n\ H317
Zaterdag: 16 Januari.
A0. 1897
Courant wordt dagelijks, met üitzonderiag
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
F*euilleton.
m IJS EN SLEEUW.
irscH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden. j
Franco por post
Afzonderlijke Nommers
i 1
1 1.10.
1.40.
0.05.
PRUS DER ADVERTENTLËN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officiëele Kennlsgerlngen.
Aanglfie tot plaatsing op de
Hlczcrsiysten.
De Burgemeester der gotneento Leidon;
Gelet op de wet \kn den ^den September 1896
(8tabl. No. 154),' tot regeling van bet kiesrecht en
do benoeming v:n afgevaardigden ter Eerst© en
Twoedo Kamer dor Siatou-Generaal;
Noodigt de mannelijke inwoners der gemeente, die
don loi-ftgd van 25 jaren vóór of op d©a 16den Mei
a. e. zullen hebben bereikt, uit, om:
lo. zoo zij in oono andere gemeente over het
volle laatstrerloopen dienstjaar in oene der Rijks
directe belastingen zijn aangeslagen, wat de grond
belasting betreft in eene andere gemeente of in meer
gemeenten te zamen tot een bedrag van tan miDste
één gulden, daarvan door overlegging der voor vol
daan geteekonde aanslagbiljetten of door den Rijks
ontvanger gewaarmerkte duplicaten vóór den löden
Fobraari a. s. to doen blijken;
2o. zoo zij in de grondbelasting weg- ns onroerende
goederen eener onvordeeldo nalatenschap, alzoo met
een mode-eigen&ar, wiens naam niet bg don aanslag
>n het kohier is vermold, agn aangeslagen, mits zijn
aandeel in dien aanslag ten minste éea gulden be
draagt, daarvan vóór den 16den Februari a. s. aan
gifte te doen onder overlegging van het aanslag
biljet of door den ontvanger gowaarwerkt/duplicaat
daarvan, eeDO opgaaf van het aandeel in den aan
slag en de noodige bescheiden ten bewgze van het
gemeenschappelijk bozit;
So. zoo zij niet overeenkomstig het bepaald© sub
1 of 2 zijn aangeslagen, doch voldoen aan eeno der
andore bij de wet gesteld' voorwaarde, worden zg
uitgenoodigd daarvan aangifte t© doen ter Secretarie
dezor gemeente vóór dtn loden Februari a. s.
Leiden, 15 Januari.
Door den burgemeester zyn, als hoofd der
gemeentepolitie, op 1 Januari benoemd negen
agenten van politie, terwyl er met het oog
op de grensuitbreiding der gemeente in Aug
jl. reeds zes waren aangesteld, zoodat thans
het getal van vijftien agenten voltallig is.
Zoodra do nieuwbenoemden zelfstandig kunnen
optreden, komt eene nieuwe dienstregeling
voor de agenten van politie in werking, waarbij
ook bij nacht vijf posthuizen worden bezet
en waardoor een meer geregelde surveillance
dan tot heden hot geval is in de buitengedeelten
zal plaats vinden.
Tevens is door den burgemeester tot inspec
teur van politie benoemd de heer W. fl. Boef
smit, thans co.itroleur van politie alhier en
in diens plaats tot controleur van politie, de
beer C. Plokhooy, thans by de politie te Gouda
werkzaam. Di) benoemingen staan in verband
met de controle op het personeel en het toe
zicht speciaal in de buiteagedeelten dezer ge
meente.
Op de a. s. Kunstbeschouwing, die Dinsdag
19 Januari in den Foyer van de Stadszaal
gehouden wordt, zullen door den beeldhouwer
den heer Odé Jr. een zevental portretten en
statuett.n worden ingezonden. De buste van
mr. J. Heemskerk Azn. (studie naar li6t leven)
en de statuette van Jacob Maris zullen o. m.
ter bezichtiging worden gestold.
Door de welwillendheid van den heer Van
Breda Vriesman (Ytsma's boekhandel) wordt
de commissie voor de Kunstbeschouwingen
alhier in staat gestild a. 8. Dinsdag in oen
Foyer eene collectie van de allernieuwste
aflicbes ten toon te stellen, o. a. van Eugène
Grasset, Toussaint en Privat Livemont.
