N°. 11293.
Woensdag 16 December.
AM 896
§eze 'Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco por poBt
Afzonder! üko Nommers
f 1.10.
1.40.
l„ 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.n\. Grootera
letters naar plaatsruimte. - Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden. 15 December.
De Burgerzangschool van den heer C. B.
Duyster Jr. zal de volgende week Woens
dag, 23 December, in de Stadszaal hare jaar-
ïyksche openbare les geven. Met het oog op
den gunstigen indruk, welken de uitvoering
van verleden jaar heeft achtergelaten, zal de
belangstelling ook in de volgende niet minder
zijn. Daarenboven zullen er dan tocb, biykens
achterstaande advertentie, niet minder dan
twee cantaten worden uitgevoerd, behalve de
nommers voor de verschillende klassen afzon
derlijk.
De cantate „Vrjj af" (muziek van H. Van
den Berg naar woorden van D. M. Maaldrink)
geeft een schets van het onbezorgde leven der
schooljeugd in den vacantietyd en werd o. a.
uitgevoerd op het muziekfeest der Neder-
landsche Toonkunstenaars vereeniging te
Deventer, te Amsterdam 16 Mei 1892, te
Rotterdam by een uitvoering ten voordeele
der slachtoffers van de ramp te Antwerpen,
te Breda 18 Januari 1893, te 's Hertogenbosch
19 April 1896.
De cantate „Michiel Adriaanszoon De Ruy-
ter" (muziek van A. Lysen naar woorden
van J. J. Hasselbach) is eveneens reeds meer
malen eldérs uitgevoerd 6n b(jv. ook te Mid
delburg tijjdens het jongste bezoek der Koning
innen aan Zeeland, by welke gelegenheid èn
componist èn dichter voor hun werk geridderd
werden.
De plattsbespreking voor de ouders der
leerlingen is bepaald op morgen, Woensdag,
terwijl nü dien dag de gelegenheid daartoe
is opengesteld voor verdere belangstellenden.
Wij vestigen de aandacht op de eerste
winterbijeenkomst, welke door de Christelijke
Jongeüngs-vereeniging „Dient den Heer" (af-
deeling van het Nederlandsch Jongelings
verbond) morgenavond, Woensdag, zal ge
houden worden in het gebouw der Christelijke
Wijkvereeniging aan het Levendaal, met
medewerking van eenige leden der Christelijke
Zangvtroeniging „Zingt den Heer" (gemengd
koor). De opbrengst van deze uitvoering strekt
ten voordeele van genoemd Wykgebouw.
Onze vroegeri stadgenoot de heer F.
De Munnik ïi geslaagd voor de akte middel
baar onderwijs. Boekhouden.
In de gisteravond gehouden vergadering
van de anti revolutionnaire kiesvereeniging
„Nederland en Oranje" werd gesteld tot defi
nitief candidaat voor het lidmaatschap der
Provinciale Staten de heer J. J. Yan Hoeken,
oud-wetbouder van Oegstgeest.
Tot bestuurslid der vereeniging werd ge
kozen de heer J. Bos, voorzitter der afd.
Leiden van Patrimonium".
Nadat door den Raad der gemeente
Leiderdorp de begrooting dienst 1897 was
veranderd in den door heerer. Ged. Staten
aangegeven zin, is deze door dat collego thans
goedgekeurd.
Ter vervulling van de vacature van voor
zitter van het bestuur van den Achthovener-
polder te Leiderdorp, ontstaan door het over
lijden van den heer W. Bos, zal Woensdag
16 December a. s., des voormiddags van 1012
uren, ten huize van den heer P. J. Ramaker
aldaar, eene verkiezing worden gehouden.
Op dienzelfden datum is ook de betaaldag
vastgesteld.
De heer J. A. Broers, candidaat tot den
H. Dienst, te Utrecht, heeft het beroep naar
Benthuizen aangenomen.
By de Ned.-Htrv. gemeente te Valken
burg is als kerkvoogd herkozen de heer A.
Oosterlee; als notabel de heer J. Yarkevisser,
terwyi in eene bestaande vacature als zoodanig
is benoemd de heer J. Van Duikeren.
