N°. 11296.
A8.1896
feze §om ant wordt dagelijks, met uitzonde ring
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Zaterdag 19 December.
LEIDSCH
DAG-BLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommors.vw 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit nonuncr bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad
Leiden, 18 December.
Welk een verschil tusschen de eerste en
de tweede bijeenkomst der Nutsleden alhier
met hunne dames I De vorige maal bleven
de moeste stoelen netjes gerangschikt onaan
geroerd staan, gisteravond kwamen er te kort,
zoodat vele personen zich niet alleen met een
staanplaats moesten behelpen, maar anderen
daarentegen zelfs niet meer in de zaal konden
komen, omdat de deur daarvoor van binnen
als 't ware werd gebombardeerd door hen, die
er, als op elkaar gedrongen, tegen stonden.
De aankondiging, dat prof. dr. K. Martin
alhier, als spreker zou optreden tot het geven
van eenige schetsen uit de Molukken, opge
helderd mot lichtbeelden naar photographieën
door den hoogleeraar, op zijn reis in genoemde
Indische streek zeiven genomen, had dus wel
de bijzondere aandacht getrokken. En niet
ten onrechte, want wat de geachte sprektr
zijn aandachtig luisterend auditorium mede
deelde, was niet alleen hoogst belangrijk,
maar door 'den eigenaardigen vorm, waarin de
causerie gekleed was, bovendien zeer boeiend
en onderhoudend.
Veel merkwaardigheden kreeg men te hooren
omtrent den toestand der kusten van de ver
schillende eilanden en sckier-eilanden onzer Oost
Indische bezittingen, omtrent de oudere en jon
gere vulkanen, waartoe ook een berg op het
noordelijke schier-eiland van Ambon behoort;
de verschillende aardlagen, de graniet- en vele
andere formatiën, den over 't algemeen weelde-
rigen plantengroei, de moerassen, en do onder
scheidene volksstammen, welke in het groote
Insulinde worden aangetroffen en waarmede
spr. op zijn wetensc-happelijken onderzoekings
tocht, met hun wijze van leven, wonen en
bouwen, in aanraking kwam, bijzonderheden,
welko met nog tal van andere werden vermeer
derd, waarbij spr. hoe weinig aanlokkelijks
het vak van geologie en mineralogie anders
voor leeken ook moge hebben er in slaagde
zijn voordracht met enkele heel eenvouoige
opmerkingen en gezogden zóó te kruiden,
dat de hilariteit tr co,.r werd opgewekt.
Deze spreekbeurt ontleende hare grootj
waaide ook daaraan, dat het gesprokene na
de pauze door de bovenbedoelde lichtbeelden
inderdaad op zeer aanschouwelijke wijze nader
werd verduidelijkt en men te meer den indruk
moet hebben gekregen van het interessante
der reis van onzen stadgenoot, wien aan het
einde zijner taak een daverend applaus ten
deel viel.
- Voor een goed bezette zaal trad gister
avond onze vroegere stadgenoot mr. L. H. J.
Lamberts Hurrelorinck, thans te Amsterdam
woonachtig, als spreker in de derde der
Volksbije-nkomsten in de Stadszaal op.
Spreker opende deze lezing met een reeds
vroeger, eveneens in hetzelfde gebouw, doch
toen in den foyer, voorgedragen „Limburgscbe
novelle."
Alhoewel deze novelle voor menig bezoeker
dus niet nieuw was, wist spreker door de
wijze van voordragen het talrijk aanwezige
publiek zóó te boeien, dat hy bij het einde
daverend werd toegejuicht.
Na de pauze gaf de geachte spreker een
schetsje uit het gevangenisleven, waarin hy
het groote verschil deed uitkomen tusschen
den eenen gevangene bij den anderen, als
bijv. een, die, om zijn eer te redden, tot dief
stal overging en daarvoor in de gevangenis
werd opgesloten, en, na van zijn hoofdhaar
ontdaan te zijn, voor den directeur werd ge
bracht, na vooraf door de bedienden van het
huis de grofste bejegeningen ondergaan te
hebben en, na in een spiegel zijn beeltenis,
met het boevenpak aan, herkend te hebben
als die van een schuldige, plotseling het
bewustzijn verloor.
