11326 Dinsdag 26 Januari. A°. 189? feze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven* Feuilleton. IN IJS EN SNEEUW. DAGBLAD. PBU8 r>K7TCTI COUKAJfTj Voor Lolden per 3 maanden. franco per post1.40. Afeonderljjke Nommers0.05. PRIJS DER AJD VERTKH Tlütï t Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17§. GroofSTV letters naar plaatsruimte. Voor bet in casseer oo balten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 25 Januari. Commissarissen der Maatschappij voor Toonkunst alhier verzoeken ons te willen bekend maken, dat tot hun leedwezen de Symphonie van den heer Coenen op Vrfldag a. s. niet kan uitgeroerd w<>rden, 0p grond, dat het orkest geen gelegenheid tot voldoende voorbereiding voor dit kunstwerk heeft gehad. D« Loidscbe onderofficiers gymnastiek- en schermvereeniging „Minerva" herdacht Zater dagavond In de Stadszaal haar tienjarig bestaan met het geven ecnor uitvoering. De groote zaal was voor ongeveer de helft gevuld, torwyl op het balkon den matrozen plaatsen waren aangewezen. Ter weerszoden van het vergroote tooneel waren prachtige plantengroepen gerangschikt, met Minervabeelden en tropeeën er tusschen en krögaman&attributen er vóór. Langs het balkon waren draperieën aangebracht in de nationale en stedelyke kleuren of van oranje; tegenover het tooneel verhief zich, mede tegen het balkon aan, de buste van Koningin Wilhfclmina, ook door fijne planten omgeven. Hieruit kan men afleiden, dat de zaal een buitengewoon aanzien bad. Nadat het flinke muziekcorps, onder leiding van den heer S. Ptinsenberg, een paar nummers had ten gehoore gebracht, sprak de voorzitter der Yereeniging een woord van welkom daarna richtte bij zich in 't bijzonder tot de talrijk aanwezige hoofd- en verdere officieren van land- en zeemacht, tot de vertegenwoor digers der Leidsche gymnastiek- en scherm vereeniging „Hercules" en tot die van den Bond vau Oud-onderofficieren, om voorts nog omtrent bet beoordeelen van wat te zien zou worden gegeven de welwillendheid der aanachouwers in te roepen met het oog op de jonge krachten en voor de geschiedenis en den buidigen toestand der Yereeniging te verwijzen naar het beknopt verslag van „Minerva" sedert den datum van oprichting, opgenomen in het programma, dat in het bezit was van elk aanwezige. Al wie dus belang mochten stellen in dat verslag, en het nog niet bezitten, verwijzen we er hier naar. 't Is der lezing wel waard. Enkel het slot van dat verslag vinde hier een plaats. Het luidt: „Zoo staan we dus bij het 10-jarig bestaan en hebben teruggedacht aan het verleden. Stof tot klagen hadden we ook wel eens nu en dan, doch telkens werd weer licht gezien door do somtijds zware, donkere wolken. „De Yereeniging heeft thans ruim een 40 tal leden, 4 leden van verdienste en 3 eere leden. „Al heeft z\j niet de eer te werken onder een wezenlijke banier, toch samengespand, schouder aan schouuer, hand aan hand, waar door we trachten zullen de Vereeniging te dotn prijken onder een schare van die, welke uitmuDten door hechtheid en degelijkheid." Over de gymnastiek kan het oordeel alle omstandigheden, waaronder studie, enz. plaats nebben, in aanmerking genomen gunstig zijn. Enkele foutjes, vooral ln de vrije oefe ningen, daargelaten, werd er goed gewerkt. De voordrachten waren een zeer aangename afwisseling en oogstten veel bijval. Het drama in één bedrijf van Jan C. De Yos: „Sidin" werd inderdaad veel beter gespeeld dan men dat van een vereeniging als deze zou durven vorwachten, al was het