<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Leiden, 17 December. Feuilleton. EHRENTRAUT. No. 11295. Vrijdag 18 December. A°.18s: IDSCÏÏ PRUS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. i f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRUS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Grootere Voor het incasseeren buiten de stad Officiëele Kennisgevingen. Bargemceeter on Wethouders van Leiden brengen, naar aanleiding van artikel 27 der Verordening van den Peten November 1894 (Gemeouteblad No. 10), op do kenriDg van vco en vleesch binnen deze ge meente, ter algemeeno konnis: dat THEOLORU8 MARIE BERGER8, volgeDB zijn opgaaf gODaamd THEODORU8 MARIE WIL HELMUS BERGER8, wonende Mare No. 10, te LeideD, op den 28sten September 1896 werd be- ke rd wegens bet te Leiden als slager voorbanden hobben van ongekeurd vleeech en dat hij deawego den 2don November 1896 werd veroordeeld tot een bo&te van f 20 of 4 dagen hechtenis. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leidoc, F. WAS, Burgemeester. 16 Dcc. 1896. E. KIST, Secretaris. Door de commissie van het Stedelijk Museum alhier is voor de Lakenhal een schilderijtje van Jan Steen aangekocht. Het stelt een jongen voor, die by kaarslicht naar een pleisterkop zit te teekoDen. Dr. Bredius, dr. Hofstede de Groot en wylen de heer Obreen hebben het stukje voor echt verklaard. In de geheel gevulde groote zaal van het gebouw der Christelijke Wykvereeniging aan het Levendaal alhier had gisteravond de eerste winterbjjeenkomst plaats van de Chris telijke Jongelingsvereeniging „Dient den Heer" (afdeeling van het Nederlandsch Jongelings verbond). De voorzitter der Vereeniging, de heer Johs. Kok, opende het samenzijn met gebed en een kort woord, waarna mot de uitvoering der op het programma vermelde nummers een aanvang werd gemaakt. De aanwezigen genoten van zang- en muziek- (viool en piano) nummers en van voordrachten. Wat de zangnommers betrof, daarbj) verleen den ec-nige leden der Christelijke Zangvereeni- ging „Zingt den Heer" hunne zeer gewaar deerde medewerking. Er kwamen inderdaad schoone en goed uitgevoerde nummers onder voor. Het laatste couplet van J. H. Gunnings „Wilhelma van Nassaue" werd staande aan gehoord. De voordrachten vielen blijkbaar ook zeer in den geest dor aanwezigen; „een wed strijd in het reciteeren" verwekte veel hilari teit, terwijl „het verhaal van een werkman" niet naliet veel indruk te maken; deze voor dracht werd dan ook uitmuntend gehouden. Met algemeen gezang werd begonnen, de pauze gevuld en geëindigd, terwijl ds. S. H. J. De Wolff na het laatste programma-nummer eon woord sprak, van dank voor het gehoorde, voor de talrijke opkomst, ten voordeelo van het vergroote Wijkgebouw strekkende, en van verwachting voor de toekomst aangaande mogelijke volgende bijeenkomsten. Ds. De Wolff sloot met dankzegging de goed geslaagde bijeenkomst. D« Bondsvlag was in de zaal als draperie aanwezig. Ook zagen we er de buste van Koningin Wilhelmina, op een console boven een kozijn geplaatst, die, bad ze maar eenigs- zins gekund, ons ongetwijfeld zou opgedragen hebben of wij, in dienst van de KoniDgin der Aarde, in ons blad als haren innigsten wensch zouden willen uitdrukken, dat zij binnen niet al te langen tijd het genoegen zou mogen smaken haar geliefde Moeder, de Koningin- Regentes, voortaan naast zich in diezelfde zaal te mogen hebben. Wij hebben dezen wensch van de lippen onzer Koningin gelezen. Wie wil dien koninklijken wensch op gepaste wijze (en daartoe brenge hij eerst een bezook aan de zaal en aldaar aan onze Koningin) in vervulling