De directeur ontfermde zich over dezen
schul ige, bood hem een plaats op zijn bureau
aan, welke hij aannam, nadat hij den directeur
had verzocht -den spiegel te doen verwijderen,
als wilde hij niet meer aan het verledene
herinnerd worden.
De man bewees den directeur op het bureau
uitstekende diensten, zoodat, toen de tijd van
zijn ontslag naderde, de directeur hem een
betrekking als boekhouder in het buitenland
bezorgde, welke hjj gretig aannaai, en als
man van eer, na voor zijn misdrijf geboet te
hebben, zou trachten de wereld wederom in
te gaan.
Ook na deze schets vielen den heer L. H.
andermaal daverende toejuichingen ten deel.
In den aanvang van den avond haddon eenige
stoornis c-n een klein oponthoud plaats, doordat
een jongmensch, waarschijnlijk door de warmte,
buiten bewustzijn geraakte.
Bjj de hervatting der lezing, na de pauze,
werd de stilte eenigszins verbroken door het
lawaai, dat er nog in de gangen heorschte.
Verder was deze bijeenkomst wederom een
gezellig samenzijD.
Heden arriveerde alhier tot het houden
van oefening de generaal majoor Van Pom-
meren, commandant der eerste div. infanterie.
Benoemd is tot onderwijzer aan de
ChrLtelyke school te Uithoorn de heer J.
Vroom Dz., te Leiden. 1 Februari 1897 hoopt
bij in functie te troden.
„Het Ned. Tooneel" gaf te Haarlem voor
een stampvolle zaal „Twee knapp9 Dochters"
(„Fraulein Doctor"), het blijspel, dat onder
den titel van „Beroemde Kinderen" ook door
Chrispijn vertoond is. De „Haarl. Crt." zegt,
dat voor „Het Nederlandsch Tooneel" dit ver
makelijk blijspel zeker een succes- en een
kasstuk wordt, naar de uitbundige pret te
oordeelen, die by de voorstelling alle menschen
vervulde. De heer J. De Boer, als de papa,
overtrof zichzelven en niet 't minst aan hem
kan het welslagen geweten worden.
A. s. Maandag wordt dit stuk te Lelden
opgevoerd.
De „Stand." behandelt nogmaals de
corstitutioneele quaestie in verband met de
amendementen in zake het Ethuographisch
Museum. Formeel is het recht der Tweede
Kamtr, om elke ingezonden begrooting aan
te nemen of te verwerpen, elk artikel er in
voorkomende te veranderen of af te stemmen
of goed te stemmen Anders toch had het
stemmen over de artikelen evenmin :in, als
het stemmen over de ontwerpen zelve. Da
vraag is of de Kamer van dit onbetwistbaar
recht gebruik behoort te maken, en dan staat
h. i. vierderlei vast:
lo. Dat naar anti-revolutionnaire beginselen
de afstemming van een begrooting, om redenen
daarbuiten gelegen, niet dan in zeer buiten
gewone gevallen geoorloofd is.
2o. Dat naar dozelfde beginselen amende
menten tot verhooging van voorgestelde arti
kelen, ni?t dan om zeer bijzondere redenen
zijn voor te dragen.
3o. Dat hetgeen als uitgave gevorderd wordt
door organieke wetsartikelen, die de Kamer
„zelve" goedstemde, slechts pro memorie do
revue passeert, maar niet kan geweigerd
worden, tenzy er verschil bestaat over het
bedrag.
En 4o. dat „alle uitgaven," die voortvloeien
uit algemeene maatregelen van bestuur, uit
Koninklyko besluiton of ministeriëele beschik
kingen, door de Staten Generaal in volkomen
vrijheid behooren beoordeeld te wordeD. Zoo
stond thans aan de Regeeiing de beschikking,
wat zij met het Ethnograpkisch Museum doen
wilde; maar de Kamer bleef volkomen vry,
of zij voor een zelfstandig Ethnographisch
Museum al dan niet de aangevraagde gelden
wilde toestaan. En in verband hiermede was
de verhooging van den post voor de Academi
sche hulpmiddelen o. i. niets dan een uitweg,
die aan de Regeering werd vrijgelaten, om,
desvorkiezend, het Museum weer terug te
brengen onder Academisch verband. Altoos, zoo
zij dit z-lve wilde."
