N°. 11360
Maandag 8 Maart.
A». 1897
<§eze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Vlokken.
Feuilleton.
LEIDSCH
PBJJ3 DEZES OOHBAITIU
Voor Leiden per 8 tuaandeik f 1.10.
frranco per postj1.40.
Afeonderlyke Nommers 0.05.
PRUS DER AT>vkh.'1'KN'IM
Van t 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17}. - GrootaW
letters naar plaatsruimte. Voet het mcassearen buiten da stad
wordt f 0.05 berekend.
Het Ar*men-concert.
De groote raai was mooi gevuld en dat is
waariyk niet te verwonderen, als wy nagaan
wat „Sempre" al zoo beloofde. Het programma
bood een ryke afwisseling aan, zóó rtfk zelfs,
dat, by alle dankbaarheid voor het genotene,
on willek urig de vraag zich opdringt: Hebben
wy nist te veol gehad voor éón concert?Niet
om don tyd, maar om het volume muziek,
dat wij te verwerken gekregen h bbenBeet
hoven Cbopin G ieg, Gounod, Mann, Moaz-
kowski, Liszt, Dein s, enz. Dat alles op één
a>oid door te werken is al heel wat, het
gehoorde inderdaad te vèrwerken, is bijkans
onmogelijk. Het is des Guten zu viel 1 En juist
omdat alles goed en mooi was, juist omdat
er veel by w 8, dat menigeen voor het eerst
ho rde, juist daarom zouden wy willen zeg
gen: Wees ni«t zóó mild, met minder zyn
wy ook tevre en. En toch, ik zou nitt gaarne
zeggon wit wy dan zouden hebben wijlen
missenwas het eene ook al wat mooier dan
het andere, alles zonder onderscheid gaf reden
tot tevredenheid en dankbaarheid.
Het orkest had vier nummers voor tyne
r kening g-nomen en het heeft daarin een
gelukkigen avond gehad. Wy hebben het
orkest van „Sempre" wel eens slechter, maar
nooit beter hooren spelen. Er was klaarbiyke-
lyk goed gestudeerd, de werken zaten er in.
De klank wns beschaafd en zuiver, de samen
werking der verschillende instrumenten goed,
terwyi ook de nuancoering te prijzen viel.
Zelfs in de begeleidingen van den zang en
het piano-concert was het orkest goed. De
tweede Peer Gynt-suite stelt den uitvoerenden
geen buitengewone eiscben. Er is veel moois
in it In grid's Klage en Solvegg's Lied zyn frisch
en zangerig; de Arabische dans is weelderig
geïnstrumenteerd. Minder bekoorde ons het
loeien van den stormwind in Peer Gynt's
Heimk^hr. Grieg heeft wel and-re middelen
om het stemmings-beeld te geven dan het
nabootsen van rukwinden en gierende vlagen.
De ballet-muziek uit „La reine de Saba" ia
gloeditJk.
Een woori van hulde aan den di'ettant,
die den viool solo speelde, mag hier niet ont
breken. Met talent vervulde hy zyn taak.
Kalm en zy e krachten kennend, speelde by
alsof hy zyn levtn lang niet anders gedaan
had. Een hart lyk applaus loonde hem voor
zyn spel.
De Cortège van Moszkowski is zeker fan
tastisch genoeg, rnaar lijkt te veel op al der
gelyke „Züge", om ons veel belang te kunnen
inboezemen. Beter klonk de ouverture van
„Le roi l'a dit" Daar zit geest en pit in;
het komt my voor een zeer oorspronkciyk
werk te zyn.
