MENGELWERK.
*0. die tot die lOden behooren, Diet gerust zgn.
Na een en ander meer in den breede te
hebben uiteengezet, wijst hg er op, dat be
vordering van den landbouw van Regee-
ringswege het middel tot verbetering zal
brengen. Wie werk zoekt moet door de Regee-
rrng in de gelegenheid worden gesteld het
laud te bebouwen; er moeten daartoe Rijks-
hoeven worden gesticht.
Hg schetst nader op deze wijze, wat hg
▼erlangt
„Het R^k heeft bedelaarskolonies gesticht,
die zeer weinig produceeren en waar toch
3- of 4000 personen worden onderhouden voor
3 a 4 tonnen gouds jaarlijks.
Een particuliere Maatschappij van Weldadig
heid heeft een landbouwkolonie gesticht, die,
hoewel ze financieel slecht staat, uitstekende
resultaten geeft als inrichting van opvoeding
en beschaving.
Eindelijk onderhoudt het Rgk een staand
leger van 20- a 30,000 personen, die niets
voortbrengen. Millioenen worden hieraan be
steed en niets bereikt dan een twijfelachtige
weerbaarheid.
Het stichten en onderhouden van Rijks
boeven, waar ieder, die werken wil, zijn
dagelgksch brood verdienen kan, is dus een
voudig een quaestie van goeden wil, overleg
en wat geldelijke offers, in den aanvang.
Terwijl de maatregel, wanneer hg met oordeel
en beleid wordt begonnen en met energie en
moed en volharding voortgezet, de zegenrgk6te
zou zgn, die ooit door een regeering voor de
natie is genomen.
Het denkbeeld is al sinds lang aan de hand
gedaan. Dat het verwezenlgkt worden zal,
acht ik buiten twgfel. Maar kleine onhandig
heden in den aanvang kunnen de verwezen-
lgking langen tgd vertragen en veel ellende
noodeloos rekken.
Men moet ftet als punt van uitgang nemen
een stichiing, die in kwaden reuk staat.
Men moet duidelijk den indruk geven, van
wat ook de rechtvaardige en ware toedracht
ia, nl. dat het Rgk den arbeid behoeft.
Dat dus de werker, die zich bg eenRgks-
hoeve aanmeldt, welkom is en noodig, en niet
komt om een aalmoes of om beweldadigd te
worden.
Er is maar een klein weinigje tact en
monschenkennis noodig, om den naam Rgks-
landboawer voor het volk even weinig ver
nederend te maken als bgv. Rgksambtenaar.
Daar ligt niets stuitends in. Maar kolOQist
zoo een werkman niet willen heeten. Dit zgn
fewiehtige kleinigheden.
Toch is het goed, dat men iets, wat reeds
bestaat, tot punt van uitgang neemt. Hoe
minder opzettelgk, of liever opgezet en bedacht,
een maatregel bestaat, des te eerder komt hg
Id de zeden en wordt hg populair.
Tot punt van uitgang kan men nemen bgv.
de landbouwscholen of de landbouwproef
stations. Men kan die vermeerderen in aantal,
uitbreiden, wgzigen en er hoeven bg bouwen.
Men neme de proeven op steeds grooter en
grooter schaal, en strove daarbg naar het
doel allo arbeiders en beambten te voeden
m to onderhouden van wat door de hoeven
lelf wordt geproduceerd.
Do hoofdbeginselen bg deze Rgkshoeven
moetan zgn, dat er niets wordt geproduceerd
éan wat tot gebruik kan dienen voor beambten
en arbeiders; dat er niets mag worden ver
kocht eer de voortbrengers zelf overvloed
hebben van het geproduceerde.
Id De Kroniek komt de heer P. L. Tak op
tegen dat „liefhebberen" in sociale quaesties.
Van zulk mechanisch grgpen in de ontwikke
ling der men8Chelgke productie zou een groot
deb&de het gevolg kunnen zgn. Het recht
vaardigheidsgevoel op zichzelf is niet voldoende
om verbetering te verkrggen.
id wat Van Eeden geeft, is chaotisch. Alle
onderscheiding, alle ais tooting van het zwakke
en onware ontbreekt.