Een eigenaardig onderwerp werd gisteren,
blijkens het in dit nommer voorkomende ver-
si ig, in de Tweede Kamer aangeroerd door
den heer De Kanter: de opheffing van het
station Veenenburg, in verband met de daar
over hangende quaesties en procedures.
Er bestaat van dit station een contract
met de familie Leembrugge, wier buiten door
de spoorlijn werd doorsneden, waarin bepaald
werd, dat er op die bepaalde plaats steeds
een halte zou moeten zijn en dat daar evenveel
treinen moesten stilhouden als op het meest
begunstigde tusschen-station op do lijn Amster
dam—Rotterdam.
De nakoming van die bepaling werd moeilijk,
toen het station Halfweg na de opening der
ljjn Haarlem Zandvoort door meer treinen
werd aangedaan dan de stations voorbij
Haarlem, doch dit leverde aanvankelijk geen
moeilijkheden op, daar de familie L. tevreden
was met minder treinen dan wasrop ze recht
had. Toen nu echter later moeilijkheden
ontstonden over haar wenscb, dat de eerste
en de laatste sneltrein te Veenenburg zouden
stoppen, wat de Minister met de eischen van
een goeden dienst onvereenigbaar achtte,
werd de volledige nakoming dor overeen
komst gevorderd en door arbiters uitgemaakt,
dat werkelijk ook de treinen van de ljjn
Haarlem Zandvoort mee moesten tellen.
De overeenkomst was toen in het geheel
niet meer na te leven en er zou over afkoop
hebben moeten worden onderhandeld, ware
het niet, dat in het contract een bepaling
voorkwam, volgens welko de spoorwegmaat-,
schappij, indien ze buiten haar wil genood
zaakt zou worden het station op te heffen,
zou hebben te betalen de som van slechts
ƒ5000. De spoorwegmaatschappij kon zichzelf
niet in de positie brengen, waarin van die
bepaling kon worden gebruik gemaakt, maar
de Staat kon het wel, zoo heeft de Regeeriüg
geredeneerd. Althans op grond eener barer,
krachtens de spoorwegovereenkomsten, toe
komende bevoegdheid heeft zy de opheffing
van het station Veenenburg bevolen en twee
nieuwe halten, Hillegommerbeek en Lisse,
-gebouwd.
De heer De Kanter deed daarover aan den
Minister zeer heftige verwijten, allereerst, dat
hy die nieuwe halten gebouwd had, niettegen
staande daarvoor geen geld op de begrootiog
was toegestaan, waarop de Minister ant
woordde, dat hy de kosten uit het gewone
artikel voldaan had en als dit dientengevolge
werd overschreden, een suppletoire begroo-
ling zou indienen, wat hy alleszins correct acht.
Een ander verwijt van den heer De Kanter
betrof de sluiting van Veenenburg zelf zonder
de Kamer daarin gekend te hebben, want,
gelijk hy voorspelt, zullen daar groote nadoe
len uit voortspruiten.
Er zal namelijk geprocedeerd worden over
de vraag of de wijze, waarop de Staat party
heeft getrokken van de clausule van afkoop
in het contract, wel mot de bedoeling over
eenkomt. "Wordt dat proces verloren, gelyk de
heer De Kanter profeteert, "dan zal dat veel
geld kosten. Waren nu maar de financiöele
gevolgen "der ministeriëele verantwoordelijk
heid geregeldThans zal dit op den Minister in
het privó wel niet te verhalen zijn.
De voorstelling van den heer De Kanter,
dat men hier met een soort van een dollen
streek van den heer Van der Sleyden te
dosn had, Werd door den Minister weerlegd
met de meiedeeling, dat de zaak reeds in
gang was voordat by optrad. Ook weersprak
de Minister de meening, dat de oprichting
der nieuwe stations en de sluiting van Veenen
burg alleen hadden plaats gehad om zich uit
de moeilijkheden te redden, in strijd met het
locaal belang. Dit laatste eischte naar zijn
meehing die verandering juist.