Orelio was byzonder goed gedisponeerd,
zyn stem klonk uitstekend en hy was in de
beste stemming. Het liefst hooren wy hem
in een chanson boire, en in de oude Lederen
hy komt het beste uit in fr/ssche, vrooiyke,
schalksche liederen en liedjes, beter dan in
ernstige of droevige passages. Toch waren
ook het Cantabile uit „Melaenis" en „Jonge
liefde", beide van Gottfried Mann, mooi. Een
enkel oogenblik dreigde de componist-dirigent
zich te laten meeslepen, waardoor hy de
begeleiding te veel aanzette, zoodat de
zanger overstemd werd, doch over 't algemeen
was de samenwerking zeer goed. Met gloed
zong Orelio na de pauze zyne Hollandsche
en Vlaamsche liederen, vooral het „Liedje
aan de Zee" en ,'t Kwezelken" werden
humoristisch voorgedragen. Hy was zoogoed
niet of aan het herhaald vragen om nog een
extra-nummer moest hfl wel toegeven en
koos daartoe „Myn eerste" van Bern. Zweers
op woorden van Cosman. Mann accompag
neerde, zooals hfi dat altyd doet, d. i. voor-
treffelyk.
De heer Willem Mengelberg was, als vir
tuoos, nog een onbekende voor Leiden, doch
na gisteravond is hy een goede, een begeerde
kennis geworden. Stormenderhand heeft hy
door zijn meesterlyk spel aller harten ver
overd. Evenals by zyn dirigeeren, weet hy
ook hier een sterk persooniyk karakter in
z\jn spel te leggen, zonder nochtans aan den
eerbied voor den meester, dien hy vertolkt,
te kort te doen. Al is zyn spel, zyne opvat
ting nog zoo individueel, toch hoort men
Beethoven boven alles" uit, hém geeft hy toch
de eer, niet zichzelven. De heer Mengelberg
bezit verder een schitterende techniek en een
prachtigen aanslag. Met zyn instrument, waar
aan hy gewoon is, weet hy wonderen te doen.
Behalve één kleine vergissing in het begin,
was zyn voordracht van het concert van
Beethoven (en een hecriyk mooi concert was
het) vlekkeloos. Met het tempo veroorlooft de
heer Mi ngelberg zich vele vryheden, hy wis
stlt elk oogenblik, doch onder zyne behan
deling klinkt dat niet hinderlyk. Na de pauze
werd vooral de „Nocturne" van Chopin diep
gevoelvol gespeeld, in Etincellos en ce wals
van Liszt was meer aanleiding om bravoure
te toonen.
Beide solisten ontvingen gisteravond uit
de hand des voorzitters het diploma van
Eerelidmaatschap van „Sempre", een eer,
waaraan slechts een heel enkele solist op
„Sempre" ontsnapt. Maar de heeren Orelio
en Mei gelberg trokken ernstige gezichten,
bogen diep, drukten handen en deden of ze er
erg biy mee Wdran.
„Sempre" kan over zyn avond tevreden
zynliet he ft een concert gegeven, dat ge
rekend mag worden onder de beste, die in de
laatste jaren door „Sempre" zyn ten gehooro
gebracht. v. B.
Praatjes over Kunst.
XCII.
Eerlyk bekend, heb ik my byster verheugd
over het groot waardeerend oordeel, dat Lode-
wyk Van Deyssel over Frans Coenen Jr.'s
boek „Een zwakke" (ook door my in dit blad
aangekondigd), in 't laatste noojmer van 't
„Tweemaandelyksch Tydschrift" publiceerde;
eerlyk bekend, verheugd - want, naast de
ietwat pedante opvatting, dat deze smaak dan
gelyken tred zou houden met dien van een
onzer beste literaire artiaten, staat de beken
tenis, dat ik het vooral voor Coenen zoo ge
lukkig acht, dat hy door een fijngevoelig
schry ver, die zelf veel heeft gepresteerd, door
Karei Alberdingk Thym, ten volle wordt be
grepen.
Een kort resumé van wat Van Deyssel
schry ft vinde hier een'plaats:
„De heer Frans Coenen Jr. schryft zeer
nauwkeurig, zuiver en doordringend. Toen ik,
zooeven, na de lezing van het vyfde hoofd
stuk, opkeek, had ik die gewaarwordiug, die
men 's ochtends by 't ontwaken wel onder
vindt: dat de droomtoestand even voortduurt
terwyi men reeds wakker is en men wakend
schyüt te leven in de wereld van zyn droom,
die zich zonderling vermengd heeft met het
gewone voorkomen der omgeving, dat onze
oogen aanschouwen. Ik meende werkeiyk
even, naar buiten kykende, te zyn in een
Zondag als hy daar bescbryft en er al het
trieste van te merken.
