N°. 11294.
I>oiiciei-cla g IT* December.
A0.1896
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH
D Afj-TtT. A Tl
PRIJS DEZEB COUBAET:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers t
1.10.
1.10.
0.05.
PBIJS DEE ADVEBTEN T1KN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Qrootere
letters n3ar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit noiumer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 16 December.
Men meldt ons, dat de Universitoits-
Bibliotheek albier dezer dagen een belangrijk
geschenk ontving van de kinderen van wijlen
den oud rector dr. W. H. D. Suringar. Door
hen is uit erkentelijkheid voor de vele diensten,
door de Bibliotheek aan hun geleerden vader
bewezen, aan die boekerij gezonden de ver
zameling van Latijnsche proverbia en zede-
spreuken, en de in andere talen in de
renaissance en latere jaren vertaalde spreek
woorden, welke bundels de onvermoeide ver
zamelaar had bijeengebracht, en waarvan hy
er eenige had bewerkt en uitgegeven. Ook is
afgestaan de reeks Latijnsche schooldramata,
die rector Suringar bezat en waarvan er enkele
in een nieuwe uitgaaf van zijne hand waren
verschenen.
Het zijn een vierhonderd boekjes in 8° of
12° uit de 15de en 16de eeuw, meerendeels
in perkamenten bandjes, maar daaronder zijn
eenige uiterst zeldzame bundels adagia of
sententiae of hoe dij kernachtige rijmspreuken
en zedelessen mogen heeten, waaronder die
van Erasmus en Cats zoo lang in zwang
bleven.
Do laatste dertig jaren van zijn leven had
de geleerde Latinist deze soort van geschriften
nauwkeurig bestudeerd, vooral de oorspronke
lijke spreuken nagespoord en de verschillende
berijmingen vergeleken. Daar vele van de
alleroudste bundels nauwelijks te vinaen zijn,
had bij verschillende bundels afgeschreven
en met inhoudsopgaven voorzien en met
aanteekeningenook deze vrij talrijke ver
zameling geschreven boekjes met spreek
woorden is aan het geschenk toegevoegd.
In de tweede winterbyeenkomst van de
Christelijke Jongeliogsvereeniging „Uw Be
waarder zal niet sluimeren" (afdóeling van
het Nederlandsch Jongelingsverbond) trad gis
teravond als spreker op de heer Van Ooster-
wijk Bruyn, van Amsterdam, eere-voorzitter
van genoemd Verbond. De groote zaal van
het wykgebouw „Pniël", waar deze bijeen
komst plaats had, was gebeel met belang
stellenden gevuld, die er zeker geen spijt van
gehad zullen hebben, dat ze besloten hadden
een paar uren door te brengen om naar ge
noemden spreker te luisteren. Immers, er
viel hier te genieten van een lezing, neen,
van een voordracht, geheel er op aangelegd,
dat zjj dienen moost voor eenvourligen, waarin
geen groote geleerdheid werd teh loon ge
spreid, maar vol vriendelijken eenvoud en
toch in schoenen, tevens ze^r boeienden vorm,
onomstootelijke waarheden werden in het licht
gesteld, vermajiid werd en goede raad ge
geven vooral aan de jongelingen en veel
leerrjjks ter overdenking aangeboden.
De heer Van Oosterwjjk Bruyn deelde een
en ander mede omtrent Robert Moffat en
David Livingstone, de pionniers der zending
in Afrika. De meesten onz-.r lezers, ja, mis
schien allen, zullen wel, hetzij meer, hetzij
minder, van deze mannen hebben gehoord en
daarom zullen we hier van het gisteren ge
sprokene, hoe aangenaam om te hooren dan
ook, slechts weinig weergeven.
Spreker begon met er den jongelingen op
te wijzen in welk een heerlijken tijd en met
welk een scboone toekomst voor oogen zij
leveD, als zij staan aan de zijde van Jezus
Christus, en hoe geheel anders dat is, zoo dat
niet het geval is. Hij vestigde er ook aller
aandacht op hoe wij in den mist, te midden
van duisternis en donkerheid, verkeeren, maar
hoe wij, boven het gebied van dien mist
gekomen, het Koninkrijk Gods zien naderen
met kracht.
