MENGELWERK.
Be (anti rev.) Nederlander herinnert, dat de
heer De Savornln Lobman indertijd in de
Kamer de opmerking maakte, dat in de
examen-commi8sie8 voor de hoofd-
onderwijzers akte in de 3 inspecties
groote onevenredigheid heeracht ten opzichte
van de vertegenwoordiging van het b ij z o n-
d«ronderwys. De commissie in de derde
inspectie kent dit element niet. De minister
Van Houten antwoordde daarop, dat hij zich
hield aan de traditie. In de eerste en tweede
inspectie hebben altijd bijzondere onderwijzers
in da examen-commissie gezeten. In de derde
niet; ook niet, toen de heer Lohman minister
van binnonlandsche zaken was. „Ware het,
toen ik optrad, usance geweest bijzondere
onderwijzers in deze commissie te benoemen,
ik zou er niet van afgeweken zyn, evenmin
als ik nu van de traditie ben afgeweken in
de andere inspectiën. Wat do inspectie betreft,
welke de geachte spreker aanroerde, daar
scbyat eene bijzondere reden voor uitsluiting
van hyxondere onderwijzers ts hebben bestaan
in het feit, dat de besturen van bijzondere
6cboiao voor het vervullen van die taak aan
hunne onderwijzers den tijd niet beschikbaar
hebben willen stellen."
De Ncdsrl. vindt het eerste gedeelte van
het antwoord des ministers niet veel waard.
Een minister heeft zich niet te houden aan
een traditie, die hy afkeurt. Waren er in het
eerste jaar geen geschikten te vinden,
later misschien wei. „Het mag niet den schijn
hebbou alsof een minister, die geen voor
stander is van de schoolwet, zich die wet
minder heeft aan te trekken en noodgedron
gen zich eenvoudig te houden heeft aan
antecedenten."
Intusschen, wat de zaak zelve aangaat,
erkent het blad, dat nadere betrouwbare in
lichtingen doen zien, dat de cijfers voor de
Sde iQ8poctie niet geheel juist waren. Boven
dien: 0in de beide andere inspecties liggen
groots gemeenten met meer bijzondere kweek
scholen en normaallessen dan in de inspectie
Zwo Ie." Van daar allicht geschikter elementen
toe examiDesren. Be onpartijdig heil eischt deze
inlichting te publiceeren. Het ware gewenscht
•geweest, dat de minister dit ook gezegd had.
Wjj voegen hieraan nog den raad toe, zegt
het blad, dat zij, die geschikte vakmannen
onder do bijzondere onderwijzers weten aan
te wijzen, zich tijdig vervoegen by de In-
spectfl-urs zeiven De minister is uit
den aard der zaak nogal aan de eens gedane
voordrachten gebonden.
tyd de burgemeesters eene aanschrijving heb
ben ontvangen van den inspecteur, om hem
in te lichten en antwoord te geven op een
20-tal vragen omtrent de geestelijken hunner
woonplaats als:
Zijn de pastoor en kapelaan of kapelaans
rijk? Staan zy daarvoor bekend? Gaan zy
veel uit? Maken zy ook bultenlandsche reizen?
Ontvangen zy veel bezoek? Maken zy vele
verteringen? Houden zy paard en rytuig? Is
hun Inkomen aanzieniyk? Krygen zy veel van
de men8ohen? in geld? in natura? enz., enz.
Of er burgemeesters zyn, die geantwoord
hebben, zou de schryver sterk betwyfelen;
wèl weet bi), dat er zyn, die met verontwaar
diging de lyst in het vuur geworpen hebben.
De Nieuwe Rotterdamsche Courajxt oppert
naar aanleiding van het Yoorloopig Verslag
de vraag of de Minister niet wel zou doen,
de ontwerp belasting op hetrywiel
maar in te trekken.
Hoewel zy zich met de door den Minister
voorgestelde regeling ingenomen verklaard
heeft en nog geneigd is by die meening te
biyven, zou zy het toch weDschelyk vinden,
lat, ais dit ontwerp in behandeling kwam,
by de algemeene beschouwingen, van de zyde
der principiêele tegenstanders van deze be
lasting een motie werd ingediend, waarby
intrekking gevraagd werd.
