N°. 11305 Zaterdag; 3 Januarf* A0.1337. <§eze iuourani wordt dagelijks, met uitsondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Biad. In de laatste uren. F'emlleton. EHRENTRAUT. LEIDSCH DAGBLAD. PEUS DEZER COUBAEJT: Yoor Leiden per 3 maanden, l.io. Franco per post5 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PBUS DEB ATlv H.H'i'h'.N'I'l WW* Yan 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grooter® lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseer en bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Olllciëele Keunisgeringeii Tweede zitdag van den Militieraad. Borgorjeceter en Wothondera ran L' iden, Gezieu de artt. 86 en 92 der wot van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), betrekkelijk do Natiooale Milit.e, gewijzigd bij de wot van den 4den April 1892 (Staatsblad No. 56); Brengen bij deze ttr konnis van de belanghebbenden, dat do twecdo zit ing Tan den Militieraad, voor deze gemeente, zal worden gehouden in een der lokalen van het Iuvalid*tiha 8 (u gang door de Koppenhink- Bteeg, aau do zijdo der üooglandscho Kerkgracht) op Maandag den 1 lden Jannan 1897, des voormiddag» to halftion, tot het doen van uitspraak oculreut allo in de eerste zittic g niet afgedane zaken, en op denzolfden dag, des voormiddage te tien oreD, tot het doen van uitspraak omtrent lien, die als plaats- Tervanger «f als nummcrverwi8selaar verlangen op te treden; voorts, dat tot het opmaken van do daartoe verd chte bewgsstnkken, van heden af, ter Secretarie dezor gemeente, dagelgks van des voormiddage tien tot d s namiddag-» vier oren, do Zondag uitge zond. rd, wordt gevaceerd; welke gelegenheid de belanghebbei den worden vermaand zioh ten nntto te mflk'in, daar aan do i loteling, die reeds by de militie is ingelijfd, ov roenkomstig het bepaalde bij art. 70 der bovooaAogthialde wet, door de Koningin niet dan in byzondero gevallen het atellen van een pla. tsvervanger kau wordoa vergund. Eindolyk wordt, ttr voorkoming vau misverstand, do.' opgemerkt, dat de loteling, omtrent wien de Militieraad in zijne eerste zitting reeds uitspraak heefc. gedaan, niet in do tweede zitting benouft te verêc'.jijneo, ten ware hij daarin een plaatsvervanger of een nummerverwisselair mocht willen voorstellen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 80 Doe. Iö96. E. KIST, 8tcr«tar.a. Langs oen eenzamen weg. beweegt zich een bejaard man. Een wijde mantel omgeeft zya eenigszins gebogen gestalte, die by eiken tred leunt op een stevigen stok. Zjjn gang is veerkrachtig, bedaard; de voetstappen volgen op elkander mtc de regelmaat van een slinger. Uit een zijpad komende, plaatsen wö ons naast hem. Mjg ik een eindweegs met u mee- loopen? Aan u en uw confraters weigert men niets, wordt vriendelijk geantwoord. Gy wilt mü wellicht interviewen, eer ik voor goed zal zijn heengegaan? Dat juist niet. Nieuws zou ik toch niet van u te hooren krijgen, want dat hebt ge niet. Zoodra uw voetstap den grond heeft gedrukt, is alles oud, wat achter u ligt De toekomst is u evenzeer onbekend als aan OBnig sterfelijk wezen, en wie van het tegen woordige meer wil weten dan een ander, moet maar wat scherper waarnemen en wat zorgvuldiger verbinden. Niet kwaad geredeneerd; alleen, watgjj daar zegt van het tegenwoordige, dat is onjuist Het is er eenvoudig niet, gy kunt het zelfs niet met den snelsten blik vastgrijpen. Sr is een verleden en er is een toekomst, gelijk er niets bestaat dan oorzaak en gevolgwaar is de overgang? Kunt gij die stoeda voort- schuivende lijn, die de grens zou moeten zjjn, ook jaar het millioenste deel