CIJFER: 2 THOMSON'S THEE
MENGELWERK.
getges wol die van een zelfde tint by elkaar
te laten zoeken.
Het is mogelijk, dat iemand, die slechts
zwak kleurenblind is, na lange oefening het
zoo ver brengt, dat hy zich om zoo te zeggen
niet meer vergist, en daarom is het nood
zakelijk een tweede methode te hebben, die
nog gemakkelijker is, te meer, daar weinig
ontwikkelde personen soms geen begrip van
noance hebben. Daarin heelt prof. Stilling
voorzien.
Aangeboren kleurenblindheid is nooit te
genezen. Wel kan men onontwikkelden, die
met kleurenblind zyn, de juiste benaming
der kleuren leeren. Het gebeurt ook wel eens,
dat men kleurenblindheid voorwendt om van
deo dienst ontslagen te wordenmaar geluk
kig zijn er verschillende methoden om der-
geipke simulanten te ootmaskeren.
By sommige inwendige oogziekten, zooals
langzaam versterf van de gezichtszenuw, ont
wikkelt zich ook kleurenblindheid. Treurig
is net echter, dat deze ziekte bijna altijd met
voialagen blindheid eindigt.
Misbruik van tabak en sterken drank ver
oorzaakt eveneens een ziekte van de gezichts
zenuw, waarby bijv. een rood punt in de
piek van duidelijk zien niet wordt waarge
nomen.
Dat keuringen om toegelaten te worden
tot den dienst absoluut noodzakelijk zijn,
betwyfelt wel niemand, want het leven van
honderden kan er van afhankelyk zijn; maar
herkeuringen na een aantal dienstjaren zijn
eveneens noodig, nu hot bewezen is, dat er,
behalve aangeboren kleurenblindheid, ook
oogziekten zyD, waarbij kleurenolmdheid op
treedt.
Beo burger met gevoelige ooren en prik
kelbare zenuwen uitte in Het Nieuws van
den Dag zijn ergernis over den chaos van
harde, scherpe, wanluidende klanken,
die in steeds toenemende mate de lucht onzer
traten in stuiptrekkende trilling houdt.
Veel van dit helsche geraas is niet alleen
niet onvermijdelijk, zei hij, maar is op-
zetteiyk.
Onze Nederlandsche volksaard, het is
pijnlijk om neer te schrijven, maar het ie de
waarheid onze Nederlandsche volksaard
houdt van geraas. Dit karaktertrek je het
bezinksel misschien van een ingeboren ruwheid,
die ach onder het genot eener groote mate
vaa individueels vrijheid niet genoeg heeft
leeren temperen moet eiken reiziger in het
buitenland bi) vergelijking opgevallen zijn,
Nergens hoort men de kinderen bi) hun spelen
in de open lucht zoo aanhoudend en geweldig
schreeuwen; nergens is een volksmenigte by
alie gelegenheden zoo rumoerig; nergens
ergert men zich eiken Zondag avond in de
ikjofoatraten der steden aan zooveel woest
nergens gaat elk drinkgelag, elk volks-
protje gepaard met zoo rauwe vocale ontboeze
mingen; nergens zyn de draaiorgels zoo
Uiryk, groot en brullend-brutaal; nergens is
bat tramgetingel zoo energiek luidruchtig als
is dit goede land van ons. Inderdaad schijnt
euo seer groot deel van onze volksklasse zyn
leveoabehagen en z\jn aandoeningen niet wel
sprekender te kunnen uiten dan met geraas
tue harder en hoe leelyker, des to liever. In
ecbeile wangeluiden heeft men schik. Men
boor* zo gaarne; men brengt ze gaarne voort;
oen lucht er mee zyn levenslust, zyn wèlge-
bameurdheid.
Zyn niet zeer hoopvolle verzuchting kwam
hierop Deer: dat geraas, onnoodig geraas, een
pobheke overlast, een onbehoorlijkheid is, die
zoovsel mogelijk van onze straten dient te
worden geweerd, maar dat het besef hiervan
tot de massa van ons volk nog niet recht
ftcnynt te zyn doorgedrongen, maar dat het.
gaiaidoiyk ook d££rtoe wel zou komen, en
dan het aardsche bestaan van een benydens-
waardig nageslacht draaglyker, kalmer, schoo-
tor zal geworden zyn.
