<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
Leiden, 17 December.
Feuilleton.
EHRENTRAUT.
No. 11295.
Vrijdag 18 December.
A°.18s:
IDSCÏÏ
PRUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. i f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRUS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£.
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Grootere
Voor het incasseeren buiten de stad
Officiëele Kennisgevingen.
Bargemceeter on Wethouders van Leiden brengen,
naar aanleiding van artikel 27 der Verordening van
den Peten November 1894 (Gemeouteblad No. 10),
op do kenriDg van vco en vleesch binnen deze ge
meente, ter algemeeno konnis:
dat THEOLORU8 MARIE BERGER8, volgeDB
zijn opgaaf gODaamd THEODORU8 MARIE WIL
HELMUS BERGER8, wonende Mare No. 10, te
LeideD, op den 28sten September 1896 werd be-
ke rd wegens bet te Leiden als slager voorbanden
hobben van ongekeurd vleeech en dat hij deawego
den 2don November 1896 werd veroordeeld tot een
bo&te van f 20 of 4 dagen hechtenis.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leidoc, F. WAS, Burgemeester.
16 Dcc. 1896. E. KIST, Secretaris.
Door de commissie van het Stedelijk Museum
alhier is voor de Lakenhal een schilderijtje
van Jan Steen aangekocht. Het stelt een jongen
voor, die by kaarslicht naar een pleisterkop
zit te teekoDen. Dr. Bredius, dr. Hofstede
de Groot en wylen de heer Obreen hebben
het stukje voor echt verklaard.
In de geheel gevulde groote zaal van
het gebouw der Christelijke Wykvereeniging
aan het Levendaal alhier had gisteravond de
eerste winterbjjeenkomst plaats van de Chris
telijke Jongelingsvereeniging „Dient den Heer"
(afdeeling van het Nederlandsch Jongelings
verbond).
De voorzitter der Vereeniging, de heer
Johs. Kok, opende het samenzijn met gebed
en een kort woord, waarna mot de uitvoering
der op het programma vermelde nummers
een aanvang werd gemaakt.
De aanwezigen genoten van zang- en muziek-
(viool en piano) nummers en van voordrachten.
Wat de zangnommers betrof, daarbj) verleen
den ec-nige leden der Christelijke Zangvereeni-
ging „Zingt den Heer" hunne zeer gewaar
deerde medewerking. Er kwamen inderdaad
schoone en goed uitgevoerde nummers onder
voor. Het laatste couplet van J. H. Gunnings
„Wilhelma van Nassaue" werd staande aan
gehoord. De voordrachten vielen blijkbaar ook
zeer in den geest dor aanwezigen; „een wed
strijd in het reciteeren" verwekte veel hilari
teit, terwijl „het verhaal van een werkman"
niet naliet veel indruk te maken; deze voor
dracht werd dan ook uitmuntend gehouden.
Met algemeen gezang werd begonnen, de
pauze gevuld en geëindigd, terwijl ds. S. H. J.
De Wolff na het laatste programma-nummer
eon woord sprak, van dank voor het gehoorde,
voor de talrijke opkomst, ten voordeelo van
het vergroote Wijkgebouw strekkende, en van
verwachting voor de toekomst aangaande
mogelijke volgende bijeenkomsten.
Ds. De Wolff sloot met dankzegging de
goed geslaagde bijeenkomst.
D« Bondsvlag was in de zaal als draperie
aanwezig. Ook zagen we er de buste van
Koningin Wilhelmina, op een console boven
een kozijn geplaatst, die, bad ze maar eenigs-
zins gekund, ons ongetwijfeld zou opgedragen
hebben of wij, in dienst van de KoniDgin der
Aarde, in ons blad als haren innigsten wensch
zouden willen uitdrukken, dat zij binnen niet
al te langen tijd het genoegen zou mogen
smaken haar geliefde Moeder, de Koningin-
Regentes, voortaan naast zich in diezelfde
zaal te mogen hebben. Wij hebben dezen
wensch van de lippen onzer Koningin gelezen.
Wie wil dien koninklijken wensch op gepaste
wijze (en daartoe brenge hij eerst een bezook
aan de zaal en aldaar aan onze Koningin) in
vervulling brengen?
