n\ H317 Zaterdag: 16 Januari. A0. 1897 Courant wordt dagelijks, met üitzonderiag van <§on- en feestdagen, uitgegeven. F*euilleton. m IJS EN SLEEUW. irscH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden. j Franco por post Afzonderlijke Nommers i 1 1 1.10. 1.40. 0.05. PRUS DER ADVERTENTLËN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officiëele Kennlsgerlngen. Aanglfie tot plaatsing op de Hlczcrsiysten. De Burgemeester der gotneento Leidon; Gelet op de wet \kn den ^den September 1896 (8tabl. No. 154),' tot regeling van bet kiesrecht en do benoeming v:n afgevaardigden ter Eerst© en Twoedo Kamer dor Siatou-Generaal; Noodigt de mannelijke inwoners der gemeente, die don loi-ftgd van 25 jaren vóór of op d©a 16den Mei a. e. zullen hebben bereikt, uit, om: lo. zoo zij in oono andere gemeente over het volle laatstrerloopen dienstjaar in oene der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, wat de grond belasting betreft in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen tot een bedrag van tan miDste één gulden, daarvan door overlegging der voor vol daan geteekonde aanslagbiljetten of door den Rijks ontvanger gewaarmerkte duplicaten vóór den löden Fobraari a. s. to doen blijken; 2o. zoo zij in de grondbelasting weg- ns onroerende goederen eener onvordeeldo nalatenschap, alzoo met een mode-eigen&ar, wiens naam niet bg don aanslag >n het kohier is vermold, agn aangeslagen, mits zijn aandeel in dien aanslag ten minste éea gulden be draagt, daarvan vóór den 16den Februari a. s. aan gifte te doen onder overlegging van het aanslag biljet of door den ontvanger gowaarwerkt/duplicaat daarvan, eeDO opgaaf van het aandeel in den aan slag en de noodige bescheiden ten bewgze van het gemeenschappelijk bozit; So. zoo zij niet overeenkomstig het bepaald© sub 1 of 2 zijn aangeslagen, doch voldoen aan eeno der andore bij de wet gesteld' voorwaarde, worden zg uitgenoodigd daarvan aangifte t© doen ter Secretarie dezor gemeente vóór dtn loden Februari a. s. Leiden, 15 Januari. Door den burgemeester zyn, als hoofd der gemeentepolitie, op 1 Januari benoemd negen agenten van politie, terwyl er met het oog op de grensuitbreiding der gemeente in Aug jl. reeds zes waren aangesteld, zoodat thans het getal van vijftien agenten voltallig is. Zoodra do nieuwbenoemden zelfstandig kunnen optreden, komt eene nieuwe dienstregeling voor de agenten van politie in werking, waarbij ook bij nacht vijf posthuizen worden bezet en waardoor een meer geregelde surveillance dan tot heden hot geval is in de buitengedeelten zal plaats vinden. Tevens is door den burgemeester tot inspec teur van politie benoemd de heer W. fl. Boef smit, thans co.itroleur van politie alhier en in diens plaats tot controleur van politie, de beer C. Plokhooy, thans by de politie te Gouda werkzaam. Di) benoemingen staan in verband met de controle op het personeel en het toe zicht speciaal in de buiteagedeelten dezer ge meente. Op de a. s. Kunstbeschouwing, die Dinsdag 19 Januari in den Foyer van de Stadszaal gehouden wordt, zullen door den beeldhouwer den heer Odé Jr. een zevental portretten en statuett.n worden ingezonden. De buste van mr. J. Heemskerk Azn. (studie naar li6t leven) en de statuette van Jacob Maris zullen o. m. ter bezichtiging worden gestold. Door de welwillendheid van den heer Van Breda Vriesman (Ytsma's boekhandel) wordt de commissie voor de Kunstbeschouwingen alhier in staat gestild a. 8. Dinsdag in oen Foyer eene collectie van de allernieuwste aflicbes ten toon te stellen, o. a. van Eugène Grasset, Toussaint en Privat