„Het zou niet noodig zgu," aldus besluit
de beer Tak, „dit te zeggen; want geenszins
bezielt mg de lust om onvriendelgk te zgn
jegens dezen auteur, indien er niet velen en
vooral vele vrouwen waren, die zgn woorden,
alleen al omdat hg ze sprak, achten van
zwaar gewicht.
En waar ik zelf meermalen heb gezegd,
voor het zware werk, dat komende is, den
maatschappelgken arbeid der vrouw onmisbaar
te achten, kan ik niet zwggen tegenover zoo
veel wanbegrip.
Laat ons Rgkshoeven maken voor wie werk
zoekt; laat ons met één pennestreek de
afschaffing der armoede decreteeren. Heuréka;
ik, ik bob het gevonden.
Dat is een droevige bespotting van allen
ernstigen arbeid, van alle ploeteren en zoeken
van zoo velen.
Alle kennis van het besprokene wordt min
achtend ter zg gesteld; nu ze nog niet slaagde
is zg overbodig, en „God zegen de greep
daar gaat-ie aprös moi le déluge de lont
in 't kruit", sta er voor in de plaats.
Is het wonder, dat na deze ontstemmende
lectuur de gedachte bg mg rees: Is er aan
De Gids niemand, die de kennis en den ernst
bezit, noodig om Van Eeden het openbaar
maken van dit stuk met vrucht te ontraden 7'
Het Vaderland sluit zich geheel bg dit
waarschuwend woord aan. Hoe het mogelgk
is, dat Van Eeden alle bedenkingen ter zgde
stelt met de verklaring, dat uit een waarlgk
rechtvaardigen maatregel (altgd naar zgn sub
jectief begrip van rechtvaardigheid) geen kwaad
kan voortvloeien, gaat volgens Rel Vaderland
t gewone menschenverstand te boven.
Dat do bodom ran ons land wel eens niet
fenoef voedsel kon voortbrengen om de steeds
toenemende bevolking te voeden, is een klei
nigheid, die hg geheel voorbgziet. Dat men bg
een uitgebreid stelsel van Rgkshoeven komen
moet tot arbeid, die niet productief is,'schgnt
hg niet te bevroeden. Dat het geld, ter ver-
wezenlgking van zgn denkbeeld noodig, moet
en kan gevonden worden, staat bg hem vast,
maar dat dit geld is vrucht van arbeid, dat
bestemd wordt voor minder loonenden arbeid,
ontgaat hem. Kortom, met alle elementaire
begrippen van staathuishoudkunde komt zgn
fantastisch stelsel in strgd, terwgl hg door
zgn geschrgf allicht bg naïeve zielen verwach
tingen opwekt, die niet verwezenlgkt kunnen
worden.
De heer mr. H. Ph. De Kanter, sedert
April 1868, de oprichting van het Weekblad
voor Voome, redacteur van dat blad, heeft
die betrekking neergelegd. Thans deelt de uit
gever mee, dat de eerlgkheid gebiedt te ver
klaren, dat het blad onder andere politieke
leidiDg is gekomen en niet kon meegaan met
de staatkunde der „Liberale Unie". Intusschen
wordt in een hoofdartikel „Losgeknoopte ban
den" in hart.elgke bewoordingen welverdiende
hulde gebracht aan mr. De Kanter's groote
verdiensten als redacteur.
De electorale zweep. De Amster-
damsche Courant merkt op:
Er ligt iets grappigs in, dagelgks to lezen,
hoe nu hier dan daar van „vooruitstrevende"
en van radicale zgde de menschen met de
electorale zweep naar het Stadhuis gejaagd
worden, om toch vooral zich voor dekiezers-
lgsten aan te geven. Die drgfjacht veronderstelt
bg de menigte een onverschilligheid, die ge
prikkeld moet worden, omdat zg anders haar
recht zou laten liggen. Van „vooruitstrevende"
en radicale zgde wordt dus—niet met woorden,
maar metterdaad erkend dat de zucht naar
een stembiljet feifc9lgk niet zoo machtig is
als dat destgds wel voorgesteld is. Toen
heette het:
In naam van het volkdoe open de poort
Doe 't gauw, of de boel gaat kapot.
En nu is de poort open en er gaat niets
kapot, want er is althans aan ons Stad
huis hier geen gedraDg, en het electorale
zweepje van hen, die vroeger dat lied zongen,
drgft de lauwen en tragen, om het lied van
vroeger niet tot een al te openlgke bespotting
te maken I
W H. A A K.
