CIJFER: 2 THOMSON'S THEE MENGELWERK. getges wol die van een zelfde tint by elkaar te laten zoeken. Het is mogelijk, dat iemand, die slechts zwak kleurenblind is, na lange oefening het zoo ver brengt, dat hy zich om zoo te zeggen niet meer vergist, en daarom is het nood zakelijk een tweede methode te hebben, die nog gemakkelijker is, te meer, daar weinig ontwikkelde personen soms geen begrip van noance hebben. Daarin heelt prof. Stilling voorzien. Aangeboren kleurenblindheid is nooit te genezen. Wel kan men onontwikkelden, die met kleurenblind zyn, de juiste benaming der kleuren leeren. Het gebeurt ook wel eens, dat men kleurenblindheid voorwendt om van deo dienst ontslagen te wordenmaar geluk kig zijn er verschillende methoden om der- geipke simulanten te ootmaskeren. By sommige inwendige oogziekten, zooals langzaam versterf van de gezichtszenuw, ont wikkelt zich ook kleurenblindheid. Treurig is net echter, dat deze ziekte bijna altijd met voialagen blindheid eindigt. Misbruik van tabak en sterken drank ver oorzaakt eveneens een ziekte van de gezichts zenuw, waarby bijv. een rood punt in de piek van duidelijk zien niet wordt waarge nomen. Dat keuringen om toegelaten te worden tot den dienst absoluut noodzakelijk zijn, betwyfelt wel niemand, want het leven van honderden kan er van afhankelyk zijn; maar herkeuringen na een aantal dienstjaren zijn eveneens noodig, nu hot bewezen is, dat er, behalve aangeboren kleurenblindheid, ook oogziekten zyD, waarbij kleurenolmdheid op treedt. Beo burger met gevoelige ooren en prik kelbare zenuwen uitte in Het Nieuws van den Dag zijn ergernis over den chaos van harde, scherpe, wanluidende klanken, die in steeds toenemende mate de lucht onzer traten in stuiptrekkende trilling houdt. Veel van dit helsche geraas is niet alleen niet onvermijdelijk, zei hij, maar is op- zetteiyk. Onze Nederlandsche volksaard, het is pijnlijk om neer te schrijven, maar het ie de waarheid onze Nederlandsche volksaard houdt van geraas. Dit karaktertrek je het bezinksel misschien van een ingeboren ruwheid, die ach onder het genot eener groote mate vaa individueels vrijheid niet genoeg heeft leeren temperen moet eiken reiziger in het buitenland bi) vergelijking opgevallen zijn, Nergens hoort men de kinderen bi) hun spelen in de open lucht zoo aanhoudend en geweldig schreeuwen; nergens is een volksmenigte by alie gelegenheden zoo rumoerig; nergens ergert men zich eiken Zondag avond in de ikjofoatraten der steden aan zooveel woest nergens gaat elk drinkgelag, elk volks- protje gepaard met zoo rauwe vocale ontboeze mingen; nergens zyn de draaiorgels zoo Uiryk, groot en brullend-brutaal; nergens is bat tramgetingel zoo energiek luidruchtig als is dit goede land van ons. Inderdaad schijnt euo seer groot deel van onze volksklasse zyn leveoabehagen en z\jn aandoeningen niet wel sprekender te kunnen uiten dan met geraas tue harder en hoe leelyker, des to liever. In ecbeile wangeluiden heeft men schik. Men boor* zo gaarne; men brengt ze gaarne voort; oen lucht er mee zyn levenslust, zyn wèlge- bameurdheid. Zyn niet zeer hoopvolle verzuchting kwam hierop Deer: dat geraas, onnoodig geraas, een pobheke overlast, een onbehoorlijkheid is, die zoovsel mogelijk van onze straten dient te worden geweerd, maar dat het besef hiervan tot de massa van ons volk nog niet recht ftcnynt te zyn doorgedrongen, maar dat het. gaiaidoiyk ook d££rtoe wel zou komen, en dan het aardsche bestaan van een benydens- waardig nageslacht draaglyker, kalmer, schoo- tor zal geworden