Het edele orgaan, dat ons in staat stelt
eeti sjmphonie van Beethoven te verstaan en
te gemeten, heeft mede eenig recht op be
scherming tegen grofheid en barbaarsch ge-
w«id. Daarom is de eisch tot het weren van
oo"oodig straatgeraa8 er geen van ziekelijke
t-rfijmng, maar slechts van beschaving en
irVöDsbetamelijkbeid. In vele dingen nog heb-
bsD wy een voorbeeld te nemen aan de zonen
*ao Sparta, in dit éóne mogen wy burgers
iyn van Sybaris.
Verzekering tegen ongelukken.
Van het deze week verschenen wetsvoorstel
„tot wettelijke verzekering van werklieden
tet?en de gevolgen van ongevallen in bepaalde
bedreven", hebben wy den hoofdinhoud reeds
medegedeeld.
Het is een zeer uitvoerige regeling, vervat
in 87 artikelen, en wordt toegelicht in een
doorwrochte memorie van 37 bladzijden.
De verzekering tegen ongevallen by den
arbeid, en wel door een van staatswege ver
strekte gelegenheid, was aanbevolen in het
verslag der Staatscommissie, die in 1890 en
1801 de enquête over de arbeidstoestanden
gehouden hoeft. Als gevolg hiervan heeft
het tegenwoordig Ministerie in de troonrede
ran 8ept. 1894 medegedeeld: „dat verplichte
verzekering van werklieden door ban werk
gevers tegen de gevolgen van ongelukken
wordt voorbereid." Een uitvoerig onderzoek
heeft nog moeten voorafgaan aan de indie
ning van een ontwerp.
De bestaande rechtstoestand is zooals
do ministers van waterstaat, justitie en finan
ciën, die de memorie van toelichting hebben
ooderteekend, zeggen onbevredigend wegens
lo. de groote onzekerheid, in welke gevallen
d)« wet'thans reeds voorziet;
2o. de moeilijkheid van den bewijslast voor
den werkman;
3o. den langen duur van een proces, gedu
rende hetwelk de werkman onverzorgd is, en
wegens de mogelijkheid dat na het winnen
er van de tegeDparty insolvent is;
4o. het gemis van recht op eenige vergoe
ding bfi geringe schuld zynerzyds, by over
macht of onbekende oorzaken.
Tot voorkoming van moeiiykheden is aan
genomen, dat de werkman steeds recht op
schadevergoeding heeft, zoolang niet opzet
zijnerzijds is gebleken en behalve als dronken
schap de oorzaak is.
Het ontwerp brengt de gevolgen van onge
vallen ten laste van het bedrijf en maakt het
dragen er van gemakkeiyk door het middel
van verzekering toe te passen. De verplichte
verzekering op kosten van den werkgever treedt
in de plaats van de wettelyke aansprakelijk
heid, die nooit afdoende te regelen is, maar
toch naar alle recht en biliykheid bestaat.
"Waar de vrijheid van contracteeren niet ten
volle bestaat by een groot aantal personen,
zoodat zy by een ongeval armlastig worden,
wettigt het algemeen belang, zoo zegt de
toelichting, de tusschenkomst van den Staat,
en ware onthouding wellicht plichtverzuim.
Er moet zekerheid zyn dat de verzekerde
bedragen steeds tydig voldaan worden; de ver
zekering moet zoo goedkoop mogeiyk zyn en
de werkgevers "tot het nemen van alle moge-
ïyke voorzorgen prikkelen. Daarom kan de
Staat niet volstaan met den werkgevers den
plicht tot verzekering op te leggen, maar
behoort hy de gansche regeling aan zich te
houden en zich ook aansprakeiyk t.e stellen
voor de uitkeeringen. Daarentegen vervalt
dan de gewone aansprakelijkheid der werk
gevers. De verzekering heeft voor dezen dan
ook het voordeel, dat zy niet als thans na
elk ongeluk blootstaan aan processen tegen
kosteloos procedeerende werklieden en niet
in eens voor een enorme vergoeding te
staan komen. De verzekering verdeelt het
risico; door de premiebetaling is de werkgever
gedekt, en alleen als er reden is tot straf
vervolging en veroordeeling heeft hy de volle
schade te vergoeden.
