N°. 11305
Zaterdag; 3 Januarf*
A0.1337.
<§eze iuourani wordt dagelijks, met uitsondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Biad.
In de laatste uren.
F'emlleton.
EHRENTRAUT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEUS DEZER COUBAEJT:
Yoor Leiden per 3 maanden, l.io.
Franco per post5 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PBUS DEB ATlv H.H'i'h'.N'I'l WW*
Yan 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grooter®
lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseer en bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Olllciëele Keunisgeringeii
Tweede zitdag van den Militieraad.
Borgorjeceter en Wothondera ran L' iden,
Gezieu de artt. 86 en 92 der wot van den 19den
Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), betrekkelijk do
Natiooale Milit.e, gewijzigd bij de wot van den 4den
April 1892 (Staatsblad No. 56);
Brengen bij deze ttr konnis van de belanghebbenden,
dat do twecdo zit ing Tan den Militieraad, voor deze
gemeente, zal worden gehouden in een der lokalen
van het Iuvalid*tiha 8 (u gang door de Koppenhink-
Bteeg, aau do zijdo der üooglandscho Kerkgracht)
op Maandag den 1 lden Jannan 1897, des voormiddag»
to halftion, tot het doen van uitspraak oculreut allo
in de eerste zittic g niet afgedane zaken, en op
denzolfden dag, des voormiddage te tien oreD, tot
het doen van uitspraak omtrent lien, die als plaats-
Tervanger «f als nummcrverwi8selaar verlangen op
te treden; voorts, dat tot het opmaken van do daartoe
verd chte bewgsstnkken, van heden af, ter Secretarie
dezor gemeente, dagelgks van des voormiddage tien
tot d s namiddag-» vier oren, do Zondag uitge
zond. rd, wordt gevaceerd; welke gelegenheid de
belanghebbei den worden vermaand zioh ten nntto te
mflk'in, daar aan do i loteling, die reeds by de militie
is ingelijfd, ov roenkomstig het bepaalde bij art. 70
der bovooaAogthialde wet, door de Koningin niet
dan in byzondero gevallen het atellen van een
pla. tsvervanger kau wordoa vergund.
Eindolyk wordt, ttr voorkoming vau misverstand,
do.' opgemerkt, dat de loteling, omtrent wien de
Militieraad in zijne eerste zitting reeds uitspraak
heefc. gedaan, niet in do tweede zitting benouft te
verêc'.jijneo, ten ware hij daarin een plaatsvervanger
of een nummerverwisselair mocht willen voorstellen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
80 Doe. Iö96. E. KIST, 8tcr«tar.a.
Langs oen eenzamen weg. beweegt zich een
bejaard man. Een wijde mantel omgeeft zya
eenigszins gebogen gestalte, die by eiken
tred leunt op een stevigen stok. Zjjn gang
is veerkrachtig, bedaard; de voetstappen
volgen op elkander mtc de regelmaat van een
slinger.
Uit een zijpad komende, plaatsen wö ons
naast hem.
Mjg ik een eindweegs met u mee-
loopen?
Aan u en uw confraters weigert men
niets, wordt vriendelijk geantwoord. Gy
wilt mü wellicht interviewen, eer ik voor
goed zal zijn heengegaan?
Dat juist niet. Nieuws zou ik toch niet
van u te hooren krijgen, want dat hebt ge
niet. Zoodra uw voetstap den grond heeft
gedrukt, is alles oud, wat achter u ligt De
toekomst is u evenzeer onbekend als aan
OBnig sterfelijk wezen, en wie van het tegen
woordige meer wil weten dan een ander,
moet maar wat scherper waarnemen en wat
zorgvuldiger verbinden.
