MENGELWERK. Be (anti rev.) Nederlander herinnert, dat de heer De Savornln Lobman indertijd in de Kamer de opmerking maakte, dat in de examen-commi8sie8 voor de hoofd- onderwijzers akte in de 3 inspecties groote onevenredigheid heeracht ten opzichte van de vertegenwoordiging van het b ij z o n- d«ronderwys. De commissie in de derde inspectie kent dit element niet. De minister Van Houten antwoordde daarop, dat hij zich hield aan de traditie. In de eerste en tweede inspectie hebben altijd bijzondere onderwijzers in da examen-commissie gezeten. In de derde niet; ook niet, toen de heer Lohman minister van binnonlandsche zaken was. „Ware het, toen ik optrad, usance geweest bijzondere onderwijzers in deze commissie te benoemen, ik zou er niet van afgeweken zyn, evenmin als ik nu van de traditie ben afgeweken in de andere inspectiën. Wat do inspectie betreft, welke de geachte spreker aanroerde, daar scbyat eene bijzondere reden voor uitsluiting van hyxondere onderwijzers ts hebben bestaan in het feit, dat de besturen van bijzondere 6cboiao voor het vervullen van die taak aan hunne onderwijzers den tijd niet beschikbaar hebben willen stellen." De Ncdsrl. vindt het eerste gedeelte van het antwoord des ministers niet veel waard. Een minister heeft zich niet te houden aan een traditie, die hy afkeurt. Waren er in het eerste jaar geen geschikten te vinden, later misschien wei. „Het mag niet den schijn hebbou alsof een minister, die geen voor stander is van de schoolwet, zich die wet minder heeft aan te trekken en noodgedron gen zich eenvoudig te houden heeft aan antecedenten." Intusschen, wat de zaak zelve aangaat, erkent het blad, dat nadere betrouwbare in lichtingen doen zien, dat de cijfers voor de Sde iQ8poctie niet geheel juist waren. Boven dien: 0in de beide andere inspecties liggen groots gemeenten met meer bijzondere kweek scholen en normaallessen dan in de inspectie Zwo Ie." Van daar allicht geschikter elementen toe examiDesren. Be onpartijdig heil eischt deze inlichting te publiceeren. Het ware gewenscht •geweest, dat de minister dit ook gezegd had. Wjj voegen hieraan nog den raad toe, zegt het blad, dat zij, die geschikte vakmannen onder do bijzondere onderwijzers weten aan te wijzen, zich tijdig vervoegen by de In- spectfl-urs zeiven De minister is uit den aard der zaak nogal aan de eens gedane voordrachten gebonden. tyd de burgemeesters eene aanschrijving heb ben ontvangen van den inspecteur, om hem in te lichten en antwoord te geven op een 20-tal vragen omtrent de geestelijken hunner woonplaats als: Zijn de pastoor en kapelaan of kapelaans rijk? Staan zy daarvoor bekend? Gaan zy veel uit? Maken zy ook bultenlandsche reizen? Ontvangen zy veel bezoek? Maken zy vele verteringen? Houden zy paard en rytuig? Is hun Inkomen aanzieniyk? Krygen zy veel van de men8ohen? in geld? in natura? enz., enz. Of er burgemeesters zyn, die geantwoord hebben, zou de schryver sterk betwyfelen; wèl weet bi), dat er zyn, die met verontwaar diging de lyst in het vuur geworpen hebben. De Nieuwe Rotterdamsche Courajxt oppert naar aanleiding van het Yoorloopig Verslag de vraag of de Minister niet wel zou doen, de ontwerp belasting op hetrywiel maar in te trekken. Hoewel zy zich met de door den Minister voorgestelde regeling ingenomen verklaard heeft en nog geneigd is by die meening te biyven, zou zy het toch weDschelyk vinden, lat, ais dit ontwerp in behandeling kwam, by de algemeene beschouwingen, van de zyde der principiêele tegenstanders van deze be lasting een motie werd ingediend, waarby intrekking gevraagd werd. Dit zon, naar zy aanmerkt, het voordeel hebbel», dat, zoo