Dit zon, naar zy aanmerkt, het voordeel
hebbel», dat, zoo de meerderheid die verwierp,
de stemming over de wet zelve zuiver zou
zijn; en dat, zoo de meerderheid het huldigde,
men den tyd niet meer behoefde te geven
tan het zoeken naar de oplossing van allerlei
bedenkingen, waartoe zelfs dit eenvoudig wets
entwerp aanleiding gaf.
Natirariyk sou er, by sommige Kamerleden,
'al hebben zy by nader inzien eenige spyt
over het besluit der Kamer, hetwelk dit
ontwerp deed geboren worden, toch allicht
oenig principiêel bezwaar tegen bestaan, om,
nn dat besluit eenmaal genomen is, daarvan
terug te komen. Doch aangenomen, dat zy
daarover wilden heenstappen, dan zou het nog
altyd do vraag zyn, of er niet meer vóór
dan tegen een rywielbelasting pleit
Do N. R. Cl. erkent wel de beteekenis der
bezwaren, die zy aldus samenvat: „Het geldt
hier niet een eigenlijk weelde artikel, maar een
zeer nuttig voorwerp, waarvan het gebruik
veeleer moet worden bevorderd; de belasting
zal het gebruik, bepaaldeiyk onder de minder
gegoede klasse, doen afnemen; de rijwiel
industrie en de rywielhandel, die zich zoo
krachtig ontwikkelen, zullen een gevoeligen
slag ontvangende voorgestelde vrystellingen
temperen de nadeelen slechts in zeer onvol
doende mate; de contróie is omslachtig,
kostbaar en vol overlast, en met dat al la de
bate, waarop gerekend kan worden, toch altoos
vry gering Maar het verminderen van de
paardenbelasting zal altyd weer op het invoeren
van een rywielbelasting doen aandringen.
Ook acht zy uit een fiscaal oogpunt meer
en meer het beffen van dergelijke belastingen
op sommige voorwerpen als een goed element
van het belastingstelsel vry algemeen erkend.
Bovendien bestaat er dan voor het Ryk een
gereede aanleiding en afdoende grond om het
heffen van provinciale of gemeentelyke ry wiel-
belasttngen te verbieden. Het komt er maar op
aan, of er een goede vorm voor het heffen van
«en matige rywielbelasting te vinden is. Zoo ja,
dan zou de N. R. Ct. haar wenscheiyk vinden.
In De Noordbrabander komt een klacht
voor over de wyze, waarop door den inspec
teur der belastingen rondom Osch en
in het Oud Land van RavensteiD tegen-
ever degeestelyken wordt opgetreden.
Men acht hit niat mogelijk, dat dit de goed
keuring van den minister van financiën kan
wegorjpen.
Ib die gemeenten zouden nl. voor eenigen
D kleine spion.
Uit het Fransch van A. Daudet.
Hy heette Stenne, de kleine Stenne, een
echt kind van Parys, mager en bleek, wien
men evengoed tien als vijftien jaar kon geven.
Zyn moeder was gestorven en zijn vader
hield de wacht in een park, waar de oude
marine-soldaat moest zorgen, dat er niets
beschadigd werd. Al de kindermeisjes, minnen,
arme moeders en oude dames, die geregeld
in het park kwamen wandelen, kenden vader
Stenne. Men wist, dat achter zyn barsch
uiteriyk en borsteligen snor een hart van
goud schuilde. Men behoefde maar naar zyn
kleinen jongen te vragen om hem aan het
praten te krygen.
Als de knaap 's middags uit school kwam,
deden vader en zoon samen de rondte door
het park, by iedere bank stilhoudend om
een praatje te maken met de menschen, die
alle dagen terugkwamen. Doch met het beleg
van Parys veranderde alles; het park werd
gesloten na eerst door de petroleuses geheel
te zyn verwoest. Alleen, zonder zyn gewoon
pypje, dwaalde vader Stenne langs de puin-
hoopen, trillend van verontwaardiging over
de Pruisen. De kleine Stenne vond dit nieuwe
leven volstrekt niet onaangenaam.
Het was zoo amusant voor de straatbengels,
dat beleg 1 Geen school, dat wil zeggen
iederen dag vry om naar believen op straat
te loopen.
Tot aan den avond bleef hy buiten; den
dag had hy dan doorgebracht met de uit
rukkende regimenten te vergezellen, met het
kyken naar het exerceeren der nieuwe sol
daten.