Niet kwaad geredeneerd; alleen, watgjj
daar zegt van het tegenwoordige, dat is onjuist
Het is er eenvoudig niet, gy kunt het zelfs
niet met den snelsten blik vastgrijpen. Sr is
een verleden en er is een toekomst, gelijk
er niets bestaat dan oorzaak en gevolgwaar
is de overgang? Kunt gij die stoeda voort-
schuivende lijn, die de grens zou moeten zjjn,
ook jaar het millioenste deel van een seconde
vastleggen? Met mjj sprekende, moet gjj wel
weten, slechts te doen to hebben met het
product uwer eigen voorstellingen; gij, m&n-
schen, kunt u niet anders uitdrukken dan in
onvolkomen boelden en gebrekkige vergelij
kingen. Gij noemt my het jaar 1896, en ik
heb er niets tegeD, dat gij mij op hetgeen mijn
laatste schreden wordt goheeten, een wyle
vergezelt. Maar wat is er eigenlijk waar in
dat begrip? Denkt gi), dat ik morgen een
opvolger zal hebben, in aard en wezen van
mjj verschillende, omdat gij nu eenmaal goed
vindt dan te spreken van een jonggeborene,
nog in de lijnwaden van het onbekende ge
wikkeld
Da wandelaar zei dit op eenvoudigen, lang-
zamen toon, zonder zich bi) het spreken eenigs
zins te vermoeien of op te winden. Wy achtten
het niet geraden van zyn philosophische stelling
een nadere toelichting to vragen, en trachtten
op het terrein der tastbare werkelijkheid te
komen.
Gij, goed oud jaar, ge hebt toch heel wat
op uw verantwoording. Millioenen denken aan
u, in deze uren van scheidiag, en zeer velen
met bitterheid, omdat gij niet voldaan hebt
aan hun verwachtingen, of met droefheid,
daar gij hun hebt ontnomen wat voor hun
geluk onmisbaar is!
Wel waar. Doch is dat aan mij te wijten?
My is opgeLgd te geven en te ontnemen, nu
hier, dan daar, naar de leiding van een Hoo-
geren Wil, aan welken niots weersiand kan
bieden. Indien echter de balans kon worden
opgemaakt, zuiver on eerlijk, dan zou blijken,
dat mijn gaven altijd meer zijn dan hetgeen
ik wegvoer, en als de menschen maar niet
de zwakheid hadden, het goede over het hoofd
te zien en op het kwade den vollen nadruk
te leggen, och, dan zou op den avond van
dezen dag meer "blijdschap heorschen on meer
berusting worden betoond. Yergoet ook niet,
dat, afgescheiden van de onvermijdelijke ram
pen des levens, er nog veel is, dat de menschen
zichzelven aandoen, de noodzakelijke vrucht
van hun dwaasheden, van hun hoogmoed en
zelfzucht, van de liefdeloosheid, waarmede
zij dom genoeg zijn elkander te bejegenen.
Konden die oorzaken verdwijnen, wat zouden
er aan het eind eens jaars minder klachten
vernomen, minder tranen geschreid worden I
En laat ik u dit nu zeggen: terwijl de jaren
voortschrijden op den hun aangewezen weg,
xal ook de menschheid vooruitgaan, omdat ze
niet anders kan; zy zal leeren inzien, dat er
maar één middel is om een duurzaam geluk
te vinden en zich te troosten over al de
wederwaardigheden van het lot. De wijze
waarop en de mate waarin zy dat middel
toepast, dat is haar eigenlyke geschiedenis.
Yriendeiyk oud jaar, gy zyt voor ons
vaderland een brenger van veel belangryks
geweest. Men zal u in Nederland niet licht
vergeten. Eerstens hebt gy ons een verscher
ping van den A tjeh oorlog bezorgd, en dat
hadt ge toch eigenlyk niet behoeven te doen.
Best mogelijk. Ik heb daar geen eigen
oordeel over. Ik volvoer slechts wat my is
opgedragen, en als ik al de verwijtingen
mo98t aanvaarden, waarmede men niet in
gebreke zal biyven my by myn vertrek te
overladen, dan zou het uur der wisseling
my een ondraagiyke pyniging worden. De
menschen hebben zelf, laat ik u dat toch
duideiyk doen inzien, do verantwoordeiykheid
hunner daden. Het is niet myn schuld, dat
Jameson de rust in Transvaal verstoorde, dat
het Italiaansche leger in Afrika een geduchte
nederlaag leed, dat het den Spanjaarden niet
is mogen gelukken hun heerschappy op Cuba
te herstellen en elders een opstand te voor
komen of te dempen; dat in Turkije de ver
warring is blijven bestaan, en Christenen en
Muzelmannen elkander het korte leven niet
gunnen, maar waar zou ik eindigen, als
ik slechts de voornaamste grieven opnoemde,
die men tegen my inbrengt? Zooals gy wel
licht zien kunt, trek ik my daar niets van
aan. De menschen moeten zelf maar weten
of zy voortdurend van vrede willen blyven
praten en tegelyk allerlei dingen doen om
den vrede te verbannen. In Frankrijk gaat
men nu weer nieuw veldgeschut maken,
omdat de Regeering doodsbenauwd is met
haar moordtuigen achter te geraken, en
nauw is dat wereldkundig geworden, of er
wordt verteld, dat in Duitscbland scortgelyke,
nog verder strekkende „hervorming" reeds
lang is voorbereid I Is dat alios niet het top
punt van verblinding, en zal men my, die er
geheel onschuldig aan ben, er een grieve
van maken?