dan ook een echt stuk voor militairen. Gevolg: de uitvoerders hadden oer van hun werk, plukten do vruchten van hun degelijke studie. Luide toejuichingen vielen hun er dan ook voor ten deel. De tableaux: Vóór, tijdens en na het gevecht vormden het slot van het eigenlijke pro gramma, dat eerst laat was afgewerkt. Een bal of „grande fête de nuit", zooals boven de dansen gedrukt stond, besloot de welgeslaagde uitvoering; een geanimeerd bal, want er waren voor deze gelegenheid ook veel dames naar de Stadszaal opgekomen. Naar we vernamen, zorgde de heer George Van der Werf, Hoogewoerd, voor de ver schillende benoodigde kostuums, welke er keurig uitzagen, en de heer G. Yan der Lee, van de Haarlemmertrekvaart, voor de groen- versiering. Ons werd verzocht hun daarvoor openlijk namens „Minerva" te bedanken. v Ook Leiden zal met een bezoek worden vereerd van het beroemde Böhmische strijk kwartet, en wel op 4 Februari a. s. De firma Blankenberg Co. is met de leidiDg belast. Voor de Nationale Wedstry ieo voor leden van het Nederl-ndsch Gymnastiek-Verbond, welke uitgeschreven zijn door de Leidsche Gymnastiek- en Scherm-Yereeniging „Her cules" b\j gelegenheid van haar 121/, jarig bestaan, hebben zich doen inschrijven voor den wedstrijd in: „Rek, Ringen, Barren, Yèrspringen en Gewichtheffen" de volgende vereenigingen (het cijfer achter elke wijst aan het verplicht aantal deelnemers volgens Bondsstaat 1896): „Spartacus", Amsterdam, 8; „Rotterd. Gymn.- en Scherm-Ver.", Rot terdam^; „Oranje",'a-Gravenhage, 5; „Donor", Delft, 5; Sparta", Delft, 5; Adolf Spitse", Utrecht, 4; „Amstels Gymn Ver.", Amster dam, 7; „Olympia", 'a-Gravenhage, 6; „Palaestra", Schiedam, 4; „Voorwaarts", 'a-Gravenhage, 6, te zamen 10 vereenigingen met 58 deelnemer». En voor den wedetrfid in Staafoefeningen „AmatelsGymn.-Vw.", Amsterdam, 7; „Kracht en Vlugheid", Amsterdam, 7; „Spariacus", Amsterdam, 8; „AJgem. Turn vereeniging", Rotterdam, 9; „Rotterd. Gymn.- en Schermvtx.", Rotterdam, 9; „Olympia", 's Gravenhage, 6; „Oranje", 's-Gravenhage, 5; „Sparta", Leiden, 6; „Olympia", Schiedam, 4; „Palaestra," Schiedam, 4; „Doaar", Delft, 5; „Lichaams- ontwikkeling", Delft, 5-; „Sparta", Delft, 5; „Leonidas", Ylaarakigen, 4; „Hercules", Beem ster, 4; „Sparta", Haarlem, 5; Adolf Spies3, Utrecht, 4; „Simeon," Koog-Zaandjjk, 6; „Voorwaarts", 's-Gravenhage, 6, te zamen 19 vereenigingen met 107 deelnemers. Als leden der jury zullen optreden de heeren Ph. De Vries en C. A. Bader, Leiden; J. M. Scheffer, Amsterdam; G. C. Baerends en G. Graafland, 's-Gravenhage; A. Vermeulen, Rot terdam; P. Buitendijk, Leiden. Met zulk een kolossale deelnemiDg kan het bestuur van „Hercules" tevreden zjjn en 7 Februari belooft dan ook een hoogst Interes- santen dag to zullen worden. De taak der jury zal echter niet e&ne der gemakkelijkste zijn. Allen belangstellenden kunnen wy dan ook gerust aanraden naar deze interessante wedstrijden in de Stadszaal te gaan zien en verwijzen voor verdere bijzonderheden naar de advertentie van „Hercules" in dit blad, en het jaarprogramma der Vereeniging, dat mor genavoad verschijnt. Boven de bestaande 6 medailles heeft het bestuur er nog aan toe gevoegd een lauwerkrans met diploma voor den persoon, éie het hoogste aantal punten in werktuigen, springen en gewichtheffen behaalt. Men scbrtfft ons: Mr. Elout, van's Gra venhage, hield Zaterdag-avond in het Nutsge- bouw voor de leden der „Volksleeszaal" eene lezing over „de Oost." Tal van lichtbeelden stonden hem daarbij