de meerderheid die verwierp, de stemming over de wet zelve zuiver zou zijn; en dat, zoo de meerderheid het huldigde, men den tyd niet meer behoefde te geven tan het zoeken naar de oplossing van allerlei bedenkingen, waartoe zelfs dit eenvoudig wets entwerp aanleiding gaf. Natirariyk sou er, by sommige Kamerleden, 'al hebben zy by nader inzien eenige spyt over het besluit der Kamer, hetwelk dit ontwerp deed geboren worden, toch allicht oenig principiêel bezwaar tegen bestaan, om, nn dat besluit eenmaal genomen is, daarvan terug te komen. Doch aangenomen, dat zy daarover wilden heenstappen, dan zou het nog altyd do vraag zyn, of er niet meer vóór dan tegen een rywielbelasting pleit Do N. R. Cl. erkent wel de beteekenis der bezwaren, die zy aldus samenvat: „Het geldt hier niet een eigenlijk weelde artikel, maar een zeer nuttig voorwerp, waarvan het gebruik veeleer moet worden bevorderd; de belasting zal het gebruik, bepaaldeiyk onder de minder gegoede klasse, doen afnemen; de rijwiel industrie en de rywielhandel, die zich zoo krachtig ontwikkelen, zullen een gevoeligen slag ontvangende voorgestelde vrystellingen temperen de nadeelen slechts in zeer onvol doende mate; de contróie is omslachtig, kostbaar en vol overlast, en met dat al la de bate, waarop gerekend kan worden, toch altoos vry gering Maar het verminderen van de paardenbelasting zal altyd weer op het invoeren van een rywielbelasting doen aandringen. Ook acht zy uit een fiscaal oogpunt meer en meer het beffen van dergelijke belastingen op sommige voorwerpen als een goed element van het belastingstelsel vry algemeen erkend. Bovendien bestaat er dan voor het Ryk een gereede aanleiding en afdoende grond om het heffen van provinciale of gemeentelyke ry wiel- belasttngen te verbieden. Het komt er maar op aan, of er een goede vorm voor het heffen van «en matige rywielbelasting te vinden is. Zoo ja, dan zou de N. R. Ct. haar wenscheiyk vinden. In De Noordbrabander komt een klacht voor over de wyze, waarop door den inspec teur der belastingen rondom Osch en in het Oud Land van RavensteiD tegen- ever degeestelyken wordt opgetreden. Men acht hit niat mogelijk, dat dit de goed keuring van den minister van financiën kan wegorjpen. Ib die gemeenten zouden nl. voor eenigen D kleine spion. Uit het Fransch van A. Daudet. Hy heette Stenne, de kleine Stenne, een echt kind van Parys, mager en bleek, wien men evengoed tien als vijftien jaar kon geven. Zyn moeder was gestorven en zijn vader hield de wacht in een park, waar de oude marine-soldaat moest zorgen, dat er niets beschadigd werd. Al de kindermeisjes, minnen, arme moeders en oude dames, die geregeld in het park kwamen wandelen, kenden vader Stenne. Men wist, dat achter zyn barsch uiteriyk en borsteligen snor een hart van goud schuilde. Men behoefde maar naar zyn kleinen jongen te vragen om hem aan het praten te krygen. Als de knaap 's middags uit school kwam, deden vader en zoon samen de rondte door het park, by iedere bank stilhoudend om een praatje te maken met de menschen, die alle dagen terugkwamen. Doch met het beleg van Parys veranderde alles; het park werd gesloten na eerst door de petroleuses geheel te zyn verwoest. Alleen, zonder zyn gewoon pypje, dwaalde vader Stenne langs de puin- hoopen, trillend van verontwaardiging over de Pruisen. De kleine Stenne vond dit nieuwe leven volstrekt niet onaangenaam. Het was zoo amusant voor de straatbengels, dat beleg 1 Geen school, dat wil zeggen iederen dag vry om naar believen op straat te loopen. Tot aan den avond bleef hy buiten; den dag had hy dan doorgebracht met de uit rukkende regimenten te vergezellen, met