Tegelijkertijd gaf het „Vrijzinnig Zang
koor", de den 25sten Februari 1895 opgerichte
zangvereeniging ter beoefening van gewijde
muziek, hare tweede uitvoering in de groote
zaal van „Zomerzorg", welke geheel door
vrouwelijke en mannelijke belangstellenden
gevuld was, zoodat de kleine zaal van het
Nutsgebouw, waar iodertyd de eerste uitvoe
ring gegeven werd, bepaald te klein zou zijn
geweest.
Die vermeerderde belangstelling is zeker een
warme aansporing tot de Vereeniging om op
den ingeslagen weg voort te gaan, maar bleek
bovendien ook niet onverdiend te zijn. De
moeilijkheden, waarmede de directeur, de heer
Ph. Rank AJz., heeft te kampen wegens den
aard der zangers en zangeressen, die aan de
VereenigiDg komen zonder meer veel van
muziek af te weten, werden met glans over
wonnen: want de zang der verschillende
nommers van het programma was inderdaad
heel aardig en vond dan ook bijzonderen
bijval. Gedeelten van enkele nommers, o. a.
het „Wohl denen, die ihn von Herzen suchen"
uit Mendelssohns „Ihr Kinder Israël", alleen
voor vrouwenkoor, moesten worden herhaald.
Aan deze uitvoering verleenden tevens hunne
welwillende medewerking de heeren W. Brou
wer (violoncel) en J. H. Berkeljon (piano),
die eveneens de dankbaarheid van het audi
torium inoogstten met Mann's „Adante",
Massenet's Prélude et Andante Sostenuto uit
„Ève", het Adante uit het 3de Concert van
Goltermann en Vahlkamp's „Liebeslied", op
welke laatste voordracht de toejuichingen
zoo langdurig waren dat er een extra op
volgde. Een klein ongelukje dat bij de eerste
voordracht een snaar nog niet sterk genoög
gespannen was, waardoor bij 't begin eenig
oponthoud ontstond, hinderde niet aan het
geheel, dat een gunstigen indruk over beider
spel gaf.
Het was druk gisteravond, want nog een
derde uitvoering had er plaats, in den foyer
der Stadszaal, en wel van de muziek- en
tooneelclub „Advendo", opgericht den 2den
November 1891, zoodat de gelegenheid zich
aanbood om tevens het vijfjarig bestaan dezer
vereeniging te herdenken, hetgeen dan ook
geschiedde.
De voorzitter wees er in zijn toespraak op
dat daarom tot oud-leden en oud-donateurs
uitnoodigingen waren gericht om deze negende
uitvoering met hunne tegenwoordigheid en die
hunner dames te vereeren, en het deed hem
genoegen te mogen constateoren dat die uit
noodigingen talrijk waren beantwoord, zoodat
vele vroegere gezichten, die steeds zoo welkom
waren, doch gaandeweg om deze of gone reden
werden gemist, nu weer werden opgemerkt.
Hij riep hun, evenals dengenen, die onder
de banier waren geschaard gebleven, het
welkom toe met den wensch, dat zij eenige
genoeglijke uren zouden doorbrengen, wat dan
tevens ten gevolge moge hebben dat velen
zich wederom bij de club aansluiten.
Nu, wat het genoegen betreft, daaraan zal
het ongetwijfeld niot hebben ontbreken Immers,
dit werd verschaft door de afdeeling muziek,
welker leden onder de bekwame en bezielende
leiding van den heer Noest marschen, walsen
ouvertures (o. a beel kranig die van Flotow's
opera „Alessandro Stradella") en het Inter
mezzo uit Mascagni's „Cavalleria Rusticana",
ten gehoore brachten, op een wijze, dat daar
aan niet anders dan veel lof kan worden toe
gekend.
Andere leden wildden daarentegen hunne
krachten aan de beoefening van het tooneel-
spel en brachten voor het voetlicht twee blij
spelen: „Rozengeur en Maneschijn", naar het
Fransch door Martin Kalff, en „Een Huwelijks-
reisje", naar hot Fransch door S. J. N. Stevens,
elk in één bedrijf. Ook de hierin optredenden
wisten de aanwezigen te boeien en werden
goed ter zijde gestaan door een drietal dames,
wien als welverdiende hulde bouquetten
werden aangeboden. Niet onwelkom zou het
echter geweest zijn als op het programma
ook de rolverdoeling ware vermeld geworden.