Tevens zullen eenige moderne boek- en
plaatwerken Ier bezichtiging worden geëta
leerd.
De firma Burgersdyk en Niermans (Tem-
plum Salomonis) heeft zich bereid verklaard
voor deze tweede Kunstbeschouwing den
prachtbybel van Magnus, die in haar bezit is,
ter bezichtiging te stellen.
Voor het examen in boekhouden, handels-
rekenen en handelsrecht vanwege de Vereeni-
ging van Handelsbedienden „Mercurius", te
Rotterdam, is geslaagd de heer 3. P. Du Croix,
van Leiden, leerling van den heer A. H.
Van den Oever.
In de kleine Nutszaal alhier werd gister
avond de vierde wmterlezing gehouden en
wel door den zendeling onder de Soendaneezen
den heer S. Van Eendenburg, die sprak over
„Het sociale leven der Soendaneezen en de
Christelijke Zending."
Deze lezing was veel minder druk bezocht
dan de drie voorgaande. Hoe dat kwam?
Waaraan dit zonderlinge verschijnsel toe te
schryven? We kunnen of durven er heusch
geen antwoord op geven, 't Was toch geen
uitvloeisel van weinig belangstelling in de
zending, vooral in die op onze Oost-Indische
bezittingen? We vragen slecht»! En indien
op die vraag het antwoord onverhoopt be
vestigend mo6st luiden, dan zou dit zeer
zeker diep treurig zyn en weinig bemoedigend
voor de zendelingen, die alles, tot zelfs hun
leven, wagen voor de zendingszaak. Of was
het soms, omdat de heer Van Eendenburg
geen Ds. of Dr. voor zijn naam schrijft en er
bij uitzondering zoo iemand in deze winter-
lozingen optrad? Nog eens: wy vragen slechts
en laten het hierby.
Wat de heer Van Eendenburg echter mede
deelde was zeer belangrijk. Hy deed ons een
diepen blik slaan in het karakter der Soenda
neezen en beschouwde hen daartoe by voor
keur in hun eigen omgeving, in hun dessa-
leven, onder elkaar, in hun gemeenschappelijk
leven om het anders uit te drukken, en niet als
zich onder andere rassen bewegende individuen.
De hun toegeschreven kwade eigenschappen
en or.dougden bleven evenmin onbesproken
als hetgeen inderdaad in hen afkeurenswaardig
is, terwijl vooral door den spreker werd ge
wezen op hetgeen zou kunnen genoemd worden
hun geslotenheid, waardoor het uiterst moeilijk
is tot hen door te dringen en hen goed,
dóór en dóór, te loeren kennen, waartoe het
dan toch ten slotte zal moeten komen.
Alles, wat het gouvernement voorschrijft,
wordt wel trouw door hen opgevolgd en uit
gevoerd, maar waarom? Enkel en alleen om-
d t het moet. En al wordt nóg zooveel gedaan
in hun welbegrepen belang, zy willen dit niet
inzien en beschouwen alles als hun opgedron
gen en alleenlijk bevolen door hun overheer-
schtr3, de Hollanders, die zy vreezen, maar
in wie zij zelfs als men denken zou, dat
het niet anders kon - geen vrienden willen
zien. De vaccine, voor hen zoo heilzaam, is
daarvan een bewys; zy beschouwen die als
het ontvangen van een merkteeken hunner
afhankelijkheid van hun overheerschers. En
zoo is het met alles: zy willen geen goed
gedaan zyn.
Wat het onderwijs betreft, de weit.ige
gouvernementsscholen voor hen z\jn weinig
bezocht on kunnen, om de daaraan verbonden
koaten, geen volksscholen worden. Zy, die er
school gaan, blyven er echter lang, wel tot
hun twintigste jaar, en komen zij van school,
dan vormen zy de b6standdeelen van een af
zonderlijkon stand onder de hunnen. Voorheen
konden ze geplaatst worden als schryvers,
maar daarvan is de markt nu ook al overvoerd,
en wat moeten ze thans beginnen? Zooals
gezegd, vormen ze een soort party, die het
landbouwbedryf verre van zich laat, die voor
de toekomst en hierop wees de spreker
nadrukkelyk veel bemoeiingen zal kunnen
geven.