Met een mandje onder den arm mengde
hy zich onder de groote menigte, die zich
iederen killen, donkeren wintermorgen ver
zamelde voor de bakkerswinkels. Terwyi men
daar uren lang met de voeten in het water
stond, werd allerlei kennis aangeknoopt. Ook
kon men den kleinen Stenne dikwyis zien
op de Place du Chateau d'Eau, waar een
soort spel gespeeld werd, door de Bretonsche
soldaten iDgevoerd. Want meedoen kon hy
nooit, daarvoor word te veel geld vereischt
Er was een groote jongen, die om honderd
sous speelde, en Stenne's vereering voor zulk
een held kende geen grenzen.
Op een dag toen de rykaard een geldstuk
liet vallen, vlak voor Stenne's voeten, fluis
terde hy dezen in:
,Daar watertandt j« naar, hè? Als je weten
wil waar ik ze vandaan haal, zal ik 't je
zeggen."
En hy troonde den kleinon Stenne mee
naar een leeg plekje op straat, waar hy hem
vertelde, dat hy dat geld verdiende door
couranten aan de Pruisen te vorkoopeniedere
Is rekende hy minstens op dertig franken.
Eerst weigerde Stenne verontwaardigd, maar
drie dagen later sloop hy ongemerkt achter
don langen jongen en fluisterde hy hem in,
dat hy zich bedacht had.
8 Morgens daarop vertrokken zy onder een
geweldige sneeuwbui, een linnen zak over
de schouders en de couranten onder de
blouses verborgen. Het was nog nauweiyks
licht, toen ze de Porte de Flandres bereikteo.
De groote jongen nam Stenne by de hand
en zeide klagend:
,Ach myn beste man, laat ons toch door,
moeder is ziek en vader is dood, we gaan
zien of er in het kamp ook aardappelen zijn
op te rapen."
Stenne boog diep beschaamd het hoofd.
„Ga dan maar spoedig door!"
Even later bevonden zy zich op den weg
naar Aubervilliers.
De groote jongen lachte aanhoudend.
Als in een droom liep de kleine Stenne
langs fabrieken, tydelyk veranderd in kazernes,
verlaten barricades en reusachtige schoor-
steeDen, die als uit den grond loodrecht
schenen op te ryzen. Hier en daar lagen
kleine tenten verspreid, met een dikke laag
sneeuw bedekt, en om de uitgedoofde vuren
zaten enkele officieren.
De groote jongen kende den weg en sloeg
telkens zijpaadjes in om de voorposten te
verxnyden. Een wacht van franc-tireurs w.;s
echter niet te ontkomen en deze weigerden
volstandig aan zyn verhaal geloof te slaan.
„Nu, kinderen, huilt maar niet meer," z^ide
plotseling een oud soldaat' met een stentor
stem: „de aardappelen raoogt ge hebben,
maar komt eerst hier wat by het vuur; do
kleine jongen ziet er uit of hy bevroren is."
Hbt was niet van koude, maar van angst
en van schaamte, dat de kleine Stenne klap
pertandde. Om een half uitgedoofd vuur zat
een troepje soldaten, bezig aan de punt hui.nor
bajonet de beschuit te doen ontdooien. Men
schikte wat op om plaats voor de kinderen
te maken en één gaf hun wat van zyn koffi?.
Een officier vertoonde zich aan den ingang
der tent en een der manschappen roepend,
sprak hy fluisterend tot hem.
„Vanavond krygen we tabak 1" riep de
sergeant, weer binnenkomend. „Men is het
wachtwoord dor Pruisen te weten gekomen
Eon algemeen gelach en eenige bravo's
volgden; men begon de bajonetten na te zien
en de groote jongen gaf Stonne een wenk,
dat het nu het geschiktste oogenblik voor
hen was, om zich te verwyderen.
Over een kale vlakte, langs een hoogen
gryzen muur liepen ze verder, zich telkens
bukkend alsof ze Iets opraapten.
„Laten we teruggaan," smeekte de kleine
Stenne.
De andere haalde de schouders op en zeide
verachteiyk
„Leg je plat op den grondI"
De groote floot en men floot terug; over
den muur kwam een stroogele snor.
„Dit is myn broertje," zeide de groote jongen
tot den eigenaar van den snor. Het ventje
was zóó klein, dat de soldaat verplicht was
hem door de bres in den muur te trekken,
wat een algemeen gelach in de verte verwekte.