Uit den titel der regeling biykt, dat de ver
zekering, voorloopig althans, beperkt blyfttot
bepaalde in de wet aangegeven bedryven, die
in 't byzonder beroepsgevaar opleveren. Om
onverschilligheid by den arbeid te voorkomen,
wordt de vergoeding op ten hoogste 70 pet.
van het loon bepaald.
Het geld voor de uitkeeringen benoodigd,
zal niet worden gevonden als in Duitscbland
door elk jaar alle uitgaven om te slaan over
de werkgevers, wat tot zeer afwisselende
bydragen zou leiden, maar door het betalen
van de kapitaals waarde der uit te keeren
vergoedingen (renten) door elk werkgever en
wel in den vorui van jaariyksche premies over
het betaalde loon, by de BijksverzekeHngsbank
te storten volgens een te voren vastgesteld
tarief. Het bezwaar, dat daardoor kapitaal
aan de nyverheid wordt onttrokken, vervalt
als men bedenkt dat hetzelfde zou plaats
hebben wanneer de verzekering by particuliere
maatscbappyen werd voorgeschreven. Zoo is
de zaak iu Oostenryk geregeld en met goed
gevolg. De verzekering geschiedt collectief:
de gezamenlyke werkgevers betalen de premies
voor de gezamenlyke werklieden, wat de
administratie gemakkelijker maakt dan als
elk workmen individueel verzekerd is.
De Rijksverzekeringsbank zal hare kan
toren hebben by de posteryen. De Staat geeft
by het begin een voorschot voor de oprich
tingskosten en voor de uitkeeringen en beheer-
kosten gedurende 6 maanden; binnen 3 jaren
moet dat voorschot z(jn terugbetaald.
KKCLA91Ë8,
25 Cents per regel.
Laurence Gray's geheim.
Uit het Engelsch van Carolus.
Aan boord der Aurora", op reis van Syd
ney naar Londen, ontmoette ik Laurence Gray
voor het eerst en byna dadeiyk werden we
goede vrienden. Hy was een jong man van
28 jaar en van een zeer aangenaam voorkomen.
Soms meende ik een uitdrukking op zyn ge
laat te zien alsof hem iets hinderde wat hy
tevergeefs trachtte van zich af te zetten. Hy
was ryk, zooals hy my mededeelde, en daar ik
ook niet onbemiddeld was, huurden we samen
kamers en leefden er goed van. Hoe meer ik
Gray leerde kennen, boe duidelyker ik zag,
dat hy iets verborg. Hy kon minuten laog
voor zich uit zitten staren met iets angstigs
in zyn blik en toen ik hem eens tameiyk
onzacht uit die mymering opschrikte door te
vragen„Gray, ben je ziek vloog hy eens
klaps op uit z'n stoel alsof een adder hem
gestoken had.
„Wat doet ge my schrikken!" riep hy.
„Gewooniyk schrik je toch niet van zoo'n
kleinigheid", antwoordde ik. „Je zat zoo vreemd
te kyken".
„Ja Nu, ik kan je verzekeren, dat my niets
scheelt; ik ga maar naar bed".
Zonder verder een woord te spreken trok
hy af naar zyn slaapkamer, my aan myn gis
singen overlatend. Van Gray's jeugd wist ik
slechts, dat zyn vader, die vroeg gestorven
was, hem had aanbevolen aan een oom. Deze
had de hand van hem afgetrokken om de
een of ander onmogeiyke reden, waarna de
jonge Gray naar Australië was gegaan. Negen
jaar was hy daar gebleven en naar zyn zeg
gen ryk geworden.
De volgende dagen nam ik hem nauwkeu
rig waar, zonder iets aan hem te bemerken.
Niet zonder reden geloofde ik echter, dat hy
eveneens op zyn hoede was. Na eenigen tyd
dacht ik er niet meer aan en al zag ik nu
en dan den ouden trek van angst en wroeging
op zyn gelaat verschynen, ik verdiepte my
niet langer in de mogeiyke oorzaak daarvan
Terwyl we op een November avond in een
restaurant over een nieuw uitgekomen boek
zaten te praten, kwam een man, die aan een
naburig tafeltje had plaats genomen, plotse
ling op ons toe en myn vriend aansprekend,
vroeg hy levendig:
„Is het mogeiyk I Levison Graham in leven
den lyvel"
Als er een bom voor Gray's voeten was
uiteengespat had hy niet meer kunnen schrik
ken, doch zich even spoedig weer herstellend,
antwoordde hy hoog:
„Gy vergist u, mynheer, dat is myn naam
niet."