Spreker deelde voorts cog een en ander
mede over dat landbouwbedryf, over den
invloed der industrie hierop en ook omtrent
het eigenlyke sociale leven der Soendaneezen
binnen hun dessa's, de verhouding tusschen
mannen en vrouwen, hoe gemakkeiyk de
band tusschen man en vrouw verbroken
wordt en hoe het daardoor gesteld is mc-t de
liefde der kinderen die nu eena tot dezen,
dan weer tot genen vader, dit jaar tot deze,
eeö ander tot gene moeder zeggen.
Het wantrouwen onder de Soendaneezen
is sterk, niet alleen j gens vreemdelingen,
maar ook jegens elkander, en dat wantrouwen
maakt het ook den zendelingen zeer moeilijk
om met hen in aanraking te komen. Daartoe,
tot het winnen van hun vertrouwen, is heel-
wat omzichtigheid en beleid noodig; immers,
een zendeling behoort tot het overheerschend ras.
Daarby komt nog, dat ze een godsdienst
bezitten en goedo Islamieten zyn, dat 'ze hun
godsdienst beter achten dan wat de zende
lingen hun brengen zullen. De zending onder
deze menschen is dan ook, ofschoon nog jong,
zeer ryk aan teleurstellingen. Toen en met dit
verder uit te werken besloot de spreker zjjn
lezing zyn er lichtonde punten, die hoop
geven voor de toekomst en doen zien, dat de
Cüristen-Soendanees een heel ander menscb
is dan de Islamiotische en de zending onder
de Soendaneezen hun zeer ten zegen zal
worden.
Ds. Van Herwaarden sprak een kort woord
van dank tot den zendeling
By den heer Joh. J. Eggers, alhier, zal
binnenkort verschynen een bun iel liederen
van mevr. Heritte Viardot, opgedragen aan
mevrouw Dr. Mcring Dikeraa.
De detacheering op 15 dezer van den
off. van gez. 2de kl. C. C. Vermaas, van het
8ste reg. inf. te Deventer, by de universiteit
te Leiden tot het volgen vaD een cursus in
de chirurgie is ingetrokken.
Door dr. D. W. Horst, resident van Ter-
nate, die reeds vroeger blyken zynsr belang
stelling in 's Ryks Ethrographiscb Museum
gaf, werd thans, blykens medetieeling in de
„St.-Ct.", eene verzameling voorwerpen ge
schonken, die van byzonder belang is, omuat
daardoor de beschavingst03stand der AJfo ren
van Halmahera, waarvan tot nog toe slecht*
weinige proeven voorhanden waren, op zeer
gewenschte wyze vertegenwoordigd wordt.
Door de Raden der gemeenten Zoster
meer en Zegwaard is in plaats van wijlen
mej. E- M. C Geerligs tot onderwyzeres in
de handwerken voor meisjes, aan de gemeen-
schappelyke openbare school aldaar, benoemd
mej. J. C. Geerligs, te Zo9termeer.
Mejuffrouw M. Dil, onderwyzeres aan de
openbare lagere school van Benthuizen, heeft
wegens benoeming in gelyke betrekking te
Westzaan tegen 1 Maart een eervol ontslag
aangevraagd.
De christelyke zangvereeniging „Looft
den Heer", te Sassenheim, gaf gisteravond
een uitvoering, welke voorzeker in elk opzicht
geslaagd kan genoemd worden.
De verschillende zangnummers liepen flink
van stapel on getuigden van goede studie en
veel lust, terwyi zy tevens het bewys gaven,
dat de directie by den heer Fortuyn in zeer
goede handen is.
Yoor afwisseling was goed gezorgd, want
een 10-tal kleinere tooneelstukjes, zoowel
ernstig als luimig, werden, in verhouding tot
de krachten der jeugdige Vereeniging, op uit
stekende wyze opgevoerd en gaven menigmaal
stof tot veel- vroolykheid en applaudissement.
Tot halftwoe bleef men gezellig byeen. De
opkomst was zeer goed. Wy wenschen der
jonge Vereeniging een lang leven en roepen
haar gaarne een harteiyk tot weerziens toe.
Deze week hield de heer A. Bos, zuivel
consulent voor Zuid-Holland, te Zoetermeer
een voordracht over melkonderzoek, toegelicht
door verschillende proeven. Na de noodzake-
lykheid te hebben aangetoond van vergeiykend
melkonderzoek op de boerdery, wat hoeveel
heid en hoedanigheid betreft, maakte by duide-
iyk, dat het verkoop3.n van melk aan fabrieken
bij het gewicht voordeel oplevert voor den
boer, die melk van goede hoedanigheid levert.