Gy hebt gelyk, braaf oud jaar. Lag het
aan u, gy zoudt der wereld slechts goedo
gaven geschonken hebben. Zoo kregen wy,
Nederlanders, van u een erg mooie, fonkel
nieuwe kieswet. Uw voorgangers hebben het
geen van allen zoo ver kunnen brengen
Woest er vrooiyk mee, zei de oude
op eenicszias spoitenden toon. En, voegdo
hy er dadeiyk met iets zeer ernstigs in zyn
stem by, maakt er een goed gebruik van.
Want als het, mat het politiek getwist, dat
ik overal heb vernomen, waar ik voorbykwam,
straks in do papieren loopt, dan zult gy my
en vooral m(jn opio'ger er de schuld van
willen geven, en tocu, alle verwarring en
misverstand komt uitsluitend van uw gebrek
aan eensgezindheid, uw betweterij, uw egoïsme
en ydelheid, uw gemis van wezenlyke vader
landsliefde. Doch laat ons liever van iets anders
spreken: Ik vind dit geen aangenaam onder
werp.
Dat ben ik met u eens. Ik wenschte u
nog myn dank te betuigen voor hetgeen gy
gedaan hebt voor Leiden, de geliefde stad
myoer inwoning. Gy hebt tot stand gebracht,
wat vóór uw komst meermalen tevergeefs
is beproefd, gy breiddet haar grenzen uit.
Geluk er mee. Moge hetgeen geschied
is strekken, om die stad te doen toenemen
in bloei. Zy is in den laatsten tyd wel wat
achtergebleven wegens den snelleren vooruit
gang van andere gemeenten. Er ia wat in
te halen; mogen uw bestuur en uw burgery
in kloeke samen werking en zonder kleingeestige
kibbelaryen over dingen van miniem belang
de handen gezameniyk uit de mouwen steken,
om Leiden te brengen op het standpunt, dat
het, door zyn rang en door zyn verleden,
behoort in te nemen.
Dank u. Maar, oud jaar 1896, wat hebt
ge ons ook vreeseiyk veel harde slag an
toegebracht! Gy hebt zooveel mannen, die
oak buiten den kring hunner bloedverwanten
en vrienden een lofTclijkon, een geêerdtn
naam mochten verwerven, van ons weggerukt.
Nog maar weinige dagen geleden brachtm
wy achtereenvolgens prof. Acquoy, dr. Du
Rieu en den oud-hoogleeraar Doyer ten grave,
wat zware verliezen binnen ééa weekl
terwyi we nog onder den iadruk waren van
het afsterven, óók kort na elkander, van den
heer Harte velt, Leidens nobelen vriend, van
ds. Koop mans Yan Boekeren, den populairen
predikant en letterkundige, van mr. Neeb,
onzen afgevaardigdo ter Provinciale Staten.
Uit de handelswereld werd op jeugdigen
leeftyd weggenomen de heer M. Kooyuit den
kring der pharmaceuten den heer C. Francken.
De vereeniging „Uit Liefde" verloor haar
mede-oprichter en bestuurslid de hoer J. Yoge-
lezang; het College van Collectanten der
Ned.-Hcrv. gemeente haar voorzitter, den heer
H. C. Yan Benten, d9 Tooneel-vereeniging
„Jacob Cats" haar voorzitter, den heer F. Keu-
lemans Jr. WaarlQk, gy hebt onze gemeente
en haar instellingen niet gespaard!
De wandelaar sprak niet tegen. Na een
oogonblik zwtygen wees hy met zyn staf
voor zich uit en zeide:
Ziet gy dat licht daar, dicht by ons?
Aanstonds zal ik het bereikt hebben, en dan
slaat op uw stadhuistoren het middernachtelyk
uur. Ga terug naar uw stadgenooten, zeg
hun, dat in vreugd en droefenis het licht der
hoop aliyd blyft schynen voor hen uit, hun
vertrouwen schonkt in de toekomst, hun
moed verlevendi,,: om rustig voorwaarts te
gaan. Als ik er niet meer zyn zal, moge
myn opvolger hen bereid vinden, om werk
zaam te blyven in den dienst van het goede!