Livemont. Tevens zullen eenige moderne boek- en plaatwerken Ier bezichtiging worden geëta leerd. De firma Burgersdyk en Niermans (Tem- plum Salomonis) heeft zich bereid verklaard voor deze tweede Kunstbeschouwing den prachtbybel van Magnus, die in haar bezit is, ter bezichtiging te stellen. Voor het examen in boekhouden, handels- rekenen en handelsrecht vanwege de Vereeni- ging van Handelsbedienden „Mercurius", te Rotterdam, is geslaagd de heer 3. P. Du Croix, van Leiden, leerling van den heer A. H. Van den Oever. In de kleine Nutszaal alhier werd gister avond de vierde wmterlezing gehouden en wel door den zendeling onder de Soendaneezen den heer S. Van Eendenburg, die sprak over „Het sociale leven der Soendaneezen en de Christelijke Zending." Deze lezing was veel minder druk bezocht dan de drie voorgaande. Hoe dat kwam? Waaraan dit zonderlinge verschijnsel toe te schryven? We kunnen of durven er heusch geen antwoord op geven, 't Was toch geen uitvloeisel van weinig belangstelling in de zending, vooral in die op onze Oost-Indische bezittingen? We vragen slecht»! En indien op die vraag het antwoord onverhoopt be vestigend mo6st luiden, dan zou dit zeer zeker diep treurig zyn en weinig bemoedigend voor de zendelingen, die alles, tot zelfs hun leven, wagen voor de zendingszaak. Of was het soms, omdat de heer Van Eendenburg geen Ds. of Dr. voor zijn naam schrijft en er bij uitzondering zoo iemand in deze winter- lozingen optrad? Nog eens: wy vragen slechts en laten het hierby. Wat de heer Van Eendenburg echter mede deelde was zeer belangrijk. Hy deed ons een diepen blik slaan in het karakter der Soenda neezen en beschouwde hen daartoe by voor keur in hun eigen omgeving, in hun dessa- leven, onder elkaar, in hun gemeenschappelijk leven om het anders uit te drukken, en niet als zich onder andere rassen bewegende individuen. De hun toegeschreven kwade eigenschappen en or.dougden bleven evenmin onbesproken als hetgeen inderdaad in hen afkeurenswaardig is, terwijl vooral door den spreker werd ge wezen op hetgeen zou kunnen genoemd worden hun geslotenheid, waardoor het uiterst moeilijk is tot hen door te dringen en hen goed, dóór en dóór, te loeren kennen, waartoe het dan toch ten slotte zal moeten komen. Alles, wat het gouvernement voorschrijft, wordt wel trouw door hen opgevolgd en uit gevoerd, maar waarom? Enkel en alleen om- d t het moet. En al wordt nóg zooveel gedaan in hun welbegrepen belang, zy willen dit niet inzien en beschouwen alles als hun opgedron gen en alleenlijk bevolen door hun overheer- schtr3, de Hollanders, die zy vreezen, maar in wie zij zelfs als men denken zou, dat het niet anders kon - geen vrienden willen zien. De vaccine, voor hen zoo heilzaam, is daarvan een bewys; zy beschouwen die als het ontvangen van een merkteeken hunner afhankelijkheid van hun overheerschers. En zoo is het met alles: zy willen geen goed gedaan zyn. Wat het onderwijs betreft, de weit.ige gouvernementsscholen voor hen z\jn weinig bezocht on kunnen, om de daaraan verbonden koaten, geen volksscholen worden. Zy, die er school gaan, blyven er echter lang, wel tot hun twintigste jaar, en komen zij van school, dan vormen zy de b6standdeelen van een af zonderlijkon stand onder de hunnen. Voorheen konden ze geplaatst worden als schryvers, maar daarvan is de markt nu ook al overvoerd, en wat moeten ze thans beginnen? Zooals gezegd, vormen ze een soort party, die het landbouwbedryf verre van zich laat, die voor de toekomst en hierop wees de spreker nadrukkelyk veel bemoeiingen zal kunnen geven. Spreker deelde voorts cog een