brengen? Tegelijkertijd gaf het „Vrijzinnig Zang koor", de den 25sten Februari 1895 opgerichte zangvereeniging ter beoefening van gewijde muziek, hare tweede uitvoering in de groote zaal van „Zomerzorg", welke geheel door vrouwelijke en mannelijke belangstellenden gevuld was, zoodat de kleine zaal van het Nutsgebouw, waar iodertyd de eerste uitvoe ring gegeven werd, bepaald te klein zou zijn geweest. Die vermeerderde belangstelling is zeker een warme aansporing tot de Vereeniging om op den ingeslagen weg voort te gaan, maar bleek bovendien ook niet onverdiend te zijn. De moeilijkheden, waarmede de directeur, de heer Ph. Rank AJz., heeft te kampen wegens den aard der zangers en zangeressen, die aan de VereenigiDg komen zonder meer veel van muziek af te weten, werden met glans over wonnen: want de zang der verschillende nommers van het programma was inderdaad heel aardig en vond dan ook bijzonderen bijval. Gedeelten van enkele nommers, o. a. het „Wohl denen, die ihn von Herzen suchen" uit Mendelssohns „Ihr Kinder Israël", alleen voor vrouwenkoor, moesten worden herhaald. Aan deze uitvoering verleenden tevens hunne welwillende medewerking de heeren W. Brou wer (violoncel) en J. H. Berkeljon (piano), die eveneens de dankbaarheid van het audi torium inoogstten met Mann's „Adante", Massenet's Prélude et Andante Sostenuto uit „Ève", het Adante uit het 3de Concert van Goltermann en Vahlkamp's „Liebeslied", op welke laatste voordracht de toejuichingen zoo langdurig waren dat er een extra op volgde. Een klein ongelukje dat bij de eerste voordracht een snaar nog niet sterk genoög gespannen was, waardoor bij 't begin eenig oponthoud ontstond, hinderde niet aan het geheel, dat een gunstigen indruk over beider spel gaf. Het was druk gisteravond, want nog een derde uitvoering had er plaats, in den foyer der Stadszaal, en wel van de muziek- en tooneelclub „Advendo", opgericht den 2den November 1891, zoodat de gelegenheid zich aanbood om tevens het vijfjarig bestaan dezer vereeniging te herdenken, hetgeen dan ook geschiedde. De voorzitter wees er in zijn toespraak op dat daarom tot oud-leden en oud-donateurs uitnoodigingen waren gericht om deze negende uitvoering met hunne tegenwoordigheid en die hunner dames te vereeren, en het deed hem genoegen te mogen constateoren dat die uit noodigingen talrijk waren beantwoord, zoodat vele vroegere gezichten, die steeds zoo welkom waren, doch gaandeweg om deze of gone reden werden gemist, nu weer werden opgemerkt. Hij riep hun, evenals dengenen, die onder de banier waren geschaard gebleven, het welkom toe met den wensch, dat zij eenige genoeglijke uren zouden doorbrengen, wat dan tevens ten gevolge moge hebben dat velen zich wederom bij de club aansluiten. Nu, wat het genoegen betreft, daaraan zal het ongetwijfeld niot hebben ontbreken Immers, dit werd verschaft door de afdeeling muziek, welker leden onder de bekwame en bezielende leiding van den heer Noest marschen, walsen ouvertures (o. a beel kranig die van Flotow's opera „Alessandro Stradella") en het Inter mezzo uit Mascagni's „Cavalleria Rusticana", ten gehoore brachten, op een wijze, dat daar aan niet anders dan veel lof kan worden toe gekend. Andere leden wildden daarentegen hunne krachten aan de beoefening van het tooneel- spel en brachten voor het voetlicht twee blij spelen: „Rozengeur en Maneschijn", naar het Fransch door Martin Kalff, en „Een Huwelijks- reisje", naar hot Fransch door S. J. N. Stevens, elk in één bedrijf. Ook de hierin optredenden wisten de aanwezigen te boeien en werden goed ter zijde gestaan door een drietal