Do verkiezing voor een lid van den
gemeenteraad van Haarlemmermeer, in plaats
van den heer J. IJ. Ran, zal plaats hebben
op Dinsdag 2 Februari 1897.
De inschrijving voor de nationale militie
lichting 1898 van personen, geboren in 1878,
zal te Haarlemmermeer plaats hebben op
Vrijdag 8 Januari 1897, van 9 3 uren, voor
bewoners der sectiën AR; op Zaterdag
9 Januari 1897, van 9-3 uren, voor bewoners
der sectiën AA SS.
Men schrijft ons uit Bodegraven:
De zangvereeniging „Harmonie" hand
haafde by haar tweede uitvoering het ver
leden jaar door haar zoo met succes ingenomen
standpunt. Door uitstekende afwerking van
het programma schonk zy haar kunstlievenden
leden veel genot. Behalve uit een 4-tal solo's,
die zeer goed ten gehoore gebracht werden,
bestond het programma uit: „Loreloy," van
F.Mendelssohn Bartholdy„Erkönigs Tocbter,"
van Niels W. Gade; „ZaDgen uit Zee," van
den directeur der vereeniging, den heer .A.
J. Laffree, en eenige kleinere nummers.
Zooals men ziet, geen kleinigheid voor een
dorp, en zooals we boven rweds zeiden, globaal
genomen, werden de stukken uitstekend
gezongen en met volkomen vrymoedigheid
maken wo ons compliment aan den cirecteur
en de leden. Echter boude men óns een paar
vragen ten goede: Waarom moet er steeds
zooveel Duitsch gezongen worden? Het
meerendeel der leden en der toehoorders
verstaat die taal niet. En is er, ondanks alle
pogingen van verschillende personen en ver-
eenigingen om Hollandscbe muziek te be
zorgen nog zoo weinig bruikbaars onder de
muziek met Hollandschen tekst?
En ook, zou het wel in het belang der
vereeniging zyn, dat steeds zulke moeilijke
stukken worden gekozen? Het moeilyke is
toch nog geen waarborg voor het mooie, en
eene eenvoudige melodie kan toch ook Z9er
schoon zyn.
In zake het station is door B. en Ws.
van Hïllegom het volgende schryven gepubli
ceerd, hetwelk ontvangen is van den Raad
van Toezicht op de spoorwegdiensten:
„Uit eenige adressen, uit uwe gemeente
gezonden aan den minister van W., H. en N.
en door Z.Exc. aan ons college in banden
gesteld, is ons gebleken, dat by een aantal
belanghebbenden de onjuiste opvatting schynt
te bestaan, dat ingeval bes'.oten werd het
definitieve station, ter vervanging van het
opgeheven station Veenenburg, ter plaatse
van de tegenwoordige halt9 Hillegommerbeek
te maken, daarmede de tegenwoordige halte
Loosterweg, die reeds geruimen tyi vóór de
opheffing van station Veenenburg bestond,
zou komen te vervallen en dientengevolge
de thans bestaande gelegenheid, om aldaar
goederen te verzenden en voor het verkeer
van reizigers, zou worden opgeheven.
„Daar van eene eventueele opheffing van
die halte geen sprake is, meenen wy, in
verband met hetgeen te dien aanzien is mede
gedeeld in uw advies aan Gedep. Staten van
Z.-Holland, uw college de vraag te mogen
stellen, of het niet wenscheiyk zoude zyn,
nogmaals de quaestie aan het oordeel van
den gemeenteraad te onderwerpen, doch alsdan
er de aandacht op te vestigen, dat het niet
geldt de keuze tusschen de Hillegommerbeek
en den Loosterweg, doch de aanwijzing van
de beste plaats voor een nieuw station voor
uwe gemeente, ter vervanging van het ver
vallen station Vtenenburg.
„Tevens zou h9t, naar onze meening, zeer
bevorderiyk zyn voor de kalme beoordeeling
der in uwe gemeente gerezen quaestie, indien
aan hit bovenstaande de grootst mogelyke
publiciteit kon worden gegeven."
Men schrijft aan het „Utr. Dbl." het
volgende:
Gottfried Mann is niet benoemd tot kapel
meester van de stafmuziek der grenadiers en
jagers, omdat zyne voorwaarde, dat hem de
officiersrang zou worden toegekend, niet werd
ingewilligd.