Een oogenblik keek de heer hem ongeloo
vig aan om daarna weder naar zyn plaats
terug te keeren.
Ik had echter nog iets opgemerkt Aan
een tafeltje zat een man, die ongemerkt het
korte gesprek met belangstelling'-had aan
gehoord. Toen de vreemde heer weer naar
zyn plaats ging, nam de andere een courant
op en Lield die zóó voor, zich dat zyn gelaat
onzichthaar bleef. By het verlaten van hot
restaurant zag ik, dat hy ons opmerkzaam
gadesloeg. Gray sprak er schertsend over,
maar ik kon heel goed zien, dat het voorval
hem verontrust had. Ik was nu overtuigd,
dat zyn voorgewende luidruchtige vroolykheid
een vreeseiyk geheim moest bedekken.
Waarom had hy zyn naam veranderd als
hy werkelyk Levison Graham was? Ik kon
het raadsel niet oplossen, doch vermoedde
een of andere duistere misdaad.
Den vreemdeling zag ik nu telkens op
plaatsen, die wy ook bezochten, en als we
toevallig hem aankeken, verdween hy in
den naasten winkel, als om zich aan ons
oog te onttrekken.
Op een avond dat Gray en ik den hoes.
van Tottenham Court Boad omsloegen, liepen
we byna den onbekende omver, die ons de
laatste dagen byna voortdurend gevolgd was.
Gray liet een scherpen kreet hooren en stortte
als levenloos ter aarde. Haastig riep ik een
rytuig aan, en geholpen door een agent, tilden
we onzen ongelukkigen vriend er in. De man,
die de oorzaak van dezen noodlottigon val
was, stopte my een kaartje in de hand.
Ik kom u dozen avond bezoeken", fluis
terde by haastig, zonder antwoord af te wach
ten „ik moet u alleen spreken."
Over enkele uren zou het geheim dus op
gelost worden en dat was het voornaamste
punt, waaraan ik dacht, terwyl ik by het bed
van den armen Gray zat.
De dokter, die haastig ontboden was, schudde
het hoofd en sprak van hersenkoorts, als ge
volg van een hevigen schok. Dien avond zou
hy nog eens terugkomen.
Om acht uren verscheen het verwachte
bezoek, volgens zyn kaartje Mr. Andrew Mc.
Leod, een man van ongeveer 45 jaar en reeds
geheel grys. Hy vroeg naar deD zioke en ik
vertelde hem wat de dokter gezegd had.
„Ik zal u eenige dingen uitleggen, wellicht
kunt ge my verder helpen. Ik had een tweeling
broeder in Australië, twintig jaar lang hielden
we correspondentie, met dikwyls, zoowat één
brief in de twee jaar. In z(jn laataten schreef
hy my, dat hy kennis had gemaakt met een
zekeren Levison Graham, een jonkman, die
eenigen tyd by hem bleef vertoeven. Ook
meldde hy my in dien 'brief, dat by nu zyn
geld had verborgen in zyn huis. Gy moet
weten, dat hy altyd vreesde bestolen te wor
den. Een paar maanden later kreeg ik bericht,
dat myn broeder vermist was. Ik begaf my
zoo spoedig ik kon zelf naar Australië, doch
vond geen enkel spoor, nóch van hom, nóch
van dien Levison Graham. Het raadsel werd
nooit opgelost en ik zette een vertrouwd
persoon op het goed om toezicht te houden
en tegeiykertyd te wachten of myn broeder
wellicht nog terug zou komen. Ik heb altyd
geloofd, dat Levison Graham medeplichtig aan
die zonderlinge verdwynmg was, vooral daar
ik nergens In huis eenig geld heb kunnen
ontdekken. Toen ik laatst in dat restaurant
dien naam hoorde uitspreken en den verschrik
ten blik van uw vriend zag, was myn argwaan
opgewekt. Mynheer Gray Is in Australië ge
weest, dit is my bekend, omdat ik information
omtrent hem heb iDgewonnen. Ik ben over
tuigd, dat hy Levison Graham heet en myn
broeders zonderlinge verdwyning kan ophelde
ren. Wie weet of hy zich niet heeft verrykt
met zyn geldl"
„Gray kende u niet, hoe kon hy zoo
schrikken, toen hy u zag?"