van een seconde vastleggen? Met mjj sprekende, moet gjj wel weten, slechts te doen to hebben met het product uwer eigen voorstellingen; gij, m&n- schen, kunt u niet anders uitdrukken dan in onvolkomen boelden en gebrekkige vergelij kingen. Gij noemt my het jaar 1896, en ik heb er niets tegeD, dat gij mij op hetgeen mijn laatste schreden wordt goheeten, een wyle vergezelt. Maar wat is er eigenlijk waar in dat begrip? Denkt gi), dat ik morgen een opvolger zal hebben, in aard en wezen van mjj verschillende, omdat gij nu eenmaal goed vindt dan te spreken van een jonggeborene, nog in de lijnwaden van het onbekende ge wikkeld Da wandelaar zei dit op eenvoudigen, lang- zamen toon, zonder zich bi) het spreken eenigs zins te vermoeien of op te winden. Wy achtten het niet geraden van zyn philosophische stelling een nadere toelichting to vragen, en trachtten op het terrein der tastbare werkelijkheid te komen. Gij, goed oud jaar, ge hebt toch heel wat op uw verantwoording. Millioenen denken aan u, in deze uren van scheidiag, en zeer velen met bitterheid, omdat gij niet voldaan hebt aan hun verwachtingen, of met droefheid, daar gij hun hebt ontnomen wat voor hun geluk onmisbaar is! Wel waar. Doch is dat aan mij te wijten? My is opgeLgd te geven en te ontnemen, nu hier, dan daar, naar de leiding van een Hoo- geren Wil, aan welken niots weersiand kan bieden. Indien echter de balans kon worden opgemaakt, zuiver on eerlijk, dan zou blijken, dat mijn gaven altijd meer zijn dan hetgeen ik wegvoer, en als de menschen maar niet de zwakheid hadden, het goede over het hoofd te zien en op het kwade den vollen nadruk te leggen, och, dan zou op den avond van dezen dag meer "blijdschap heorschen on meer berusting worden betoond. Yergoet ook niet, dat, afgescheiden van de onvermijdelijke ram pen des levens, er nog veel is, dat de menschen zichzelven aandoen, de noodzakelijke vrucht van hun dwaasheden, van hun hoogmoed en zelfzucht, van de liefdeloosheid, waarmede zij dom genoeg zijn elkander te bejegenen. Konden die oorzaken verdwijnen, wat zouden er aan het eind eens jaars minder klachten vernomen, minder tranen geschreid worden I En laat ik u dit nu zeggen: terwijl de jaren voortschrijden op den hun aangewezen weg, xal ook de menschheid vooruitgaan, omdat ze niet anders kan; zy zal leeren inzien, dat er maar één middel is om een duurzaam geluk te vinden en zich te troosten over al de wederwaardigheden van het lot. De wijze waarop en de mate waarin zy dat middel toepast, dat is haar eigenlyke geschiedenis. Yriendeiyk oud jaar, gy zyt voor ons vaderland een brenger van veel belangryks geweest. Men zal u in Nederland niet licht vergeten. Eerstens hebt gy ons een verscher ping van den A tjeh oorlog bezorgd, en dat hadt ge toch eigenlyk niet behoeven te doen. Best mogelijk. Ik heb daar geen eigen oordeel over. Ik volvoer slechts wat my is opgedragen, en als ik al de verwijtingen mo98t aanvaarden, waarmede men niet in gebreke zal biyven my by myn vertrek te overladen, dan zou het uur der wisseling my een ondraagiyke pyniging worden. De menschen hebben zelf, laat ik u dat toch duideiyk doen inzien, do verantwoordeiykheid hunner daden. Het is niet myn schuld, dat Jameson de rust in Transvaal verstoorde, dat het Italiaansche leger in Afrika een geduchte nederlaag leed, dat het den Spanjaarden niet is mogen gelukken hun heerschappy op Cuba te herstellen en elders een opstand te voor komen of te dempen; dat in Turkije de ver warring is blijven bestaan, en Christenen en Muzelmannen elkander het korte leven niet gunnen, maar waar zou ik eindigen, als