en ander mede over dat landbouwbedryf, over den invloed der industrie hierop en ook omtrent het eigenlyke sociale leven der Soendaneezen binnen hun dessa's, de verhouding tusschen mannen en vrouwen, hoe gemakkeiyk de band tusschen man en vrouw verbroken wordt en hoe het daardoor gesteld is mc-t de liefde der kinderen die nu eena tot dezen, dan weer tot genen vader, dit jaar tot deze, eeö ander tot gene moeder zeggen. Het wantrouwen onder de Soendaneezen is sterk, niet alleen j gens vreemdelingen, maar ook jegens elkander, en dat wantrouwen maakt het ook den zendelingen zeer moeilijk om met hen in aanraking te komen. Daartoe, tot het winnen van hun vertrouwen, is heel- wat omzichtigheid en beleid noodig; immers, een zendeling behoort tot het overheerschend ras. Daarby komt nog, dat ze een godsdienst bezitten en goedo Islamieten zyn, dat 'ze hun godsdienst beter achten dan wat de zende lingen hun brengen zullen. De zending onder deze menschen is dan ook, ofschoon nog jong, zeer ryk aan teleurstellingen. Toen en met dit verder uit te werken besloot de spreker zjjn lezing zyn er lichtonde punten, die hoop geven voor de toekomst en doen zien, dat de Cüristen-Soendanees een heel ander menscb is dan de Islamiotische en de zending onder de Soendaneezen hun zeer ten zegen zal worden. Ds. Van Herwaarden sprak een kort woord van dank tot den zendeling By den heer Joh. J. Eggers, alhier, zal binnenkort verschynen een bun iel liederen van mevr. Heritte Viardot, opgedragen aan mevrouw Dr. Mcring Dikeraa. De detacheering op 15 dezer van den off. van gez. 2de kl. C. C. Vermaas, van het 8ste reg. inf. te Deventer, by de universiteit te Leiden tot het volgen vaD een cursus in de chirurgie is ingetrokken. Door dr. D. W. Horst, resident van Ter- nate, die reeds vroeger blyken zynsr belang stelling in 's Ryks Ethrographiscb Museum gaf, werd thans, blykens medetieeling in de „St.-Ct.", eene verzameling voorwerpen ge schonken, die van byzonder belang is, omuat daardoor de beschavingst03stand der AJfo ren van Halmahera, waarvan tot nog toe slecht* weinige proeven voorhanden waren, op zeer gewenschte wyze vertegenwoordigd wordt. Door de Raden der gemeenten Zoster meer en Zegwaard is in plaats van wijlen mej. E- M. C Geerligs tot onderwyzeres in de handwerken voor meisjes, aan de gemeen- schappelyke openbare school aldaar, benoemd mej. J. C. Geerligs, te Zo9termeer. Mejuffrouw M. Dil, onderwyzeres aan de openbare lagere school van Benthuizen, heeft wegens benoeming in gelyke betrekking te Westzaan tegen 1 Maart een eervol ontslag aangevraagd. De christelyke zangvereeniging „Looft den Heer", te Sassenheim, gaf gisteravond een uitvoering, welke voorzeker in elk opzicht geslaagd kan genoemd worden. De verschillende zangnummers liepen flink van stapel on getuigden van goede studie en veel lust, terwyi zy tevens het bewys gaven, dat de directie by den heer Fortuyn in zeer goede handen is. Yoor afwisseling was goed gezorgd, want een 10-tal kleinere tooneelstukjes, zoowel ernstig als luimig, werden, in verhouding tot de krachten der jeugdige Vereeniging, op uit stekende wyze opgevoerd en gaven menigmaal stof tot veel- vroolykheid en applaudissement. Tot halftwoe bleef men gezellig byeen. De opkomst was zeer goed. Wy wenschen der jonge Vereeniging een lang leven en roepen haar gaarne een harteiyk tot weerziens toe. Deze week hield de heer A. Bos, zuivel consulent voor Zuid-Holland, te Zoetermeer een voordracht over melkonderzoek, toegelicht door verschillende proeven. Na de noodzake- lykheid te hebben aangetoond van vergeiykend