Voorts herinnerde hij aan den voor een
eeuw ontwaakten zendicgsgeest in Engeland,
aan het ontstaan van het Londensc-h Zending
genootschap en aan het feit, dat dit de best9
zendelingen heeft voortgebracht, getuigen Van
der Kemp, Moffat en Livingstone, die men
naar hun geaardheid zou kunnen noemen
Abiaham, Izak en Jakob.
Spreker deelde een en ander mede omtrent
Moffats jjugd en legde den nadruk vooral op
de belofte, die Moffat zijn moeder deed om
eiken ochtend en eiken avond een hoofdstuk
uit den Bijbel L lezen. Tevens deed zich hier
voor spr. de gelegenheid voor om er op te
wijzen hoe de Boeren bij al hun deugden een
groote schuld hebben tegenover de Kaffers,
vroeger by hen in groote minachting en thans
nog niet hoog, hoewel beter, by hen aange
schreven staande.
Hy wees er vervolgens op welk een stryd
Moffat te voeren had, toen de jongedochter
zijner keuze hem niet volgen mocht naar
Afrika; hoe by giDg zonder haar en hy haar
later toch weer in Afrika ontmoette, waar
zyn Mary zyn vrouw werd. Veel deelde hy
mede omtrent zyn arbeid onder de Betsjuanen.
Toen Moffats vrouw stierf, riep de zendeling
uit: „Wie zal nu voor my bidden?" en naar
aanleiaing van deze vraag gaf spr. den jonge
lingen den raadLet er by de keuze van een
meisje op, dat alt voor u kan bidden
Breedvoerig ook stond spr. stil by David
Livingstone, den schoonzoon van Robert
Moffat, bij zijn jeugd, zyn werk onder de
Mrtkololo's, zyn avontuur met een leeuw, die
hem den arm verbryzelde; by de hulp, welke
zyn vrouw hem by ziin moeilyk werk bood,
by zyn groote eerlykheid, by zyn uitgangs
punt voor zyn werk, vervat in de vraag: „Wat
voor voordeel kunnen die menschen (die
onbekeerde Zuil-Afrikanen) vafi my hebben
by den dood zijner vrouw, by de ontmoeting
van hem en Stanley, by zyn dood, kort na
zyn verzuchting „Kom, Heere Jezus, haal my
thuis 1" en by de overbrenging door eenigen
zijner getrouwen van zyn harteloos lyk (zyn
hart bl6ef in Afiika) naar Zanzibar en voorts
naar Engeland, waar het thans rust in prach
tige omgeving.
Spr. besloot met een opwekking tot steun
der zending, waarvoor, evenals voor het
Jongelingsverbond, in de zaal was gecol
lecteerd.
De samenkomst werd geopend met gebed
en gesloten met dankzegging, terwyl ter
afwisseling onder orgelbegeleiding werd ge
zongen. De Voorzitter der Jongelingsvereeni-
ging, de heer J. Lens, zeide den spr. har
telijk dank voor hetgeen hy dezen avond
weer gedaan had en wenschte hem nog een
lang, werkzaam leven toe.
De scboone banier der Vereeniging prykte
op het platform.
De begrafenisplechtigheid van het stof-
feiyk overschot van prof. dr. J. G. R. Acquoy
is vastgesteld op Vrydag a. s., 's middags te
12 uren, van het sterfhuis, Breestraat, naar
de begraafplaats aan de Groenesteeg.
Acquoy, omtrent wiens leven en werken
wy gisteren het een en ander hebben mede
gedeeld, werd te Amsterdam in 1854 leeraar
in 't Hebreeuwsch aan het gymnasium. Drie
jaar later promoveerde hy in de theologie
te Leiden.
Daarna werd hij in 1858 beroepen als
predikant te Eerbeek, in 1861 te Koog a/d.
Zaan en te Zalt-Bommel in 1863. In laatst
genoemde plaats bleef Acquoy tot hy in 1878
benoemd werd tot kerkeiyk hoogleeraar te
Leiden; in 1881 volgde daarop zyn benoeming
tot ryks-hcogleeraar.
Talryk zyn de werken, die van Acquoy's
band het licht hebben gezien.