Door proeven werd het gebruik van roommeter
en melkweger duideiyk gemaakt, terwyi door
middel van rood en blauw lakmoespapier de
loogachtige en tevens zure reactie van melk
werd aangetoond Is de eerste te sterk, dan
loopt men gevaar van ryzïng in de kaas,
terwyi, als de zure reactie by een paar uur
oude melk sterk op den voorgrond treedt,
dit oorzaak kan zyn van korte kaas.
Door middel van "Walter's melkcontroleur
toonde spreker aan, hoe in op 't oog gezonde
melk toch gebreken kunnen voorkomen, die
zeer zeker slechten invloed op de qualiteit
der zo:-teraelksche kaas moeten uitoefenen.
Van de -Tl proeven, die ongeveer 20 uur
op één temperatuur van pl. m. 40° C. waren
gehouden, bleken twee zeer sterk met gistings
bacteriën behept te zyn, terwyi twee andere
ook zeer slechte eigenschappen vertoonden.
Aan het einde zyner leerryke, boeiende
voordracht, deelde spreker mee, dat hy a. s.
zom r een cursus in de practische kaasbe
reiding zal houden te Zoetermeer, waaraan
vrouwen en dochters van zuivelbereiuers
kunnen deelnemen
In het belang van ingeiyfden by de
militio te land, die de buitenlandsche zeevaart
uitoefenen, wenscht de minister van oorlog de
bevoegdheid der Commissarissen der Koningin
tot het verleenen van de toestemming tot
uitoefening der buitenlandsche zeevaart, uit
te breiden in dien zindat zy zich uitstrekke
over alle verlofgangers der militie te land,
dat die toestemming in sommige gevallen
voor meer dan óéne reis kan worden ver
leend; en dat de verlofganger gehouden zjj
by terugkomst zich aan te melden ty d n
burgemeester zfiner woonplaats. Uit dien
hoofde heeft de minister van oorlog de Com
missarissen gemachtigd om in gewone tyden,
aan de ingeiyfden by de militie te land, die
zich krachtens art. 131 der Militiewet met
verlof bevinden, voor zooveel zy aan hem
zullen hebben aangetoond in de gelegenheid
te zyn om het beroep van zeevarende buitens-
lands uit te oefenen, daartoe namens den
minister de vereischte schrifteiyke toestem
ming te verleenen.
Ter voorkoming zooveel mogeiyk, dat van
de verleende vergunning misbruik worde
gemaakt en ten einde men onderricht zy, op
welken bodem de belanghebbende zich tot
het doen van eene nieuwe zeereis heeft ver
bonden of waar hy zich, niet wederom ver
trekkende, ophoudt, zal de toestemming wor
den verleend onder gehoudenheid van den
belanghebbende, om zich by zyne terugkomst
dadelyk weder by den burgemeester zyner
woonplaats aan te melden en voor elke vol
gende zeereis, zoolang hy geen paspoort zal
hebben bekomen, eene nieuwe vergunning aan
te vragen.
Ook kan by uitzondering op den regel aan
miliciens-verlofgangers der militie te land,
wenschende meerdere reizen te doen met
een zelfde schip in dezelfde richting of wel
wenschende te varen op stoomschepen van
lynen, die een geregelden dienst hebben op
vreemde havens, door de Commissarissen
worden toegestaan meer dan ééne reis met
betzelfde schip in dezelfde richtiDg of met
8chepen van dezelfde lyn te doen tot een
gezameniyken duur van hoogstens zes maanden
en onder gehoudenheid zich na afmonstering
van het schip en in elk geval na de laatste
reis binnen de zes maanden terstond aan te
melden by den burgemeester van hunne
woonplaats.
Overigens zal voorschreven toestemming
niet mogen worden verleend, wanneer de
verlofganger vóór of tydens zyne aanvrage,
in werkeiyken dienst is geroepen en het zich
niet laat voorzien, dat hy van de reis zal zyn
teruggekeerd voordat hy in werkeiyken dienst
moet opkomen.