zyn. Het edele orgaan, dat ons in staat stelt eeti sjmphonie van Beethoven te verstaan en te gemeten, heeft mede eenig recht op be scherming tegen grofheid en barbaarsch ge- w«id. Daarom is de eisch tot het weren van oo"oodig straatgeraa8 er geen van ziekelijke t-rfijmng, maar slechts van beschaving en irVöDsbetamelijkbeid. In vele dingen nog heb- bsD wy een voorbeeld te nemen aan de zonen *ao Sparta, in dit éóne mogen wy burgers iyn van Sybaris. Verzekering tegen ongelukken. Van het deze week verschenen wetsvoorstel „tot wettelijke verzekering van werklieden tet?en de gevolgen van ongevallen in bepaalde bedreven", hebben wy den hoofdinhoud reeds medegedeeld. Het is een zeer uitvoerige regeling, vervat in 87 artikelen, en wordt toegelicht in een doorwrochte memorie van 37 bladzijden. De verzekering tegen ongevallen by den arbeid, en wel door een van staatswege ver strekte gelegenheid, was aanbevolen in het verslag der Staatscommissie, die in 1890 en 1801 de enquête over de arbeidstoestanden gehouden hoeft. Als gevolg hiervan heeft het tegenwoordig Ministerie in de troonrede ran 8ept. 1894 medegedeeld: „dat verplichte verzekering van werklieden door ban werk gevers tegen de gevolgen van ongelukken wordt voorbereid." Een uitvoerig onderzoek heeft nog moeten voorafgaan aan de indie ning van een ontwerp. De bestaande rechtstoestand is zooals do ministers van waterstaat, justitie en finan ciën, die de memorie van toelichting hebben ooderteekend, zeggen onbevredigend wegens lo. de groote onzekerheid, in welke gevallen d)« wet'thans reeds voorziet; 2o. de moeilijkheid van den bewijslast voor den werkman; 3o. den langen duur van een proces, gedu rende hetwelk de werkman onverzorgd is, en wegens de mogelijkheid dat na het winnen er van de tegeDparty insolvent is; 4o. het gemis van recht op eenige vergoe ding bfi geringe schuld zynerzyds, by over macht of onbekende oorzaken. Tot voorkoming van moeiiykheden is aan genomen, dat de werkman steeds recht op schadevergoeding heeft, zoolang niet opzet zijnerzijds is gebleken en behalve als dronken schap de oorzaak is. Het ontwerp brengt de gevolgen van onge vallen ten laste van het bedrijf en maakt het dragen er van gemakkeiyk door het middel van verzekering toe te passen. De verplichte verzekering op kosten van den werkgever treedt in de plaats van de wettelyke aansprakelijk heid, die nooit afdoende te regelen is, maar toch naar alle recht en biliykheid bestaat. "Waar de vrijheid van contracteeren niet ten volle bestaat by een groot aantal personen, zoodat zy by een ongeval armlastig worden, wettigt het algemeen belang, zoo zegt de toelichting, de tusschenkomst van den Staat, en ware onthouding wellicht plichtverzuim. Er moet zekerheid zyn dat de verzekerde bedragen steeds tydig voldaan worden; de ver zekering moet zoo goedkoop mogeiyk zyn en de werkgevers "tot het nemen van alle moge- ïyke voorzorgen prikkelen. Daarom kan de Staat niet volstaan met den werkgevers den plicht tot verzekering op te leggen, maar behoort hy de gansche regeling aan zich te houden en zich ook aansprakeiyk t.e stellen voor de uitkeeringen. Daarentegen vervalt dan de gewone aansprakelijkheid der werk gevers. De verzekering heeft voor dezen dan ook het voordeel, dat zy niet als thans na elk ongeluk blootstaan aan processen tegen kosteloos procedeerende werklieden en niet in eens voor een enorme vergoeding te staan komen. De verzekering verdeelt het risico; door de premiebetaling is de werkgever gedekt, en alleen als er reden is tot straf