Weg en pelgrim waren verdwenen. We
zaten voor onze schrijftafel, verdiept in ge
dachten aan het jongst verleden
Leiden, 31 Dece inbcr.
In byvoegsols der „Staatscourant" van 31
Dec. zyn o. a. opgenomen de by koninklyke
besluiten goedgekeurde statuten van:
De „Leidsche Verzekeri .gmaatschappy tegen
invaliditeit en ongelukken der werklieden",
met een kapitaal van 20,000, in aandeelan
van 100. Bestuurders de heeren A. J. Van
Achterberg, H. J. Jesse, C. I. Van der Drift,
C. R. Van Ruyven, L. Maas, W. Splinter en
A. Smittenaar.
De „Leidsche Katoenmaatschappy, voorheen
De Heyaer Co." (verlenging van den ter-
myn tot plaatsing der nog niet genomen aan-
deelen met een tydvak van 10 jaren).
Men schry t ons uit Leiderdorp: De
vereeniging Dorcas", te Leiderdorp, hield
gisteravond ten huize van een harer leden
de jaariyksche uitdeeling. Met welk een groo-
ten yver de dames wederom hunne taak
hadden aanvaard en volbracht, bleek uit het
groot aantal huisgezinnen, dat kon worden
bedacht. Niet minder dan twee en zestig per
sonen werd een geschenk uitgereikt. Deze
kreeg een deken, gene een kleedingstuk, een
i ander een laken, al naar mate was bepaald,
wat door ied.r h-t best kon worden gebruikt.
Natuurlijk, zonder de vele liefdegaven was
het der Vereeniging uLt mogelyk geweest,
zooveel minder bedeelden hulp te verlc-ei d
in den zwaren stryd om het beBtaan, cie doer
dezen moet gevoerd worden; maar toch ook
evenmin zonder eon optreden van baar kant,
als nu het geval was. Daarom zy hulde en
dank aan de vereeniging „Dorcas" gebracht,
voor de wyze, waarop hare leden zoo geheel
belangloos hunne krachten beschikbair hebben
gesteid om het lot van armen en behoaftigen
te lenigen.
De uitslag der gehouden aanbesteding
van gemeentewerken te Hazerawoude ia, dat
werd ingeschreven
voor het timmerwerk in het dorp door J.
Dekker ƒ715, P. J. Heesterman 678, H.
Muller ƒ666, J. Hogendoorn ƒ689, G. Maas
kant 702, H. J. Buitenhuis ƒ712, J. W.
Timmermans ƒ667.99;
voor het metselwerk in het dorp door H.
Horteo8ius 388, G. Lindenburg 296, P. t. d.
Spek SöO;
voor het verfwerk in het dorp door J.
Bogerman 152, A. Franken ƒ160, S. J.
Wytman 159, L. J. Windhorst 152;
voor het timmerwerk aan den Ryndyk door
wed. C. Boers ƒ153 50, J. De Kort fl58,L.
Witsenburg ƒ165;
voor het metselwerk aan den Ryndyk door
J. M. v d. Staay ƒ111.11;
voor het verfwerk aan den Ryndyk door
H. B. De Wolf ƒ285 en wed. A. v. d. Berg
265.40.
Het werk is aan de laagste inschry vers ge
gund; wat het verfwerk in het dorp betreft,
is J. Bogerman de gelukkige.
Tot brievenbesteller van Oude- en Nieuwe-
Wetering is benoemd A. Keyzer, postbode van
Oude-Wetering op Oud-Ade, die ook te voren
deze betrekking bekleedde.
De Chriateiyke JoDgelingsvereeni ging
Psalm 119: 9 te Hillegom zal op 12 Januari
e. k. eene openbare vergadering houden in
het Evangelisatie-gebouw aldaar, welke zal
bestaan in het houden van voordrachten,
reciteeren enz., begeleid door piano- en orgel
muziek. Eenige Bondsbroeders uit Den Haag
en Leiden zullen de piano en het orgel
bespelen, terwyi de heer J. Smal, uit Voor
burg, de vergadering met eene korte rede zal
openen en sluiten.
De Jongelings Tooneelclub „L'Amitié",
te Hillegom, welke tot nu toe acht jaren lang
slechts uitvoeringen voor hare leden gaf, heeft
thaD8 het majestueuze idéé gevormd, voor
het publiek te gaan optreden, overtuigd ala
zy ia van hare krachten. (De vereeniging telt
thans 14 werkende leden.