Groote aardhoopen, omgehouwen boom
stammen, zwarte gaten in de sneeuwvlakte,
waaruit de soldatenbaret te voorscbyn kwam.
Een groote tent was vol soldaten, die kaart-
spealden, en op een groot vuur stond de
soep te borrelen. In een kleiner tent hoorde
men champagnekurken knallen en pianospel.
Met een hoeratje werden de twee Fransche
jongens begroet. Men schonk hun in en de
couranten werden met uitroepen van biyd-
scbap in bezit genomen.
De kleine Stenne kon onmogeiyk zooveel
praten en zulke aardigheden debiteeren als
zyn metgezel. Tegenover hem zat een oude
Pruis, met groote, gryze snorren schynbaar
te lezen, doch in werkelijkheid hield hy geen
oog van den knaap af. In zyn oogen stond
duidelyk. te lezen: „Ik zag liever myn kind
dood dan als een verrader."
De kleine Stenne dronk als een volwassen
mensch, om het onbehaaglyke gevoel van zich
af te schudden. Hy hoorde als door een dik
ken nevel, hoe zyn kameraad de nationale
gardes bespottelijk maakte en hoe hy hun
onhandig exorceeren nadeed. Eindelijk deelde
hy hui fliisterend den to verwachten uitval
der vrywiüigers mede.
„Houd op, het is schandelijk 1" riep de
kleine Stenne, plotseling ontnuchterd. Zyn
kameraad echt9r ging lachend verder en de
officieren stonden nu allera meebt overeind en
begonnen zacht onder elkaar in het Duritsch
te spreken.
Fier als een held en rammelend mot. zyn
pas ontvangen geldstukken, blies de gro te
jongen den aftocht, op den voet gevolgd door
Stenne, die niet durfde opkeken.
o 't Is gemeen, heel gemeen", hoorde hy
eon stem naast zich zeggon en omziende zag
hy den ouden Pruis vlak in het gelaat.
Eenmaal op de vlakte, begonnen de jon
gens hard te loopen. Hun '*-.was iyi vol.
aardappelen, die de Pruisen htS^badden ver
strekt; dus konden zy ongemoeid langs de
Fransche voorposten komen, waar men zich
gereedmaakte voor den nacbLtlykan uitvak
„We hebben u laaghaxidg verraden 1" bad
de kleine Stenne willen uitroepen, als hy maar
gedurfd had.
„Als gy iets verklapt, worden we beiden
gefusilleerd", had de groote gewaarschuwd.
By Courneuve traden ze een verlaten hutje
binnen om den buit te deslBD, en de kleine
Stenne vond zyn misdaad minder vreeseiyk,
nu by de geldstukken onder zyn blouse hoorde
r.nkelen.
In Parys nam hy afscheid van den slechten
knaap en nu overviel hem weer dezelfde
angst. De meDschen schenen hem wantrou
wend aan te zien alsof ze wasten waar hy
vandaan kwam. In alles hoorde hy het woord
spion, in bot rattdeu der rytuigwielen en in
dó maat der trommelslagers. Eindeiyk be
reikte hij zyn hui3, waar hy haastig de goud
stukken onder zyn hoofdkussen verborg.
Nog nooit was vader Stenne zoo verheugd
touisgekomen als di9n avond. In de provincie
stonden do kansen beter en zyn geweer, dat
aan den muur hing, aanziende, zeido hy tot
zyn zoon:
„Wa3rt ge maar groot, myn jongeo, dan
kondt ge ook de Pruisen bevechten."
Omstreeks acht uren hoorde men 't eerste
kanongobulder.
„Dat moet by Aubervilliers zyn", zeide do
oude, die den omtrek op zyn duimpje kende.
Da kleine Stenne werd doodsbleek en groote
vermoeidheid veinend ging hy naar bed. Altyd
door klonken de kanonschoten. De vrijwilligers
waren in een hinderlaag gevallen, in plaats
van op te rukkea togen de Pruisen, zooals ze
gedacht haddeD.
De knaap herinnerde zich den ouden ser
geant, die hem zoo verwijtend had aangezien,
wellicht lag hy nu al uitgestrekt in de sneeuw.