Acquny is vooral bekend door zyn mini-
tieuze kerkhistorische studiën. Zyn werk over
„het klooster te Windesheim en zyn invloed"
werd door het „Prov. Utr. Genootschap" met
goud bekroond en uitgegeven. Talryke bijdra
gen leverde by voorts in do werken der Kon.
Academie (o. a. over Kerstliederen en leisen)
en in het door hem geredigeerd „Archief voor
Nederlandsche Kerkgeschiedenis" o. a. over
het geesteiyk lied in de Nederlanden vóór de
Hervorming.
Acquoy heeft als hoogleeraar te Leiden
grooten invloed gehad op het tegenwoordig
geslacht der predikanten, die te Leiden hun
opleiding genoten. Hiervan getuigen de vele
kerkhistorische proefschriften, die door zyn
volgelingen in het licht zyn gegeven. De
liefdo, cio hem zelf voor de kerkhistorie be
zielde en zyn innemende persoonlykheid
werkten biertoe samen.
Zyn nagelaten geschriften zullen doen zien
hoeveel nog onafgedaan is gebleven door
dezen nauwgez-tten geleerde.
Dezer dagen nog verscheen een door hem
bewerkt „Psalmtoek," voor het hedenda3gsche
keikgezang van groot gewicht. In dekennis van
hot kerkg- zang had Acquoy zyn gelyke niet.
Sinds 1877 was prof. Acquoy lid der Kon.
Academie van Wetenschappen. Ook was by
secretaris van de bibliotheek Tbysius.
Na..r wy vernomen, zal bet a. s. concert
van de Liedertafel „Arion" plaats hebben op
Vrijdag 15 Januari 1897, waarop o. a. ten
gehoore zal worden gebracht „Sauls Lierzang",
van Gevaert, een werk, dat door den toon
dichter is geschreven als concoursnummer
en als zoodanig bekroond is geworden.
Men schrijft ons uit BoJegraven: Maan
dagavond trad voor de afd. Bodegraven e. o.
der Holl. Maatsch-^ppy van Landbouw op de
heer Bos, zuivelconsulent voor Zuid-Hollan*,
met het onderwerp: „Gebreken in Goudache
kaas".
Slechte melk, zooals blauwe, bloedige,
gistende en draderige melk, kan aanleiding
geven tot kaasgebreken. Draderige melk even
wel kan dienen, om de overige gebreken der
melk weg te nemen; vandaar, dat die in
Noord-Holland gebruikt wordt als „lange wei".
Verdwynt het lange in de melk, dan is dat
een bewys, dat de melk andere gebreken had,
die gedeeltelyk door de lange wei zyn weg
genomen.
Daarna wees spreker op het nuttige van
den melk-controleur, een werktuig, waarmee
het aanwezig zyn van bacteriën ia de melk
kan worden geconstateerd. Nog werd gawezen
op de nadeelen by het gebruik van biestmelk,
terwyi de gesteldheid van den bodem ook
dikwyis oorzaak kan zyn, dat de melk van
minder goede qualiteit is.
In de nu volgende pauze werd eenehuish.
vergadering der afdeeling gehouden. Door den
Voorzitter werden de pryzen uitgereikt voor
bekroonde stieren, terwyi medegedeeld werd,
dat de provincie f 8000 beschikbaar had ge
steld voor het doen houden van stierenkeu
ringen in verschillende plaatsen van Zuid-
Holland, o. a. te Bodegraven, waar verraoe-
delyk 26 Maart a. s. zulk een keuring van
ca. 17 omliggende plaatsen zal gehouden
worden.
Na de pauze werden voornamelyk de ge
breken in de kaas besproken. Salpeter ver
oorzaakt geringer opbrengst van weiboter en
werkt het voorkomen van gebreken in de korst
iu de hand. Eene geringe toevoeging van karne
melk of lange wei is soms goed om heft tegen
te gaan; eene groots toevoeging werkt echter
nadeelig op den smaak en vermindert de
opbrengst. Voor de bereiding beveelt spreker
aan: booge temperaturen; zuiver stremsel,
liefst in poedervorm; snel afwerken. In een
pekelbak werkt wat salpeter of borax ont
smettend. Lage temperatuur en langzame
bewerking zyn dikwyis oorzaak van knijpen.