In den geschonken bijval mocht ook het
lid deelen, dat tusschen de nommers in, nog
een voordracht ten beste gaf en zich ais zoo
dai ig reeds by andere gelegenheden gunstig
had doen kennen. Dat deed hij ook nu.
Een geanimeerd bal besloot de uitvoering
van „Advendo."
Omtrent de eerste Kunstbeschouwing
van a. s. Dinsdag 22 December, vernemen wy
nog, dat onder de dames van de leden het
boekwerk „Moderne Hollandsche Etsers" door
Philip Zilcken zal worden verloot.
Voor zoover de voorraad strekt", kan iedere
dame aan den ingang van den Foyer een
gratis-lot bekomen van af één uur Vmiddags.
Des avonds te negen uren heeft de trekking
plaats.
Yoor do tweede Kunstbeschouwing, die
Dinsdag 19 Januari wordt gehouden, heeft
o. a. de beeldhouwer Odé Jr. werk van zijn
hand toegezegd.
Naar aanleiding van ons bericht over de
schenking aan de Univereiteits Bibliotheek
alhier, van eenige werkjes uit de boekerij
van wijlen dr. W. H. D Suriogar, deelt do
familie ons mede, dat deze enkel betrekking
heeft op de handschriftelijke copieën van
sommige werkjes.
Door den heer P. K. A. Meerkamp van
Embdon, consul der Nederlanden te Manilla,
i3 aan 's Rijks Etlmographisch Museum ts
Leiden eene belangrijke vt-rzameJing voor
werpen van de Philippynen, de Karolinen en
de Bataks ten geschenke gogeven, waardoor
vooral de beschavingstoestand der inboorlingen
der West-Karolinen op zeer gowenschle wijze
vertegenwoordigd wordt.
Aan de universiteit te Freiburg is be
vorderd tot doctor in de geneeskunde met het
proefschrift: „Beitrago zu den Operationen
am Magen", de heer M. Rutgers, arts te
Leiden cam laudé).
Naar aanleiding van de voorstelling, door
de werkende leden der Leidsche tooneelver-
eeniging „Jacob Cats" jl. Zoodagavond te
Leeuwarden gegeven, lezen wij in de „Leeuw.
Crt." van 15 dezer:
„De eerste uitvoering in den door de directie
van „De Harmonie" uitgeschreven tooneel-
wedstrijd had gisteravond een talrijk publiek in
de „Harmonie" zaal gelokt. Het was trouwens
de gunstig bekende Leidsche tooneelvereeni-
ging „Jacob Cats", die optrad met twee
stukken, die zich mochten laten noemen, nl.
„Zijn meisje komt uit," van mr. P. Broos-
hooft, en „Zij wil niet trouwen," schets uit
het Noorach van Otto M. Móller, vertaald
door G. W. Nieuwenkamp.
Do aanwezigen toonden zich bijzonder
tevreden, zooals ook uit de warme toe
juichingen en herhaalde terugroeping bleek.
Wü meenen ons tot dit korte woord te
moeten bepalen, omdat er eene jury is, op
wier uitspraak wij niet mogen vooruitloopen."
Daar er in den loop van den winter nog
meer gezelschappen zullen optreden, is de
uitslag waarschijnlijk eerst in Maart te ver
wachten.
- Het bericht omtrent de a. s. pension-
neering van den kapt. R. G. Moerbeek, van
het 4de reg. inf. te Leiden, kunnen wij beslist
tegenspreken. (Tel.)
-- Het was voor een vrij talrijk gehoor,
dat gisteravond de heer M. Yan Dis, burge
meester der gemeente Fijnaart, i.i 2ijne hoe
danigheid Us lid van het hoofdbestuur van
het Nederlandsch Jongelingsverbond, in de
Ned. Herv. kerk to L iaerdorp een feestrede
hield, ter opening vau het jaarfeest der Chris
toiyke Jongelingsvereeniging „Abilene" aldaar.
Na eerst zijne hoorders tot dankbaarheid
jegens het Opperwezen te hebben opgewekt,
sprak h\j naar aanleiding van do eerste veertien
verzen van het tweede hoofdstuk van het
Evangelie van Markus.
Het brengen van den geraakte tot Jezus,
verklaarde spreker als een leiden van den
mensch tot den Zoon van God. Tot de jeugdige
toehoorders werd do vraag gericht: Gy, jonge
lieden, waar leidt gij elkander naar toe? Zult
gy, gelijk die vier vrienden van den ongeluk
kige, ook uw broeder tot Jezus voeren?