„Omdat myn broeder ep ik als twee drup
pels water op elkaar geleken. Zie maar eens."
Mc. Leod haalde een portret uit zyn notitie
boekje en ik zou hebben gezworen, dat het
zyn eigen conterfeitsel was.
„Dit zond myn broeder my, uit Melbourne,
eenige maanden vóór zyn verdwyning."
We begrepen, dat ons op 't oogenblik niets
overbleef dan af te wachten tot Gray of
Graham weer by kennis zou zyn gekomen.
Binnen eenige dagen verklaarde de dokter
den toestand voor hopeloos; dien avond ont
waakte mijn ongelukkige vriend uit zyn
verdooving.
„Kom hier by my zitten," vroeg hy my;
„ik weet, dat ik ga sterven. Weet gy wie
de man was, die wy op den hoek van
Tottenham Court Road ontmoetten?"
„De heer Mc. Leod; hy had vroeger een
broeder in Australië."
„Heeft hy u dat verteld?"
„Ja."
„En wat meer?"
„Zyn broeder verdween plotseling nu twee
jaar geleden, geiyk met een zekeren mynheer
Levison Graham."
„Die ben ik, misschien hebt ge dat al
vermoed. Schryf op, wat ik u ga zeggen.
Luister vooral goed."
Ik kreeg pen en papier en Gray begon
„Ik zal myn laatste krachten aanwenden
om te trachten iets te herstellen van het
kwaad, dat ik heb aangericht. Ik heb u reeds
vroeger verteld, dat ik jaren aaneen door
Australië dwaalde en het leven redde van
een ryken veebezitter. Uit dankbaarheid en
ook omdat hy zich tot my aangetrokken
voelde, nam hy my by zich in huis. In vele
opzichten was hy een vreemd man; zoo had
hy o. a. altyd zyn slaapkamerdeur op slot.
Hieruit besloot ik, dat in die kamer iets zeer
kostbaars verborgen was.
Op een dag dat ik meende, dat de heer
Mc. Leod uit was gegaan, was ik my buiten
gaan oefenen in het schieten met de revolver.
Ik kwam kalm aanwandelen en zag tot myn
verbazing zyn slaapkamerdeur openstaan. Daar
ik dit nog nooit had gezien, kon ik niet
nalaten uit nieuwsgierigheid eens even om
het hoekje te kyken. Stom van verbazing,
zag ik Mc. Leod in eigen persoon staan, ge
bukt over een zak, die, naar ik vermooddo,
goud bevatte, en die, in een holte van den
vloer lag, doordat er een plank was uitge
nomen. Dit was dus het geheim van die
gesloten kamerdeur. Een onwillekeurige be
weging van my deed hem opzien en met
een woesten schreeuw sprong hy op my toe.
Om myzelf te verdedigen, niet wetend wat
ik deed, greep ik den trekker en het schot
ging af. Mc. Leod sprong in de hoogte, uitte
een kreet en viel toen dood neer, over den
geldzak. Ik had hem recht in het hart ge
schoten."
De stervende zag my angstig aan, als
vreesde hy, dat ik hem niet geloofde.
„Ik ben onschuldig, dat zweer ik u, ik had
nem niet willen treffen, noch had ik zyn
geld verlangd. Ik waa onbekend, hy ryk en
geachtik begreep dus, dat niemand my zou
gelooven, als ik de waarheid mededeelde. Ik
nam dus het geld en legde in plaats daarvan
het lyk van den heer Mc. Leod in de opening.
Dien heelen Dacht reed ik door, kwam in
Sydney en veranderde myn naam. De rest
weet gy. Het geld deponeerde ik in de Bank
te Sydney; daar kan 't ieder oogenblik opge-
ei8cht worden. Wat Ik deze twee jaar heb
g-leden, kan ik niemand zeggen. Wonden
kunnen myn kwellingen niet boscbryven. Zyn
dood ls niet myn scbuld, en toch is myn
geweten daardoor beswaard ais door een
misdaad.