Op 12 Januari a. s. zal zy hare eerste uit
voering geven in het „Hot9l Koning" aldaar,
hopende op den steun en de mo ie werking
van de ingezetenen.
Door wyien den hetr S. C. Nelis, t-,
Schoten (by Haarlem) overleden, is vermaakt:
aan de algemeene armen dier gemeente 1000
aan de R. K. armen eveneens 1000, en als
bydrage voor eene latere stichting 2000.
27)
Het diner ia het slot van den prins was
afgeloopen. De personen hadden zich in een
koele tuinkamer teruggetrokken en gebruikten
hier de koffie. Gravin Sturm, benevens haar
tante, prinses Margot, de bejaarde zuster
van prins Carolatb-Wolfegg, hadden eveneens
onder het aangeknoopte gesprek plaats ge
nomen. De jonge gravin sprak zeer yverig
met prins Allaio, die naast haar zat en
eenigszins veratrouid toeluisterde.
J Ge gaat dus-niet naar de residentie terug,
Allain?"
"„Ik vraag u, nicht Magda, op dezen vryen
Zondagmiddag het zou zonde zyn! Ik ben
nauwelyks aangekomen en heb myn „Pacha"
!byna dood gejaagd, om bjjtyds hier aan het
diner te wez n. Nu zou ik weder terugkeeren
door de zonnehitte en het stof 1 Ga maar
alleen."
„Alleen is het te vervelend."
„Misschien gaat tante Margot met jo mee.
Zy brengt gaarne een uurtje by hertogin
Lancenstein door.V^
„Ik zou zeer gaarne by de promenade
tegenwoordig zyn."
„Dat kunt ge dan."
„Zonder cavalier, neef, boe komt ge er
toe, dat te denken? Wat zullen we overigens
hier doen in deze droomerige stilte? Oom
Carolath moet de rekeningen nazien. Daar
komt Herzberg reeds met de groote tasch.
De namiddag zal voor u ook veivelend zyn."
„Ik zal naar Wedding gaan."
„Hal" De oogen van gravin Magda schit
terden. „Wat moet ge ddar doen?"
„Ik heb met luitenant Wedding eenige
gewichtige zaken te bespreken."
„Lieve Hemel, wat een omweg! Kunt gy
dat in de residentie en in het casino niet
veel beter doen?"
„Dat wel, maar ik trof Wedding heden
morgen niet in zyn woning aan."
„Er schynt wel zeer veel baast by de zaak
to zijn."
„Dat juist niet, maar ik zou tevens den
dames een bezoek willen brengen."
„Eindolyk de ware oorzaak! Ik zou er wel
byna lust in hebben u te vergezellen, neef."
Een onderzoekende blik was op het schoone
gelaat van den prins gericht.
Hy keek haar verrast aan.
„Weet ge wel, dat de Carolaths daar nog
nooit een bezoek gebracht hebben, tante
Margot evenmin?"
„Ik weet toch, dat de erfprins sinds een
paar maanden eenige maleü in de week op
„Weddinghof" verschynt, en voortdurend
de vriendschapsbetrekkingen met de familie
onderhoudt."
„Juist, bedenk toch, dat ik heb opgehouden
met de verouderde gewoonte, om ons van
hem af te houden, en dat ik myn eigen
neigingen volg."
„Gy hebt liever, dat ik in deze verouderde
eigenaardigheden ea principes blyf?"
Prins Allain haalde de schouders op.
„Het zou tegeu alle gewoonte zyn
voor my wel is waar bovenmate belangwek
kend, als een vertrouwelyk lid onzer familie,
die met zulke groote veroordeelen behept is,
haar moed zoo ver zou strekken, een voet
op „Weddinghof" te zetten?"
„Gy meent, dat ik dien moed niet bezit?"
„Ik meen, dat ge zeer veel moed bezit,
Magda, maar ik zou wel eens willen zien,
hoe gy u zoudt gedragen onder de gevolgen,
als uw plan bekend .was geworden."
„Maar men heeft u toch niets in den
weg gelegd, en niemand heeft u toch ver
zocht, u van „Weddinghofverwyderd te
houden
„Dat zou ook vergeefsch werk geweest
zyn. Papa kent my in dat opzicht. Ik zal
geen afbreuk doen aan myn stand, maar
duld daarentegen ook niet, dat iemand my
dwars zit in myn persoonlijk leven."