En hy, de zoon van den soldaat Stenne, hield
het loon voor die ontzettende slachting daar
onder zyn hoofdkussen verborgen. In de
kamer daarnaast hoorde hy zijn vader op
en neer loopen, daarna het venster openen.
Van beneden klonk de stem van een officier,
die zyn manschappen telde. Het ongelukkige
kind barstte in snikken uit.
„Wat is er toch?" vroag vader Stenne
binnentredend.
Do knaap sprong uit bed en wierp zich
aan zfins vaders voeten. Tegelykertyd rolden
do geldstukken op don grond.
„Wat is dat? Hebt ge gestolen?" vroeg
de oude met bevende stem.
In één adem vertelde de kleine Stenne
alios; het deed hem goed ztchzelven te be
schuldigen. Als versteend hoorde zyn vader
hem aan.
„Vader, vader 1" riep het kind.
Zonder antwoord stootte zyn vader hom
terug en raapte het geld op.
„Is dit alleB?"
Dj kleine Stenne knikte bevestigend.
„Heel goed, ik ga het hun terugbrengen."
En zonder verder oen woord te sprekeD,
zonder zelfs nog eenmaal om te zien, ver
dween hy in den donkeren nacht en mengde
zich onder de vrywilligers. Men heeft hem
nooit teruggezien.
D Kerstboo m.
Een Sprookje.
Andersen naverteld.
Het was Kerstfeest geweest. De kinderen
hadden gejubeld en gejuicht, toen de boom
mst tal van wa6kaarsjes en geschenken be
laden vóór hea stond, schitterend van goudon
en zilveren loovertjes, waarin het vroolyk
licht der veelkleurige waskaarsjes duizend
voudig weerkaatste.
Vreugdekreten waren opgegaan by elk go-
scbeDk, dat, voorzichtig van de takken los
gemaakt, was overgegaan in gretig uitge
stoken handen, en de boom had getrild by
de verheeriykende gedachte: „Al die vreugde
veroorzaak ikl Dat alles komt van mijl"
Lang had het gejubel aangehouden, want
de boom was zeer beladen gowoest.
En wat man niet kon vasthechten aan zyn
takken, had men, als onder zyn bescherming,
aan zyn voet nodergelegd.
Lang had bet feest geduurd. Toen er niets
meer uit te deelen was, had men gedanst en
daarby had de boom een weinig in den weg
gestaan. Hy was toen in een hoek geschoven
met tamelijk veel moeite, want hy was zich
zyn gewicht bewust, hy die zoovelen had
welgedaan! Drie, neen, vier paar sterke armen
waren er noodig geweest om hem van de
plaats te krygen, waar hy het middelpunt
van aller vereering was geweest. Doch hy
moest zwichten voor die sterkeren, en toen
by het moeilyk verschuiven zyn laatste kaarsje
was uitgegaan, sloot hy de oogen in arr.n
motfde over zooveel ondank.
Eindelyk war. n al do lichten in het huis
uitgedaan, al de voetstappen verstomd. En
de boom door de plotselinge stilte uit zyn
mismoedig ver Moving ontwakend, beproefde
rond te zien, doch Z9lfs zyn loovertjes fonkel
den riet meer nu de gasvlammen uitgedoofd
war erwaaraan zjj hun plans ontleend had-
don En h|j domiEs'ldo voort, trot-dh, verbit
ter! en vertoornd op d« menschen, die hem
dat alles hadden amgodaan.
Toen was het cUgli ht gekon»9P, langzaam
en auzolend, als vroeg het om vergeving,
dat htt zoo laat kwam en zoo weinig te
brtngen had. De dienstboden waren opgestaan,
nog aca weÏDig vermoeid door al die drukte
van den vorlgen avond en daardoor wat knor
rig misschien.
„Die boom moet maar naar den zeiler!"
En een knecht was gokomtn. M-t zwart»
handen hy had juist do kolen- en turf
bakken by de kachels gevuld had hy
zonder eenigen eerbied den boom in xyn tak
ken gegrepen. Zy kreunden en kraakten by
cio ruwe beh indeling. Hy lette er niet op en
op den zolder had hy den boom in een hoek
gezet, neen, gc-smetenwant hy had nog
ved t« doen en zy waren allen wat iaat op
geweest door hbt faestvanden vorigen avond.