het kyken naar het exerceeren der nieuwe sol daten. Met een mandje onder den arm mengde hy zich onder de groote menigte, die zich iederen killen, donkeren wintermorgen ver zamelde voor de bakkerswinkels. Terwyi men daar uren lang met de voeten in het water stond, werd allerlei kennis aangeknoopt. Ook kon men den kleinen Stenne dikwyis zien op de Place du Chateau d'Eau, waar een soort spel gespeeld werd, door de Bretonsche soldaten iDgevoerd. Want meedoen kon hy nooit, daarvoor word te veel geld vereischt Er was een groote jongen, die om honderd sous speelde, en Stenne's vereering voor zulk een held kende geen grenzen. Op een dag toen de rykaard een geldstuk liet vallen, vlak voor Stenne's voeten, fluis terde hy dezen in: ,Daar watertandt j« naar, hè? Als je weten wil waar ik ze vandaan haal, zal ik 't je zeggen." En hy troonde den kleinon Stenne mee naar een leeg plekje op straat, waar hy hem vertelde, dat hy dat geld verdiende door couranten aan de Pruisen te vorkoopeniedere Is rekende hy minstens op dertig franken. Eerst weigerde Stenne verontwaardigd, maar drie dagen later sloop hy ongemerkt achter don langen jongen en fluisterde hy hem in, dat hy zich bedacht had. 8 Morgens daarop vertrokken zy onder een geweldige sneeuwbui, een linnen zak over de schouders en de couranten onder de blouses verborgen. Het was nog nauweiyks licht, toen ze de Porte de Flandres bereikteo. De groote jongen nam Stenne by de hand en zeide klagend: ,Ach myn beste man, laat ons toch door, moeder is ziek en vader is dood, we gaan zien of er in het kamp ook aardappelen zijn op te rapen." Stenne boog diep beschaamd het hoofd. „Ga dan maar spoedig door!" Even later bevonden zy zich op den weg naar Aubervilliers. De groote jongen lachte aanhoudend. Als in een droom liep de kleine Stenne langs fabrieken, tydelyk veranderd in kazernes, verlaten barricades en reusachtige schoor- steeDen, die als uit den grond loodrecht schenen op te ryzen. Hier en daar lagen kleine tenten verspreid, met een dikke laag sneeuw bedekt, en om de uitgedoofde vuren zaten enkele officieren. De groote jongen kende den weg en sloeg telkens zijpaadjes in om de voorposten te verxnyden. Een wacht van franc-tireurs w.;s echter niet te ontkomen en deze weigerden volstandig aan zyn verhaal geloof te slaan. „Nu, kinderen, huilt maar niet meer," z^ide plotseling een oud soldaat' met een stentor stem: „de aardappelen raoogt ge hebben, maar komt eerst hier wat by het vuur; do kleine jongen ziet er uit of hy bevroren is." Hbt was niet van koude, maar van angst en van schaamte, dat de kleine Stenne klap pertandde. Om een half uitgedoofd vuur zat een troepje soldaten, bezig aan de punt hui.nor bajonet de beschuit te doen ontdooien. Men schikte wat op om plaats voor de kinderen te maken en één gaf hun wat van zyn koffi?. Een officier vertoonde zich aan den ingang der tent en een der manschappen roepend, sprak hy fluisterend tot hem. „Vanavond krygen we tabak 1" riep de sergeant, weer binnenkomend. „Men is het wachtwoord dor Pruisen te weten gekomen Eon algemeen gelach en eenige bravo's volgden; men begon de bajonetten na te zien en de groote jongen gaf Stonne een wenk, dat het nu het geschiktste oogenblik voor hen was, om zich te verwyderen. Over een kale vlakte, langs een hoogen gryzen muur liepen ze verder, zich telkens bukkend alsof ze Iets opraapten. „Laten we teruggaan," smeekte de kleine Stenne. De andere haalde de schouders op en zeide verachteiyk „Leg je plat op den grondI" De groote floot en men floot terug; over den muur kwam een stroogele snor. „Dit is myn broertje," zeide de groote jongen tot den eigenaar