Zooals men weet, werd indertyd die eisch ook
gesteld door Dunkier, en werd bü toen inge
willigd. Dunkier klom op tot den rang van
kapitein, ofschoon hy genaturaliseerd Duit-
scher was. Mann, ofschoon zyne familie van
Duitschen oorsprong is, is Nederlander van
geboorte; hy werd in Den Haag geboren.
Evenwel werd hom geweigerd, wat aan
Dunklar werd toegestaan.
Gedurende eenige jaren is Mann kapel
meester geweest by het 4de regiment infanterie.
Hy heeft dus ruimschoots gelegenheid gehad
om te leeren inzien wat het beteekent, dat
een man van talent en ontwikkeling in de
militaire hiërarchie onder den eersten den
besten piepjongen tweeden luitenant wordt
geplaatst.
Zyn eisch kan dus geenszins als ongerecht
vaardigd worden beschouwd. Dat hy, zoodra
het eenigszins mogeiyk was, uit zyne betrek
king van kapelmeester by het vierde ontslag
nam, zeer tot leedwezen van allen, die hem
in deze betrekking hadden leeren kennen en
waardeeren, in de eerste plaats van zyn regi
mentscommandant en het corps officieren,
most voornamolyk hieraan worden toegescbre
ven, dat hy zich in de militaire begrippen,
die hem den graad van onderofficier (adjudant)
toewezen, niet best kon schikken.
Welke gewichtige militaire belangen zyn er
tegen, dat een geniaal musicus, tevens 66n
zoo ontwikkeld man, van goede familie, in den
officitrsstand wordt opgenomen? Is het omdat
de kapelmeester geen militair is? Maar ook
medici, apothekers en administrateurs zyn
geen eigeniyke militairen en toch geeft men
hun in het leger den rang van officier, zelfs
van hoofd-, ja, van opperoffleier. Er kuDnen
niet anders als kleingeestige militaire over
wegingen gelden voor de weigering om aan
den kapelmeester van ons eerste militaire
muziekcorps den officiersrang toe te kennen.
In het buitenland laat men zich blykbaar
niet door die overwegingen leiden, want er zyn
voorbeelden, dat daar aan den kapelmeester
zelfs de rang van kolonel werd toegekend.
Het stafmuziekcorps der grenadiers en jagers
gold eenmaal voor het beste harmonieorkest
van ons land en het stond ook buiten de
grenzen van ons land hoogst gunstig aange
schreven. Dat was in de dagen van Dunkltr.
Onder Van der Linden is het zeer achteruit
gegaan; van de oude groote reputatie is nog
maar een schy'n overgebleven.
Tbans, nu de hetrekking van kapelmeester
na zoovele jaren vacant kwam, bood zich de
gelegenheid aan om te beproeven het corps
weder op het vroegere standpunt te brengen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Het werd algemeen als een goed teeken voor
de toekomst beschouwd, dat Gottfried Mann
zich beschikbaar stelde, en door de commissie
van advies werd hy in de eerste plaats aan
bevolen, maar de door hem gestelde billyko
voorwaarde vond onoverkomelyke bezwaren.
Het voorgaande wil nu niet zeggen, dat de
heer Bouman, de benoemde, niet een zeer
verdiensteiyk kapelmeester is, maar hy zal
de eerste zyn, die toestemt, dat hy by een
geniaal musicus als Mann achterstaat.
Aan het gebouw van het Provinciaal
Bestuur te 's-Gravenhage werd gisteren aanbe
steed: het opruimen van een houten los- en
laadsttiger met steenstorting, het gedeeltelyk
afbreken van den bestaanden kaaimuur en
het bouwen van een vak kaaimuur, met
bykouunde werken, een en ander behoorende
tot de vernieuwing van den kaaimuur langs
de spoorweghaven te Feyenoord. Begroo
ting f 303,000.
Van de 10 ingeleverde inschryvingsbiljetton
was het minste dat van P. A. Bos, te Gorkum,
voor ƒ276,900.
De hoogste inschryving bedroeg 314,000.
