N». 11291.
Maandag 14 December.
A0.1896
<geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit ncmmer bestaat uit DRIE
Bladen.
Zij, die zich vóór 1 Janaari opgeven
als Abound op liet „LEIDSCH DAGBLAD",
hebben mede recht op den
Portefeuil!e-A!manak1897,
aangeboden aan de Abonnés.
F'euilleton.
EHRENTRAUT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEUS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maandon.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers 4
f l.io:
0.05.
PRIJS DER ADVERTETTTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Leiden, 12 December.
Gisteravond trad in het Nutsgebouw voor
de Afdealing Leiden en Omstreken van den
Nederlandschen Protestantenbond dr. A. Brui
ning, van Krommenie, als spreker op.
Hij behandelde zijn aangekondigd onder
werp „Onsterfelijkheid".
Terecht mocht hij zeggen, dat het onder
werp te rijk en te veelomvattend was, dan
dat 't op één avond in zoo weinige oogen-
blikken afgehandeld zou kunnen worden. Hy
zou daarom zich by eenige voorname hoofd
punten bepalen. Die waren de voorstellingen
omtrent en de waarde en het recht van de
onsterfelijkheid.
Dat 't onderwerp belangwekkend is, spreekt
vanzelf: 't raakt immers ons eigen levens-
bestaan en iB in overeenstemming met de
neigingen van den menschelijken geest.
Dat geloof wordt van de oudheid af onder
alle volkeren gevonden. Het vindt waarschijn
lijk zjjn grond in den toestand der mensche-
ljjke ziel in droomen of onder bezwijming;
zy leeft, al schijnt 't lichaam dood, althans
werkeloos te zijn. Vandaar het geloof aan
geesten van afgestorvenen, nu eens schrik
wekkend, vandaar, dat men ze trachtte te
weren of te bezweren, dan eens zegenaanbren-
gend, zoodat men ze als beschermengelen
vereerde. Daardoor heen speelde dan nog de
voorstelling van een reis naar een vreemd
oord. Eerst was dat oord geheel onbepaald,
later nam 't in betrekkiog tot andere voor
stellingen der volken een meer bepaalde ge
stalte aan, en was 't een reis daar heen, waar
de zon ondergaat, om van haar na den dood
weer de verloren warmte, d. i. hot leven, te
on leen n.
Daaruit nu volgde als vanzelf bet gebruik
om aan de ooien mee te geven wat ze in
dat andere land zouden noolig hebben, of
de vrees, om het lichiam te vermioken,
bovenal om onthoofd te worden en daardoor
hiernamaals ook van di9 lichaanasdeelen be
roofd te blijven. Langzamerhand nam die
voorstelling e9n meer bepaalden vorm aan,
meestal een iieaal toestand, maar voorgesteld
naar wat in het leven der volkeren het
hoogste was, zooals by de Germanen, waar
de kampvechters om Odin's disch zouden
vereenigi zijn, en daar van het gevelde ever
zwijn zouden genieten, enz. Daarmee verbond
zich dan langzamerhand het vergeldingsgeluof,
„ooals we weten, dat het zich o. a. bij Israëlieten
en Christenen heeft ontwikkeld, met de ge
dachten aan hemel en hel.
Nevens deze voorstelling was nog dio der
zielsverhuizing, zooals we die kennen by co
Hindoes en Brahmadienaars en van de opstan
ding, by de oude Perzan onder Zarathrucha
aangenomen en zooals we weten door de
Israölieten van dezen na de ballingschap waar-
scbynlijk overgenomen. Ook in Jezus' tyd,
gelijk in den onzen, zij 't natuurlijk vervormd,
was en is sprake van een oordeelsdag by de
komst van den Messias en van vergelding.
Na deze gedachten uitgewerkt en meer aan
schouwelijk voorgesteld te hebben, behandelde
8pr. daarna de vraag naar de waarde en het
recht van het geloof aan onsterfelijkheid.
Beide handhaafde hy met volle overtuiging.
Hy herinnerde eerst aan de twyfelaar3 en de
oorzaken van hun twijfel: het vallen van
oude voorstellingen, van oude gronden, en
hoe ook overschatting tot reactie gelei J heeft.