ik slechts de voornaamste grieven opnoemde, die men tegen my inbrengt? Zooals gy wel licht zien kunt, trek ik my daar niets van aan. De menschen moeten zelf maar weten of zy voortdurend van vrede willen blyven praten en tegelyk allerlei dingen doen om den vrede te verbannen. In Frankrijk gaat men nu weer nieuw veldgeschut maken, omdat de Regeering doodsbenauwd is met haar moordtuigen achter te geraken, en nauw is dat wereldkundig geworden, of er wordt verteld, dat in Duitscbland scortgelyke, nog verder strekkende „hervorming" reeds lang is voorbereid I Is dat alios niet het top punt van verblinding, en zal men my, die er geheel onschuldig aan ben, er een grieve van maken? Gy hebt gelyk, braaf oud jaar. Lag het aan u, gy zoudt der wereld slechts goedo gaven geschonken hebben. Zoo kregen wy, Nederlanders, van u een erg mooie, fonkel nieuwe kieswet. Uw voorgangers hebben het geen van allen zoo ver kunnen brengen Woest er vrooiyk mee, zei de oude op eenicszias spoitenden toon. En, voegdo hy er dadeiyk met iets zeer ernstigs in zyn stem by, maakt er een goed gebruik van. Want als het, mat het politiek getwist, dat ik overal heb vernomen, waar ik voorbykwam, straks in do papieren loopt, dan zult gy my en vooral m(jn opio'ger er de schuld van willen geven, en tocu, alle verwarring en misverstand komt uitsluitend van uw gebrek aan eensgezindheid, uw betweterij, uw egoïsme en ydelheid, uw gemis van wezenlyke vader landsliefde. Doch laat ons liever van iets anders spreken: Ik vind dit geen aangenaam onder werp. Dat ben ik met u eens. Ik wenschte u nog myn dank te betuigen voor hetgeen gy gedaan hebt voor Leiden, de geliefde stad myoer inwoning. Gy hebt tot stand gebracht, wat vóór uw komst meermalen tevergeefs is beproefd, gy breiddet haar grenzen uit. Geluk er mee. Moge hetgeen geschied is strekken, om die stad te doen toenemen in bloei. Zy is in den laatsten tyd wel wat achtergebleven wegens den snelleren vooruit gang van andere gemeenten. Er ia wat in te halen; mogen uw bestuur en uw burgery in kloeke samen werking en zonder kleingeestige kibbelaryen over dingen van miniem belang de handen gezameniyk uit de mouwen steken, om Leiden te brengen op het standpunt, dat het, door zyn rang en door zyn verleden, behoort in te nemen. Dank u. Maar, oud jaar 1896, wat hebt ge ons ook vreeseiyk veel harde slag an toegebracht! Gy hebt zooveel mannen, die oak buiten den kring hunner bloedverwanten en vrienden een lofTclijkon, een geêerdtn naam mochten verwerven, van ons weggerukt. Nog maar weinige dagen geleden brachtm wy achtereenvolgens prof. Acquoy, dr. Du Rieu en den oud-hoogleeraar Doyer ten grave, wat zware verliezen binnen ééa weekl terwyi we nog onder den iadruk waren van het afsterven, óók kort na elkander, van den heer Harte velt, Leidens nobelen vriend, van ds. Koop mans Yan Boekeren, den populairen predikant en letterkundige, van mr. Neeb, onzen afgevaardigdo ter Provinciale Staten. Uit de handelswereld werd op jeugdigen leeftyd weggenomen de heer M. Kooyuit den kring der pharmaceuten den heer C. Francken. De vereeniging „Uit Liefde" verloor haar mede-oprichter en bestuurslid de hoer J. Yoge- lezang; het College van Collectanten der Ned.