Het duurde lang eer de boom bekomen
was van den smak. Inwendig gekneusd, diep
en zwaar gekwetst, verontwaardigd in zfin
gek ronkten trotsch, leunde hy tegen den
muur met ge brok n takken, trillend wegens
de schande-iyke ondankbaarheid dier menschen,
die hy had welgedaan I
Zoo stond bij naar, vergeten en verlaten,
iy, die eens zoo geschitterd hadl
Niemand verwaardigde hem meer met een
blik. Wanneer een der dienstboden op den
zolJer kwam het was er koi>d en onbe-
haaglyk haastten zy zich allen om schi lyk
weder beneden te komen in de warme keu
ken: da&r was het beter 1
En de boom stond hier morrend vele, vele
lange en sombere maanden. Een dikke ttof-
laig had zyn takken en naalden bedekt, die
nu een vuile gedbruine kleur hadden aange
nomen.
Soratyds kwam er eene meid, die oen
vensterluik openzette, dicht by den boom. Dan
beefden zyn. fijne naai >jes, door den wind be
wogen, en de boom zag de zon en smachtte
van heimwee naar het bosch, dat by ver
laten bad om te schitteren in de wereld 1
Eens was een muscbje, dat lang op het
d3k had rondgesprongen, naar binnen gevlogen
en had zich fladderend om den boom bewogen,
het kopje ter zyde drukkend, als wilde het
zeggen: „Hoe komt gy hier!"' Steeds ver
metel r had het zich op een der takjes neer
gezet, bet stof opjagend in overmojd, en zyn
snavel diep in den bast gestoken, waaruit
g.jen sappen, geurend als voorheen, meer op.
stegen, en was weggevlogen weder het venster
uit met een luiden sjirp van verachting, rit
selend met de vleugels de zon te gemoetl
Alleen des nachts, aLs het heel, heel stil
was in huis en lies sliep, kwamen denioisjes,
eerst angstvallig, allengs vrymoedigor, en
verzamelden zich oin den ouden boom, hem
beklagend met een zacht gepiep. Dat deed
zyn oud hart goed en hy vertelde, vertelde
uren lang van zyne vroegere heerlijkheid.
Ook van het bosch daarbuiten sprak hy, toen
by daar stond te midden van vele andere
boom en, en men hem gekozen had, hèm, om
te schitteren in de feestzaal, waar hy behan
gen Wvis met goud en zilver, bewonderend
aangestaard door duizend gelukkigen, die hy
gemaakt had, hy!
En de muisjes kropen op tegen zyn stam,
als om hem te troosten, zacht hem streelend
met bunne vachtjes.
Arme vervallen grootheid 1 Niets van u-zelf 1
Alles geleend, alles!
O.-I. 9IA1LDIEXSTE.V.
Dagen van verzending uit Leiden.
Via Amsterdam (Ned. Zeepost) 8 en 22 Jan.;
laatste lichting aan het po&tk. 's nachts 12 20
Via Genua (Ned. Mail) B en 19 Januari;
laatste lichting aan het postk. 's nachts 12.20.
Via Rotterdam (Nod. Zeepost) 1,15 en 29 Jan.;
laatste lichting aan het postk. 's av. 10.50.
Via Marseille (Nod. Mail) 12 en 20 Januari;
laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50.
Via Marseille (Fransche Mail) 2, 16 en 30 Jan.;
laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5.
Via Brindisi (Engelscho Mail) 8 en 22 Jan.;
laatste lichting aan het postk. 'snam. 1.10.
Via Brindisi (Eng. pakttbooteri) 1 15 on 29 Jau.;
laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10.
Via Napels (Duitscbe paketbooton) 11 Jan.;
laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10.
Wed. West-Indische Hall.
Dagen van verzending uit Leiden.
Naar Suriname (via Amsterdam): 20 Januari.
Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20.
alleen op verlangen der afzenders.
Naar Suriname (Ned. Guyana)12 er. 26 Jan.
over Engeland.
Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5.
Naar Suriname (Ned. Guyana): 8 Jan., via
St.-Nazaire.
Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5.
Naar Curasao (Ned. Guyana); 20 Januari,
van Amsterdam.
Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20.
Naar Curasao eiken Dinsdag en Vry dag.
Laatste baslichting te 6.50 's avonds via
Nieuw-York.
De uren van lichting zijn gerekend naar
den plaatselyken tyd.