melkonderzoek op de boerdery, wat hoeveel heid en hoedanigheid betreft, maakte by duide- iyk, dat het verkoop3.n van melk aan fabrieken bij het gewicht voordeel oplevert voor den boer, die melk van goede hoedanigheid levert. Door proeven werd het gebruik van roommeter en melkweger duideiyk gemaakt, terwyi door middel van rood en blauw lakmoespapier de loogachtige en tevens zure reactie van melk werd aangetoond Is de eerste te sterk, dan loopt men gevaar van ryzïng in de kaas, terwyi, als de zure reactie by een paar uur oude melk sterk op den voorgrond treedt, dit oorzaak kan zyn van korte kaas. Door middel van "Walter's melkcontroleur toonde spreker aan, hoe in op 't oog gezonde melk toch gebreken kunnen voorkomen, die zeer zeker slechten invloed op de qualiteit der zo:-teraelksche kaas moeten uitoefenen. Van de -Tl proeven, die ongeveer 20 uur op één temperatuur van pl. m. 40° C. waren gehouden, bleken twee zeer sterk met gistings bacteriën behept te zyn, terwyi twee andere ook zeer slechte eigenschappen vertoonden. Aan het einde zyner leerryke, boeiende voordracht, deelde spreker mee, dat hy a. s. zom r een cursus in de practische kaasbe reiding zal houden te Zoetermeer, waaraan vrouwen en dochters van zuivelbereiuers kunnen deelnemen In het belang van ingeiyfden by de militio te land, die de buitenlandsche zeevaart uitoefenen, wenscht de minister van oorlog de bevoegdheid der Commissarissen der Koningin tot het verleenen van de toestemming tot uitoefening der buitenlandsche zeevaart, uit te breiden in dien zindat zy zich uitstrekke over alle verlofgangers der militie te land, dat die toestemming in sommige gevallen voor meer dan óéne reis kan worden ver leend; en dat de verlofganger gehouden zjj by terugkomst zich aan te melden ty d n burgemeester zfiner woonplaats. Uit dien hoofde heeft de minister van oorlog de Com missarissen gemachtigd om in gewone tyden, aan de ingeiyfden by de militie te land, die zich krachtens art. 131 der Militiewet met verlof bevinden, voor zooveel zy aan hem zullen hebben aangetoond in de gelegenheid te zyn om het beroep van zeevarende buitens- lands uit te oefenen, daartoe namens den minister de vereischte schrifteiyke toestem ming te verleenen. Ter voorkoming zooveel mogeiyk, dat van de verleende vergunning misbruik worde gemaakt en ten einde men onderricht zy, op welken bodem de belanghebbende zich tot het doen van eene nieuwe zeereis heeft ver bonden of waar hy zich, niet wederom ver trekkende, ophoudt, zal de toestemming wor den verleend onder gehoudenheid van den belanghebbende, om zich by zyne terugkomst dadelyk weder by den burgemeester zyner woonplaats aan te melden en voor elke vol gende zeereis, zoolang hy geen paspoort zal hebben bekomen, eene nieuwe vergunning aan te vragen. Ook kan by uitzondering op den regel aan miliciens-verlofgangers der militie te land, wenschende meerdere reizen te doen met een zelfde schip in dezelfde richting of wel wenschende te varen op stoomschepen van lynen, die een geregelden dienst hebben op vreemde havens, door de Commissarissen worden toegestaan meer dan ééne reis met betzelfde schip in dezelfde richtiDg of met 8chepen van dezelfde lyn te doen tot een gezameniyken duur van hoogstens zes maanden en onder gehoudenheid zich na afmonstering van het schip en in elk geval na de laatste reis binnen de zes maanden terstond aan te melden by den burgemeester van hunne woonplaats. Overigens zal voorschreven toestemming niet mogen worden verleend, wanneer de verlofganger vóór of tydens zyne aanvrage, in werkeiyken dienst is geroepen