Dit zij uw doel.
Spreker wees voorts op de kooge noodzake
lijkheid, dat reeds op jeugdigen leeftijd de
mensch in het Christelijk geloof moet worden
opgevoed. Vooreerst moet dit geschieden „van
huis uit", maar ook door de jongelieden zelf,
on hierin juist kuünen dan de Jongelings
vereenigingen zulke heilige diensten bewijzen.
Dit werd dan ook toegelicht door een voorbeeld,
dat spr. zelf had gezien, nl. hoe in zekere
gemeente door zorg van eeD zustervereeniging
69n dronkaard tot een goed en trouw Christen
was geworden.
In schrille kleuren werd geschetst hoe de
herbergen de gevaarlijke klippen zijn in bet
leven* van den jongeling. Vooral wanneer
vader en moeder niut beiden overtuigd zijn,
dat de drank de ondergang is voor hun
kind. Spreker verhaalde dan ook van eene
ongelukkige moeder, die haar zoon van den
weg des verderfs wilde terughouden, maar
door haar man hierin werd tegengewerkt,
Hoe zy zag, dat haar kind van erger tot erger
verviel, ten laatste krankzinnig werd, en hoe
de zoon, in dien toestand, de nagedachtenis
van zjjn vader bezoedelde, door immer te
roepen: Vader heeft gezegd, dat het mocht!
Na nog by vers 10 te hebben stilgestaan,
sloot spr. zijn rede met gebed, waarna de
leden zich in bun gewoon vergaderlokaal
veraenigden, waar zy met gepaste vreugde
hun jaarfeest vierden.
De heer J. Van der Knyff Jzn. h8Gft
voor de benoeming tot diaken te Benthuizen
bedankt. De kerkeraad benoemde in zijne
vergadering van gisteren wederom den he9r
P. Van der Spek, die zich nu deze heroe-
noaming liet welgevallen.
De voorstelling aan Koningin Wilhelmina
van degenen, die vroager reeds aan H. M. hun
opwachting hebben gemaakt, heeft gist ravond
ten Paleizo plaats gehad.
Da voor te stellen personen werden groeps
gewijze vereenigd de militaire offici rm
in de groote balzaal in de zyzalen, w-lke
de middenzaal omgeven, waar de bei Je Koning
innen zich voor de ontvangst bevonden,
H. M. de Koningin in een licht avondtoilet,
H. M. de Regentes in een donker receptie
kleed en omringd door de dame3 en hetr n
van bet gevolg,Aan den ingang van de
koninklijke zaal rirp een adjudant de namen
af van de voor deze audiëntie ingeschrevenen,
die hoofd voor hoofd voor Hare Majesteiten
traden, een diepe buiging maakten en ver
volgens langs een ander vertrek het Paleis
verlieten.
Het eerst werden de dames voorgesteld en
vervolgens de leden der Volksvertegenwoor
diging, die, vooral wat de Tweede Kamer be
treft, buitengewoon talryk warendaarna de
booge Staatscolleges de officieren der schut-
tery, van zee en landmacht; de gewesteiyke
en gemeantelyko colleges; de ambtenarenen
particulieren.
Er lieten zich p.m. 900 a 1000 personen
uit de hiervoren vermelde kringen voorstellen.
De „Tyd" verneemt met zekerheid dat
Mgr. Tarnassi, benoem J internuntius te 's-Gra-
venhage, hedenavond te 10 uren Rome ver
laat, om, na eenigen tyd te Parys te hebben
vertonfd, zich naar zyn Dieuwe bestemming
te begeven.
Pater Athanasius van Kuilenburg, capucyn
in het klooster te Handel (N.-B.) herdacht
den 14den Dec. onder vele biyken van be
langstelling den dag, waarop zyneerw. vóór
50 jardn tot priester werd gewyd.
Hr. Ms. pantserschip „Pi t Heia" is 15
dezer te Falmouth binnengeloop n, on Hr. Ms.
schoener „Zeehond," onder bevel van den
kapitein luitenant ter zee I. Van den Bosch,
naar Smyrna vertrokken.
Hr. Ms. pantserscbip „Evortsen," comman
dant Van Waning, passeerde gisteren Dun-
geness, met bestemming naar Nbuwediep.