van den snor. Het ventje was zóó klein, dat de soldaat verplicht was hem door de bres in den muur te trekken, wat een algemeen gelach in de verte verwekte. Groote aardhoopen, omgehouwen boom stammen, zwarte gaten in de sneeuwvlakte, waaruit de soldatenbaret te voorscbyn kwam. Een groote tent was vol soldaten, die kaart- spealden, en op een groot vuur stond de soep te borrelen. In een kleiner tent hoorde men champagnekurken knallen en pianospel. Met een hoeratje werden de twee Fransche jongens begroet. Men schonk hun in en de couranten werden met uitroepen van biyd- scbap in bezit genomen. De kleine Stenne kon onmogeiyk zooveel praten en zulke aardigheden debiteeren als zyn metgezel. Tegenover hem zat een oude Pruis, met groote, gryze snorren schynbaar te lezen, doch in werkelijkheid hield hy geen oog van den knaap af. In zyn oogen stond duidelyk. te lezen: „Ik zag liever myn kind dood dan als een verrader." De kleine Stenne dronk als een volwassen mensch, om het onbehaaglyke gevoel van zich af te schudden. Hy hoorde als door een dik ken nevel, hoe zyn kameraad de nationale gardes bespottelijk maakte en hoe hy hun onhandig exorceeren nadeed. Eindelijk deelde hy hui fliisterend den to verwachten uitval der vrywiüigers mede. „Houd op, het is schandelijk 1" riep de kleine Stenne, plotseling ontnuchterd. Zyn kameraad echt9r ging lachend verder en de officieren stonden nu allera meebt overeind en begonnen zacht onder elkaar in het Duritsch te spreken. Fier als een held en rammelend mot. zyn pas ontvangen geldstukken, blies de gro te jongen den aftocht, op den voet gevolgd door Stenne, die niet durfde opkeken. o 't Is gemeen, heel gemeen", hoorde hy eon stem naast zich zeggon en omziende zag hy den ouden Pruis vlak in het gelaat. Eenmaal op de vlakte, begonnen de jon gens hard te loopen. Hun '*-.was iyi vol. aardappelen, die de Pruisen htS^badden ver strekt; dus konden zy ongemoeid langs de Fransche voorposten komen, waar men zich gereedmaakte voor den nacbLtlykan uitvak „We hebben u laaghaxidg verraden 1" bad de kleine Stenne willen uitroepen, als hy maar gedurfd had. „Als gy iets verklapt, worden we beiden gefusilleerd", had de groote gewaarschuwd. By Courneuve traden ze een verlaten hutje binnen om den buit te deslBD, en de kleine Stenne vond zyn misdaad minder vreeseiyk, nu by de geldstukken onder zyn blouse hoorde r.nkelen. In Parys nam hy afscheid van den slechten knaap en nu overviel hem weer dezelfde angst. De meDschen schenen hem wantrou wend aan te zien alsof ze wasten waar hy vandaan kwam. In alles hoorde hy het woord spion, in bot rattdeu der rytuigwielen en in dó maat der trommelslagers. Eindeiyk be reikte hij zyn hui3, waar hy haastig de goud stukken onder zyn hoofdkussen verborg. Nog nooit was vader Stenne zoo verheugd touisgekomen als di9n avond. In de provincie stonden do kansen beter en zyn geweer, dat aan den muur hing, aanziende, zeido hy tot zyn zoon: „Wa3rt ge maar groot, myn jongeo, dan kondt ge ook de Pruisen bevechten." Omstreeks acht uren hoorde men 't eerste kanongobulder. „Dat moet by Aubervilliers zyn", zeide do oude, die den omtrek op zyn duimpje kende. Da kleine Stenne werd doodsbleek en groote vermoeidheid veinend ging hy naar bed. Altyd door klonken de kanonschoten. De vrijwilligers waren in een hinderlaag gevallen, in plaats van op te rukkea togen de Pruisen, zooals ze gedacht haddeD. De knaap herinnerde zich den ouden ser geant, die hem zoo verwijtend had aangezien, wellicht lag hy nu al uitgestrekt in de sneeuw. En hy, de zoon van den soldaat Stenne, hield het loon voor die ontzettende slachting daar onder zyn hoofdkussen