en het zich niet laat voorzien, dat hy van de reis zal zyn teruggekeerd voordat hy in werkeiyken dienst moet opkomen. - Na eene korte ongesteldheid is de heer A. v. d. Barselaar, bekend spekslager, Bleyenburg, te 's-Gravenhage, plotseling overleden. - Naar het „Vad." meldt, is thans wegens ongesteldheid van den Staatsraad Heydenryck, de heer Humalda van Eysinga als waarnemend vice-president van den Raad van State opge treden. - By dr. A. Kuyper, te Amsterdam, is f 10,000 ontvangen voor de oprichting van een hospitaal te Poerworedjo voor de zending der Gereform. Kerken, door iemand, die onbe kend wenscht te blyven. Dr. Kuyper heeft uit Amerika de uitnoodi- ging ontvangen, om in het volgend jaar de „Stove-lectures" te Princetown te kooien houden, en heeft die uitnoodiging aangenomen. 10) Crayford verwelkomde kapitein Helding. Frank onder den indruk van de vrien delijke torechtwyzing van daareven be grootte vluchtig do officieren van „De Zwer ver" en wendde zich tot Crayfords vriend, om een gesprek met hem aan te knoopen. „Goeden morgen, meneer Wardour 1" zeide by; „we mogen elkaar wol geluk wenschen, dat we ten minste kans hebben deze afschuwe- ïyke plaats te verlaten." „Zoo, vind je ze zoo afschuweiyk?" vroeg Wardour. „Ik ben er integendeel heel naar myn zin." „Goede Hemelt Hoe dat zoo?" „Omdat hier geen vrouwen zyn." Frank ging naar de andere officieren en deed geen poging meer om met Richard War dour in aanraking te komen. De „Beer van de Expeditie" was ongenaakbaarder dan ooit. Ondertusschen waren de officieren en de bemanning der beide schepen, voor zooverre ze niet door ziekte werden verhinderd, in de hut byeengekomen. Kapitein Helding stond in het midden van het vertrek met Crayford aan zyn zyde en begon het doel van den voorgenomen tocht uiteen te zetten in de volgende woorden: „Officieren en manschappen van „De Zwer ver en „De Zeemeeuw," ik acht het myn plicht, u in 't kort bekend te maken met de redenen, welke kapitein Ebswortb en my hebben doen besluiten, een expeditie uit te rusten, die zal moeten trachten een plaats te boroiken, van waar wy hulp kunnen krygen. Het is onnoodig u te herinneren aan alles, wat wy deze twee jaren geleden hebbenhoe het ys onze schepen spoedig na elkander tot wrakken beeft gemaakt; dat verscheidenen onzer koenste en bekwaamste makkers gestorven zyn; hoe lang en hoe hopeloos we gekampt hebben tegen ys en sneeuw en de onafzienbare akeligheid van deze onherbergzame streken. Maar ik moet u onder de aandacht brengen, dat deze plek verder noordwaarts ligt dan men ooit op vorige tochten is doorgedrongen, en dat bygevolg onze kans, om ontdekt te worden, door een schip, dat misschien tot onzen bystand zal worden uitgezonden, op zyn zachtst genomen uiterst gering zal wezen. Zyn de heeren dat met my eens?" De officieren gaven een bevestigend ant woord. Alleen Wardour, die in sombere gepeinzen verdiept scheen, bewaarde het stil zwijgen. De kapitein ging voort; „Het is daarom hoog noodig, dat we nog eens, en waarachyniyk voor het laatst, een poging aanwenden om uit dezen onhoud- baren toestand verlost te worden. De winter is ophanden; het wild wordt eiken dag schaarscher, onze voorraad levensmiddelen raakt aan een eind en het getal zieken, vooral onder de bemanning van „De Zwerver," neemt onrustbarend toe. Om ons leven en dat van onze mannen te redden, moeten we alles in het werk stellen on wel zoo spoedig mogelyk.'' „Uit volle borst herhaalden de officieren deze woorden „Ja, ja, zoo spoedig mogelyk." Kapitein Helding hervatte; „Ons voorstel is, dat een gedeelte van