- Na eene korte ongesteldheid is de heer
A. v. d. Barselaar, bekend spekslager,
Bleyenburg, te 's-Gravenhage, plotseling
overleden.
- Naar het „Vad." meldt, is thans wegens
ongesteldheid van den Staatsraad Heydenryck,
de heer Humalda van Eysinga als waarnemend
vice-president van den Raad van State opge
treden.
- By dr. A. Kuyper, te Amsterdam, is
f 10,000 ontvangen voor de oprichting van
een hospitaal te Poerworedjo voor de zending
der Gereform. Kerken, door iemand, die onbe
kend wenscht te blyven.
Dr. Kuyper heeft uit Amerika de uitnoodi-
ging ontvangen, om in het volgend jaar de
„Stove-lectures" te Princetown te kooien
houden, en heeft die uitnoodiging aangenomen.
10)
Crayford verwelkomde kapitein Helding.
Frank onder den indruk van de vrien
delijke torechtwyzing van daareven be
grootte vluchtig do officieren van „De Zwer
ver" en wendde zich tot Crayfords vriend, om
een gesprek met hem aan te knoopen.
„Goeden morgen, meneer Wardour 1" zeide
by; „we mogen elkaar wol geluk wenschen,
dat we ten minste kans hebben deze afschuwe-
ïyke plaats te verlaten."
„Zoo, vind je ze zoo afschuweiyk?" vroeg
Wardour. „Ik ben er integendeel heel naar
myn zin."
„Goede Hemelt Hoe dat zoo?"
„Omdat hier geen vrouwen zyn."
Frank ging naar de andere officieren en
deed geen poging meer om met Richard War
dour in aanraking te komen. De „Beer van de
Expeditie" was ongenaakbaarder dan ooit.
Ondertusschen waren de officieren en de
bemanning der beide schepen, voor zooverre
ze niet door ziekte werden verhinderd, in de
hut byeengekomen.
Kapitein Helding stond in het midden van
het vertrek met Crayford aan zyn zyde en
begon het doel van den voorgenomen tocht
uiteen te zetten in de volgende woorden:
„Officieren en manschappen van „De Zwer
ver en „De Zeemeeuw," ik acht het myn
plicht, u in 't kort bekend te maken met de
redenen, welke kapitein Ebswortb en my
hebben doen besluiten, een expeditie uit te
rusten, die zal moeten trachten een plaats
te boroiken, van waar wy hulp kunnen
krygen. Het is onnoodig u te herinneren
aan alles, wat wy deze twee jaren geleden
hebbenhoe het ys onze schepen spoedig
na elkander tot wrakken beeft gemaakt; dat
verscheidenen onzer koenste en bekwaamste
makkers gestorven zyn; hoe lang en hoe
hopeloos we gekampt hebben tegen ys en
sneeuw en de onafzienbare akeligheid van
deze onherbergzame streken. Maar ik moet
u onder de aandacht brengen, dat deze plek
verder noordwaarts ligt dan men ooit op
vorige tochten is doorgedrongen, en dat
bygevolg onze kans, om ontdekt te worden,
door een schip, dat misschien tot onzen
bystand zal worden uitgezonden, op zyn
zachtst genomen uiterst gering zal wezen.
Zyn de heeren dat met my eens?"
De officieren gaven een bevestigend ant
woord. Alleen Wardour, die in sombere
gepeinzen verdiept scheen, bewaarde het stil
zwijgen.
De kapitein ging voort;
„Het is daarom hoog noodig, dat we nog
eens, en waarachyniyk voor het laatst, een
poging aanwenden om uit dezen onhoud-
baren toestand verlost te worden. De winter
is ophanden; het wild wordt eiken dag
schaarscher, onze voorraad levensmiddelen
raakt aan een eind en het getal zieken, vooral
onder de bemanning van „De Zwerver," neemt
onrustbarend toe. Om ons leven en dat van
onze mannen te redden, moeten we alles
in het werk stellen on wel zoo spoedig
mogelyk.''
„Uit volle borst herhaalden de officieren
deze woorden
„Ja, ja, zoo spoedig mogelyk."
Kapitein Helding hervatte;
„Ons voorstel is, dat een gedeelte van de
nog gezonde officieren en manschappen er
vandaag op uit zal gaan en een bewoond
oord zal zien te bereiken, om van daar uit
hulp en levensvoorraad toe te zenden aan
de achterblyvenden. De richting i3 reeds be
paald, de noodige voorzorgsmaatregelen zyn
genomen, de vraag is nu; Wio zal hier
blyven, wie zal meegaan?"