Ik had in die seconden de knauwende ge
dachte: juist, zoo is het, het leven is een
readelooze schemering. Hy bad my het levens
gevoel van zyn boek medegedeeld.
En aldus een lezer tot den zynen te maken
is dit niet een der sterkste uitkomsten, die
een schry ver bereiken kan?
In een boek als dit is het leven pas een
hel. Maar, het geeft geen aandoening, zult
gy zeggen, geen droefheid, geen pyn, geen
wildheid van wanhoop. Neen, jüist, dat is
het juist. Zoodra er droefheid, pyn, wild
heid van wanhoop is, dramatiseert het leven
zich en wordt de belevcr. belangrijk, dat Is
genotryk, voor zichzelf. "Elke emotie houdt
genoegen in.
Dit boek, juist met zyn eenvoudige ge
woonheid, juist door zyn allerverst en aller-
naaktst realisme, is erger dan de meest
makabere romantische fantasie. Dit boek is
als de Dood, met stugge koü beschouwend
het Leven.
De afwezigheid van sentiment is er het
sentiment van geworden. Door zyn loodrechte
konsequentie van dwarsche grauwheid, van
koud koud scherp zien, is het helsch en het
grandiose naby.
Want het is een Daad. Hier zyn geen
zwabberderytjes, geen sierseltjes van pathetiek,
geen lyriek van exklamatie. Het is geen
zeuren er over. Maar het is Het zelf.
Het is koud en star als een werkelyke
moord. Het is een wraak. In dit boek is
het Leven vermoord.
Dit boek is een misdaad en draagt daar
van het kil grandkne karakter.
De nrelancholLën van andere schry vers uit
dezen tyj zyn druilvertrekken in Pompadour
styl, vergeleken by de gryze cel van levens
leed van dezen zwakke.
Wy hebben den heer Coenen aan te wyzen
en te waardeeren als den trouwen artist,
den sorgvuldigen levensnoteerder, die voor
nog zooveel niet de zuiverheid zyner visie
zou storen en die een menschenkarakter en
een levens-sentiment heeft gegeven, hem ge
heel alleen toebehoorend. Wel gehéél als
kunstwerk, maar ook als levensuiting is dit
boek goed te noemen ln zooverre als door
deze ergheid van Dééd deze mensch deelneemt
aan het „Levens-Drama".
Dr. Bredius blijft als directeur van het
Mauritshuis aanl
Aardig schryft over dit feit de Haagsche
Briefschry ver van de „Zaanlandsche Courant"
het volgende:
„Zooeven zie ik, dat H. M. de Koningin-
Regentes den Minister van Binnenl. Zaken
heeft „gemachtigd" den heer Bredius te be
richten, dat zyn verzoek om ontslag „buiten
beschikking biyft." Men zal dit met vreugde
in den lande vernemen. Het is een feit zonder
voorbeeld, meen ik, dat de Minister openlyk
in de Kamer een „ambtenaar" met niet-
eervol ontslag dreigde en dat hy daarna
door de Kroon wordt „gemachtigd" dien
„ambtenaar" te zeggen, dat hy in functie
moet blyven Een scherper afkeuring van
's Ministers, handelwyze dan in deze „mach
tiging" is gelegen, is byna niet denkbaar.
Misschien trekt de heer Yan Houten zich er
niets van aan - naar den uiteriyken schyn;
maar het zal hem toch wel hard zyn geval
len, dat briefje aan Dr. Eredius te onder
teekenen. Zooals de zaken nu staan, kan en
moet de heer Bredius aanbiyven op Hr. Ms.
verlangen en a la barbe van den Minister.
De satisfactie is vol oende voorloopig."
Ook wy zouden gaarne getuigo z\jn geweest
van den indruk van bet oogenblik, de uit
drukking van den oogen-blik, en de zenuw
achtigheid, waarmede de Minister Van Houten
zyn naamteekening onder dit besluit wel
moet hebben gezet.