-Hcrv. gemeente haar voorzitter, den heer H. C. Yan Benten, d9 Tooneel-vereeniging „Jacob Cats" haar voorzitter, den heer F. Keu- lemans Jr. WaarlQk, gy hebt onze gemeente en haar instellingen niet gespaard! De wandelaar sprak niet tegen. Na een oogonblik zwtygen wees hy met zyn staf voor zich uit en zeide: Ziet gy dat licht daar, dicht by ons? Aanstonds zal ik het bereikt hebben, en dan slaat op uw stadhuistoren het middernachtelyk uur. Ga terug naar uw stadgenooten, zeg hun, dat in vreugd en droefenis het licht der hoop aliyd blyft schynen voor hen uit, hun vertrouwen schonkt in de toekomst, hun moed verlevendi,,: om rustig voorwaarts te gaan. Als ik er niet meer zyn zal, moge myn opvolger hen bereid vinden, om werk zaam te blyven in den dienst van het goede! Weg en pelgrim waren verdwenen. We zaten voor onze schrijftafel, verdiept in ge dachten aan het jongst verleden Leiden, 31 Dece inbcr. In byvoegsols der „Staatscourant" van 31 Dec. zyn o. a. opgenomen de by koninklyke besluiten goedgekeurde statuten van: De „Leidsche Verzekeri .gmaatschappy tegen invaliditeit en ongelukken der werklieden", met een kapitaal van 20,000, in aandeelan van 100. Bestuurders de heeren A. J. Van Achterberg, H. J. Jesse, C. I. Van der Drift, C. R. Van Ruyven, L. Maas, W. Splinter en A. Smittenaar. De „Leidsche Katoenmaatschappy, voorheen De Heyaer Co." (verlenging van den ter- myn tot plaatsing der nog niet genomen aan- deelen met een tydvak van 10 jaren). Men schry t ons uit Leiderdorp: De vereeniging Dorcas", te Leiderdorp, hield gisteravond ten huize van een harer leden de jaariyksche uitdeeling. Met welk een groo- ten yver de dames wederom hunne taak hadden aanvaard en volbracht, bleek uit het groot aantal huisgezinnen, dat kon worden bedacht. Niet minder dan twee en zestig per sonen werd een geschenk uitgereikt. Deze kreeg een deken, gene een kleedingstuk, een i ander een laken, al naar mate was bepaald, wat door ied.r h-t best kon worden gebruikt. Natuurlijk, zonder de vele liefdegaven was het der Vereeniging uLt mogelyk geweest, zooveel minder bedeelden hulp te verlc-ei d in den zwaren stryd om het beBtaan, cie doer dezen moet gevoerd worden; maar toch ook evenmin zonder eon optreden van baar kant, als nu het geval was. Daarom zy hulde en dank aan de vereeniging „Dorcas" gebracht, voor de wyze, waarop hare leden zoo geheel belangloos hunne krachten beschikbair hebben gesteid om het lot van armen en behoaftigen te lenigen. De uitslag der gehouden aanbesteding van gemeentewerken te Hazerawoude ia, dat werd ingeschreven voor het timmerwerk in het dorp door J. Dekker ƒ715, P. J. Heesterman 678, H. Muller ƒ666, J. Hogendoorn ƒ689, G. Maas kant 702, H. J. Buitenhuis ƒ712, J. W. Timmermans ƒ667.99; voor het metselwerk in het dorp door H. Horteo8ius 388, G. Lindenburg 296, P. t. d. Spek SöO; voor het verfwerk in het dorp door J. Bogerman 152, A. Franken ƒ160, S. J. Wytman 159, L. J. Windhorst 152; voor het timmerwerk aan den Ryndyk door wed. C. Boers ƒ153 50, J. De Kort fl58,L. Witsenburg ƒ165; voor het metselwerk aan den Ryndyk door J. M. v d. Staay ƒ111.11; voor het verfwerk aan den Ryndyk door H. B. De Wolf ƒ285 en wed. A. v. d. Berg 265.40. Het werk is aan de laagste inschry vers ge gund; wat het verfwerk in het dorp betreft, is J. Bogerman de gelukkige. Tot brievenbesteller van Oude- en Nieuwe- Wetering is benoemd A. Keyzer, postbode van Oude-Wetering op Oud-Ade, die ook te voren deze betrekking bekleedde. De Chriateiyke JoDgelingsvereeni ging Psalm 119: 9 te Hillegom zal op 12 Januari e. k. eene openbare vergadering houden in het Evangelisatie-gebouw aldaar, welke zal bestaan in het houden van voordrachten, reciteeren enz., begeleid door piano- en orgel muziek. Eenige Bondsbroeders uit Den Haag en Leiden zullen de piano en het orgel bespelen, terwyi de heer J. Smal, uit Voor burg, de vergadering met eene korte rede zal openen en sluiten. De Jongelings Tooneelclub „L'Amitié", te Hillegom, welke