Uit het Engelsch van J. R. Knight.
„Neen, ik houd niet van negers in 't alge
meen; misschien is er eens een enkele goede
onder, maar daar blgft het dan ook bg. De
meeste zgn niet meer dan dieren en hoe
meer men ze als zoodanig behandelt, hoe
verstandiger men doet. Zg mogen dan man
nen broeders heeten, maar wg in Zuid-Afrika
weten wel beter. Gedurende de dertig jaar,
dat ik onder hen geleefd heb, heb ik heel
wat ervaring omtrent hen opgedaan".
De spreker, Dan Salomons, een breedge
schouderd man van omstreeks zestig jaar,
door heel Zuid-Afrika beroemd om zgn kun
digheden als jager en zgn eerlgkheid als ban
delaar, begon een nieuwe pgp te stoppen en
wakkerde daarna het uitdoovende kampvuur
wat aan.
We lagen met ons vieren er omheen,
Charlie en Jack, Aquille en ikzelf. Dan Sa-
lomons, de vierde persoon, vergezelde ons bg
onze jachtavonturen als gids en mentor. Altgd
en overal wist hg het beste wild op to spo
ren, door MashonalandI hadden we een waren
zegetocht gehouden en nu bevonden we ons
aan den oevor van Umtali River.
Het was een genot ouden Dan te hooron
vertellen; daarom moedigden we hem ge-
woonlgk ook op allo denkbare manieren aan.
Wat veel waard was, we waren er van over
tuigd, dat hg altgd de waarheid sprak.
„Er is maar één zwarte, waar ik respect
voor heb gehad, en die stierf twintig jaar
geleden. Ik kan echter niet veronderstellen,
heeren, dat u ook maar eenigszins u zoudt
kunnen interesseeren voor een neger."
Wg haastten ons hem van het tegendeel
te overtuigen.
„Ergens in Matabelenland zag ik den armen
Top—Knot voor het eerst," begon hg. „De
Matabelen hadden zgn kraal verwoest en
te gelgk zgn heele familie vermoord; hgzelf
was nog maar juist kunnen ontkomen. Ik
was destgds een reizend handelaar en mgn
reisgenoot en compagnon in zaken Jan Stoffel
had met vier van onze jongens een wagen
op den weg ontpakt, toen een kaffer naar
ons toe kwam rennen en halfdood aan onze
voeten neerviel. Waar hg vandaan kwam,
mag de hemel weten. Eindelgk kwam hg in
zoover tot zichzelf, dat hg ons kon mededeelen,
dat hg een Kaffer was, vluchtende voor het
aangezicht der Matabelen. Hg smeekte om
bescherming en beloofde ons uit dankbaarheid
levenslang te dienen en ons een zeker stroompje
te wgzen, waar wg in groote hoeveelheid
goud konden vinden.
Mgn deelgenoot Jan Stoffel, ©en echte Boer,
stak, dit hoorend, de groote, roode ooren op
en bezwoer mg den armen drommel te helpen.
Ik 'herinnerde mg in den wagen een halfledige
kist 00 in minder dan geen tgd was de zwarte
broeder er in gekropen. Hoe hg er inkwam is
mg altgd een raadsel gebleven, enfin hg wist
or zich nog een coirffortable houding in te
geven ©n we bedekten hem met allerlei waren
en kleeren. Ik nam myn geweer deed
alsof ik druk bezig was het te poetsen eo
Insgelgks deed ook Jan Stoffel.
Zoo zaten we niet lang of zes jonge Mata
belen kwamen in het gezicht. Bg het scbgnsel
der maan zag ik, dat ze in volle wapenrusting
waren en ik was vast besloten het uiterste
aan te wenden om den armen Top-Knot uit
hun klauwen te houden.
Met veel krggsvertoon kwamen zg aan
dreunen, voor ons hielden ze stand en deelden
ons mede, dat ze een weggeloopen hond uit
Mashona zochten. Tot aan ons kamp hadden
zg duidelgk zgn spoor kunnen volgen. Als
ik de waarheid wilde sprekeD, zou geen leed
ons genaken. Ik antwoordde, dat ik een
blanke was en dus geen zwarte vreesde, noch
veel minder zgn bedreigingen, maar dat de
ontvluchte houd hier geweest was en door
ons verjaagd, den weg langs en de rivier door
gewaad was. Onze jongens hadden geruimen
tgd heen en weer geloopen naar de rivier,
zoodat het on mogelgk was voetstappen te onder
kennen. Eindelgk vertrokken onze bloeddor
stige bezoekers tot onze groote verlichting."