Ik heb aanvankeiyk gemeend, dat de portret
ten (z. g. „peinture Bogaerts"), by de firma
Kooyker geëxposeerd, als „kunst" waren be
doeld.
De firma Bogaerts licht my echter, blykens
onderstaanden brief, beter in. Deze- is al te
curieus, om hem niet door publicatie aan de
vergetelheid te ontrukken.
WelEd. Geb. Heer.
By uw bezoek aan het magazyn der firma
Kooyker alhier had ik tot mijn spyt niet het
voorrecht Ued. het doel der Expositie te ver
klaren en neem ik daarom de vryheid met
een enkel woord Ued. daarvan het doel uit te
leggen.
Toen ik myne reis door het land ondernam,
beaamde ik alleen aan de zaak meer uitge
breidheid te geven, en daar dezelve meer op
industrieel of commercieel gebied berust, by
ieder ingang te doen vinden.
Als schilderyen van w.iardo op kunstgebied
zyn de portretten nimmer door my aanbe
volen of geëxposeerd en wil ik daarom gaarne
aannemen dezelve niet als zooianlg door Ued.
werden beschouwd.
Wel durf ik wel beweren, dat op hot gebied
van portretschildering schilders van naam aan
ons atelier zyn verbonden en deze heeren
meermalen do goedkeuring van bekende schil
ders van naam ontvingen, vooral nu het
levensgroots portret van H. M. de Koningin
is ontworpen.
Beleefdeiyk durf ik Ued. verzoeken aan
gaande de Peinture-Bogaert8 niel te willen
recenseeren, want wy hebben geen enkel
kunstkenner daartoeuitgenoodigd.
Hoogachtend heb ik de eer my teno9men:
Ued. dw. dnr.
H, Bogaerts Cie.
Van „Le Monde Moderne", een te Parijs
verscbynend blad, krijg ik de Januari-Juni-
aflevering in handen.
Daarin zyn byzonder kDappe ontwerpen van
Mucha (den teekenaar architect, dien men zich
nog van het affiche voor Sarah Bernhardt
wel zal herinneren), en een interessant opstel
van Guillaume Dan vers over „Faust et les
Musiciens" met goede reproducties naar Eugène
Delacroix en onzen Dordrechtschen schilder Ary
Scheffer.
Indien ik thans een uitzondering maak over
een „Lakenhal8che" expositie te spreken, dan
vindt deze zyn reden in de volgende feiten.
Eerstens moet een woord van lof worden
gebracht aan de heeren W. Brouwer en J. A.
Loobèr Jr., die het initiatief namen voor deze
keuze tentoonstelling, en ten tweede kan ik
volmondig verklaren, dat, wat leerrijkheid
aangaat, deze verzameling wel do meest inte
ressante, mag woraen genoemd, die in langen
tyd ter bezichtiging werd gesteld.
Ik wensch niet to treden in byzonderheden
en wil ook gaarne het oordeel van den ver
slaggever, den heer v D, afwachten, doch
tot opwekking voor bezoek acht ik my alles
zins gerechtvaardigd.
Het stemt weemoedig te moeten aanzien
hoe thans, terwyi het heerlyke voorjaar zyn
intrede begint te doen en allerwegen ontbot-
tende knoppen zich ontluiken, de vorsteiyke
boomen op het mooie landje tegenover het
café „Wapen van Oegstgeest" eenvoudig wor
den omgehakt.
Heeft voor menigeen de wandeling rond
„Endegeest" reeds veel van de vroegere beko
ring verloren door de trieste bestemming die
dit heerlyke lanogoed verkreeg, incien voort
gegaan wordt met het aldus verninken van
de laatste overblijfselen in ue omgeving kan
veilig worden voorspeld, dat het getal wande
laars nog aanmerkelijk zal slinken. Hopen
wy voorloopig, dat althans de overoude ceder
voor slooping of „piramidale" snoeiing bthoed
zal blyven.