Thans kan definitief worden bericht, dat
in plaats van de tentoonstelling van Charpen-
tier, die voorloopig moest worden uitgesteld,
Donderdag middag a. s. voor de leden van den
„Haagschen Kunstkring" zal geopend worden
eene tentoonstelling van aquarellen van den
schilder Jongkind.
Van Vrydag 18 dezer af is zy voor het
publiek toegankelyk.
Op de voordracht voor leeraar in de
oude talen aan het gymnasium van 's-Gra
venhage zyn geplaatst: lo. dr. C. A. A. J.
Greebe, tydelyk leeraar aan het gymnasium
van 's-Gravenhage, 2o. dr. P. M. Bolderman,
leeraar aan het gymnasium van Amersfoort.
Zaterdag werd te 's-Gravenhage in een
algemeene vergadering van deelnemers in de
onderlinge verzekering der leden van de Hol-
landsche Maatschappij van Landbouw, waar
111 vert-genwoord gd waren, met 98 tegen
13 stemmen besloten tot voortzetting de?
onderlinge verzekering.
De vergadering was uitgeschreven ter vol«
doening aan artikel 9 der statuten.
Op de vergadering van afgevaardigden
der vereenigingen, welke toegetreden zyo tot
den Nationalen Bond voor Vreemdelingenver
keer, Zaterdag te Utrecht gehouden, zyn tot
bestuursleden gekozen de heeren mr. H. J. Dop
te Utrecht, P. De Graaff te Groningen, mr.
J. L. Van de Riviore t9 Dordrecht.
Volgens gisteren by de directie der
stoomvaartmaatach ppy „Nederland" ontvan
gen telegram uit P.rim zyn van de passagiers
per stoomschip „Conraa" gisteren met bet
stoomschip Ardjoeno" doorgegaan: de families
Dieckman en Kesler, en verder de passagiers
Bruning, Kern, Van Staden ten Brink, Van
Nouhuys. Wichers Hoeth, Kolff en Van West.
H.H. M.M. de Koninginnen brachten
gisternsi idag een langdurig bezoek aan do
belangryk9 tentoonstelling van meesterwerken
van Fransche kunst in „Pulehri Studio", to
's Gravenhage. HH. MM. werden ontvangen
en rondgeleid door den heer Mesdag, voor
zitter van het Genootschap.
By gelegenheid van de opening der nieuwe
schutsluis te IJmuilen op Zaterdag 12 dezer
is door do Kamer van Koophandel het volgende
telegram van IJmuilen afgezonden:
Hare Majesteit de Koningin-Regentes,
's-Graven haj?f\
In dankbare herinnering aan het Koninklyi
Woord, in April gesproken, brengen wy Uwer
Majesteit eerbiedig hulde by gelegenheid van
de openstelling der nieuwe schutsluis te
IJmuiden.
De Kamer van Koophandel te Amsterdam,
AUGUST HENDRICHS,
Voorzitter.
COHEN STUART,
Secretaris.
Daarop is het volgende antwoord ontvangen:
Den Heer Voorzitter der Kamer van
Koophandel, Amsterdam.
Hare Majesteit de Koningin-Regentes zegt
Uwer Kamer dank voor het telegram van hulde
by gelegenheid der gewichtige gebeurtenis van
de opening der nieuwe zeeschutsluit te IJmuidrn
en hoopt, dat deze aan den bloei van den handel
moge bevorderiyk zyn.
De Secretaris van H. M.
DE RANITZ.
De Senaat van het Utrechtsche Studen
tencorps heeft zich aldus geconstitueerdB.
C. De Jonge, rector; H. Waller, ab-actis; L.
E. Brandt, fiscusC. E. A. Van Hoogenhuizen,
prorector; H. Hooglandt, vice-ab-actis.
Tot leeraren aan het geref. gymnasium
te Zetten zyn benoemd de heeren C. Schaink
en J. C. Logeman, beiden te Amsterdam.
Gisteren is de uitslag bekend geworden
van het halfjaarlyksch toelatingsexam n tot
de Fabrieksschool te Enschedee. Van ce scholen
aldaar werden geëxamineerd 115 leerlingen,
waarvan 102 slaagden; van die te Lonneker
32, waarvan 31 met gunstig gevolg deelnamen,
terwyi van 14 kinderen, die reeds van school
waren, slechts 5. werden toegelaten.
