheel buiten aanmer king hebben gelaten. „Onze faculteit zal zich daaromtrent wel niet nader willen verklaren. Ze is noch aan den heer Treub, noch aan anderen dan de door de wet gestelde machten, verantwoording schuldig. Toch meen ik, die de eer^jipj^voor- zitter van die faculteit te zyn," persoonlek in het midden te mogen brengen, dat de facul teit zich eenige maanden lang beyverd heeft in Nederland een geschikt?n candidaat op te sporen, dat ze daartoe inlichtingen heeft in gewonnen van de meest bevoegden in den lande, in de eerste plaats van prof. Treub zelf, en dat ze eerst, toen die inlichtingen, naar het gevoelen der meerderheid harer leden, niet in alle opzichten bevredigend waren, haars ondanks eon buitenlander als eerste candidaat heeft voorgedragen. „Het wil my toescbynen dat de heer Treub verstandig heeft gedaan zyne boutade niet te improviseeren, maar die voor te lezen. Toch schynt dit middel niet afdoende geweest te zyn. Het heeft althans niet kunnen voor komen dat hy zich eene uitdrukking heeft veroorloofd „les dessous des cartes'^die men, ware ze door een ander gebezigd, $por eene insinuatie zou moeten houden. Hy, die "den heer Treub kent, die weet dat het hart hem steeds op de tong ligt en dat hy met be- mfnneiyke onvoorzichtigheid vriend noch vyand sparende de pen voert, zal bier slechts denken aan een ondoordacht woord, Treub, die over den loop der zaken verstoord was, ontvallen. Meer verwonderd heeft het my dan ook, dat de heer Treub, toen zich een jaar geleden te Leiden een volkomen analoog geval heeft voorgedaan, zyne opmerkingen heeft kunnen achterwege houden." De „Prov. Gron. Ct." laat zich naar aan leiding der rede van prof. Treub als volgt uit: „Ons hier te Groningen laat deze speech Yry koud. Wy hopen, dat de nieuw benoemde hoogleeraar moge blyken een bekwaam man te zyn, die aan onze universiteit in zy'n leervak, dat in den laatsten tyd nogal is verwaarloosd, nieuw leven weet in te blazen. En de omstandigheid, dat hy op voordracht der faculteit (zeker een zeer bevoegde autoriteit, n'en déplaise prof. Treub) benoemd is, èn de inlichtingen, die wy omtrent den nieuw be noemde hebben ingewonnen, wettigen onze verwachting, dat hy daartoe, en tot meer, volkomen in staat is. Overigens kunnen wy met de gepassionneerde woorden van prof. Treub ons volstrekt niet vereenigen. Het is altyd gevaariyk, zonder kennis van alle motieven, te oordeelon over eene ministettëele benoeming. Toen professor Van 't Hoff onlangs van* Nederland naar Duitschland werd 'be roepen, hebben wy het machtige Duitschland volstrekt niet in woede zien ontbranden. Trouwens een Duitsch hooggeleerde zou zich wel tweemaal bedenken, vóór en aleer hy woorjen, als door prof. Treub van zyn leer stoel gesproken, zich liet ontvallen. Het zoude hem zeer zeker zyne betrekking, misschien zyne vryheid kosten. Waaruit alweer blykt, dat wy, Nederlanders, nog niet zoo heel diep beklagenswaardig zyn. Wy dachten overigens, dat eene klacht nopens miskenning van Regeeringswege van Nederlandsche weten schappeiyke verdiensten allerminst paste Cn den mond van een lid der familie Treub." Benoemd is tot directeur van de Diergaarde te Rotterdam de heer J. Buttikofer, conservator aan 's Ryks Museum van Natuurlyke Historie te Leiden. Wat het in de voorwaarden van ver pachting der Stadszaal opgenomen boog tarief betreft, zynde bet tarief, vastgesteld by Raads besluit van 21 Januari 1892, wordt het door B. en Ws. wenscheiyk geacht eenige verhoo- ging aan te brengen, met het oog op het gebruik van de,Gehoorzaal door groote Maat- schappyen met tal van leden, ten behoev© van welke de verbouwing van de Gehoorzaal op zoo ruime schaal heeft plaats gehad. Boven dien komen de kosten van verwarming en brandwacht geheel ten laste van de gemeente, zoodat de zaalhuur in dergelyke gevallen zonder bezwaar eenige verhooging kan onder gaan. Het maximum is thans gesteld voor de groote zaal zonder foyer tot 's voormiddag» 5 uren van 25 tot ƒ50, van 's namiddags 5»/2 uur van 50 tot ƒ100, den geheelen dag van ƒ60 tot