„En wat werd er van Top-Knot?" vroeg
Charlie.
„Hg bleef twee dagen lang in die pakkist
liggen; met de grootste moeite haalden we
hem eindelgk over er uit te komen. Hoe
verder we ons van Matabelenland verwgder-
den, hoe vroolgker hg werd. Jan Stoffel werd
hevig jaloersch van de innige genegenheid,
die hg mg toedroeg. Top-Knot was de eenige
neger, die begreep, dat arbeiden plicht is; de
eenige ten minste, dien ik ooit ontmoet heb.
Ik had hem, op zgn verzoek, een jas en
pantalon van mg gegeven, opdat niemand
hem zou kunnen herkennen en Jan Stoffel
lachte mg er om uit en zeide, dat ik een groote
gek was."
„Heeft Top-Knot u de gondrivier nog ge
wezen?" vroeg ik.
„Ja, dat wel, maar een greintje goud heb
ben we er nooit uitgehaald. Twee jaar later
ontstond er hongersnood, zoodat we met de
negers geen zaken meer konden doen. En
Jan Stoffels, humeur, dat toch al niet heel
aangenaam was, raakte nu zóó in de war dat
een dagelgksche omgang met hem gewoon
onmogelgk werd. Op een goeden dag kwam
ik van de jacht terug en zag, dat de Boer
den goeden Top-Knot onbarmhartig met een
zweep sloeg, na hem eerst aan een wiel van
or^zen ossenwagen vastgebonden te hebbeD.
De arme kerel zag mg smeekend aan. „Wat
heeft hg misdaan, Jan?" vroeg ik.
„Niets," snauwde Jan.
„Waarom mishandelt ge hem dan?"
„Omdat ik er lust in heb."
Ik ben kalm en boud niet van twisten,
heereD, dus zeide ik bedaard:
„Leg die zweep neer, Jan, het is nu wel."
„Waar bemoeit ge u medel" schreeuwde
hg: „ik zal u eens een lesje geven 1"
Te gelgk zwaaide hg de met negerbloed
doortrokken zweep J-v de hoogte. Ik greep
hem bg het middel en smeet hem tusschen
de potten en pannen in den ossenwagen. Hg
stond op, bleek van woede, en zwoer, dat hg
mg dat den een of anderen dag betaald zou
zetten. Ik sneed bedaard Top-Knots touwen
los, die mg uit dankbaarheid de handen kuste.
Den jongens gaf ik wat zalf om op den ge
wonden rug te, smeren.
Drie maanden lang sprak Stoffel niet meer
tegen mg dan strikt noodig was. Ik bemerkte
tot mgn verbazing, dat de Kaffer hem even
gaarne meed als ik; had het aan mg gelegen,
dan was de vrede tusschen den Boer en mg
spoedig hersteld geweest.
Aan het einde van dat jaar zou onze ven
nootschap eindigen en wg ieder onzen weg
gaan, Stoffel naar Transvaal, ik naar Bechuana-
land. Op Kerstavond bevond ik mg heel alleen
in het kamp, de dag was drukkend warm
geweest en zwarte wolken stapelden zich op
olkaar. Ik stak een pgp op en zette mg met
den rug tegen een der groote wielen van onzen
ossenwagen. Niet lang daarna viel ik in slaap
on droomde een wonderlgken droom. „Gelooft
u aan drooraen, mgnheer 7*
„Wel neen, Dan, de meeste droomen zgn het
gevolg van een overladen maag."
„Het is mogelgk, mgnheer, maar ditmaal
was het toch niet het geval, want ik had
sinds het ontbgt nog niets gegeten. Nu, ik
droomde dan, dat ik op het dek van een schip
stond, temidden van wilde, schuimende golven.
De matrozen keken mg allen woedend aan en
maakten don kapitein opmerkzaam op mg.