dames, wien als welverdiende hulde bouquetten werden aangeboden. Niet onwelkom zou het echter geweest zijn als op het programma ook de rolverdoeling ware vermeld geworden. In den geschonken bijval mocht ook het lid deelen, dat tusschen de nommers in, nog een voordracht ten beste gaf en zich ais zoo dai ig reeds by andere gelegenheden gunstig had doen kennen. Dat deed hij ook nu. Een geanimeerd bal besloot de uitvoering van „Advendo." Omtrent de eerste Kunstbeschouwing van a. s. Dinsdag 22 December, vernemen wy nog, dat onder de dames van de leden het boekwerk „Moderne Hollandsche Etsers" door Philip Zilcken zal worden verloot. Voor zoover de voorraad strekt", kan iedere dame aan den ingang van den Foyer een gratis-lot bekomen van af één uur Vmiddags. Des avonds te negen uren heeft de trekking plaats. Yoor do tweede Kunstbeschouwing, die Dinsdag 19 Januari wordt gehouden, heeft o. a. de beeldhouwer Odé Jr. werk van zijn hand toegezegd. Naar aanleiding van ons bericht over de schenking aan de Univereiteits Bibliotheek alhier, van eenige werkjes uit de boekerij van wijlen dr. W. H. D Suriogar, deelt do familie ons mede, dat deze enkel betrekking heeft op de handschriftelijke copieën van sommige werkjes. Door den heer P. K. A. Meerkamp van Embdon, consul der Nederlanden te Manilla, i3 aan 's Rijks Etlmographisch Museum ts Leiden eene belangrijke vt-rzameJing voor werpen van de Philippynen, de Karolinen en de Bataks ten geschenke gogeven, waardoor vooral de beschavingstoestand der inboorlingen der West-Karolinen op zeer gowenschle wijze vertegenwoordigd wordt. Aan de universiteit te Freiburg is be vorderd tot doctor in de geneeskunde met het proefschrift: „Beitrago zu den Operationen am Magen", de heer M. Rutgers, arts te Leiden cam laudé). Naar aanleiding van de voorstelling, door de werkende leden der Leidsche tooneelver- eeniging „Jacob Cats" jl. Zoodagavond te Leeuwarden gegeven, lezen wij in de „Leeuw. Crt." van 15 dezer: „De eerste uitvoering in den door de directie van „De Harmonie" uitgeschreven tooneel- wedstrijd had gisteravond een talrijk publiek in de „Harmonie" zaal gelokt. Het was trouwens de gunstig bekende Leidsche tooneelvereeni- ging „Jacob Cats", die optrad met twee stukken, die zich mochten laten noemen, nl. „Zijn meisje komt uit," van mr. P. Broos- hooft, en „Zij wil niet trouwen," schets uit het Noorach van Otto M. Móller, vertaald door G. W. Nieuwenkamp. Do aanwezigen toonden zich bijzonder tevreden, zooals ook uit de warme toe juichingen en herhaalde terugroeping bleek. Wü meenen ons tot dit korte woord te moeten bepalen, omdat er eene jury is, op wier uitspraak wij niet mogen vooruitloopen." Daar er in den loop van den winter nog meer gezelschappen zullen optreden, is de uitslag waarschijnlijk eerst in Maart te ver wachten. - Het bericht omtrent de a. s. pension- neering van den kapt. R. G. Moerbeek, van het 4de reg. inf. te Leiden, kunnen wij beslist tegenspreken. (Tel.) -- Het was voor een vrij talrijk gehoor, dat gisteravond de heer M. Yan Dis, burge meester der gemeente Fijnaart, i.i 2ijne hoe danigheid Us lid van het hoofdbestuur van het Nederlandsch Jongelingsverbond, in de Ned. Herv. kerk to L iaerdorp een feestrede hield, ter opening vau het jaarfeest der Chris toiyke Jongelingsvereeniging „Abilene" aldaar. Na eerst zijne hoorders tot dankbaarheid jegens het Opperwezen te hebben opgewekt, sprak h\j naar aanleiding van do eerste veertien verzen van het tweede hoofdstuk van het Evangelie van Markus. Het brengen van den geraakte tot Jezus, verklaarde spreker als een leiden van den mensch