Uit een resolutie, door den minister van
financiën vastgesteld tot uitvoering der wet
tot regeling der personeel© belastl. g, blykt in
hoofdzaak bet volgende:
•7)
„Ehrentrautl" herhaalde hy met, diepe
ademhaling. „Die naam betoovert en trekt
het hart aan. Ja, gy zyt Ehrentraut, dat is
de verpersooniykte eer der Weddings. Vreemd,
dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Gy
hadt niet anders kunnen heeten."
„Bevalt u den naam niet?" Met spannenden
blik keek de kleine naar boven.
„O zeker, en ik zal hem nimmer meer
vergeten."
Het kleine meisje maakte aanstalten om
naar haar zitplaats, die zy verlaten had,
terug te koeren.
„Hoor nog eens."
Hot zwartgelokte hoofdje draaide zich
half om.
„Uw ouders handelen niet org voorzichtig,
om u zonder toezicht te laten; hoe licht zoudt
gy in het water kunnen vallen."
„Dat Is my al zes keer gebeurd," zeide
Ehrentraut moedwillig en laohend. „Ik kan
even goed zwemmen als George."
Prins Carolath-Wolfogg schudde met het
hoofd. „Dat is voor my onbegrypelyk. Als
gy myn zusje waart, zou ik u spoedig dat
genoegen afloeren. In alle geval moesten uw
ouders opmerkzaam gemaakt worden."
„Maar waarom dan?" viel zy hem tegen
stribbelend in de rede.
„Omdat een geluk niet kan uitbiyven, als
gy voortgaat met in het zwakke bootje te
schommelen. Ik zal zelf uw vader zeggen
„Myn vader, dien hebben wy van morgen
naar het kerkhof gebracht," onderbrak hem
Ehrentraut zacht en, zooals het scheen, zeer
geneigd, om in tranen uit te breken.
„Naar het kerkhof?" zeide de prins ge
troffen. „Nu, uw moeder dan."
„Mama heeft juist uw mooion generaal-
gevolmachtigde de deur gewezen. Weet gy wel,
dat de prins „Weddinghofkoopen wil vroeg
zy, vlug op een ander onderwerp komend.
„Dat zou mogeiyk zyn! Maar ik weet er
niets van."
„Haha, en dat wil dan nog de prins
van daarover zynl" schaterde de kleine
triumfeerend.
„Zeker omdat ik niets weet van een voor
genomen koop? Met die zaken bempei ik my
niet. Papa koopt en verkoopt naar believen,
zonder er zyn zoon over te raadplegen. Soms
komen wy van zulke zaken te hooren, maar
anders bemoeien wy ons niet met die dingen.
Sinds myn jongelingsjaren ben ik zulke aan
gelegenheden ontwend, en ik kan er ook nu
geen plezier in krygen. Als ik later eenmaal
zelf de bezittingen in handen heb, nu, dan
zal ik die evenals de andere landeryen en
kasteelen laten besturen. Voor mededeelingen
van dien aard vras tot nu toe te weinig tijd,
daar ik gisteren eerst ben aangekomen en
morgen weer een reis naar het verre Indië
zal beginnen."
„Zyt gy dan waariyk de prins?"
„Gy zyt niet spoedig te overtuigen. Wilt
gy eon bswys?" Een schaduw kwam erover
bet voorhoofd van d6n prins.
„Voor eenige weken vondfc gij bier op deze
plaats oen gouden wapenring met een donker
groenen steen en witte duif van kralen; hy
was van dsn vinger der vorstin gegleden,
terwyi zy in het paviljoen was. Uw papa liet
hem naar het slot brengen. Als gy dien by
my ziet, zult gy dan overtuigd z(jn? Kyk
hier." Do jonge officier lachte. Hy stak zyn
krachtige, schoone hand uit; aan zyn kleinen
vinger schitterde de gouden ring met de go-
noemde symbolen.
Een roode kleur spreidde zich over het mooie
gezichtje van het kind. Zy knikte.
„Eindeiyk, zyt ge nu overtuigd? En neemt
ge nu myn waarschuwing wat betreft dien
vyver aan?"