Over de kansen om het proces te winnen
en de toepasselijkheid der bepalingen, waarop
de Staat zich baseert, liet de Minister zich
niet uit. Er was naar het schijnt al meer
van aan het licht gekomen dan hem lief was,
nu in de Memorie van Antwoord by ongeluk
een passage is afgedrukt, die later als druk
fout herroepen is en waarvan de heer De
Kanter een gretig gebruik maakte.
In de laatstgehouden vergadering van
de Schoolvereniging te Leiderdorp werd tot
lid van het bestuur gekozen de heer G.
Van Osnabrugge, aldaar.
Omtrent den Cour van voorstelling,
Woensdagavond ten Hove gehouden, wordt
nog het volgende medegedeeld:
De Cour is even te negen uren begonnen
in de kleine danszaal, waar H. M. de Koningin
en H. M. de Koningin-Regentes, omgeven door
de Hofhouding, zich le7onien.
Er waren 676 personen, waarvan 85 dames,
369 officieren en de overigen burgerlijke
autoriteiten en particulieren.
De namen van de militaire officieren werden
afgeroepen door den adjudant van diens'", die
van de civiele heeren door den kamerheer van
dienst.
De ontvangst was te elf uren afgeloopen.
Tusschentijds hebben de Koninginnen
twintig minuten gepauzeerd.
De heer Henri Viotta, de nieuwbenoemde
directeur der Kon. Muziekschool te'sGr.ven-
hage, leidde Woensdag-avond persoonlijk op
het eerste concert van de Kon. Zangvereniging
„Cecilia" de uitvoering van zijn Mi*, gecompo
neerd voor mannenzang met orgelbegeleiding.
Hy oogstte veel toejuiching in met zijn werk,
dat op indrukwekkende wyze weri vertolkt,
en ontving een lauwerkrans.
By den aanvang van het tweede gedpelte
werd den directeur van „Cecilia", Richard Hol,
die voor 't eerst n'a zyn herstel de concerten
der Vereeniging leidde, door de zangers een
ovatie gebracht en h9m een lied toegezongen
en een krans aangeboden. Het publiek juichte
den met succes en bezieling dirigeerenden
leider harteiyk en langdurig toe.
Mevr. Cognault uit Yerviers betooverde door
haar zang hare oude Haagsche vrienden.
By koninklijk besluit van 10 dezer (Stsbl.
217), opgenomen in de Staatscourant van 18
dezer, is op de voordracht van de ministers
van oorlog, marine en fin&nciën bepaald, dat
de wet van 21 Maart 1896 (Stsbl. 50), be
treffende de instelling van een Militairen
Pensioenraad, in werking zal treden op 1
Januari 1897.
De gemeenteraad van Franeker heeft be
sloten voor ƒ14,000 aan den heer B. Kalf,
te Amsterdam, te verkoopen den ten Stadhuize
bewaard wordenden zilveren beker. Da burge
meester toekende tegen dit besluit onmiddelhik
protest aan. Hy verklaarde hot niet te zullen
uitvoeren en gaf terstond kennis aan hooger
autoriteit, met verzoek het Raadsbesluit te
willen vernietigen.
Te Groningen is eene Evangelische kies-
vereeniging opgericht. Aanvankelyk zyn on
geveer vyftig leden toegetreden
Te Apeldoorn overleed, na eene hevige
ongesteldheid van slechts enkele dagen, de
lste luitenant der infanterie van het Ned.
01. leger M. Neelmeyer. Deze officier was
ruim 10 jaren in Indië, waarvan 8*/2 jaar
onafgebroken op Atjeh, waar hy het laatst
civiel en militair gezaghebber was op Pakan
Kroeng Tjoet (Kotta Radja). Zoowel bij zijne
meerderen als by zyne minderen was luit.
Neelmeyer byzonder gezien, wegens zyne
plichtsbetrachting en dapperheid.
Yan waardeering getuigt mede eene eer
volle vermelding en het hem te Apeldoorn
gebrachte bezo-k door generaal Deyekerhoff.
Te Schoonhoven is in den ouderdom van
84 jaar overleden de heer S. G. Yan Noot.n,
ridder in de orde van Oranje-Nassau en uit-
I gever aldaar.