ten dienste, om, hetgeen h|j wilde voorlichten, duideiyk te maken. Een goed öenkbeold kreeg men van het prachtige natuurschoon, de zeden en gebrui ken van de bewoners van den Indischen Archipel, welk® direct en indirect ondor Neer lands bestuur staan. Alles hier op te noemeD, is ondoenlijk, daar dit verslag dan te uitge breid zou worden. Toch moeten er enkele genoemd worden, en welde wevende vrouw, die, naar spreker verzekerde, negen maaad^n nooëig heeft, om zoo'n doek to weven. Boe kan zjj daarvan bestaan De behoeften van de inlandsche bevolking zyn echter gering; met een dubbeltje loon da&gs is daar een inlander al heel wat. Het Maleische bruidspaar met den gebruikeiyken spirri pot entbrak niet. Onder hef. geld, dat zy voor het huwelijk betalen, is ook begrepen het geld, dat, als zjj genoeg van elkander hebben, het scheiden gemakke lijker moet maken. De spirri pot is voor de vrouw. Zy nl. kauwt, evenals hier sommige mannen met tabak doen, op de spirri noot. Dozo noot ia zeer wrang1 on schei lt een rood achtig vocht af, en dat vocht nu wordt ver zameld in dien pot. Men ziet dan ook in Indië zelden een vrouw met witte tanden, meestal zijn z\j zwart: door het kauwen op die noot. Verder kreeg men te zien het feest, by zoo'n huwelijk geg-ven, dat, al is de inlander nog zoo arm, steed3 plaats heeft. Dat de inlander eerbied koestert voor en heilig beschouwt denwaringin boom, is te be grijpen, als men ziet zfln omvang en grootte. Ben groot aantal personen kan daaronder plaats nemen. Evenals de Europeaan z|jn feesten heeft, zoo heeft ook de inlander ze, eD het voor naamste van die feesten is wel het tyg*rfeest. Een groote menigte, welke eene open ruimte in het midden laat, vult een groot plein. In die open ruimte bevinden zich hokken met tijgers, welke drie of vier dagen gevangen gezeten hebben. Door een ruk aan een touw valt het hok uit elknar, de tijger koxit te voorschijn, en nu moet hy zien te ontkomen. Éón op de tien duizend gevallen, dat oit ge beurt. Allen uit de menigte, die ait plein vult, zyn gewapend met lansen, en goreedelyk vindt de tijger daarin zijn dood. Ook eenge typen van Balineezen en Papoea's, welke eersten er zeer woest uitzien en wel geschikt zijn om onzen Hollandschen jongens ontzag in te boezemen, trokken de aaDdacht. Ook een gezicht op Atjeh ontbrak niet. Men zag hier een troep soldaten, op verken ning uit. Moedig stapten zy door het al langer en laüger wordende gras, waarin hun dood en verraad te wachten staan. Een verhoogd schil derhuis met IJzerdraad versperring, een gezicht op de Atjeh-rivier met de in het verschiet liggende missigit, welke echter tevergeefs op bezoek wacht, omdat het den Mahomedanen verboden is een tempel te betreden, welke door Christenhanden gebouwd is, werden niet vergeten. Van Inlandsche bouwkunde kreeg men ook een denkbeeld. Ten eerste werd te zien ge geven de prachtige Hindoe-tempel op Java, welke 600 a 700 jaar geleden gebouwd is. Jammer, dat hy zooveel te lijden beeft van aardbevingen I Tegen een berg uitgehouwen, bezit by twaalf galerijen, en deze zyn alle versierd met kolossaal beeldbouwwerk. Ten tweeee lokten de woningen op Sumatra met baar in een punt uitloopmde daken, om de booze geesten af te weren, ook onze bewon dering om haar snijwerk in de muren; daar enboven zyn zy met goud versierd, zoodat dit een prachtig gezicht zal wezen, om het van nabij te zien. De lezing werd besloten met het portret van onze jeugdige Koningin, w.iarna de Voor zitter het woord nam, om