En wat het vreemdste was, ieders gelaat
leek op dat van Jan Stoffel. Gooit den boos
doener overboordriepen zg en allen kwamen
te gelgk naar mg toe. Of ik al om genade
smeekte, hot hielp niet; zo tilden mg op en
wierpen mg in zee. Ik voelde de koude golven
om mg heenspoelen en zag een reusachtig
zeemonster op mg afkomen met wgd geopenden
bek. Op dat zelfde oogenblik ontwaakte ik,
doornat van den regen. Jan Stoffel stond
tegenover mg met een duivelsche uitdrukking
op zgn gelaat. Ik trachtte op te staan, doch
het was mg onmogelgk; met een lederen
riem was ik stgf togen hét wiel gebonden.
In het eerst begreep ik den toestand niet,
tot ik mg de bedreiging van Stoffel herinnerde.
„Wat moet dat beteekenen?" vroeg ik,
terwgl een straal regenwater mg precies in
den nek liep.
„Het beteekent, dat uw tgd gekomen is,
nu kunt ge mg niet meer ontvluchten, ik
heb gezworen mg op u te wreken en dien
eed zal ik nakomen. Niemand kan u hooffn,
als ge schreeuwt, want uw jongen heb ik in
gindschen stroom verdronken. Mgn vgand is
nu in mgn hand."
Met deze woorden begaf hg zich in den
wagen om er weer uit te komen met mgn
eigen geweer, dat ikzelf geladen had. Ik
^[as te verbaasd om te sprekenik kon niets
d^3n dan hem aanstaren en mg in mgzelf
verwonderen wat hg nu zou gaan doen.
„Ik geef u twee minuten om u voor te
bereiden", zeide hg.
„Het was mg onmogelgk te spreken", ver
telde Dan verder; „in de verte zag ik blik
semstralen en de regen viel maar steeds in
stroomen neder.
„Nu zult ge eens zien, hoe juist een Boer
op 50 pas afstand mikken kan," begon Stoffel
weder, en achteruitgaande legde hg het ge
weer aan ter hoogte van mgn hart. Ik voelde
een schrgnende pgn in mgn linkerschouder
en zag het bloed langs mgn kleeren sgpelen.
Met een teleurgesteld gezicht kwam Stoffel
naar mg toe, om nu wat dichterbg te mikken.
Eensklaps hoorde ik een schot en zag ik
hem wankelen. Met een doffen slag viel hij
voorover op den grond.
Het volgend oogenblik had Top-Knot de
riemen doorgesneden, waarmede ik aan den
wagen bevestigd was. Ik zegende in stilte
den dag, toen ik den Kaffer met een geweer
had loeren omgaan."
„En wat gebeurde er met Stoffel?" vroeg
Charlie.
„Hg was zoo dood als een pier, mgnheer;
de kogel had zgn hersens doorboord. Zgn
bloed kwam over zgn eigen hoofd."
„En Top-Knot?"
„De arme kerel verdronk twee maanden
later bg het overtrekken der Shangani; met
mgn eigen handen heb ik hem een graf ge
graven."
Kunt ge nu niet even wachten totdai
ik er over ben?
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur!
In „De Rgnbode" van 10 Febr. jl. komt
een ingezonden stukje voor, dat ik gaarne
in Uw courant, als meer gelezen, beantwoord.
Sta mg dus, als het kan, s. v. p. eenige plaats
ruimte toe.
Een zeker heer, Renden, vroeger wascbbaas
in do Martha-stichting, thans directeur van
het Diaconie-weesbuis te Amsterdam, schgnt
zeer verwonderd te zgn, dat het fanfarecorps
der Martha-stichting in vereeniging met de
Harmonie-Vereemgiug „Beethoven" een muzi-
kalen omgang gehouden heeft, ten voordeel©
der armen. Die verwondering is bg den heer R.
ontstaan om reden hg vroeger getracht heeft,
dat beide genoemde corpsen in vereeniging
met elkander, al was het maar eens per maand,
zouden studeer en, welk voorstel, wegens bg-
komende bezwaren, van de hand werd ge
wezen.
In hekelige woorden, aan het adres vao
den directeur der Martha-stichting, geeft de
heer R. zgn wrevel lucht, en scbgnt niet te
begrijpen dat een muzikale omgang, voor een
zeer prgzenswaardig doel, iu vereeniging van
2 corpsen, iets anders is dan een geregelde
onderlinge studie.