Eenstemmig luidde het antwoord der offi
cieren
„Vry willigere!"
De manschappen riepen het in koor na:
„Vry willigersl"
Wardour stond daar in lustelooze houding
en gaf geen teeken van byval of afkeuring.
Crayford bemerkte het en ging op hem toe.
„Heb jy niets in te brengen?" vroeg hy.
„Neen," antwoordde Wardour; „meegaan
of blfiven, 't is me allebei hetzelfde."
„Dat meen je toch niet, hoop ik?" zei
Crayford.
„Dat meen ik."
„Dan 3pyt het me voor jou."
De geestdrift, waarmee de vergadering zoo
algemeen het voorstel van vrywilligers uit
sprak, bekoelde eensklaps, toen kapitein Hel
ding de vraag deed:
„Vrywilligers? Goed! Wie meldt zich aan,
om in de hutten te blyven?"
Niemand sprak. Ze keken elkaar aan met
blikken, waarin verslagenheid en teleurstel
ling lag.
De kapitein ging voort:
„De heeren zien het dus; het gaat niet
met vrywilligers. Iedereen wil mee. Wie nog
gezond is van ïyf en leden, wil niet achter
blyven. Maar waar moet het heen met de
zwakken en zieken onder ons?"Die moeten
opgepast en verzorgd worden en die taak
mogen we ons niet van den hals schuiven."
Daar was niets tegen in te brengen.
„En dus komen we weer tot de oude
vraagWie zal blyven, wie meegaanKapitein
Ebsworth is van meening, en ik ben het
met hem eens, dat het lot moet beslissen.
Hier zyn dobbelsteenen. Het hoogste, dat
we er mee kunnen werpen, is twaalf twee
zessen. Wie meer dan zes gooit, gaat mee;
wie er onder werpt, biyft hier. Zyn de heeren
met deze schikkiDg tevreden?"
Al de officieren stemden toe, behalve War
dour, die in zyn zwygen volhardde.
„Mannen van „De Zwerver" en „De Zee
meeuw", uw officieren hebben ons voorstel
aangenomen; ia er ook iemand van u tegen?"
Alle mannen verklaarden zich er voor,
zonder uitzondering.
Crayford roikte den dobbolkoker aan kapi
tein Helding over.
„Aan u het eerst, meneer."
De kapitein schudde de steenen; de bodem
van het vat diende voor tafel. ITy gooide zeven.
„Gaan!" zei Crayford. „Ik wensch u geluk,
meneer. Nu ik; ik ben benieuwd, wat myn
lot zal wezen. Hy wierp op zyn beurt.
„Drie. Blyven. Ook al goed. Als ik myn
plicht kan doen en anderen tot nut zyn, maakt
het weinig uit, of ik mee ga of hier blyf.
Wardour, jy volgt, nu je eerste luitenant af
wezig is."
Wardour nam de steenen op en wilde ze
zonder schudden uit den koker laten rollen.
„Je moet niet zoo onverschillig met je kans
op geluk te werk gaan. Waarom schudt je
ze niet?" nep Crayford.
Zonder acht te slaan op deze woorden liet
Wardour de steenen op de tafel vallen, net
als hy ze opgenomen had,
„Ik," mompelde hy, „ik heb met het geluk
afgerekend." Hy smeet den leegen koker neer
en ging op een kist zitten, die in een hoek
stond. Hy had niet eens gezien, wat hy ge
worpen had.
Crayford hield de lijst. „Zesl" riep hy uit.
„Kyk, je hebt nog kans. Boven de zes gaat,
onder de zes biyft. Je moogt dus opnieuw
gooien."
„Bah!" bromde de aangesprokene, „'tisde
moeite niet waard, er voor op to staan. Laat
een ander 't maar voor my doeD." Opeens
keek hy Frank aan." Jy by voorbeeld, je hebt
bet uitzicht van een echt Zondagskind, zooals
de vrouwen zouden zeggen
Fraük wendde zich tot. Crayford. „Zal ik
het doen?"
„Zeker, als hy er op gesteld is," was het
antwoord.
(Wordt vervolgi.)