spreker namens allen hartelijk dank te z«ggan voor al het scboene en nuttige, dat hy had lat inzien en hooren. Het was toch als het ware, of wy nu zeiven in „de Oost", geweest waren. By de aanbesteding van brood, vleesch en spek, ten behoeve van het krankzinnigen geetiebt op Endegeest, ten stadhuize gehou ien, waren de velgende personen miuste inscbry- vera voor het bedrag, achter hunne namen vermeid, t. w. Brood: N. Brummelkamp, ongebuild tarvre f0.08s, gebuild t-irwe f 0.10s. Vleesch: M. Marsman, f 0.67.90 p. kil. Spek: C. Van Haasteren, f0.37 p. kil. Ter benoeming van eene onderwyzerea 4de kl. aan d» openbare burgerschool Zuid wal te 's Gravenhage zyn voorgedragen mejuffrou wen A. M. v. d. Veen, J. Dykman en H. Cohen, od4erwjjztressen resp. (te Deventer, Leiden en Rotterdam. Den 31st»n December 1895 was de ge meonte Benthuizen bevolkt met 353 mannel. ea 827 vrouwolalzoo met 680 personen. In het jaar 1896 werden geooren 21 kinderen, als: 14 mannel. en 7 vrouwel. Biunen de ge meente vestigcen zich 5 mannen en 15 vrouwen, samen 20 personen. Óvtrieden zijn 14 personen, waarvan 5 mannel. en 9 vrouwel. Naar elders vertrokken 61 personen, zynde 33 mannel. en 28 vrouwel., zoodat op den Sisten December 1896 de bevolking bestond uit 334 mannen en 312 vrouwen, samen al- zoo uit 646 zielen. Uit een en ander biykt, dat de bevolking dezer gemeente in hetafge loopen jaar eene vermindering heeft ondergaan van 34 personen. De R.-K. Centrale Kies vereeniging in het kiesdistrict Haarlemmermeer, die ootbondeo was, heeft zich in eene te Hoofddorp ge houden vergadering, waarin, met uitzondering van Heemstede, alle tot het district behoorende gemeenten vertegenwoordigd waren, opnieuw georganiseerd. In deze vergadering werd ook een reglement vastgesteld. Benoemd is tot onderwyzer aan de school der Martha-stichting te Alfen aan den Ryn de heer B. L. Byisma, te Rotterdam. Te 's-Gravenhage is overleden, in den ouderdom van 68 jaren, de heer L. P. Van der Beek, gepensionneerd luitenant generaal, ridder in de Orde van den Nederlandschon Leeuw Deze opperofficier, die den 3den Maart 1828 te IJperen (België) werd geooren, werd na met goed gevolg afgelegd examen den lsten Juli 1847 aangesteld tot 2den luitenant bty het 3de reg. inf., werd 22 Januari 1860 be noemd tot kapitein, waarna hy in 1870 den rang van majoor verwierf. Den 18den Augustus 1874 werd hy tot luitenant-kolonel bevorderd en in 1875 tot chef van deD gene- ralen staf van de 3de divisie Inf. benoemd. Na in 1878 tot kolonel te zya bevorderd, werd hy den 19den April 1884 benoemd tot generaal majoor bevelhebber in de 2de militaire af jeeling. Met ingang van 1 Mei 1885 wera generaal Van der Beek onder eervolle ontheffing uit de betrekking van bevelhebber in de 2de militaire af ieeling benoemd tot commandant der Nieuwe Hoilandsche Waterlinie, tevens belast met het bevel in de afdeeling, en met ingang van 20 April 1892 op zyn aanvrage gepensionneerd met den rang van luitenant- generaal. In eene op Dinsdag 2 Februari a.§., des avonds te halfacht, te Gravenhage te houden vergadering van het Indisch Genoot- scbap, zai de beer F. Fokkens, Oost Indisch boof ambtenaar, het volgende onderwerp in leiden: „Afschaffing van pachten op Java en Madura en in verband daarmede verscherping van het toezicht op de beweging aer vreem de Oosterlingen". De majuor intendant O.