Neen, mgnheer Renden, die bezwaren daar
tegen, zullen bg den directeur der Martha-
stichting nog wel bestaan. ZEd. heeft hierin
door deze toestemming alleen aaDgetoond,
dat hg voor een goed doel steeds wil helpen.
Verder Bchrgit de heer R.met den tgd
veranderen de menschen. Zeker, dit blgkt
vooral door zgn schrgven; immers meermalen
heeft genoemde heer getuigd wat ik benben
ik door den heer Geel. In deze uitdrukking
ligt dankbaarheiduit uw iügezonden stukje,
dat, neem mg niet kwalgk, nonsens is, spreekt
grove ondankbaarheid.
Ik raad den heer Render ten slotte aan
nimmermeer iets te schrgven, ten nadeeie
van een zeer achtingswaardig man, vooral niet
van iemand, waaraan gg zeer veel ver
plichtingen hebt, opdat ik nimmer behoef te
schrgven welke deze al zoo zgn.
Ontvang U, M. de Red., den dank van
Alfzn. L.
Aan den heer D. Ngbakker, te Hillegom.
Ge zgt nog maar niet tevreden over den
verslaggever van het „Leidsch Dagblad" te
Roelofarendsveen. Ge vindt het niet goed van
.hem, dat hg U genoemd heeft met naam en
quaït&t. Maar, mgnheer Ng bakker, dat ge
schiedt toch bgna altgd? En ik mag toch niet
verwachten, dat £g u voor nw beroep schaamt?
Wat de heer H. In zgn verslag schreef, dat
werd toch ook in 't openhaftr in de vergade
ring gezegd
Dat het voor den hoer H. den schgn had
alsof uw strgd was gericht tegen persorien
zij, dat was toch uw schuld. Niet 11 on de
heer H. heeft dien indruk gekregen.
Ge waart zeer, zeer pereoonlgk, mgnheer
Ngbakker. Dat bleek, waar ge over onzen
Voorzitter en over andere predikanten spraakt,
op een wgze, die, minst genomen, niet te pas
komt. Dat bleek ook uit do manier, waarop
ge den moed hadt to spreken over een afwe
zige. Er werd U toegevoegd door iemand uit
de vergadering: „Nubakker heeft mij verteld,
dat hg de Geheelonthouding zou bcstrgden,
Waar hg kon uit haat t-gen ds. Dj Koj".
Is dat ook een beginsel, mgnheer Ngbak-
ker? De waarheid van dat beweren hebt ge
toen niet ontkend?
Ik wil er nu niet veel meer van zeggen,
omdat" ik vind, dat een dergelgko polemiek
niet thuis behoort in dit blad. Maar toch moet
mg 't volgende nog uit de penGe beweert,
dat men U 't spreken bemoeilgkte en dat
ge daarom „struikeldet over uw tong". Dat
is oen leugen. Bg 't begin dor samenkomst
werd door den Voorzitter gezegd„Er is ge
legenheid voor debat, maar omdat we gaarne
om 10 uren willen eindigen, mag elk maar
ftoeemaal aan 't woord komen. De eerste maal
wordt hem 10 minuten en de tweede maal
5 minuten toegestaan".
Nu, mgnheer Ngbakker, voor U is juist
een uitzondering gemaakt. Gg zgt driemaal
aan 't woord geweest. En dat niet om princi
pieel de onthouding te bestrgden, maar oru
te praten over alles en nog wat, tot het koopen
van kleeren in confectiemagazgnen door predi
kanten, toe. Dat de vergadering niet om tien
maar om elf uren gesloten werd, wel dat zvlt
ge toch zeker asn niemand wgten dan aan
Uzelf?
Ik eindig, mgnheer Ngbakker, en ik geef
U de verzekering, dat ik niet verder over
deze zaak sclirgven zal.
Wilt ge uw beginselen verdedigen tegenover
de mgne, welnu, ik hoop den 20sten Febr.
te Aalsmeer op te treden en het zal mg aan
genaam wezen, U daar tegenover mg te zien.
Ik beloof U, te zullen zorgen, dat het U
daar dan niet ontbreken zal aan tgd.
Oude Wetering, J. F. De Ren,
11 Febr. 1897. Hoofd der Openb. School.
KOLONIËN.
BATAVIA, 912 Januari.