Hy leunde terug in de kussens en verza
melde zyu laatste krachten om zyn handtee-
kening onder myn schrift te zetten. Omstreeks
middernacht stierf hy.
tremengd Nieuws.-.
Den volgenden dag toonde ik Mc. Leod
Graham's bekentenis en deze was zóó geroerd,
dat oy geen hard woord jegens den overledene
sprak. „Arme kerel, zyn leven moet zeer
treurig zyn geweest met dat ontzettend ge
heim op zyn geweten. Ik ben biy, dat ik
emdeiyk weet wat er van myn goeden broeder
is geworden, ik kan hem nu ten minste een
eerlyke begrafenis laten geven.
Nederland op de Paryscbe Wereld
tentoonstelling.
Naar men ons meodeelt, is het nu reeds
merkbaar, -dat onder de Nederlandsche indus-
ilêelen de lust om te exposeeren op de
Parysche tentoonstelling van 1900 groot zal
zyn. Het gerucht, dat wy reeds te laat zouden
komen om nog een goede plaats te krijgen,
volkomen ongegrond. Niet elk land zal,
zooala vroeger, in een afzonderlyke ruimte
tentoon stelled, maar al bet tentoongestelde
wordt in minstens 18 groepen ingedeeld en
alios wat tot dezelfde groep, byv. glas en
aardewerk behoort, zal, van welk land ook
afkomstig, worden byeengevoegd. De groepen
worden weder in klassen onderverdeeld. M«n
zal zooooende een volledig overzicht krygen
van hetgeen elk land op zeker gebied presteert
en het terstond kunnen vergelyken met bet
geen andere landen in denzelfden tak van
industrie hebben ingezonden.
Eerstdaags zullen voor de verschillende
groepen of voor combinaties van groepen
oor onzen minister van waterstaat sub-com-
mi8aies worden benoemd. De leden der cen
trale commissie zullen elk voorzitter worden
van een sub-commissie. Ook onze koloniën
zullen op de tentoonstelling vertegenwoor
digd worden en daarom zal er niet alleen
hier te lande, maar tevens in de Oost een
sub-commissie komen voor de koloniale inzen
dingen.
Het spreekt vanzelf, dat ook een sub-com-
missie voor schilder- en beeldhouwwerken
niet zal ontbreken. De heer Mesdag, lid der
centrale commissie, is daarvoor de aangewezen
voorzitter. Er zal ook een groep worden
gevormd, waaronder gebracht wordt alles,
wat valt onder „économie sociale". Dit zal
ongetwyfeld een belangryke afdeelmg worden,
en verwonderen zou het ons niet, indien mr.
Pierson werd aangewezen om aan het hoofd
te staan van do sub-commissie voor dat
onderdeel. Ook op dit gebied zal Nederland
nogal het een en ander kunnen inzenden, dat
de aandacht trekt. (Pad.)
Door de politie te dezer stede is
op verzoek van den commissaris van politie
te Haarlem, aangehouden zekere J. v. d. M.,
die verdacht wordt verduistering van geld te
hebben gepleegd, ten nadeele van zyn patroon
aldaar.
In de te Amsterdam verschynende
„Deutsche Woehenzeitung in den Nieder-
liinden kwam een advertentie voor betreffende
eon in de Deutsch Evangelischo Verein te
houden 'lezing, naar aanleiding van het 400-
jarig gedenkfeest van Melanchton.
Het gewone „bewysnommer" voor die
advertentie werd door den expediteur, die niet
byzonder goed op de hoogte van de kerk
historie was, geauressetrd aanHerrn Ph.
Melanchton. Hier," in de meening, dat caze
de redenaar was!
Hot exemplaar der „Woehenzeitung" kwam
als onbestelbaar beboorlyk terug, voorzien
van de kantteekening„Vermoedelijk af
gereisd."
De handel in Goudsche kaas was
de vorige week voor afwykende qu lit-iten
stug; goede soorten echter werden tegen
redelyke pryzen vry vlug omgezet. Enkele
markten, waar prima soorten niet ontbrakeD,
noteerden dan ook f 1.50 per 50 kilogr. meer
dan de week te voren. De notetringen van
Derby en E Jammer gingen evenzeer omboog,
wat ook moet toegeschreven worden aan de
omstandigheid, dat enkele party <n van betere
qualituit werden aangevoerd. Overigens is de
toestand in den kaashandel Dog vrywel de
zelfde; vandaar dat prima qualiteiten met
vluggen hanoel tegen tamelyke pryzen van de
hand gaan; zoodra echter meer verschot van
goede soorten komt, zyn zeer waarschynlyk
weer teruggaande pryzen to verwaenten.