verborgen. In de kamer daarnaast hoorde hy zijn vader op en neer loopen, daarna het venster openen. Van beneden klonk de stem van een officier, die zyn manschappen telde. Het ongelukkige kind barstte in snikken uit. „Wat is er toch?" vroag vader Stenne binnentredend. Do knaap sprong uit bed en wierp zich aan zfins vaders voeten. Tegelykertyd rolden do geldstukken op don grond. „Wat is dat? Hebt ge gestolen?" vroeg de oude met bevende stem. In één adem vertelde de kleine Stenne alios; het deed hem goed ztchzelven te be schuldigen. Als versteend hoorde zyn vader hem aan. „Vader, vader 1" riep het kind. Zonder antwoord stootte zyn vader hom terug en raapte het geld op. „Is dit alleB?" Dj kleine Stenne knikte bevestigend. „Heel goed, ik ga het hun terugbrengen." En zonder verder oen woord te sprekeD, zonder zelfs nog eenmaal om te zien, ver dween hy in den donkeren nacht en mengde zich onder de vrywilligers. Men heeft hem nooit teruggezien. D Kerstboo m. Een Sprookje. Andersen naverteld. Het was Kerstfeest geweest. De kinderen hadden gejubeld en gejuicht, toen de boom mst tal van wa6kaarsjes en geschenken be laden vóór hea stond, schitterend van goudon en zilveren loovertjes, waarin het vroolyk licht der veelkleurige waskaarsjes duizend voudig weerkaatste. Vreugdekreten waren opgegaan by elk go- scbeDk, dat, voorzichtig van de takken los gemaakt, was overgegaan in gretig uitge stoken handen, en de boom had getrild by de verheeriykende gedachte: „Al die vreugde veroorzaak ikl Dat alles komt van mijl" Lang had het gejubel aangehouden, want de boom was zeer beladen gowoest. En wat man niet kon vasthechten aan zyn takken, had men, als onder zyn bescherming, aan zyn voet nodergelegd. Lang had bet feest geduurd. Toen er niets meer uit te deelen was, had men gedanst en daarby had de boom een weinig in den weg gestaan. Hy was toen in een hoek geschoven met tamelijk veel moeite, want hy was zich zyn gewicht bewust, hy die zoovelen had welgedaan! Drie, neen, vier paar sterke armen waren er noodig geweest om hem van de plaats te krygen, waar hy het middelpunt van aller vereering was geweest. Doch hy moest zwichten voor die sterkeren, en toen by het moeilyk verschuiven zyn laatste kaarsje was uitgegaan, sloot hy de oogen in arr.n motfde over zooveel ondank. Eindelyk war. n al do lichten in het huis uitgedaan, al de voetstappen verstomd. En de boom door de plotselinge stilte uit zyn mismoedig ver Moving ontwakend, beproefde rond te zien, doch Z9lfs zyn loovertjes fonkel den riet meer nu de gasvlammen uitgedoofd war erwaaraan zjj hun plans ontleend had- don En h|j domiEs'ldo voort, trot-dh, verbit ter! en vertoornd op d« menschen, die hem dat alles hadden amgodaan. Toen was het cUgli ht gekon»9P, langzaam en auzolend, als vroeg het om vergeving, dat htt zoo laat kwam en zoo weinig te brtngen had. De dienstboden waren opgestaan, nog aca weÏDig vermoeid door al die drukte van den vorlgen avond en daardoor wat knor rig misschien. „Die boom moet maar naar den zeiler!" En een knecht was gokomtn. M-t zwart» handen hy had juist do kolen- en turf bakken by de kachels gevuld had hy zonder eenigen eerbied den boom in xyn tak ken gegrepen. Zy kreunden en kraakten by cio ruwe beh indeling. Hy lette er niet op en op den zolder had hy den boom in een hoek gezet, neen, gc-smetenwant hy had nog ved t« doen en zy waren allen wat iaat op geweest door hbt faestvanden vorigen avond. Het duurde lang eer de boom bekomen was van den smak. Inwendig gekneusd, diep en zwaar gekwetst, verontwaardigd in zfin gek ronkten trotsch, leunde hy tegen den muur met ge brok n takken, trillend wegens