tot den Zoon van God. Tot de jeugdige toehoorders werd do vraag gericht: Gy, jonge lieden, waar leidt gij elkander naar toe? Zult gy, gelijk die vier vrienden van den ongeluk kige, ook uw broeder tot Jezus voeren? Dit zij uw doel. Spreker wees voorts op de kooge noodzake lijkheid, dat reeds op jeugdigen leeftijd de mensch in het Christelijk geloof moet worden opgevoed. Vooreerst moet dit geschieden „van huis uit", maar ook door de jongelieden zelf, on hierin juist kuünen dan de Jongelings vereenigingen zulke heilige diensten bewijzen. Dit werd dan ook toegelicht door een voorbeeld, dat spr. zelf had gezien, nl. hoe in zekere gemeente door zorg van eeD zustervereeniging 69n dronkaard tot een goed en trouw Christen was geworden. In schrille kleuren werd geschetst hoe de herbergen de gevaarlijke klippen zijn in bet leven* van den jongeling. Vooral wanneer vader en moeder niut beiden overtuigd zijn, dat de drank de ondergang is voor hun kind. Spreker verhaalde dan ook van eene ongelukkige moeder, die haar zoon van den weg des verderfs wilde terughouden, maar door haar man hierin werd tegengewerkt, Hoe zy zag, dat haar kind van erger tot erger verviel, ten laatste krankzinnig werd, en hoe de zoon, in dien toestand, de nagedachtenis van zjjn vader bezoedelde, door immer te roepen: Vader heeft gezegd, dat het mocht! Na nog by vers 10 te hebben stilgestaan, sloot spr. zijn rede met gebed, waarna de leden zich in bun gewoon vergaderlokaal veraenigden, waar zy met gepaste vreugde hun jaarfeest vierden. De heer J. Van der Knyff Jzn. h8Gft voor de benoeming tot diaken te Benthuizen bedankt. De kerkeraad benoemde in zijne vergadering van gisteren wederom den he9r P. Van der Spek, die zich nu deze heroe- noaming liet welgevallen. De voorstelling aan Koningin Wilhelmina van degenen, die vroager reeds aan H. M. hun opwachting hebben gemaakt, heeft gist ravond ten Paleizo plaats gehad. Da voor te stellen personen werden groeps gewijze vereenigd de militaire offici rm in de groote balzaal in de zyzalen, w-lke de middenzaal omgeven, waar de bei Je Koning innen zich voor de ontvangst bevonden, H. M. de Koningin in een licht avondtoilet, H. M. de Regentes in een donker receptie kleed en omringd door de dame3 en hetr n van bet gevolg,Aan den ingang van de koninklijke zaal rirp een adjudant de namen af van de voor deze audiëntie ingeschrevenen, die hoofd voor hoofd voor Hare Majesteiten traden, een diepe buiging maakten en ver volgens langs een ander vertrek het Paleis verlieten. Het eerst werden de dames voorgesteld en vervolgens de leden der Volksvertegenwoor diging, die, vooral wat de Tweede Kamer be treft, buitengewoon talryk warendaarna de booge Staatscolleges de officieren der schut- tery, van zee en landmacht; de gewesteiyke en gemeantelyko colleges; de ambtenarenen particulieren. Er lieten zich p.m. 900 a 1000 personen uit de hiervoren vermelde kringen voorstellen. De „Tyd" verneemt met zekerheid dat Mgr. Tarnassi, benoem J internuntius te 's-Gra- venhage, hedenavond te 10 uren Rome ver laat, om, na eenigen tyd te Parys te hebben vertonfd, zich naar zyn Dieuwe bestemming te begeven. Pater Athanasius van Kuilenburg, capucyn in het klooster te Handel (N.