In de Alblasserwaard werd de vorige week
van ƒ16 ƒ22 besteed; in de Loptker- en
Krimponerwaard liepea de pryzen 1ste soort
Goudsche van 22 -ƒ24, 2de soort 17 - 21;
Derby lste soort 22.50-ƒ25, 2de soort
20 21.50; Edammer lste soort 23— 25,
2de soort 20 - 22.60. UD.)
Voor de tiende maal is bet aan
den landbouwer G. Evers onder het Wou ihuis
te Apeldoorn gelukt een otter te schieten.
WeJk een vraatzuchtig dier een otter is, biy kt
daaruit, dat een 27 tal vischkoppen op den
raDd van de sloot lagen, terwyl de lichamen
biykoaar door den otter waren verslonden.
Het cjier bracht in zyn geheel don schutter
ƒ6 op.
Een 7-jarig knaapje te Breda viel
aan de Sluisstraat in het water; door do
etrooming werd het onder de viaanct van De
Gampel getrokken, en daar wegei.s oen
hoogen stand van het water niemand in het
gewelf kon gaan, moest het ventje verdrinken.
Galgenhumor. In een gevangenis,
bvikend om haregeboorigh^id, komt eoa
buitenjongen, die eens andermans koei n heelt
uitgemolken, naast een oorlog oiot te zitten.
De jongen klopt aan den celmuur en vraagt:
„Hoe laat ia 't7" waarop de ander antwoordt:
Mei kens ty dl"
Tydene zyn bezoek te Londen
heeft dl. Friutjof Naiisen een bezoek gebracht
aan de Engelscha bereemcheid van eenige
jaren geleden, Stanley. De groote Afrika-
reiziger had een kiemen knaap by zich aan
huis genomen, dien hy na den lunch in de
eetzaal liet konen, opdat de driejarige later zou
kunnen verklaren, Nunaen ae hand gedrukt
te hebben. De knaap had eenige woor en
geleerd, din hy Nanaen ais welkomstgroet toe
zou voegen, maar op het beslissende oogen
blik bleef hy stom. Eindelyk, na veel moeite,
wist men 't ventje te bewegen, den mona 16
openen: hy keek den Noorschen ontdekkings
reiziger recht in de blauwe oogen, tilde een
been op en zeide: „Xieuwe schoener
De brand in de Kruiskerk te
Dresden heeft een buitengewoon diepen indruk
op de bevolking der stad gemaakt. Van beinda
en ver stroomden de inwoners toe om ge
tuigen te zyn van de vernieling van het fraaif
bedehuis. De Kruiskerk is de eerste parochie-
en hoofdkerk van SokBens hoofdstad, waaf
in 1539 de eerste Luthereche godsdi nstoefe-
ning werd gehouden. Het gebouw is reeos
tweemaal door brand en eens (in 1760) coor
een bombardement vernield. Het werd naar
de plannen van den bouwheer Schmidt in
1764 85 herbouwd. De kerk had een prachtig
klokkenspel van Weinhold.
De rechtbank van gezworenen
te Duisburg hoeft de weduwe Schula, uit
Meiderich, en de fabrieksarbeiders Graat u t
Ham bom, Sauter uit Schaidthorst, en Scfimitz
uit Hamborn, wegens in vereeniging gepleeg-
den moord op den ochtgenoot van eerstge
noemde, ter dood veroordeeld.
Gisternacht is in de stallen der
kazerne Brune, van het 26ste regiment
dragonders, te DtJon, een hevige brand uit
gebroken. Drie paarden van generaal Darras
verbrandden en ook van de troepenpaarden
kwamen er verscheidene in de vlammen om;
men weet nog niet hoeveel. Groote moed
werd by het redden der dieren door de
manschappen tentoongespreid. Persoonlijke
ongelukken vielen niet voor.
Op plaatsen in den omtrek
van Leiden, waar nog geen
Agentechap van het
LEIDSCH DAGBLAD gevestigd is, wor
den Agenten gevraagd, mits voorzien van
goede aanbevelingen.