de schande-iyke ondankbaarheid dier menschen, die hy had welgedaan I Zoo stond bij naar, vergeten en verlaten, iy, die eens zoo geschitterd hadl Niemand verwaardigde hem meer met een blik. Wanneer een der dienstboden op den zolJer kwam het was er koi>d en onbe- haaglyk haastten zy zich allen om schi lyk weder beneden te komen in de warme keu ken: da&r was het beter 1 En de boom stond hier morrend vele, vele lange en sombere maanden. Een dikke ttof- laig had zyn takken en naalden bedekt, die nu een vuile gedbruine kleur hadden aange nomen. Soratyds kwam er eene meid, die oen vensterluik openzette, dicht by den boom. Dan beefden zyn. fijne naai >jes, door den wind be wogen, en de boom zag de zon en smachtte van heimwee naar het bosch, dat by ver laten bad om te schitteren in de wereld 1 Eens was een muscbje, dat lang op het d3k had rondgesprongen, naar binnen gevlogen en had zich fladderend om den boom bewogen, het kopje ter zyde drukkend, als wilde het zeggen: „Hoe komt gy hier!"' Steeds ver metel r had het zich op een der takjes neer gezet, bet stof opjagend in overmojd, en zyn snavel diep in den bast gestoken, waaruit g.jen sappen, geurend als voorheen, meer op. stegen, en was weggevlogen weder het venster uit met een luiden sjirp van verachting, rit selend met de vleugels de zon te gemoetl Alleen des nachts, aLs het heel, heel stil was in huis en lies sliep, kwamen denioisjes, eerst angstvallig, allengs vrymoedigor, en verzamelden zich oin den ouden boom, hem beklagend met een zacht gepiep. Dat deed zyn oud hart goed en hy vertelde, vertelde uren lang van zyne vroegere heerlijkheid. Ook van het bosch daarbuiten sprak hy, toen by daar stond te midden van vele andere boom en, en men hem gekozen had, hèm, om te schitteren in de feestzaal, waar hy behan gen Wvis met goud en zilver, bewonderend aangestaard door duizend gelukkigen, die hy gemaakt had, hy! En de muisjes kropen op tegen zyn stam, als om hem te troosten, zacht hem streelend met bunne vachtjes. Arme vervallen grootheid 1 Niets van u-zelf 1 Alles geleend, alles! O.-I. 9IA1LDIEXSTE.V. Dagen van verzending uit Leiden. Via Amsterdam (Ned. Zeepost) 8 en 22 Jan.; laatste lichting aan het po&tk. 's nachts 12 20 Via Genua (Ned. Mail) B en 19 Januari; laatste lichting aan het postk. 's nachts 12.20. Via Rotterdam (Nod. Zeepost) 1,15 en 29 Jan.; laatste lichting aan het postk. 's av. 10.50. Via Marseille (Nod. Mail) 12 en 20 Januari; laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50. Via Marseille (Fransche Mail) 2, 16 en 30 Jan.; laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Via Brindisi (Engelscho Mail) 8 en 22 Jan.; laatste lichting aan het postk. 'snam. 1.10. Via Brindisi (Eng. pakttbooteri) 1 15 on 29 Jau.; laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10. Via Napels (Duitscbe paketbooton) 11 Jan.; laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10. Wed. West-Indische Hall. Dagen van verzending uit Leiden. Naar Suriname (via Amsterdam): 20 Januari. Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20. alleen op verlangen der afzenders. Naar Suriname (Ned. Guyana)12 er. 26 Jan. over Engeland. Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Naar Suriname (Ned. Guyana): 8 Jan., via St.-Nazaire. Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Naar Curasao (Ned. Guyana); 20 Januari, van Amsterdam. Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20. Naar Curasao eiken Dinsdag en Vry dag. Laatste baslichting te 6.50 's avonds via Nieuw-York. De uren van lichting zijn gerekend naar den plaatselyken tyd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6