Mag er dan voor schilders geen enkel motief
meer blyven bestaan? zyn wy geneigd by dit
voortwoekerend wandalisaie te vragen. C. V.
Een heldhaftige vrouw.
25)
Dat komt er van, als men te veel brandy
drinkt," zei de jongen langzaam. „Klik eens,
mijn hand is zoo vast als die van een soldaat
b hoort te zyn."
Hii stak zyn hand gauw onder de plank,
toen La Bourdonnaye er naar keek.
Daar! Vang!" riep een van de mannen
en gooide den dobbelsteen naar Pallisseaux,
die hem opving.
Hfi schuide en wierp weer.
W .t een geluksvogel," mompelde La
Four;onnaye. „Kyk goed Mignon!"
D jongen strekte zyn rechterhand uit. Het
verfrommelde briefje hield by nog altyd in zyn
lir korhand. Het was hem, alsof het als vuur
in zjn vleesch brandde, en alsof ieder woord
69n vlam was. Pallisseaux gaf hem den koker
ei hy gooide.
Acht!" riep Chastanié.
Aller blikken waren gevestigd op den worp
van Pallisseaux. Hy gooide twee oogen.
Kom, Mnizek, wees eens lief. Ro^p de
schikgodinnen nog eens aanl" riep Chastanié.
Wil je graag, dat ik win?" zeide de
jongen met schitterende, maar angstige
oogen.
Ja als je ze zesmaal door elkaar
schudt, is het wel genoeg," lachte Chastanié.
„Maak voort!'
Daar komt iemand naar de deur," zei
La Bourdonnaye, terwyi by zyn hoofd naar
het gordyn omdraaide. „Iemand uit het hoofd
kwartier, denk ik."
Gauw, Mnizek, maak, dat er een eind
aan de zaak komt."
De jongen gooide, keek vlug naar de dobbel-
steenen en sprong op.
Verloren!" gilden de mannen allen te
gelyk. „De kus, Mignon, de kus! Sta op,
Pallisseaux! Kom, ventje, betaall"
Pallisseaux keek z(jn kameraden vrooiyk
en triomfantelijk aan. Zyn litteeken was vuur
rood geworden overigens scheen hy volstrekt
niet opgewonden. De poedelhond was onder
die drukte wakker geworden, toen er eens
klaps een ordonnans binnenkwam.
Wat ia er? Drommels, wat is er?" riep
La Bourdonnaye plotseling uit.
Luitenant Pallisseaux moet in het hoofd
kwartier komen," antwoordde de man.
Pallisseaux stond op. „Ik zal komen I" riep
hy, terwyi hy met zy'D hand een wenk aan
den ordonnans gaf; hy keerde zich toen tot
den jongen:
Mignon, lieve Mignon," zeide hy, duideiyk
en kalm. „Je moet nog betalen 1"
Er kwam nog een brutale trek op het gelaat
van den jongen man; hy keek overal in de
but rond. Toen nam hy den mantel van
Pallisseaux, wierp hem over het hoofd van
den adjudant en vloog, vrooiyk en welluidend
lachend, de hut uit. Een gesmoorde vloek,
gegil en gelach van de mannen volgden hem,
toen hy, al wat by loopen kon, door het
kamp holde.
Da jenge man vond het een verschrik kt Uk
iets, dat hy Pablen zou ontmoeten en toch
ging hy.
Hy liep de helling af naar den kant van
den vyver. De maan was uit de wolken te
voorscbyn gekomen en scheen weer op de
mannen, die roudom het vuur gelegerd waren.
Door de stille, koude lucht bereikten het
geluid van stemmen en brokstukken van een
deuntje zyn oor.
Aan den voet van de helling vroeg een
schildwacht het wachtwoord. Hy gaf het en
ging ylings verder. Toen bleef hy staan en
keek over het veld en naar den hemel; hy
vouwde zyn handen. Met horten en stooten
was hy vooruitgekomen; soms liep hy heel
hard, dan moest hy weer stilhouden; zyn hart
klopte als van een haas, die weet, dat zyn
achtervolgers hem op de hielen zitten. De
vyver werd breeder en was nauwelyks meer
te onderscheiden van het veld, behalve by
het zwarte gat, dat er voor de paarden in
was gemaakt. Zyn voeten zakten door de
sneeuwkorst, toen hy langzaam over den
vyver ging. Hy moest moeite doen om verder
te loopen, want het was, alsof hy door
onzichtbare handen teruggehouden werd.