ƒ120. De groote zaal zonder foyer tot 's namiddags 5 uren van ƒ20 tot 40, van 's namiddags ö'/a uur van 40 tot 80, den geheelen dag van 50 tot ƒ100. De bovenzaal met foyer tot 's namiddag» 5 uren van 12 tot 20, van 's namiddags 5'/, uur van 24 tot 40, den geheelen dag van 30 tot ƒ50. De bovenzaal zonder foyer tot 's namiddags 5 uren van 5 tot ƒ10, van 's namiddag» 5'/j uur van 8 tot ƒ16, den geheelen dag van ƒ10 tot 20. De foyer tot 's namiddags 5 uren van ƒ10 tot ƒ20, van 's namiddags 5'/a uur van ƒ20 tot 40, den geheelen dag van 25 tot 50. Wat de voorwaarden der verpachting voor de exploitatie der Gehoorzaal en bloc betreft, hierin zyn mede eenige wyzigingen aange bracht. Het wordt nl. gewenscht geacht het geheels beheer der verwarming en ventilatie van ge meentewege te doen geschieden en de kosten daarvan voor rekening van de gemeente to doen biyven, zooals ook thans by de exploitatie van de bediening der buffetten het geval Is. Ook meenen B. en Ws. de kosten van do brandwacht niet ten laste te moeten brengen van den pachty. In de vroeger opgemaaicte voorwaarden voor de verpachting en bloc was voor de belooning van de brandwacht een tarief vastgesteld per man en per uur, me* bepaling, dat die belooningen door den pachter moesten worden betaald. Door zoodanige bepalingen wordt de pacht som onnoofig bezwaard en de inschryving wellicht eenigermate bemoeilykt. Verder is het voor de verpachting van de bediening van de buffetten vastgesteld booge tarief als maximum opgenomen ia die voor waarden, zullende de pachter bevoegd zyn 29) Het was hem, alsof hy dubbel bestond, en alsof zyn eene ik, mét een juist oordeel over zyn ander ik begaafd,, de waarheid daarvan bepaalde. „Ja," zeide hy tot zichzelf, „ik ben jaloersch en boos op die mannen en op haar; maar wat is dat nu voor een dwaasheid van me, nu myn laatste uur weldra geslagen zal zyn?" Zyn blik rustte ten slotte op Murat. Hy voelde belangstelling voor den prins; hy vond het 'amusant, om dien opgetuigden grooten cavalerie officier te zien. Maar oogenblikkelyk liet bij die gedachten varen, toen het hem te binnen schoot, dat de prins zyn leven in de hand hield. Zyn tegenwoordigheid was aangekondigd door den commandeerenden officier van de lyfwacht. Murat nam er echter geen notitie van; by sprak op luiden, vry jovialen toon met twee van de officieren, die hem ver gezelden. Zoo waar als ik leef, zou ik het hebben kunnen doen; zonder twyfel," zeide hy, „ik zou het met de punt van myn degen wel gekund hebben. Ik zou Prenslow in galop ingenomen hebben en Lasalle zou Stettin binnen getrokken zyn. Wat! Denk je, dat het onmogelyk is?" - Ik vrees van ja, Uw Hoogheid. De Pruisen zouden hun poorten openen! En de Russen weten waariyk wel hoe zy een geweer moeten haüteeren," antwoordde een van de generaals. Het oog van Murat viel op Pahlen. „O, daar is de spion 1" riep hy uit, en zyn stem en zyn houding veranderden onmiddellyk. „Breng hem hier. Wat zegt hy, dat hy is? Een officier van de lyfwacht te paard van den Russischen keizer?" Dat heeft hy opgegevod, Uw Hoogheid," antwoordde de officier. En in de vermomming van een van myn dragonders. Wel, luitenant, hoe is uw naam? Hoe durfde u het wagen, om in myn kamp te komen?" Ik zou nu moeten spreken," dacht Pahlen, „maar wat kan ik zeggen?" Zyn oogen keken met vasten blik in de onbeschaamde donkere oogen, die op hem gevestigd waren. Hoeveel mannen en geweren hebt u te König8berg?" vroeg de prins kortaf. Ik weet het niet. Ik ben niet in de stad geweest," hernam Pahlen; hy was zelf ver baasd, dat zyn stem zoo kalm klonk. Het is veiliger voor u om myn vragen te beantwoorden, luitenant. Heeft Benningsen zich achter den Pregel teruggetrokken?" Pahlen hoorde de vraag nauwelyks; zyn oogen waren afgedwaald naar den staf van den prins. Waar was Halka? Hoe kwam het toch, dat die mannen niet gemerkt hadden, dat ze een vrouw was? Wat een idioten waren dat toch I Een gek zou nog weten, dat een jongen niet sprak zooals zy, en er niet zoo uitzag. Met deze gedachten vermengde zich een koortsachtige