JPeuilleton.
E£-SRE&5TRAUT.
9)
Haar stem kloDk by haar verborgen ont
roering eenigszins ruw. De oude was zóó
verschrikt achteruitgegaan, als vernam hy
zyn laatste oordeel.
„Ik moet van „Weddinghof" weg?" vroeg
hy, geheel in do war.
„Wy moeten allen weg; begrypt gy dat,
StofFdl?"
„Zoo erg had ik me dat niet voorgesteld.
"Waarheen wilt u en de kinderen dan gaan?"
„Dat weet God alleen 1" antwoordde de
huisvrouw, naar het venster gaande. Plot
seling was er een stilte ontstaan.
„Kom eens hier, Stoffel 1 Wat een vreemd
voertuig I" riep zy eensklaps.
Het was waariyk een vreemd rijtuig, dat
juist naar de trappen van het huis reed.
Een ellendig paard voor een ellendigen tent
wagen, zooals die by elke aankomst van
een trein aan het naby geLifeen spoorweg
station staan, om de reizigeteJvjp \t de om
liggende plaatsen te brengenri*. ften wagen
lag, dicht in een langen, gryzen mantel ge
huld, een magere man mat een wasgeel
gezicht en gesloten oogen. ^'y leek wel een
doode, zooals hy daar lag.^auwelyks hield
de wagen stil, of hy iicht^ zieh met moeite
op en gaf den koetsier r^et teekens te ver
staan, hem op den grond te helpen. Zyn
oog keek hulpzoekend na*r de vensters van
het huis, waaraan mevrouw Wedding en
ChristofM stonden. Smeekend hief by zyn
handen in de hoogte, zyn oogen staarden
zóó hulpzoekend, dat beiden tegelyk als op
afspraak naar beneden ylden. Zonder een
woord te spreken, ging hy dadelyk op Stoffels
arm leunen, terwyl by de huisvrouw wtnkte
de groote, volgepakte reistasch van den wagen
te nemen. Verwonderd keek deze naar den
vreemden heer, wiens versleten kleederen
hem slordig aan het lyf zaten. Zyn oogen
waren flauw en lagen diep; hy scheen dood
ziek. De koetsier greep gedienstig naar het
groote pak, maar de vreemde hield zyn arm
terug. Weder wendde hy zich tot de huisvrouw.
„Mevrouw Clara Wedding?" zeidehy zwak.
„Die ben ik," zeide de genoemde en greep
nu de tasch, die zy met inspanning van al
haar krachten van den wagen tilde. Wat
mag die koffer toch in 's Hemelsnaam wel
inhouden? Het scheen lood te zyn; de sterke
lederen wanden teekenden juist de rollen af,
die zy inhielden. Wederom wenkte de vreemde,
ditmaal don ouden Cüristoffal, terwyl hy zich-
zwaar en met het geheele gewicht van het
lichaam op de weduwe Wedding liet leuneD.
Zyn hand wees duidelijk en dringend naar
een tweede pak, dat, in een anderen gryzen
mantel gehuld, onbeweeglyk in den wagen
lag. Cbristoffel nam het on lilde het, alsof
het een veertje was, uit den wagen. De mantel
viel af, en nu zag men een marmerbleek,
doodziek kindergezichtje l Het kind scheen
nauwelyks te ademen. Het was gelyk aan
een geraamte. De vreemdeling had een goud
stuk voor den dag gehaald en het den koeteier
gegeven, die het dankbaar aannam on daarop
met zyn ellendig voertuig het landgoed verliet.
Getroffen en verwonderd had mevrouw Wed
ding dat alles aangezien. Wie was die man,
die haar scheen te kennen en zoo eigen
machtig over haar beschikte? Zoodra Cbris-
toffel het kind had opgenomen, ging de
vreemdeling weer op diens arm steunen. Hy
deed de weduwe in het kort verstaan, dat
zy zelf de reista&ch naar boven moest dragen.
Zy deed het. Toen hy op de bovenste trode
van de stoep was, bleef hy staan en vroeg
met moeite:
„Richard Weddiag?"
Zy keek hem vragend aan: „Myn zoon?"
De vreemdeling schudde met het hoofd.