Toen klom hy op den oever en rustte even
uit onder de boomen.
Pahlen liet zyn degen vallen en stak zijn
hand uit. Het meisje, waarvoor hy zyn leven
in de waagschaal gesteld had, stond een paar
pas van hem af, terwyi het maanlicht haar
gezicht en de plooien van haar mantel ver
lichtte.
Zy ging achteruit; door de beweging viel
er sneeuw >an een tak, die haar muts en
haar schouders wit maakte.
Ga weg," zeide zy, terwyl haar stem
beefde. „Ge zjjt in 't Fransche kamp."
Ik weet alleen maar, dat u er is,"
antwoordde hy op een toon, die haar deed
sidderen. „Ik ben gekomen om u te
redden."
Ga toch weg!" herhaalde zy, bleek en
ontsteld. „De wacht zal u hooren 1"
Ik ga niet weg, voordat u met mo mee
gaat, voordat ik u gered hebt"
Voor wien? Weet unlet en haar stem
beefde weet u niet, dat u me byna ver
raden hebt door dat briefje t9 sturen. Jal
de mannen dachtenik moest bun ver
tellen Wat geeft u het recht ze hield
plotseling op wat geeft u het recht om
hier te komen?"
Het recht, dat ik als man heb, omdat
we samen door de sneeuw hebben gereden
Ons huwelyk geeft me dit recht."
Durft u daarop zinspelen?" Haar stem
beefde van vrees en van verontwaardiging.
„Vertrek, mynheer I Die beleediging heb ik
u nog niet vergeven."
Dit is myn boetedoening l" riep Pahlen
uit. „Ik ben gedeelteiyk ten gevolge van die
handeling gedeeltelijk.... Goede Hemell
we3t u hoe ze u in bet kamp noemen?"
Een joDgen een mooie jongen
Mignon," zeide zy, half uitdagend. „Ik kan
myn rol goed spelen. Zeker l"
Ze noemen u een vrooiyken, kleinen
duivel! u u, een meisje, wier naam heilig
voor die mannen moest zijn. Wat voor
Vastenavondad wa ïsheid heeft u er toe geleid,
om zóó op te treden?"
Ze was achteruitgeweken in het verwarde
kreupelhout, zoodat de witte takken als het
ware een web rondom haar vormden. Het
maanlicht scheen door de takken op haar
gezicht. Een tooversprookjj uit zyn kindsheid
speelde door zyn geest, toeD by den helderen
glans van haar oogen door het netwerk der
takjes heen zag. Zy was de gevangen prinses,
die betooverd werd door een booz^n geest.
O, een nobele dwaasheid," z-ride zy, ter
wyl haar stem gevoelvol en trotsch klonk.
„Ik draag dat zwaard, omdat ik een mei-ja
uit Polen ben; de zoons van dat land zyn
lafaards of slaapkoppen."
Pahlen stak zyn hand uit, als om kracht
aan zyn woorden by te zotten.
„Kom met my mee. Wees weer een vrouw,"
zeide hy op zacht smeekenden toon.
Neen, neen!" Zy huiverde. „Dj Roode
Ster die m(jn lot beheerscht heeft my
geroepen."
En lk danl Leven, liefde, hoop, vrouwe-
ïyke zedigheid moesten u van die wanhopige
daad kunnen afhouden. Hoor naar myn
smeeken. Verlaat van nacht dat verwenschte
kampt"
Haar oogen schoten vonken. „Leven, liefde,
hoopl Wat heb ik met dat alles te maken?
Die schonk ik den nacht, toen u my bedrug» n
hebt, aan myn vaderland. Haar behooren
ze toe."
(Wordt vervolgd