Het voorkomen van blauw in de kaas kan
velerlei oorzaak hebben: bacteriën in de melk,
verf van het vaatwerk, yzergehalte van het
water. Ten slotte liet spreker verschillende
planten, min of meer nadeelig voor goede
melk, zien.
De Voorzitter dankte den heer Bos voor
zyne boeiende, leerrijke voordracht en sprak
de hoop uit, dat by nog lang-feot nut der
zuivelbereiding mocht werkzaam zyn.
Ten slotte deelde de Voorzitter mede, dat
dezen winter nog geen gevolg kon worden
gegeven aan het genomen besluit der afdee
ling, om een landbouw-wintercursus op te
ricbteD, daar men dit jaar geen subsidie van
het Ryk had kunnen verkrygen.
Namens de afdeeliDg feliciteerde de Voor
zitter den heer P. Van Balen, die na zoo korte
studie de akte voor Landbouwkunde had
behaald.
In de gehouden vergadering der afdee
ling Sassenheim van de Algemeens Vereeni
ging voor Bloembollencultuur waren tegen
woordig 27 leden.
De Voorzitter opende do vergadering, waarna
de notulen der laatste vergadering werden
gelezen en goedgekeurd.
Nu kwam in behandeling de beschryviDgs-
brief voor de aanstaande algemeeno vergadering.
Als afgevaardigden daarheen werden ge
kozen de heeren Van Leeuwen en E. J.
Speelman en als candidaten voor lid van het
hoofdbestuur de heeren v. Zanten, Burger,
C. J. L. v. d. Meer en Weyenberg.
Het bestuur stelde voor den heer De Breuk
te herbenoemen als algemeen secretaris-
penningmeester, wat by acclamatie werd aan
genomen. Een voorstal van Overveen-Bloemen-
daal, om een pensioenfonds voor oude werk
lieden te stichten, werd aangenomen met
14 tegen 11 stemmen.
De besprtking over de Ttylingersloot had
tot resultaat, dat de jaarlyksche vaste bydrage
f 10 zal bedragen en de extra-toelage elk
jaar zal worden bepaald; voor dit jaar zal
die zyn f 5.
Als bestuursleden zyn aan de beurt van
aftreding de heeren G. Vlasveld en C. Ryns-
burger, dio mot byna algemeene stemmen
werden herkozen.
In plaats van den secretaris, die als zoo
danig had bedankt, werd met 15 stemmen
gekozen de .heer W. J. Van Gogh. De heer
Warnaar had 12 stemmen.
Na eenige besprekirg van meer intiemen
aard werd de vergadering gesloten.
By de Ned.-H rv. gemeente te Woubrugge
zyn als kerkvoogden herkozen de heeren
Jacob v. d. Boon en D. Molenaar, terwyl in
de vacature, ontstaan door het overlyden v. n
den heer A. Visser, is voorzien door de ver
kiezing van den heer Wm. Boot.
Tot ouderling (vacature-A. Visser) werd
gekozen de heer I. v. Geer en herkozen de
heer Jacob v. d. Boon, terwyl eiodeiyk als
aiaken werd herkozen de heer C. Jonker.
Genoemde heeren hebben zich allen bereid
verklaard bedoelde betrekkingen te willen
vervullen.
De assistont-stationschef J. VanDockum
is verplaatst van Halfweg naar Lisse; Van
dor Wulp van Lisse naar Halfweg.
De internationale vereeniging voor ver
gelijkende rechtswetenschap en staathuis
houdkunde te Beriyn heeft een prysvraag
uitgeschreven over het volgende onderwerp:
„Een vergeiykend overzicht van de in de
koloniën van de voornaamste Staten gevolgde
beginselen by bet verwerven van grondbezit
en bjj het koloniseeren, en de economische
gevolgen daarvan."
Voor de beste beantwoording is een prys
vastgesteld van 1600 Mark.
In de commissie van beoordeeling neemt
o. a. zitting mr. P. A. Van der Litb, hoog
leeraar aan de Universiteit te Leiden.