vervolging en veroordeeling heeft hy de volle schade te vergoeden. Uit den titel der regeling biykt, dat de ver zekering, voorloopig althans, beperkt blyfttot bepaalde in de wet aangegeven bedryven, die in 't byzonder beroepsgevaar opleveren. Om onverschilligheid by den arbeid te voorkomen, wordt de vergoeding op ten hoogste 70 pet. van het loon bepaald. Het geld voor de uitkeeringen benoodigd, zal niet worden gevonden als in Duitscbland door elk jaar alle uitgaven om te slaan over de werkgevers, wat tot zeer afwisselende bydragen zou leiden, maar door het betalen van de kapitaals waarde der uit te keeren vergoedingen (renten) door elk werkgever en wel in den vorui van jaariyksche premies over het betaalde loon, by de BijksverzekeHngsbank te storten volgens een te voren vastgesteld tarief. Het bezwaar, dat daardoor kapitaal aan de nyverheid wordt onttrokken, vervalt als men bedenkt dat hetzelfde zou plaats hebben wanneer de verzekering by particuliere maatscbappyen werd voorgeschreven. Zoo is de zaak iu Oostenryk geregeld en met goed gevolg. De verzekering geschiedt collectief: de gezamenlyke werkgevers betalen de premies voor de gezamenlyke werklieden, wat de administratie gemakkelijker maakt dan als elk workmen individueel verzekerd is. De Rijksverzekeringsbank zal hare kan toren hebben by de posteryen. De Staat geeft by het begin een voorschot voor de oprich tingskosten en voor de uitkeeringen en beheer- kosten gedurende 6 maanden; binnen 3 jaren moet dat voorschot z(jn terugbetaald. KKCLA91Ë8, 25 Cents per regel. Laurence Gray's geheim. Uit het Engelsch van Carolus. Aan boord der Aurora", op reis van Syd ney naar Londen, ontmoette ik Laurence Gray voor het eerst en byna dadeiyk werden we goede vrienden. Hy was een jong man van 28 jaar en van een zeer aangenaam voorkomen. Soms meende ik een uitdrukking op zyn ge laat te zien alsof hem iets hinderde wat hy tevergeefs trachtte van zich af te zetten. Hy was ryk, zooals hy my mededeelde, en daar ik ook niet onbemiddeld was, huurden we samen kamers en leefden er goed van. Hoe meer ik Gray leerde kennen, boe duidelyker ik zag, dat hy iets verborg. Hy kon minuten laog voor zich uit zitten staren met iets angstigs in zyn blik en toen ik hem eens tameiyk onzacht uit die mymering opschrikte door te vragen„Gray, ben je ziek vloog hy eens klaps op uit z'n stoel alsof een adder hem gestoken had. „Wat doet ge my schrikken!" riep hy. „Gewooniyk schrik je toch niet van zoo'n kleinigheid", antwoordde ik. „Je zat zoo vreemd te kyken". „Ja Nu, ik kan je verzekeren, dat my niets scheelt; ik ga maar naar bed". Zonder verder een woord te spreken trok hy af naar zyn slaapkamer, my aan myn gis singen overlatend. Van Gray's jeugd wist ik slechts, dat zyn vader, die vroeg gestorven was, hem had aanbevolen aan een oom. Deze had de hand van hem afgetrokken om de een of ander onmogeiyke reden, waarna de jonge Gray naar Australië was gegaan. Negen jaar was hy daar gebleven en naar zyn zeg gen ryk geworden. De volgende dagen nam ik hem nauwkeu rig waar, zonder iets aan hem te bemerken. Niet zonder reden geloofde ik echter, dat hy eveneens op zyn hoede was. Na eenigen tyd dacht ik er niet meer aan en al zag ik nu en dan den ouden trek van angst en wroeging op zyn gelaat verschynen, ik verdiepte my niet langer in de mogeiyke oorzaak daarvan Terwyl we op een November avond in een restaurant over een nieuw uitgekomen boek zaten te praten, kwam een man, die aan een naburig tafeltje had plaats genomen, plotse ling op ons toe en myn vriend