-I. leger J. H. De Sauvage, ieeraar t y den intendance-cursus van de hoogere krygsscbool te 's-Gravenhage, keert na afloop van bet cursusjaar naar Indié terug. Donderdag 28 Jan. sullen ten Gouveme- mentshuize te Haarlem de burgemeesters dor provincie Noord-Holland en de Staten van dit gewest worden ontvangen, om den aftreden- den Commissaris der Koningin, jhr. Schorer, vaarwel te zeggen en hem hunne betuigingen van hoogachting aan te bieden. Tot waarnemend ontvanger der directe belastingen te Amersfoort in de plaats van oen plotseling aldaar overleden titularis F. W. J. H. Tengbergen, is benoemd de beer L. J Smeet8. Voor de betrekking van onderwyzer aan de school voor M. U. L. O. te Hengeloo (O.), jaarwedde f 950, hebben zich 45 sollicitanten aang meld. 22) De kinderiyke vertrouweiykheid, waarmee ze sprak, de smeekende blik, waarmee ze hem aanzag, bracht Crayford al dadeiyk van zyn etuk. Hy deed, wat in de gegeven omstandig heid zoo verkeerd mogeiyk was: hy gaf een ontwykend antwoord. „Maar, Clara," zei hy, „wat heb ik ooit gedaan, dat je me zoudt verdenken, je te willen misleiden?" Ze keek hem aan met een blik, die tot in z(jn ziel zou willen lezentoen wierp ze even een oogslag naar mevrouw Crayford, waaruit wantrouwen en argwaan sprak. Ze zei niets. Vóór iemand nog het zwygen verbroken had, trad een officier de loods binnen, gevolgd door tw96 matrozen, die een groote m3nd droegen. Dadelyk liot Crayford Clara's arm los en greep de gelegenheid aan om over iets anders te kunnen spreken. „Orders van het schip, Steventon?" vroeg hy, op den officier toetredende. „Mondelinge orders alleen", antwoordde de ander. „Met den vlood wordt het anker ge licht. Een kanonschot zal de lui aan wal waarschuwen en we zullen een tweede boot zendon om hen aan boord te brengen. Hier zyn eenige ververschingen voor de passagiers. By ons is alles in 't honderd. De dames kun nen hier op haar gemak ontbyten." Mevrouw Crayford nam dadelyk de ge legenheid waar, om op Clara beslag te leggen. „Kom, meisje," zei ze, „we zullen de tafel dekken en het ontbyt gereed zetten vóór de heeren binnenkomen." Haar kunstgreep hielp haar niet. Clara liet er zich niet door van haar voornemen afbrengen. „Ik zal je zoo aanstonds helpen," zei ze, en ging naar den anderen kant van het ver trek, tot den officier, dien ze Steventon had hooren noemen. „Kunt u me eenige oogenblikken te woord staan „Met alle genoegen, juffrouw Burnham." Steventon zond de beide matrozen weg. Mevrouw Crayford kon haar onrust niet verbergen en keek haar man aan, die haar toefluisterde: „Ik heb Steventon gewaarschuwdik geloof dat we hem kunnen vertrouwen." Clara wenkte Crayford naderby te komen. „Ik zal u niet lang ophouden," zei ze; „ik beloof, dat ik niete zal vragen, dat meneer Steventon in verlegenheid zal brengen. Zoo joDg als ik ben, zal ik me weten te beheer- schen; u zult het zien. Ik verlang niet van u, me alles over uw droevig wedervaren te ver halen; ik wensch alleen maar zekerheid te hebben over één omstandigheid ik bedoel, over hetgeen er gebeurde, toen een gedeelte van de Expeditie om hulp werd uitgezonden. Als ik goed verstaan heb, werd er geloot, wie zou blyven en wie aan den tocht deel zou nemen. Frank werd door het lot aangewezen om mee te gaan en huiverend hield ze even op Richard Wardour niet. Kunt u me op uw woord van eer verzekeren, dat dat de zuivere waarheid is?" „Op myn eer," antwoordde Crayford, „het is de volle waarheid." „Op myn eer," herhaalde Steventon, „de zuivere waarheid." Ze zag beiden aan en overwoog zorgvuldig haar woorden, vóór ze weer begon te spreken. „U heeft het lot aangewezen, om in de hut