-B.) herdacht den 14den Dec. onder vele biyken van be langstelling den dag, waarop zyneerw. vóór 50 jardn tot priester werd gewyd. Hr. Ms. pantserschip „Pi t Heia" is 15 dezer te Falmouth binnengeloop n, on Hr. Ms. schoener „Zeehond," onder bevel van den kapitein luitenant ter zee I. Van den Bosch, naar Smyrna vertrokken. Hr. Ms. pantserscbip „Evortsen," comman dant Van Waning, passeerde gisteren Dun- geness, met bestemming naar Nbuwediep. Uit een resolutie, door den minister van financiën vastgesteld tot uitvoering der wet tot regeling der personeel© belastl. g, blykt in hoofdzaak bet volgende: •7) „Ehrentrautl" herhaalde hy met, diepe ademhaling. „Die naam betoovert en trekt het hart aan. Ja, gy zyt Ehrentraut, dat is de verpersooniykte eer der Weddings. Vreemd, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Gy hadt niet anders kunnen heeten." „Bevalt u den naam niet?" Met spannenden blik keek de kleine naar boven. „O zeker, en ik zal hem nimmer meer vergeten." Het kleine meisje maakte aanstalten om naar haar zitplaats, die zy verlaten had, terug te koeren. „Hoor nog eens." Hot zwartgelokte hoofdje draaide zich half om. „Uw ouders handelen niet org voorzichtig, om u zonder toezicht te laten; hoe licht zoudt gy in het water kunnen vallen." „Dat Is my al zes keer gebeurd," zeide Ehrentraut moedwillig en laohend. „Ik kan even goed zwemmen als George." Prins Carolath-Wolfogg schudde met het hoofd. „Dat is voor my onbegrypelyk. Als gy myn zusje waart, zou ik u spoedig dat genoegen afloeren. In alle geval moesten uw ouders opmerkzaam gemaakt worden." „Maar waarom dan?" viel zy hem tegen stribbelend in de rede. „Omdat een geluk niet kan uitbiyven, als gy voortgaat met in het zwakke bootje te schommelen. Ik zal zelf uw vader zeggen „Myn vader, dien hebben wy van morgen naar het kerkhof gebracht," onderbrak hem Ehrentraut zacht en, zooals het scheen, zeer geneigd, om in tranen uit te breken. „Naar het kerkhof?" zeide de prins ge troffen. „Nu, uw moeder dan." „Mama heeft juist uw mooion generaal- gevolmachtigde de deur gewezen. Weet gy wel, dat de prins „Weddinghofkoopen wil vroeg zy, vlug op een ander onderwerp komend. „Dat zou mogeiyk zyn! Maar ik weet er niets van." „Haha, en dat wil dan nog de prins van daarover zynl" schaterde de kleine triumfeerend. „Zeker omdat ik niets weet van een voor genomen koop? Met die zaken bempei ik my niet. Papa koopt en verkoopt naar believen, zonder er zyn zoon over te raadplegen. Soms komen wy van zulke zaken te hooren, maar anders bemoeien wy ons niet met die dingen. Sinds myn jongelingsjaren ben ik zulke aan gelegenheden ontwend, en ik kan er ook nu geen plezier in krygen. Als ik later eenmaal zelf de bezittingen in handen heb, nu, dan zal ik die evenals de andere landeryen en kasteelen laten besturen. Voor mededeelingen van dien aard vras tot nu toe te weinig tijd, daar ik gisteren eerst ben aangekomen en morgen weer een reis naar het verre Indië zal beginnen." „Zyt gy dan waariyk de prins?" „Gy zyt niet spoedig te overtuigen. Wilt gy eon bswys?" Een schaduw kwam erover bet voorhoofd van d6n prins. „Voor eenige weken vondfc gij bier op deze plaats oen gouden wapenring met een donker groenen steen en witte duif van kralen; hy was van dsn vinger der vorstin gegleden, terwyi zy in het paviljoen was. Uw papa liet hem naar het slot brengen. Als gy dien by my ziet, zult gy dan overtuigd z(jn? Kyk hier." Do jonge officier lachte. Hy stak zyn krachtige, schoone hand uit; aan zyn kleinen vinger schitterde de gouden ring met de go- noemde symbolen. Een roode kleur spreidde zich over het mooie gezichtje van het kind. Zy knikte. „Eindeiyk, zyt ge nu overtuigd? En neemt ge nu myn waarschuwing wat betreft dien vyver aan?" „Ik zal er aan denken," verzekerde Ehren traut, wegylend. iDtusschsn was mevrouw Wedding, nadat Herzberg uit het gezicht was, naar de kamer van haar overleden echtgenoot gegaan, had hoed en handschoenen afgelegd en liep met koortsachtige haast de kamer