Evenals 't gaat met de bewering, trouwens
een zeer oppervlakkige dat het geloof in
God niet noodig zou wezen voor een'waar
achtig zedeiyk leven, voor dien is dat geloof
reeds voor drie kwart verloren, zoo niet 't on-
sterfelükheidsgeloof.
De waarde ligt hierin, dat 't is een onmis
kenbaar element van het godsdienstig geloof,
de weerslag van, de volmaking van het ver
langen van den mensch naar volle gemeen
schap met God.
Tegenover den weemoed des levens, zijne
teleurstellingen vooral op zedelijk gebied,
staat de vertroostende kracht van dat geloof.
En wat ons werken betreft, het onsterfe-
lijkheidsgeloof leert ons de beteekenis en be
stemming kennen van het individu, aan welker
verwezenlijking te werken nu geen droom
meer behoeft te zijn.
"Wat nu eindelijk het recht van dat geloof
aangaat, ook dat werd door spreker met alle
warmte en overtuiging bepleit.
Al werd dat recht door velen ontkend,
gronden van eenige beteekenis zijn daar
tegen nooit aangevoerd, meest altijd opper
vlakkig of eenzijdig.
De drang van den mensch, dien hij nooit
prysgeven kan, naar eindelooze ontwikkeling
op zedelijk gebied, de waarde van de persoon
lijkheid van den mensch, d. w. z. de waarde
van iederen mensch in en voor het groote
geheel, het geloof van de heroën der mensch-
heid daaraan lage, grofzinneiyke menschen
kennen niet dat hooge, waarop het onsterfe-
ïykheidsgeloof alleen kon worden opgebouwd
en dan het specifiek onderscheid van de
geestes- en herstnenwerkzaamheid, dat door
spr. zeer uitvoerig aangetoond werd, voorts
de redelijke verantwoordelijkheid, die ieder
mensch gevoelt, deze en misschien nog andere
zijn de gronden, waarop met recht het geloof
aan onsterfelijkheid mag worden opgebouwd.
Zeker, daar blijven nog vragen onbeant
woord, vragen als: van waar de geest, en
waarheen? Maar 't is hier alleen een heilige
onwetendheid, die ons op die vragen het stil
zwijgen doet bewaren Wy gelooven in eeuwig
leven, en 't is onze ro?pmg dat geloof, waarvan
zooveel voor 't leven der menschen afhangt,
te verkondigen. De oplossing van het raadsel
des levens, langs maatscbappelijken weg be
proefd, moet mislukkeD, als niet allereerst
en allermeest op den godsdienstig zedelijken
grondslag het gebouw van het menschenleven
wordt opgetrokken.
Deze schoone rede werd door velen met
belangstelling gevolgd.
Bij KoDinkl. Besluit is, met ingang van
1 Jan. 1897, rar. H. Van der Hoeven, te Leiden,
opnieuw voor drie jaren benoemd tot secre
taris van het college voor de zeevisscherijen.
De Kinorkerk, waarin vele jaren ach
tereen wyhn ds. Koopmans Van Boekeren
voorganger was, zal voortaan gehouden worden
door ds. Schim Van der Loeff, in het Kerk
gebouw van de Bemonstrartsche Gerefor
meerde Gemeente; voor 't eerst op Zondag
20 December, 's namiddags te één uur, en
verder geregeld om de 14 dagen, uitgenomen
de vacantietyden.
Morgenochtend om 8 u. 54 m. vertrek
ken de werkende bden van de Leidsche
Tooneelveroeniging „Jacob Cats" naar Leeuwar
den voor den tooneelwedstryd.
Laten onze beste wenschen hen vergezellen 1
Maandagavond komen zij met den laatsten
trein van Amsterdam bier aan.
Naar men uit goeie bron verneemt,
heeft mejuffrouw C. J. Bree, geb. Kooy, ge
meente vroedvrouw te Zoeterwoude, aan den
-
Baad dier gemeente kennis gegeven met 1 April
a. s. niet meer m aanmerking te willen komen
voor die betrekking.