F'euilletoii.
EHRE^TRAUT.
4)
„Maar ik ken hem zeer goed evenals prins
Fred," verzekerde George. Zyn gedachten
schenen met iets anders bezig gehouden te
worden, want hy begon spoedig: „Hebt gy
bemerkt, hoe de Gerolds daar voor ons uit
den weg gingen, en hoe zij zich in de laatste
dagen van ons afhouden?"
„Laat ze hun gang maar gaanl Wy zyn
ook zoo erg niet op hen gesteld."
„Ja, maar papa verzocht hem nog den dag
voor zyn dood ons niet te verlaten, maar
ons ten minste voor den eersten tyd een
onderkomen te verschaffen."
„Een onderkomen? Wat nu, waarom dan,
wy hebben immers „Weddinghof?"" vroeg
de kleine, haar broeder aanziende.
George beet zich op de lippen.
„Als papa nu maar by ons was gebleven,
dan zou alles goed zyn. Kijk, hoe mooi de
plaats voor ons ligt."
Het was waarlyk een prachtige bezitting.
De kringvormige plaats werd omzoomd met
8ieriyk gebouwde, bybeboorende huizen, die
er vriendelyk uitzagen. Het boerenhuis verhief
zich met zyn prachtige uitbouwingen voor
naam aan den voorkant, en boven den hoog
gewelfden hoofdingang was het overoude
Weddingswapen, een leeuwenkop met woeste
manen, aangebracht. Achter het heerenhuis,
dat uit drie vleugels bestond, was over de
geheele breedte een park, dat de zeldzaamste
boomen bezat en met zyn schoone dreven en
stille grasvelden een onvergelykelyken aan
blik bood. Een zacht groen grasperk omgaf
den achtergevel van het huis, geiyk een
kostbaar tapyt. Onder de naastbyzynde boom
groep zweefde een kleine, lichte schommel in
vaste slingering heen en weer. Een weinig
op zyde bevond zich een rekstok. Een tafel,
benevens eenige tuinstoelen, waaronder een
groote ziekestoel dadeiyk in het oog liep,
toonden, dat deze plaats den kinderen en
zelfs den huisheer nog in den laatsten tyd
tot verbiyf gediend had. Eensklaps stonden
de beide kinderen stil.
„Weet gy nog, hoe wy acht dagen geleden
uw verjaardag vierden en daar allen ver
zameld waren?"
Georges stem beefde sterk. Hy wees naar
het park, maar keek naar de wydgeopende
vensters, naar de kamer van wylen zyn vader.
De kleine Ehrentraut keek bevreesd op.
„Komt papa dan werkeiyk nimmer, nimmer
meer terug?"
„Neen, nimmer meer," antwoordde de knaap
klankloos.
Luid snikkend wierp de kleine zich in de
armen van haar broer. „Stoffel zeide toch,
dat papa slechts slaapt, en dat hy terugkomt."
„Dat is flguuriyk gesproken; zyn lichaam
biyft in de aarde, maar de ziel gaat naar
God. Zeker, hy komt nog eens, maar dan
zyn wy al lang by hem."
Mevrouw Wedding was den weenenden
kinderen zwygend genaderd. Zy omarmde
hen beiden en drukte ze stil aan haar hart.
Zy scheen haar tranen plotseling overwonnen
te hebben; ten minste, zij bevochtigde haar
brandende oogleden niet meer. Een vaste trek
kwam er om haar mond. Een vertwijfelende
vastberadenheid maakte zich van haar meester.
De weduwe had den tyd niet meer, zich aan
haar smart over te geven. De koude werke-
ïykbeid stond haar voor oogen en die gebood
haar te handelen, te handelen met een vaste
hand, zonder aarzelen, zonder vrees. Wat
zou haar klagen by de schuldeischers uit
werken? Ieder vorderde slechts het zyne
terug. Zy moest zich nog stil houden tot
het laatst, en wat dan Dan
„Myn kinderen, myn arme kindoren 1" Het
was zulk een ontroerend en hartverscheurend
jammerge8Chrei, dat de kinderen zich klagend
aan hun moeder vastklampten.