aansprekend, vroeg hy levendig: „Is het mogeiyk I Levison Graham in leven den lyvel" Als er een bom voor Gray's voeten was uiteengespat had hy niet meer kunnen schrik ken, doch zich even spoedig weer herstellend, antwoordde hy hoog: „Gy vergist u, mynheer, dat is myn naam niet." Een oogenblik keek de heer hem ongeloo vig aan om daarna weder naar zyn plaats terug te keeren. Ik had echter nog iets opgemerkt Aan een tafeltje zat een man, die ongemerkt het korte gesprek met belangstelling'-had aan gehoord. Toen de vreemde heer weer naar zyn plaats ging, nam de andere een courant op en Lield die zóó voor, zich dat zyn gelaat onzichthaar bleef. By het verlaten van hot restaurant zag ik, dat hy ons opmerkzaam gadesloeg. Gray sprak er schertsend over, maar ik kon heel goed zien, dat het voorval hem verontrust had. Ik was nu overtuigd, dat zyn voorgewende luidruchtige vroolykheid een vreeseiyk geheim moest bedekken. Waarom had hy zyn naam veranderd als hy werkelyk Levison Graham was? Ik kon het raadsel niet oplossen, doch vermoedde een of andere duistere misdaad. Den vreemdeling zag ik nu telkens op plaatsen, die wy ook bezochten, en als we toevallig hem aankeken, verdween hy in den naasten winkel, als om zich aan ons oog te onttrekken. Op een avond dat Gray en ik den hoes. van Tottenham Court Boad omsloegen, liepen we byna den onbekende omver, die ons de laatste dagen byna voortdurend gevolgd was. Gray liet een scherpen kreet hooren en stortte als levenloos ter aarde. Haastig riep ik een rytuig aan, en geholpen door een agent, tilden we onzen ongelukkigen vriend er in. De man, die de oorzaak van dezen noodlottigon val was, stopte my een kaartje in de hand. Ik kom u dozen avond bezoeken", fluis terde by haastig, zonder antwoord af te wach ten „ik moet u alleen spreken." Over enkele uren zou het geheim dus op gelost worden en dat was het voornaamste punt, waaraan ik dacht, terwyl ik by het bed van den armen Gray zat. De dokter, die haastig ontboden was, schudde het hoofd en sprak van hersenkoorts, als ge volg van een hevigen schok. Dien avond zou hy nog eens terugkomen. Om acht uren verscheen het verwachte bezoek, volgens zyn kaartje Mr. Andrew Mc. Leod, een man van ongeveer 45 jaar en reeds geheel grys. Hy vroeg naar deD zioke en ik vertelde hem wat de dokter gezegd had. „Ik zal u eenige dingen uitleggen, wellicht kunt ge my verder helpen. Ik had een tweeling broeder in Australië, twintig jaar lang hielden we correspondentie, met dikwyls, zoowat één brief in de twee jaar. In z(jn laataten schreef hy my, dat hy kennis had gemaakt met een zekeren Levison Graham, een jonkman, die eenigen tyd by hem bleef vertoeven. Ook meldde hy my in dien 'brief, dat by nu zyn geld had verborgen in zyn huis. Gy moet weten, dat hy altyd vreesde bestolen te wor den. Een paar maanden later kreeg ik bericht, dat myn broeder vermist was. Ik begaf my zoo spoedig ik kon zelf naar Australië, doch vond geen enkel spoor, nóch van hom, nóch van dien Levison Graham. Het raadsel werd nooit opgelost en ik zette een vertrouwd persoon op het goed om toezicht te houden en tegeiykertyd te wachten of myn broeder wellicht nog terug zou komen. Ik heb altyd geloofd, dat Levison Graham medeplichtig aan die zonderlinge verdwynmg was, vooral daar ik nergens In huis eenig geld heb kunnen ontdekken. Toen ik laatst in dat restaurant dien naam hoorde uitspreken en den verschrik ten blik van uw vriend zag, was myn argwaan opgewekt. Mynheer Gray Is in Australië ge weest, dit is my bekend, omdat ik information