Do gasthuis-apotheek te Deventer be
haalde over 1895 eene zuivere winst van
ruim f 2800. Hiervan komt de eeno helft ten
goede aan het St.-Geertruida-gasthuis (zieken
huis) en de andere aan het Ziekenfonds voor
den arbeidenden stand.
Door wylen mej. Ludwig, overleden te
Utrecht, is aan de Geref. Kerk f 10,000 ver
maakt, vry van rechten.
EHiREftiTRAUT.
Nadat zy andere kleeren had aangedaan,
liep zij, zonder dat iemand zich met haar
bemoeide, den tuin in en ging naar de plaats,
waar de muur van het vorstelyke park aan
dien van de „Weddingbot" grensde. „Als
twee broers," had zy eens gezegd, en toen
vulde haar moeder aan: „Ja, als twee broers,
waarvan de een den ander wil opeten."
Het was een bekend geheim, dat vorst
Carolath-Wolfegg al sinds jaren naar een
vereeniging der beide goederen streefde en
tot verbinding er van slechts den dubbelen
muur bad weg te nemen. De muur der
Weddings, stond sinds vele jaren daar, afge
brokkeld als by was, als een stomme getuige
van vergane pracht. Het in de- hoogte
groeiende klimop was niet in staat de losse
steenen en vergane plekken in den muur te
verbergen, die de knagende tand des tyds er
in gevreten had. Daarentegen stond de tuin
muur van Carolath-Wolfegg hoog en reikte
onmiskenbaar nieuw in de lucht, zóó hoog,
dat slechts de toppen der iepeboomen hun
nieuwsgierigheid konden bevredigen om in
buurmans tuin te kyken. Zy schenen min
zaam en medelydend op haar verarmde en
onverzorgde zuster neer te zien.
De ryzige stengels van het klimop in den
tuin van Wedding schenen zich weinig om
het dreigende snoeimes der konmkiyke tuin-
ieden te bekommeren. Onverdroten klommen
zy hoo langer hoe hooger tegen den nieuwen
muur op en keken in een prachtig glazen
tuinhuis, dat juist op de plaats stond, waar
men onder aan den vervallen muur do mar
meren bank vond, die met de rozen perkjes
en den stillen vyver het gelief koosde zitje der
Wedding? was. Het was een lustbofachtig
plekje daar. Daar stonden de kostbaarste,
zeldzaamste bloemen, symetrisch geregeld in
groote perken, heerlyke pyramiden van groene
planten en het tuinhuis, dat als een glazen
klok op een hoogte stond. Het uitzicht over
hot half verwilderde, romantische park der
Weddings was wel niet de minste aan
leiding geweest, om die plaats in de hoogte
voor h6t gemakkeiyk ingerichte tuinhuis uit
te kiezen. Dat dacht zeker ook de prins,
die in een der vensters lag en met verruk
king van hot prachtige uitzicht genoot.
Zyn hand speelde met de kwasten der
damasten gordynen, Zyn donker oog zweefde
aandachtig ln de verte en dan naar de groene
boomkruinen, wier bladerentooi een schoon
schaduwspel wierp op den netjes gehouden
weg. Een oud, leelyk bootje, dat geheel
verveloos was, schommelde op het zwartdiepe,
rustige water. Een klein meisje met ver
wilderde krulharen zat stil op de roeibank
en ondersteunde baar gezichtje met beide
handen. Een uitdrukking van herkenniog
kwam op het gelaat van den prins.
„Het water scbynt je element te zyn, klein
nestl" riep by lachend.
De aangesprokene hief het hoofd een weinig
op en keek den spreker onbeschroomd aan.
„Dat ongeval van van morgen scbynt zonder
gevolgen voor u te zyn afgeloopen?" ver
volgde prins Carolath.
De klein9 sprong op.
„U zyt geen prins," oordeelde zy onbe
vangen als resultaat van haar gemaakt
onderzoek.
„Hoe komt gy daaraan?" vroeg hy eenigs-
zins verwonderd. „Ik heb my als zoodanig
Diet by je voorgesteld." Hjj onderdrukte een
aardig lachje, dat Ehrentraut al eens by hem
had opgemerkt.