de nog gezonde officieren en manschappen er vandaag op uit zal gaan en een bewoond oord zal zien te bereiken, om van daar uit hulp en levensvoorraad toe te zenden aan de achterblyvenden. De richting i3 reeds be paald, de noodige voorzorgsmaatregelen zyn genomen, de vraag is nu; Wio zal hier blyven, wie zal meegaan?" Eenstemmig luidde het antwoord der offi cieren „Vry willigere!" De manschappen riepen het in koor na: „Vry willigersl" Wardour stond daar in lustelooze houding en gaf geen teeken van byval of afkeuring. Crayford bemerkte het en ging op hem toe. „Heb jy niets in te brengen?" vroeg hy. „Neen," antwoordde Wardour; „meegaan of blfiven, 't is me allebei hetzelfde." „Dat meen je toch niet, hoop ik?" zei Crayford. „Dat meen ik." „Dan 3pyt het me voor jou." De geestdrift, waarmee de vergadering zoo algemeen het voorstel van vrywilligers uit sprak, bekoelde eensklaps, toen kapitein Hel ding de vraag deed: „Vrywilligers? Goed! Wie meldt zich aan, om in de hutten te blyven?" Niemand sprak. Ze keken elkaar aan met blikken, waarin verslagenheid en teleurstel ling lag. De kapitein ging voort: „De heeren zien het dus; het gaat niet met vrywilligers. Iedereen wil mee. Wie nog gezond is van ïyf en leden, wil niet achter blyven. Maar waar moet het heen met de zwakken en zieken onder ons?"Die moeten opgepast en verzorgd worden en die taak mogen we ons niet van den hals schuiven." Daar was niets tegen in te brengen. „En dus komen we weer tot de oude vraagWie zal blyven, wie meegaanKapitein Ebsworth is van meening, en ik ben het met hem eens, dat het lot moet beslissen. Hier zyn dobbelsteenen. Het hoogste, dat we er mee kunnen werpen, is twaalf twee zessen. Wie meer dan zes gooit, gaat mee; wie er onder werpt, biyft hier. Zyn de heeren met deze schikkiDg tevreden?" Al de officieren stemden toe, behalve War dour, die in zyn zwygen volhardde. „Mannen van „De Zwerver" en „De Zee meeuw", uw officieren hebben ons voorstel aangenomen; ia er ook iemand van u tegen?" Alle mannen verklaarden zich er voor, zonder uitzondering. Crayford roikte den dobbolkoker aan kapi tein Helding over. „Aan u het eerst, meneer." De kapitein schudde de steenen; de bodem van het vat diende voor tafel. ITy gooide zeven. „Gaan!" zei Crayford. „Ik wensch u geluk, meneer. Nu ik; ik ben benieuwd, wat myn lot zal wezen. Hy wierp op zyn beurt. „Drie. Blyven. Ook al goed. Als ik myn plicht kan doen en anderen tot nut zyn, maakt het weinig uit, of ik mee ga of hier blyf. Wardour, jy volgt, nu je eerste luitenant af wezig is." Wardour nam de steenen op en wilde ze zonder schudden uit den koker laten rollen. „Je moet niet zoo onverschillig met je kans op geluk te werk gaan. Waarom schudt je ze niet?" nep Crayford. Zonder acht te slaan op deze woorden liet Wardour de steenen op de tafel vallen, net als hy ze opgenomen had, „Ik," mompelde hy, „ik heb met het geluk afgerekend." Hy smeet den leegen koker neer en ging op een kist zitten, die in een hoek stond. Hy had niet eens gezien, wat hy ge worpen had. Crayford hield de lijst. „Zesl" riep hy uit. „Kyk, je hebt nog kans. Boven de zes gaat, onder de zes biyft. Je moogt dus opnieuw gooien." „Bah!" bromde de aangesprokene, „'tisde moeite niet waard, er voor op to staan. Laat een ander 't maar voor my doeD." Opeens keek hy Frank aan." Jy by voorbeeld, je hebt bet uitzicht van een echt Zondagskind, zooals de vrouwen zouden zeggen Fraük wendde zich tot. Crayford. „Zal ik het doen?" „Zeker, als hy er op gesteld is," was het antwoord. (Wordt vervolgi.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1