omtrent hem heb iDgewonnen. Ik ben over tuigd, dat hy Levison Graham heet en myn broeders zonderlinge verdwyning kan ophelde ren. Wie weet of hy zich niet heeft verrykt met zyn geldl" „Gray kende u niet, hoe kon hy zoo schrikken, toen hy u zag?" „Omdat myn broeder ep ik als twee drup pels water op elkaar geleken. Zie maar eens." Mc. Leod haalde een portret uit zyn notitie boekje en ik zou hebben gezworen, dat het zyn eigen conterfeitsel was. „Dit zond myn broeder my, uit Melbourne, eenige maanden vóór zyn verdwyning." We begrepen, dat ons op 't oogenblik niets overbleef dan af te wachten tot Gray of Graham weer by kennis zou zyn gekomen. Binnen eenige dagen verklaarde de dokter den toestand voor hopeloos; dien avond ont waakte mijn ongelukkige vriend uit zyn verdooving. „Kom hier by my zitten," vroeg hy my; „ik weet, dat ik ga sterven. Weet gy wie de man was, die wy op den hoek van Tottenham Court Road ontmoetten?" „De heer Mc. Leod; hy had vroeger een broeder in Australië." „Heeft hy u dat verteld?" „Ja." „En wat meer?" „Zyn broeder verdween plotseling nu twee jaar geleden, geiyk met een zekeren mynheer Levison Graham." „Die ben ik, misschien hebt ge dat al vermoed. Schryf op, wat ik u ga zeggen. Luister vooral goed." Ik kreeg pen en papier en Gray begon „Ik zal myn laatste krachten aanwenden om te trachten iets te herstellen van het kwaad, dat ik heb aangericht. Ik heb u reeds vroeger verteld, dat ik jaren aaneen door Australië dwaalde en het leven redde van een ryken veebezitter. Uit dankbaarheid en ook omdat hy zich tot my aangetrokken voelde, nam hy my by zich in huis. In vele opzichten was hy een vreemd man; zoo had hy o. a. altyd zyn slaapkamerdeur op slot. Hieruit besloot ik, dat in die kamer iets zeer kostbaars verborgen was. Op een dag dat ik meende, dat de heer Mc. Leod uit was gegaan, was ik my buiten gaan oefenen in het schieten met de revolver. Ik kwam kalm aanwandelen en zag tot myn verbazing zyn slaapkamerdeur openstaan. Daar ik dit nog nooit had gezien, kon ik niet nalaten uit nieuwsgierigheid eens even om het hoekje te kyken. Stom van verbazing, zag ik Mc. Leod in eigen persoon staan, ge bukt over een zak, die, naar ik vermooddo, goud bevatte, en die, in een holte van den vloer lag, doordat er een plank was uitge nomen. Dit was dus het geheim van die gesloten kamerdeur. Een onwillekeurige be weging van my deed hem opzien en met een woesten schreeuw sprong hy op my toe. Om myzelf te verdedigen, niet wetend wat ik deed, greep ik den trekker en het schot ging af. Mc. Leod sprong in de hoogte, uitte een kreet en viel toen dood neer, over den geldzak. Ik had hem recht in het hart ge schoten." De stervende zag my angstig aan, als vreesde hy, dat ik hem niet geloofde. „Ik ben onschuldig, dat zweer ik u, ik had nem niet willen treffen, noch had ik zyn geld verlangd. Ik waa onbekend, hy ryk en geachtik begreep dus, dat niemand my zou gelooven, als ik de waarheid mededeelde. Ik nam dus het geld en legde in plaats daarvan het lyk van den heer Mc. Leod in de opening. Dien heelen Dacht reed ik door, kwam in Sydney en veranderde myn naam. De rest weet gy. Het geld deponeerde ik in de Bank te Sydney; daar kan 't ieder oogenblik opge- ei8cht worden. Wat Ik deze twee jaar heb g-leden, kan ik niemand zeggen. Wonden kunnen myn kwellingen niet boscbryven. Zyn dood ls niet myn scbuld, en toch is myn geweten daardoor beswaard ais door een misdaad. Hy leunde terug in de kussens en verza melde zyu laatste krachten om zyn handtee- kening onder myn schrift te zetten. Omstreeks middernacht stierf hy. tremengd Nieuws.