George zeide, dat u de erfprins van ginds
waart Met haar rechterhandje wees zy
eenigszins geringschattend naar de trotsche
torens en tinnen van het vorsteiyk slot.
„Nu, George zal wol weten, wat' hy zegt."
Prins Allain boog zich balf geamuseerd over
het kozyn. Zyn schoon gelaat toekende zich
scherp af by de klimplanten. Dat kleine
trotsche ding scheen zyn belangstelling te
wekken.
„Het is in het geheel niet waar, u zyt
geen prins." Ehrentraut klauterde vlug uit
het bootje, dat by die beweging bedenkelyk
schommelde.
„En als ik nu werkeiyk de erfprins ben
Hy deed baar tongval na.
„Dat geloof ik niet."
„Dat spijt me zoerl" De jonge officier
haalde spottend de met epauletten versierde
schouders op. „Maar waarom gelooft gy het
niet?"
„Gy draagt immers goen kroon op het
hoofd en
„Geen schepter in de hand," vulde by
vroolyk aam „Neen, myn kind, dat zou te
omslachtig zyn. Daarenboven dragen alleen
maar koningen kronen. GJj kunt u geen prins
zonder kroon voorstellen?"
„Neenl Als ik eenmaal prinses zal zyn,
zal ik steeds een gouden kroon op het hoofd
en een hermelynen mantel dragen."
„Als gy eenmaalde prins lachte
hardop. „Gy zyt nogal wat van plan, maar
hoe zult gy het aanleggen, om prinses te
worden?"
„Ik trouw met een prins." De kleine sprak
heel ernstig. Zy keek bestraffend naar den
lacher.
„Heel eenvoudig, inderdaad; daar dacht ik
niet aan." Do oogen van den jongen officier
schitterden zóó spottend, dat Ehrentraut zich
half gekrenkt omdraaide.
„Gy zult het zien en dan niet meer lachen!"
zeide zy boos.
„Wy zullen het beleven, zeker! Ik beloof
je, dat, als ik tydig bericht er van kryg, ik
u de prinsessekroon zkl schenken."
„U?" zeide de kleine twyfelend en onzeker,
of die woorden uit spotlust voortkwamen dan
wel ernstig gemeend waren.
„Naar uw plan zeker. Dat wil zeggen,
als gij een geschenk „van daarover" aan
nemen wilt."
„Do "Weddings laten zich niets geven,"
antwoordde de kleine met een vleugje van
den familietrots.
„A, gy zyt dus 9en Wedding?"
„Ja zeker, wist gy dat niet?"
„Ik had hot kunnen vermoedeD, omdat gy
prinses wildet worden." De prins lachte
alweer. Een fijne sarcastische trek kwam
om zyn mond. „Ziot gy, prinsesje, ik geloof
u op uw woord, terwyl gy myn vorstelyke
afkomst betwyfelt."
„Hoe heet gy?"
„Prins Carolath-Wolfegg."
„Dat klinkt heel mooi." Het was een harte-
ïyke lacb, waarin beiden plotseling uitbraken.
„Nu moet ge mij ook uw naam zeggen."
„Ik...."
„Nu, vooruit, gy zult er toch wel een van
uw ouders gekregen hebben?"
„Kent gy ons wapen?" vroeg de kleine,
zich trotsch oprichtend.
„Lieve Hemelt hebt gy een wapen?
Neen, hoe zou ik dat kennen? Toen ik nog
een wilde jongen was, ben ik wel eens met
Lienbard Gerold op den verweerden toren van
„Weddinghof" geklauterd; ik herinner het me
nog goed. Wy wilden den levensgrooten
leeuwenkop by ons spelen naar beneden halen,
1 maar wat heeft dat wapen möt uw naam te
I maken? Gy heet toch niet naar dien ouden
j steen of heet gU Löwenherz?"
„Om den leeuwenkop staat: eer, eerl"
„Nu, en gtJ, hoe heet gy dan?"
„Ik ben Wedding's Ehrentrautl"
Een oogenblik was het stil. De naam, doa
die zachte kinderstem gesproken, deed aï
een lente-ademtocht de ziel van den krooD
pnns aan, die bevaDgen schoen door o
zeldzame ontroering.
Wordt vervolgd.)