„Uw man."
Reeds zweefde het wanhopige woord op
haar lippen. Maar nogmaals de ingevallen
gestalte van den doodzieken man beschouwend,
wees zy zonder spreken naar den met bloemen
bedekten vloer en naar de waskaarsen by
het kruisbeeld. Onzeker, maar toch in eenige
spanning, had de vreemdeling haar bewe-
giogen gevolgd.
Toen hy naar het rouwkleed keek, riep
hy uit:
„Dood?"
Zy greep naar do wankelende gestalte van
den vreemdeling, wien plotseling een machte
loosheid had bevangen. Hy wenkte afwerend
met de hand. Ijlings, ten minste zoo snel
het loodzware pak haar toeliet, liGp zy vooruit,
opende de slaapkamer van haar overleden
echtgenoot, zette den koffer in een hoek en
sloeg het bed open, om er den zieke op te
leggen. Zuchtend van smart, liet deze er
zich op nedervallen. Zyn oogen vielen dicht,
zyn hoofd zonk diep in de kussens.
„Wy moesten een dokter hebbenhaal
onzen huisdokter uit de stad," zeide mevrouw
Wedding zachtjes tot Christoffel, die nog
altyd het doodzieke jongetje in de armen had.
Zy pakte eenige zaken te zamen, om voor
den kleine oen bed op de canapé te maken.
Zonder eenig teeken van leven te geven, liet
deze zich alles welgevallen.
„Met onze oude paarden?" vroeg Chris-
toffel.
„Dat hindert niet. Als gy den dokter maar
hier brengt."
De vreemdeling sloeg de oogen op; vol
bewustzyn sprak hy:
„Yoor my is het te laat, maar voor den
kleinen WillyWaar is hy?"
„Wees maar rustig; hy ligt daar, goed
en wel."
Éen handbeweging gebood Chriatoffel, het
bevel uit te voeren.
Hy ging heen, om den dokter te halen.
Mevrouw Wedding boog zich dichter over den
stervenden man, die op zulk een zeldzame
wyze in het huis gekomen was,
„Wilt gy my uw naam ook zeggen?" vroeg
zy uitdrukkelijk.
„Blyf bier, het gaat met my ten einde.
Ik ben in myn jeugd de vrieDd geweest van
uw echtgenootDarling."
„Stephan Von Darling 1 O, ik ken u, myn
man heeft my dikwyls over u gesproken,
nog eenige uren vóór zyn dood. Hy waande
u reeds lang dood, omdat gy sinds jaren
niet meer geschreven hebt. Gy waart in Indië,
niet waar?"
„Ik heb de geheele wereld rondgereisd
nergens rust gevonden.... Het heimwee...
ik ben een politieke vluchteling l"
„Ik weet het, acb, ik weet alles! Wind u
niet op; Richard heeft my verteld, dat gy
onafscheideiyke vrienden geweest zyt in den
8tudenter.tyd, dat gy als student, gloeiend
voor de vryheid, u by een revolutionnairen
opstand hadt aangesloten; by heeft my ook
veiteld, dat uw argloos gemoed zich had laten
aanzetten tot daden, die gy nimmer zoudt
gedaan hebben in andere omstandigheden, en
dat men u als aanvoerder heeft opgegeven,
waar gy slechts vleiers gevolgd zyt. De
geheele laagheid van het verraad, dat men
u heeft aangedaan, is my bekend; eveneens
hoe men op het laatst alle schuld op u schoof
en u tot vluchten aanzette."
De stervende knikte. „Ik ben ginds iyk,
zeer ryk geworden. Het geluk, dat my hier
trouweloos verlaten had, heeft daar op my
gewacht. Gy zult de papieren in dien koffer
vindon. Ook de wissels op naam van Richard
Wedding, af te lossen door Engelsche en
Duitsche banken. Ik durfde myn naam niet
noemen, omdat ik gevaar liep voor myn leven;
Richard Wedding zou mijn zoon opvoeden en
voogdy over hem uitoefenen. Toen ik den
dood in myn aderen voelde, begaf ik my op
weg; ik dank God, dat Ik „Weddinghof"nog
bereikt heb.
Wordt vervolgd.)