op en neer, Zy bleef by de schryftafel, waarop de administratie-boeken geordend lagen, staan en sloeg verscheidene deelen open. Een korfje, van wilgenhout gevlochten, bevatte wat zil ver geld, en in een roodzyden beursje glinsterden eenige goudetukken. Het gansche vermogen der Weddings lag voor haar. Zou bet genoeg zyn, om al de schuldeischers, die haar wachtten, te voldo9n? Het hoofd der arme weduwe viel zwaar op de schryftafel. „Nergens hulp, nergens redding. De vritnden van mijn echtgenoot zyn gevlogen in de zwaarste oogenblikkon van myn leven. Gevlogen als stof voor den wind I" Twee groote tranen kwamen er in haar oogen op en rolden langzaam van haar bleeke wan gen. Een luid kloppen aan de deur schrikte haar op. Zy veegde met haar zakdoek snel de tranen af, vervolgens bief zy met kalme waardigheid het hoofd op. Ehrontrauts gouvernante stond op den drempel. Het was een sprekende, aardige ge stalte, die door haar welgevallig, vriendeiyk gelaat de genegenheid der beide echtgenooten, evenals van den tweeden zoon, George, ver worven had. Slechts by Ehrentraut was dat niet gelukt. Deze had een onoverwinlyken afkeer van de gouvernante, die altyd zoo boofsch was. De gouvernante durfde zelfs met geen vinger haar aanraken. Zy kon het nu eenmaal niet dulden, dat iemand, haar ouders en broeders uitgezonderd, haar lief koosde; maar toen juffrouw Lehraann het eens gewaagd had, haar boven op het hoofd te kussen, eigenlyk had de gouvernaute het op haar voorhoofd willen doen, maar door een behendige beweging was die kus boven op haar hoofd terecht gekomen had de kleine Ehrentraut gehuild van toorn. De strenge terechtwijzingen van haar ouders hadden niets geholpen. Zy was als onzinnig naar de tuin- pomp geloopen, die het dichtst by haar was, en had in den steenon bak, die het water voor de beesten bevatte, haar weelderige lokken gewasschen. Die kuur herbaalde zy elk half uur, om den wederrechtelyken kus af te wasschen, die haar zoo verschrikt had gemaakt. Nog des avonds laat had zy, voor dat zy te bed gelegd werd, haar gehoele hoofd in den diepen vyver gestoken, en z(j had daarin eenige seconden willen blijven, om maar ineens alles af te spoelen. „Wat een rat," zeide juffrouw Lehmann boos, die de leelyke manieren van het kind zag. „Waterrat," zoo betitelde zy haarkleine leerlinge ook, die zy van dat oogenblik voort durend plaagde. Eerst had zy dat woord slechts beproevenderwyze gesproken, want zy vreesde, dat Ehrentraut dat scheldwoord aan haar ouders zou overbrengen, maar daar dit niot gebeurde, omdat het tegen Ebren- trauts beginselen streed, schold zy haar hoe langer hoe meer, maar zy waagde het ook nim mer meer het kind een hand aan te raken. Nu stond deze persoon met het onbeschaamdste gezicht aan de deur; in haar band had zy het contract, dat eerst met Kerstmis afliep. Zy had zoo vlug geloopen, om den andereu vóór te komen, dat zy naar adem bygde. „Neem my niet kwaiyk, mevrouw Wed ding," zoo begon zy met groote spraakzaam heid (baar eerbiedige houding was in een uur tyds veranderd), „de toestand van dit huis maakt my een langer verblyf zeer moei- ïyk; neem dit aan en.... en...." „Hoeveel moet gy hobben?" vroeg de huis vrouw rustigzy nam het papier uit de hand der gouvernante en keok naar de som, waar zelfs de terugreis en do bagagokosten by gerekend waren. „Wilt gy ook quitoeren?" Zy schoof eenige geldstukken op den uiter sten rand van de tafel. Juffrouw Leb u aan Z9tte haar handteekening onder de quitanlie, nam de geldstukken op en ging naar de deur. (Wordt vervolgd}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1