„Persooniyk, bal Gy komt daar niet als
erfprins Carolath-Wolfegg, maar als vriend
van Richard Wedding?"
„Gravin Magda, nu praat ge niet erg ver
standig. Hoe zou ik dien titel van myn
levenswyze kunnen scheiden? Ik ben daar
juist dezelfde, die ik hier ben, misschien nog
meer, nameiyk huD allernaaste buurman."
„Goed, ik z*l met u meegaan. Wacht een
oogenblik; ik zal myn besluit aan oom
Carolath bekend maken. Oom Carolath I"
De prins hief hot gryze hoofd op, dat over
de papieren gebogen was, welke de rent
meester hem gebracht had.
„Oom Carolath, ik wilde u slechts zeggen,
l dat ik myn vertrek naar de residentie voor
heden maar heb opgegeven; ik ga met neef
Allain naar „Weddinghof.""
„Dat is een merkwaardige vriendschap I"
lachte Carolath onbevangen. „Wedding was
van morgen vroeg hier; waarom bleef hy
hier niet dineeren?"
„Hy had beloofd, thuis te zullen komen
dineeren," antwoordde Magda, een triumfeeron*
den blik op den erfprins werpend.
„Ik mag Wedding gaarne lydeD, hy is een
flinke jonge man, een buitengewoon aan
genaam gezelschap. Hoe zoudt ge hot vinden,
Allain, wanneer we hem eens van den zomer
op ons bal uitnoodigden? Ik hoop, dat hy
wel acht dagen verlof zal krygen. Prinses
Clémence heeft ook beloofd te komen; de
hertog zal tegen dien tyd zeker terug zyn,"
zoo sprak de vorst yverig verder.
„U vergeet, dat Wedding in den rouw is,"
antwoordde de prim? eenigszins kort.
„In den rouw .g ,p,y,er \yien dan?"
„Hoogheid, de twesde zóoh;ia overleden,
ten gevolge van een noodlottigen val," zeide
Herzberg.
„Juist, dat herinner ik my. De Weddings heb
ben een reusachtig kapitaalwe moesten wat
meer attentie voor hen hebben, al ben ik ook
op hun conversatie nu juist niet zoo gesteld."
„Ik zou dat ia bedenking willen geven,"
liet zich nu prinses Margot hooren. „Lieve
Magda, ge zoudt er goed mede doen, uw
bezoek nog oods in overweging te nemen;
we zouden dan ook de dames Wedding
moeten ontvangen, en dat willen wy in geen
geval. De jonge Weddingnu, laat die
maar komen.''
„Wilt u zoo goed zyn, tante Margot, my te
zeggen, wat u toch eigeniyk tegen de Wed
dings hebt?" vroeg do erfprins zeer ernstig
en vastbesloten.
„Liéve Hemel 1" De oude dame richtte zich
in grenzenlooze verrassing op. „Gaat ge my
interpelleer en?"
„Ik wilde er u uitdrukkeiyk opmerkzaam
op maken, dat de Weddings van onbevlekte
afkomst zyn, en dat hun geslacht even rein
en oud is als het onze." Prins Allain legde
zyn schoone, krachtige hand op het marmeren
tafelblad, en richtte zyn ndderlyke gestalte
hoog op. Zyn houding had iets uitdagends.
Er kwamen rimpels in het voorhoofd van
den prins.
„Ge zult one toch, hoop ik, niet in één
adem met de Weddings noemen, beste Allain?
Onze ge8lacht8iyst is onvervalscht: het edele
bloed stroomt ons door de aderen, en het
bewustzyn van onzen stand is ons in vleesch
en bloed doorgedrongen. De Weddings hobben
hun vrouwen gekozen uit alle standen des-
volks. Zy kozen slechts die vrouwen, waarvan
zy hielden."
„Gelukkig voor hen, dat zy dat doen konden.
Hoe ongelukkig en bekrompen daarentegen
is de hinderpaal, die ons in den weg zit."
„Ge hebt zeer zonderlinge begrippen mee
gebracht, myn zoon," lachte de prins wel
willend. „Nu, ik dacht, dat er keus geDoeg
was onder de dochters der edelste geslachten.
A propos! Om nog eens op de Weddings terug
te komener wordt gezegd, dat zy een fabel»
achtig vermogen hebben; zou dat waar zijn,
waarde Herzberg?" WorcU vervoted