begeerta om alles achter den rug te hebben; dit intermezzo was een foltering 'voor zyn ziel. Plotseling herinnerde hy zich de vraag, die gedaan was door den man, die het in zyn macht had om hem te dooden of om hem te redden. Ik werd gewond aan den Beneden- Woichsel," herhaalde hy langzaam, byna werktuiglyk. „Een boer vond me en bood me een schuilplaats aan. Ik nam deze vermomming aaD, om te voorkomen, dat ik gevangen genomen zou worden, als ik ons leger volgde". De prins lette nauwelyks op hetgeen hy zei. Hy was verlangend om het een en ander van de Russen te vernemen en viel hem dus in de rede: „Zeg my precies, hoe groot het aantal manschappen is," zeide hy op strengen toon. „Vertel my hoeveel man uw bataljon te Eylau heeft verloren. Zeg my ook, welk leger er aan de overzyde van den Pregel staat." Deze vragen schenen Pahlen een overbodige beleediging toe. Het verlangen, om een eind aan dit treurig tooneel te maken, werd steeds grooter. Hy gaf geen antwoord. Murat herhaalde zyn vragen, op een ge- strengeren toon. Zyn oogen rustten op PahleD, met een uitdrukkiug, waarin te lezen was, dat hy de vragen in alle byzonderheden beantwoord wenschte te zien. Hy stelde vol strekt geen belang in den gevangene. Hy had geen menschelyk gevoel voor het leven, dat hy in zyn handen hield. Als gy nauwkeurig myn vragen beant woordt, zult u niet doodgeschoten worden", <seide by. Maar uit den toon, waarop hy sprak, was duidelyk op te maken, dat het lot van Pahlen hem totaal koud liet. Het kwam by Pahlen op, dat menigeon in zyn plaats den gever de gift van het leven voor de voeten zou hebben gegooid, als die van zulke voorwaarden afhankelyk was. Maar hoe kon iemand een gemaakte houding aan nemen, hoe kon hy slecht handelen met dén dood voor oogen Antwoord den prins, luitenant!" zeide een van de generaals op ernstigen toon. Deze woorden bliezen het vuur, dat er in zyn binnenste smeulde, mot alle kracht aan. Hy keek op; zyn oogen glinsterden met een kouden, onheilspellenden glans; woede en toorn klonken uit zyn antwoord. Prins Murat, ik ben geen spion en ook geen verrader," hernam hy fier. Denk er nog eens over na, luitenant, want anders wordt go doodgeschoten," gaf de generaal ten antwoord op dreigenden toon. Wyst u het aanbod af?" vroeg Murat. Geen antwoord. Luister I" riep de prins, terwyi hy Pahlen van het hoofd tot de voeten opnam. „Ge zyt een spion, een deserteur, en een man, wien het om geld te doen is. Ik wil gaarne be talen voor uw informaties. Als u uw leven op prys stelt, geef my dan onmiddellyk zeer juiste antwoorden." U ziet me voor een verkeerde aan," antwoordde Pahlen, terwyi hartstocht en schaamtegevoel zyn stem deden trillen. „Ik ben een Russisch edelman, kapitein van de Lyfwacht te Paard van den Czaar." Murat haalde zyn schouders op met een onbarmhartige beweging. Nog eens geef ik u de keuze," zoido hy woedend. „Weigert u?" Pahlens blik bleef steeds gevestigd op het gezicht van den grooten, aangedirkten soldaat, den liefhebber van snelle, strenge, militaire wetsvoltrekking. Zyn oogen schitterden en werden zeer kleinto9n kwam er één enkel woord van zyn lippen. Ja," zeide hy, alsof hy dit woord uit zyn keel had moeten trekken. Murat bewoog zich eventjes. Breng den gevangene weg," zeide hy koeL Toen de wacht Pablon omringd had, richtte de prins zich tot een van de officieren van zyn gevolg en lichtte een van de moeilykheden toe, by de verdediging van de stad te onder vinden. Deze onverschilligheid deed Pahlen rillen; hy wist nu, dat zyn geval alleen be schouwd werd als iete geheel onbeteekenends te midden van den oorlogdat nooit iemand gevonden zou worden, die met een spioQ medeiyden zou hebben, dat de koelbloedigheid van Murat eigen was aan iedereen, die den dood in den oorlog misschien honderd keeron voor oogea had gehad en hem daarom niet voor zoo iets ernstigs hield. Iedere stap bracht hem nu nader tot zyn einde. Die dwaze grap, die oogen blikken, welke met het ondervragen verspild waren, alles was voorby. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1