tot nu toe acht jaren lang slechts uitvoeringen voor hare leden gaf, heeft thaD8 het majestueuze idéé gevormd, voor het publiek te gaan optreden, overtuigd ala zy ia van hare krachten. (De vereeniging telt thans 14 werkende leden. Op 12 Januari a. s. zal zy hare eerste uit voering geven in het „Hot9l Koning" aldaar, hopende op den steun en de mo ie werking van de ingezetenen. Door wyien den hetr S. C. Nelis, t-, Schoten (by Haarlem) overleden, is vermaakt: aan de algemeene armen dier gemeente 1000 aan de R. K. armen eveneens 1000, en als bydrage voor eene latere stichting 2000. 27) Het diner ia het slot van den prins was afgeloopen. De personen hadden zich in een koele tuinkamer teruggetrokken en gebruikten hier de koffie. Gravin Sturm, benevens haar tante, prinses Margot, de bejaarde zuster van prins Carolatb-Wolfegg, hadden eveneens onder het aangeknoopte gesprek plaats ge nomen. De jonge gravin sprak zeer yverig met prins Allaio, die naast haar zat en eenigszins veratrouid toeluisterde. J Ge gaat dus-niet naar de residentie terug, Allain?" "„Ik vraag u, nicht Magda, op dezen vryen Zondagmiddag het zou zonde zyn! Ik ben nauwelyks aangekomen en heb myn „Pacha" !byna dood gejaagd, om bjjtyds hier aan het diner te wez n. Nu zou ik weder terugkeeren door de zonnehitte en het stof 1 Ga maar alleen." „Alleen is het te vervelend." „Misschien gaat tante Margot met jo mee. Zy brengt gaarne een uurtje by hertogin Lancenstein door.V^ „Ik zou zeer gaarne by de promenade tegenwoordig zyn." „Dat kunt ge dan." „Zonder cavalier, neef, boe komt ge er toe, dat te denken? Wat zullen we overigens hier doen in deze droomerige stilte? Oom Carolath moet de rekeningen nazien. Daar komt Herzberg reeds met de groote tasch. De namiddag zal voor u ook veivelend zyn." „Ik zal naar Wedding gaan." „Hal" De oogen van gravin Magda schit terden. „Wat moet ge ddar doen?" „Ik heb met luitenant Wedding eenige gewichtige zaken te bespreken." „Lieve Hemel, wat een omweg! Kunt gy dat in de residentie en in het casino niet veel beter doen?" „Dat wel, maar ik trof Wedding heden morgen niet in zyn woning aan." „Er schynt wel zeer veel baast by de zaak to zijn." „Dat juist niet, maar ik zou tevens den dames een bezoek willen brengen." „Eindolyk de ware oorzaak! Ik zou er wel byna lust in hebben u te vergezellen, neef." Een onderzoekende blik was op het schoone gelaat van den prins gericht. Hy keek haar verrast aan. „Weet ge wel, dat de Carolaths daar nog nooit een bezoek gebracht hebben, tante Margot evenmin?" „Ik weet toch, dat de erfprins sinds een paar maanden eenige maleü in de week op „Weddinghof" verschynt, en voortdurend de vriendschapsbetrekkingen met de familie onderhoudt." „Juist, bedenk toch, dat ik heb opgehouden met de verouderde gewoonte, om ons van hem af te houden, en dat ik myn eigen neigingen volg." „Gy hebt liever, dat ik in deze verouderde eigenaardigheden ea principes blyf?" Prins Allain haalde de schouders op. „Het zou tegeu alle gewoonte zyn voor my wel is waar bovenmate belangwek kend, als een vertrouwelyk lid onzer familie, die met zulke groote veroordeelen behept is, haar moed zoo ver zou strekken, een voet op „Weddinghof" te zetten?" „Gy meent, dat ik dien moed niet bezit?" „Ik meen, dat ge zeer veel moed bezit, Magda, maar ik zou wel eens willen zien, hoe gy u zoudt gedragen onder de gevolgen, als uw plan bekend .was geworden." „Maar men heeft u toch niets in den weg gelegd, en niemand heeft u toch ver zocht, u van „Weddinghofverwyderd te houden „Dat zou ook vergeefsch werk geweest zyn. Papa kent my in dat opzicht. Ik zal