achter te blyven," vervolgde ze, Crayford en Steventon aanziende, „en ik zie u beidon hier. Richard Wardour verkeerde in hetzelfde geval on Richard Wardour is niet hier. Hoe komt zyn naam met dien van Frank op de lyst der vermisten?" Het was gevaariyk, die vraag te beant woorden. Steventon waagde er zich niet aan, maar liet het over aan Crayford. Nog eens trachtte deze zich door een uitvlucht te redden. „Maar dat hun namen op dezelfde lyst staan, daar volgt nog niet uit, dat de twee mannen tegelykertyd vermist zyn," opperde hy. Oogenblikkeiyk maakte Clara de eenig mogelyke gevolgtrekking uit dit ondoordacht antwoord. „Frank wordt vermist by de afdeeling, die op ontdekking is uitgezonden; moet ik daaruit besluiten, dat Wardour van het gezelschap in de hut is verdwenen?" Crayford en Steventon zwegen. Mevrouw Crayford wierp hun een verontwaardigden blik toe, eo zonder zich te bedenken, zei ze: „Ja, Wardour is weggerukt van de lui in de hut." Ze sprak een onwaarheid, maarde omstandigheden noodzaakten er haar toe, dacht ze. Toch had ze te laat gesproken, en het ferme en besliste van haar toon kon Clara, die de onwillekeurige aarzeling der beide officieren bemerkt had, niet bedriegen. Het meisje wendde zich tot Steventon. „Ik verlaat me op uw eer," zelde ze ernstig. „Bent u ook niet van meening, dat mevrouw Crayford zich vergist?" Steventon was in het nauw gebracht. Zoo, op zjjn oerewoord gevraagd, kon hy niet anders dan der waarheid getrouw verhalen, boe Wardour een kameraad had vervangen, die een ongeluk op het ys gekregen had, en dat hy en Frank te zamen achtergebleven waren. Clara keek mevrouw Crayford aan. „Je hoort het?" zei ze. „Je waart niet goed op de hoogte; ik wel. Het toeval, zooals de menschen zeggen, maar ik noem het „noodlot," heeft Richard Wardour en Frank by elkaar gebracht." Zonder antwoord af te wachten, richtte ze zich weer tot Steventon, od, alsof ze opeens het droevig onderwerp van hun, gesprek uit haar gedachten verwyderd hadvroeg ze hem „Bent u wel eens in de Schotsche Hoog landen geweest?" „Neen, nooit," zei Steventon. „Hebt u wel eene in boeken over de Schotsche Hooglanden iets gelezen over de gave van helderziendheid?" .Ja." „Gelooft u or aan?" Steventon gaf geen rechtstreeksch antwoord. „Ik weet niet, wat het geval zou geweest zyn, ale ik ln de Hooglanden had ge woond," sprak hy; „maar ik moet beken nen, dat ik nooit ernstig over die zaak heb nagedacht." „Ik zal er niet verder over spreken," ze. Clara; „ik wil u alleen nog zeggen, dat ik niet lang geleden, toen ik nog in Engeland was, een vreemden droom heb gehad, waarin ik alles heb gezien, wat ik daareven van a gehoord heb en nog veel meer. Hoe zyn de twee verdwaalden van het overige gezel schap afgeraakt? Was het by toeval of hebben de anderen ze op weg aan hun lot overgelaten?" Crayford waagde een laatste poging, on haar van verder vragen te doen afzien. „Steventon en ik maakten geen deel uit van het gezelschap, dat hulp ging opsporen," zei hy; „hoe kunnen we je dan inlichten?" „De andere officieren, die er wel by waren, moeten u toch verteld hebben, wat er gebeurd is," bracht Clara er tegen in. „Ik verlang niets anders te weten dan wat zy u hebben mee gedeeld." Mevrouw Crayford trachtte ep haar beurt een wending aan het gesprek te geven. „Het ontbyt is nog niet uitgepakt 1" riep ze. „Kom nu, Clara; 't is hoog tyd." „Het ontbyt kan nog wel een paar minuten wachten," antwoordde het meisje. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1