-. Den volgenden dag toonde ik Mc. Leod Graham's bekentenis en deze was zóó geroerd, dat oy geen hard woord jegens den overledene sprak. „Arme kerel, zyn leven moet zeer treurig zyn geweest met dat ontzettend ge heim op zyn geweten. Ik ben biy, dat ik emdeiyk weet wat er van myn goeden broeder is geworden, ik kan hem nu ten minste een eerlyke begrafenis laten geven. Nederland op de Paryscbe Wereld tentoonstelling. Naar men ons meodeelt, is het nu reeds merkbaar, -dat onder de Nederlandsche indus- ilêelen de lust om te exposeeren op de Parysche tentoonstelling van 1900 groot zal zyn. Het gerucht, dat wy reeds te laat zouden komen om nog een goede plaats te krijgen, volkomen ongegrond. Niet elk land zal, zooala vroeger, in een afzonderlyke ruimte tentoon stelled, maar al bet tentoongestelde wordt in minstens 18 groepen ingedeeld en alios wat tot dezelfde groep, byv. glas en aardewerk behoort, zal, van welk land ook afkomstig, worden byeengevoegd. De groepen worden weder in klassen onderverdeeld. M«n zal zooooende een volledig overzicht krygen van hetgeen elk land op zeker gebied presteert en het terstond kunnen vergelyken met bet geen andere landen in denzelfden tak van industrie hebben ingezonden. Eerstdaags zullen voor de verschillende groepen of voor combinaties van groepen oor onzen minister van waterstaat sub-com- mi8aies worden benoemd. De leden der cen trale commissie zullen elk voorzitter worden van een sub-commissie. Ook onze koloniën zullen op de tentoonstelling vertegenwoor digd worden en daarom zal er niet alleen hier te lande, maar tevens in de Oost een sub-commissie komen voor de koloniale inzen dingen. Het spreekt vanzelf, dat ook een sub-com- missie voor schilder- en beeldhouwwerken niet zal ontbreken. De heer Mesdag, lid der centrale commissie, is daarvoor de aangewezen voorzitter. Er zal ook een groep worden gevormd, waaronder gebracht wordt alles, wat valt onder „économie sociale". Dit zal ongetwyfeld een belangryke afdeelmg worden, en verwonderen zou het ons niet, indien mr. Pierson werd aangewezen om aan het hoofd te staan van do sub-commissie voor dat onderdeel. Ook op dit gebied zal Nederland nogal het een en ander kunnen inzenden, dat de aandacht trekt. (Pad.) Door de politie te dezer stede is op verzoek van den commissaris van politie te Haarlem, aangehouden zekere J. v. d. M., die verdacht wordt verduistering van geld te hebben gepleegd, ten nadeele van zyn patroon aldaar. In de te Amsterdam verschynende „Deutsche Woehenzeitung in den Nieder- liinden kwam een advertentie voor betreffende eon in de Deutsch Evangelischo Verein te houden 'lezing, naar aanleiding van het 400- jarig gedenkfeest van Melanchton. Het gewone „bewysnommer" voor die advertentie werd door den expediteur, die niet byzonder goed op de hoogte van de kerk historie was, geauressetrd aanHerrn Ph. Melanchton. Hier," in de meening, dat caze de redenaar was! Hot exemplaar der „Woehenzeitung" kwam als onbestelbaar beboorlyk terug, voorzien van de kantteekening„Vermoedelijk af gereisd." De handel in Goudsche kaas was de vorige week voor afwykende qu lit-iten stug; goede soorten echter werden tegen redelyke pryzen vry vlug omgezet. Enkele markten, waar prima soorten niet ontbrakeD, noteerden dan ook f 1.50 per 50 kilogr. meer dan de week te voren. De notetringen van Derby en E Jammer gingen evenzeer omboog, wat ook moet toegeschreven worden aan de omstandigheid, dat enkele party <n van betere qualituit werden