geen afbreuk doen aan myn stand, maar duld daarentegen ook niet, dat iemand my dwars zit in myn persoonlijk leven." „Persooniyk, bal Gy komt daar niet als erfprins Carolath-Wolfegg, maar als vriend van Richard Wedding?" „Gravin Magda, nu praat ge niet erg ver standig. Hoe zou ik dien titel van myn levenswyze kunnen scheiden? Ik ben daar juist dezelfde, die ik hier ben, misschien nog meer, nameiyk huD allernaaste buurman." „Goed, ik z*l met u meegaan. Wacht een oogenblik; ik zal myn besluit aan oom Carolath bekend maken. Oom Carolath I" De prins hief hot gryze hoofd op, dat over de papieren gebogen was, welke de rent meester hem gebracht had. „Oom Carolath, ik wilde u slechts zeggen, l dat ik myn vertrek naar de residentie voor heden maar heb opgegeven; ik ga met neef Allain naar „Weddinghof."" „Dat is een merkwaardige vriendschap I" lachte Carolath onbevangen. „Wedding was van morgen vroeg hier; waarom bleef hy hier niet dineeren?" „Hy had beloofd, thuis te zullen komen dineeren," antwoordde Magda, een triumfeeron* den blik op den erfprins werpend. „Ik mag Wedding gaarne lydeD, hy is een flinke jonge man, een buitengewoon aan genaam gezelschap. Hoe zoudt ge hot vinden, Allain, wanneer we hem eens van den zomer op ons bal uitnoodigden? Ik hoop, dat hy wel acht dagen verlof zal krygen. Prinses Clémence heeft ook beloofd te komen; de hertog zal tegen dien tyd zeker terug zyn," zoo sprak de vorst yverig verder. „U vergeet, dat Wedding in den rouw is," antwoordde de prim? eenigszins kort. „In den rouw .g ,p,y,er \yien dan?" „Hoogheid, de twesde zóoh;ia overleden, ten gevolge van een noodlottigen val," zeide Herzberg. „Juist, dat herinner ik my. De Weddings heb ben een reusachtig kapitaalwe moesten wat meer attentie voor hen hebben, al ben ik ook op hun conversatie nu juist niet zoo gesteld." „Ik zou dat ia bedenking willen geven," liet zich nu prinses Margot hooren. „Lieve Magda, ge zoudt er goed mede doen, uw bezoek nog oods in overweging te nemen; we zouden dan ook de dames Wedding moeten ontvangen, en dat willen wy in geen geval. De jonge Weddingnu, laat die maar komen.'' „Wilt u zoo goed zyn, tante Margot, my te zeggen, wat u toch eigeniyk tegen de Wed dings hebt?" vroeg do erfprins zeer ernstig en vastbesloten. „Liéve Hemel 1" De oude dame richtte zich in grenzenlooze verrassing op. „Gaat ge my interpelleer en?" „Ik wilde er u uitdrukkeiyk opmerkzaam op maken, dat de Weddings van onbevlekte afkomst zyn, en dat hun geslacht even rein en oud is als het onze." Prins Allain legde zyn schoone, krachtige hand op het marmeren tafelblad, en richtte zyn ndderlyke gestalte hoog op. Zyn houding had iets uitdagends. Er kwamen rimpels in het voorhoofd van den prins. „Ge zult one toch, hoop ik, niet in één adem met de Weddings noemen, beste Allain? Onze ge8lacht8iyst is onvervalscht: het edele bloed stroomt ons door de aderen, en het bewustzyn van onzen stand is ons in vleesch en bloed doorgedrongen. De Weddings hobben hun vrouwen gekozen uit alle standen des- volks. Zy kozen slechts die vrouwen, waarvan zy hielden." „Gelukkig voor hen, dat zy dat doen konden. Hoe ongelukkig en bekrompen daarentegen is de hinderpaal, die ons in den weg zit." „Ge hebt zeer zonderlinge begrippen mee gebracht, myn zoon," lachte de prins wel willend. „Nu, ik dacht, dat er keus geDoeg was onder de dochters der edelste geslachten. A propos! Om nog eens op de Weddings terug te komener wordt gezegd, dat zy een fabel» achtig vermogen hebben; zou dat waar zijn, waarde Herzberg?" WorcU vervoted

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5