De „Sum. Ct." schrgft het volgende:
„Heeft de militaire cantine te Kotta Radja
een kas tekort te betreuren, ten gevolge waar
van een officier zich voor den krggsraad heeft
te verantwoorden en een ander officier zich
heeft doodgeschoten, ook in dit gewest is,
helaas, sprake van een tekort in een mili
taire kas.
„Te Lagoe-Boti, waar de 1ste luit. Hubers
van Assenraad postcommandant was, moet een
tekort bevonden zgn van ruim vgf duizend
gulden, en de schgn tegen dien officier moet
zóó sterk zgn, dat de gewestelgke militaire
commandant daardoor aanleiding heeft gevon
den om den heer Hubers van Assenraad in
staat van beschuldiging te stellen en naar
Padang te doen vervoeren, waar hg aange
komen en in het arresthuis opgenomen is."
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Jndi8
zgn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT.
Voor den duur van het aan den houtvester der
2de kl. bij het boschwezen op Java en Madoera
en chef der tijdelijke Vilde afdeeling van 's laods
Plantentuin te Buitenzorg onder den uaam .onder
zoek der boschboomfiora op Java" S. H. Koorder»
verleend verlof naar Europa belast met de waar
neming der fnnctiën van chef der Vilde afdeeling
van 's lands Plantentuin de tijdelijke kruidkundige
ten behoeve van het onderzoek der boschboomfiora
op Java Dr. Th. Valeton.
W erkzaam gesteld: Bij de Vilde afdeeling
van 's lands Plantentuin, voor de controle op bet
inlandsch personeel bij do voor het onderzoek der
boschboomfiora genummerde torreinen en voor
het verrichten van herbariumwerk, de conservator
bij 's lands Plantentuin P. De Monchy;
bij do 1ste afdeeling van 's lands Plantentuin
voor bet verrichten van herbarium-schrijfwerk
Jhr. L. A. C. Gevers van Endegeest
met bepaling, dat bovenbedoeldo werkzaamstel-
lingen worden geacht te zijn iDgegaan met 1
October 1896.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Be vorderd:
Tot oil. van gez. 1ste kl. bij den militairen genees
kundigen dienst de off. van gez. 2de kl. J. A.
Tamson.
Overgeplaatst: Bij den gewestelijken staf
in Atjeh en Onderh. de kapt. v. d. gen. staf bij
het hoofdbureau v. d. gen. staf, ged.bg den gow.
staf in Atjeh en Onderb., G. C. E. Van Daalen
bij het hoofdbureau v. d. gen. staf de kapt. v.
d. gen. staf bij den gew. staf op Lombok, gedet.
bij het hoofdbureau v. d. gen. staf, A. Kisjes;
bg het 4de depot-bat. de lste luit. bij het 9dr
bat. inf., geëv van Atjeh naar Padang, N. W
Van Gelder;
bij bet gouv.-bestuur van Palembang, te Lahat
de kapt. bij het 11de bat inf., geëv. van Lombok
naar ^oerabaia, G. H. Van der Nagel;
bij het lste recrutenbat. de kapt. bij het lldr
bat. inf., geëv van Lombok naar Soerabaia, H. G
Baudoin.
Ingetrokken: Do overplaatsing bg be
17de bat. inf. van den lsten luit, bg bet (l)garn
bat. van Atjeh en Onderh., geëv. van Atjeh naa
Batavia, G. Bugs.
Ontslagen: Op verzoek eervol uit 's land
dienst de militaire ambtenaar 3do kl. A. J. Joon
Op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eer
vol en met behoud van recht op pensioen uit Hr
Mr. militairen dienst de kapitein der infanten
L. Obery.
Bij het wapen der infanterie.
Bevorderd: Tot kapitein, de lste luitenant»
C. H. De Veer, J. C. Van den Belt (gedetacheer
in Nederland) en L. A. Ferguson;
tot lsten luitenant de '2do luitenants 5!.
Sechelhoff en J. Zwartjes.
MARINE DEPARTEMENT. O v erge plaatst
Van de „Bromo" op de „Gedeh" de luitenant ter ze?
der lste kl. J. W. A. F. Van Maren Bentz va'
den Berg.
Benoemd: Tot lsten stuurman J. Oran»
thans belast met de betrekking van 2den stuur
man.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden stub
ken of mededeelingen, waarvan de inzender
hun naam niet aan de Redactie bekend maken
worden ongeplaatst ter zgde gelegd.