De hooge middagzon scheon vriendelyk op
die in smart verzonken, aan de wereld ont
rukte groep onder het poortgewelf; zy ver
dubbelde haar stralen en goot gouden licht
over do beide blonde jongenshoofden en over
de donkergelokte hoofden van moeder en
dochter. Tevergeefs deze vier hield do
smart aan elkaar geketend; zy ontvingen het
warme zonnelacbje niet, dat door de dicht-
gebladerde kastanjeboomen brak, om de
treurende menschenkinderen te verheugen.
Het ruischte in de twygen, als steeg de
geest van Wedding naar de kruin van de
hoogste boomen, en nu boog de wind de
bladerryke takken weg van het overoude
wapen van Wedding, opdat een zonnestraal
het zou bestralen, en zia, daar schitterde het
in blinkend zonnegoud, dat vastgemetselde
schild, met den grooten leeuwenkop en de
gegraveerde woorden: „Eer, eert" De eer
der Weddings was in het land spreekwoor-
deiyk geworden en in het oude grondbezitters-
geslacht altyd hoog, ja, het hoogste gehouden.
Daarom ook hadden zy „Eer" als wapen
spreuk kunnen kiezen en als een sieraad
van hun naam aan de deuren van hun huis
laten aanbrengen.
Op het groote landgoed heerschte een
doodeiyke stilte. De staldeuren stonden geheel
open en lieten een leege ruimte van binnen
zieD. Op de breede, gladde trap lagen groene
dennetakjes en verspreide witte bloemkelken,
welke men op den weg had gestrooid, toen
WeddiDg begraven werd. Over deze bloemen
liep nu do weduwe met knikkende knieën
en beneveld oog. Haar arm rustte zwaar op
dien van haar oudsten zoon. In de groote
zaal, die geiyk met den grond was, stonden
nog de oleanders en palmen, het groote kruis
beeld en de brandende waskaarsen, die de
kist omringd en versierd hadden. Geen der
vier had deze laatsten gedoofd en op zyde
gezet, en dus was dat groote huis niet ge
heel uitgestorven, zooals het schoen. De
onhuislyke stilte, die er daareven nog in
heerschte, werd nu door oproerige stemmen
onderbroken. Die stemmen klonken uit de
benedenverdieping, uit de keuken, uit de
dienstbodenkamer, achter uit de gewelfde
gang, kortom: uit alle hoekon en gaten.
„Ik verlang mijn loon, en ik ga nog van
daag het huis uit; ik ben het moede nog
langer honger te lyden," zoo smaalde een
vrouwenstem.
„En ik zeg u allen, dat dat niets baat.
Geven, geven, aan wie zal zy het eerst geven?
Wy willen toch ook ons deell" schreeuwde
een andere stem daartusschen.
„Ik heb myn boeltje al ingepakt. Ik ga
weg, zoodra ik myn gold heb. Het is al een
maand over het jaar; al mooi genoeg, dat
ik zoo lang gewacht heb," zeide de tuin
knecht brommend.
„De gouvernante zit al te wachten; afl
heeft den ganschen nacht met haar koffers
gescharreld. Zy zal binnenkort afreizen."
„Ook de opzichter gaat weg. Hy wacht op
mevrouw als de gier op de duif. Ik geloof,
dat hy haar het laat3te geld uit den zak zal
halen, en dat wy, arme schepsels, er dan
kaaltjes af zullen komen. Wy moesten, als
het mogeiyk was, eerder met haar spreken
dan die slimmerd van een opzichter."
Zóó gonsde het dooreen.
Het laatste beetje kleur verdween van het
gelaat der huisvrouw. Een krampachtige be
weging van haar hield Richard terug, die,
van toorn ziedend, naar de kamer wilde
stuiven, van waar de stemmen kwamen
„Geen schandaal, Richard, kom, geer
schandaal l" Haar hand hield de kracht van'
haar zoon in bedwang.
„Ik kan het niet verdragen, dat er c$>
zoo'n toon over ons gesproken wordt neen,
nimmer 1"
„Gy moet hier blyvenl"
Welke kracht bezat toch die zwakke, blank*
vrouwenhand? Richard deed vergeefse1
moeite om los te komen.
{Wordt vervolgd.)