„Ik zal er aan denken," verzekerde Ehren
traut, wegylend.
iDtusschsn was mevrouw Wedding, nadat
Herzberg uit het gezicht was, naar de kamer
van haar overleden echtgenoot gegaan, had
hoed en handschoenen afgelegd en liep met
koortsachtige haast de kamer op en neer,
Zy bleef by de schryftafel, waarop de
administratie-boeken geordend lagen, staan en
sloeg verscheidene deelen open. Een korfje,
van wilgenhout gevlochten, bevatte wat zil ver
geld, en in een roodzyden beursje glinsterden
eenige goudetukken. Het gansche vermogen
der Weddings lag voor haar. Zou bet genoeg
zyn, om al de schuldeischers, die haar wachtten,
te voldo9n?
Het hoofd der arme weduwe viel zwaar
op de schryftafel. „Nergens hulp, nergens
redding. De vritnden van mijn echtgenoot zyn
gevlogen in de zwaarste oogenblikkon van
myn leven. Gevlogen als stof voor den wind I"
Twee groote tranen kwamen er in haar oogen
op en rolden langzaam van haar bleeke wan
gen. Een luid kloppen aan de deur schrikte
haar op. Zy veegde met haar zakdoek snel
de tranen af, vervolgens bief zy met kalme
waardigheid het hoofd op.
Ehrontrauts gouvernante stond op den
drempel. Het was een sprekende, aardige ge
stalte, die door haar welgevallig, vriendeiyk
gelaat de genegenheid der beide echtgenooten,
evenals van den tweeden zoon, George, ver
worven had. Slechts by Ehrentraut was dat
niet gelukt. Deze had een onoverwinlyken
afkeer van de gouvernante, die altyd zoo
boofsch was. De gouvernante durfde zelfs
met geen vinger haar aanraken. Zy kon het
nu eenmaal niet dulden, dat iemand, haar
ouders en broeders uitgezonderd, haar lief
koosde; maar toen juffrouw Lehraann het eens
gewaagd had, haar boven op het hoofd te
kussen, eigenlyk had de gouvernaute het
op haar voorhoofd willen doen, maar door
een behendige beweging was die kus boven
op haar hoofd terecht gekomen had de
kleine Ehrentraut gehuild van toorn. De strenge
terechtwijzingen van haar ouders hadden niets
geholpen. Zy was als onzinnig naar de tuin-
pomp geloopen, die het dichtst by haar was,
en had in den steenon bak, die het water
voor de beesten bevatte, haar weelderige
lokken gewasschen. Die kuur herbaalde zy
elk half uur, om den wederrechtelyken kus
af te wasschen, die haar zoo verschrikt had
gemaakt. Nog des avonds laat had zy, voor
dat zy te bed gelegd werd, haar gehoele
hoofd in den diepen vyver gestoken, en z(j
had daarin eenige seconden willen blijven,
om maar ineens alles af te spoelen.
„Wat een rat," zeide juffrouw Lehmann
boos, die de leelyke manieren van het kind
zag. „Waterrat," zoo betitelde zy haarkleine
leerlinge ook, die zy van dat oogenblik voort
durend plaagde. Eerst had zy dat woord
slechts beproevenderwyze gesproken, want
zy vreesde, dat Ehrentraut dat scheldwoord
aan haar ouders zou overbrengen, maar daar
dit niot gebeurde, omdat het tegen Ebren-
trauts beginselen streed, schold zy haar hoe
langer hoe meer, maar zy waagde het ook nim
mer meer het kind een hand aan te raken. Nu
stond deze persoon met het onbeschaamdste
gezicht aan de deur; in haar band had zy
het contract, dat eerst met Kerstmis afliep.
Zy had zoo vlug geloopen, om den andereu
vóór te komen, dat zy naar adem bygde.
„Neem my niet kwaiyk, mevrouw Wed
ding," zoo begon zy met groote spraakzaam
heid (baar eerbiedige houding was in een
uur tyds veranderd), „de toestand van dit
huis maakt my een langer verblyf zeer moei-
ïyk; neem dit aan en.... en...."
„Hoeveel moet gy hobben?" vroeg de huis
vrouw rustigzy nam het papier uit de hand
der gouvernante en keok naar de som, waar
zelfs de terugreis en do bagagokosten by
gerekend waren. „Wilt gy ook quitoeren?"
Zy schoof eenige geldstukken op den uiter
sten rand van de tafel. Juffrouw Leb u aan
Z9tte haar handteekening onder de quitanlie,
nam de geldstukken op en ging naar de deur.
(Wordt vervolgd}