aangevoerd. Overigens is de toestand in den kaashandel Dog vrywel de zelfde; vandaar dat prima qualiteiten met vluggen hanoel tegen tamelyke pryzen van de hand gaan; zoodra echter meer verschot van goede soorten komt, zyn zeer waarschynlyk weer teruggaande pryzen to verwaenten. In de Alblasserwaard werd de vorige week van ƒ16 ƒ22 besteed; in de Loptker- en Krimponerwaard liepea de pryzen 1ste soort Goudsche van 22 -ƒ24, 2de soort 17 - 21; Derby lste soort 22.50-ƒ25, 2de soort 20 21.50; Edammer lste soort 23— 25, 2de soort 20 - 22.60. UD.) Voor de tiende maal is bet aan den landbouwer G. Evers onder het Wou ihuis te Apeldoorn gelukt een otter te schieten. WeJk een vraatzuchtig dier een otter is, biy kt daaruit, dat een 27 tal vischkoppen op den raDd van de sloot lagen, terwyl de lichamen biykoaar door den otter waren verslonden. Het cjier bracht in zyn geheel don schutter ƒ6 op. Een 7-jarig knaapje te Breda viel aan de Sluisstraat in het water; door do etrooming werd het onder de viaanct van De Gampel getrokken, en daar wegei.s oen hoogen stand van het water niemand in het gewelf kon gaan, moest het ventje verdrinken. Galgenhumor. In een gevangenis, bvikend om haregeboorigh^id, komt eoa buitenjongen, die eens andermans koei n heelt uitgemolken, naast een oorlog oiot te zitten. De jongen klopt aan den celmuur en vraagt: „Hoe laat ia 't7" waarop de ander antwoordt: Mei kens ty dl" Tydene zyn bezoek te Londen heeft dl. Friutjof Naiisen een bezoek gebracht aan de Engelscha bereemcheid van eenige jaren geleden, Stanley. De groote Afrika- reiziger had een kiemen knaap by zich aan huis genomen, dien hy na den lunch in de eetzaal liet konen, opdat de driejarige later zou kunnen verklaren, Nunaen ae hand gedrukt te hebben. De knaap had eenige woor en geleerd, din hy Nanaen ais welkomstgroet toe zou voegen, maar op het beslissende oogen blik bleef hy stom. Eindelyk, na veel moeite, wist men 't ventje te bewegen, den mona 16 openen: hy keek den Noorschen ontdekkings reiziger recht in de blauwe oogen, tilde een been op en zeide: „Xieuwe schoener De brand in de Kruiskerk te Dresden heeft een buitengewoon diepen indruk op de bevolking der stad gemaakt. Van beinda en ver stroomden de inwoners toe om ge tuigen te zyn van de vernieling van het fraaif bedehuis. De Kruiskerk is de eerste parochie- en hoofdkerk van SokBens hoofdstad, waaf in 1539 de eerste Luthereche godsdi nstoefe- ning werd gehouden. Het gebouw is reeos tweemaal door brand en eens (in 1760) coor een bombardement vernield. Het werd naar de plannen van den bouwheer Schmidt in 1764 85 herbouwd. De kerk had een prachtig klokkenspel van Weinhold. De rechtbank van gezworenen te Duisburg hoeft de weduwe Schula, uit Meiderich, en de fabrieksarbeiders Graat u t Ham bom, Sauter uit Schaidthorst, en Scfimitz uit Hamborn, wegens in vereeniging gepleeg- den moord op den ochtgenoot van eerstge noemde, ter dood veroordeeld. Gisternacht is in de stallen der kazerne Brune, van het 26ste regiment dragonders, te DtJon, een hevige brand uit gebroken. Drie paarden van generaal Darras verbrandden en ook van de troepenpaarden kwamen er verscheidene in de vlammen om; men weet nog niet hoeveel. Groote moed werd by het redden der dieren door de manschappen tentoongespreid. Persoonlijke ongelukken vielen niet voor. Op plaatsen in den omtrek van Leiden, waar nog geen Agentechap van het LEIDSCH DAGBLAD gevestigd is, wor den Agenten gevraagd, mits voorzien van goede aanbevelingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6