In de teLeimuiden gehouden vergadering
der Nod. Herv. gemeente heeft eene stomming
plaats gehad ten gevolge der periodieke aftreding
van den ouderling H. C. De Bijk en den
diaken J. J. Alewyn, dis beiden werden her
benoemd.
Vanwege de afdeeling Bodegraven van
bet Nut zal Vrijdag 18 December optreden
do Keer dr. L. Bleekrode, te 's Gravenhage.
In eene populaire voordracht zal behandeld
wordenDe electriciteit als beweegkracht. Op
dien dag zijn by het bestuur gratis volks-
kaarten voor toegang te bekomen.
Tot kerkvoogden der Nod.-Herv. gem.
te Oegstgeest zijn benoemdde hoer A. Blan-
kesteyn en in plaats van den heer E. Groan,
die bedankt had, de heer A. J. Van Hoeken.
Tot notabelende heeren P. Kromhout, L.
Oudshoorn, J. Kothert en J. J. Baron Taets
van Am rongen.
Donderdag 17 December a. s des avonds
te 7 uren, hoopt ds. Bign&lda, Geref. predikant
te Oudshoorn, te Oude Wetering eene Unie-
rede te houden voor de Christelijke School.
In Januari zal ds. Kanksma, ven Bynsturg,
to Oude Wetering voor dit tiosl ook optreden,
waarvan dag en uur later zullen worden vast
gesteld.
Voor de daarby belanghebbende loteling8n
van de lichting 1897 der gemeente Woubrugge
zal de zi ting van den Militieraad in het 3de
district, worden gehouden te Leiden, in het
Invalidenhuis, op Woensdag 16 December a. s
's voormiddags te lls/4 ure.
Men schrijft uit Leirauiden: Nadat
's middags het lijk van onzen betreurden
overleden kapelaan, den weleerw. heer H.
Pellen z. g., de pastorie was uitgedragen
naar de kerk, die in treurgewaad was gehuld,
werd het daar geplaatst onder een rouwhemel
met witte pluimen.
Des avonds te halfzeven was de kerk
stampvol en had zich een aanzienlijk getal
priesters geschaard rondom de lijkbaar.
By de plechtige Metten, die werden gezon
gen, officiöerde de zeereerw. heer deken
C. Bouman.
Den volgenden ochtend was reeds te half
zeven de kerk geheel gevuld en naderden
byna alle parochianen tot de H. Communie.
Te halftien namen de Lauden een aanvang.
Buim een 30-tal priesters waren daarby tegen
woordig, o. a. ook mgr. B. H. Klönne, pastoor
van de H. Stede te Amsterdam. De plechiige
Bequiem-mis, die daarna volgde, werd gecele
breerd door den zeereerw. heer G. J. K. Kuypers,
pastoor der parochie, geassisteerd door de
eerw. heeren C. De Bruyn, kapelaan van het
Begijnhof te Amsterdam, als diaken, F. C.
Van Beukering, kapelaan der parochie Lei-
muiden als subdiaken, en J. M. A. Bots, als
caeremoniariu8. Onderwijl werd door den hoog-
eerw. heer mgr. B. H. Klönne aan een zy altaar
voor de zielerust van den overledene een
H. Mis van Kequiera gelezen.
Had de edelachtbare heer burgemeester een
schoon kruis van levende bloemen gezonden
als bewijs van zijn innige hoogachting voor
kapelaan Pellen, hy wilde ook deelnemen am
alle plechtigheden en met den dorpsgeneesheer
zag men hem nu ook by de lykkist gezeten.
Na het plechtige Requiemgezongen door
de aanwezige priesterschaar, nam de eerw.
heer C. Da Bruyn het woord.
Het jaar 1896, zeide de gewijde redenaar,
is voor Leimuiden onvergetelijk. Eiscbte de
eerste maand een offer in pastoor Schouten,
de laatste maand sleepte den kapelaan ten
grave; God toonde zich Heer over den ouder
dom en over de jeugd, Moester over leeken,
maar ook over priesters.
Vervolgens wees spr. op do verdiensten,
deugden, werkzaamheid en vroomheid van den
overledene.
Ten slotte deed hy een beroep op broeders
en zusters, eerwaarde priesters en dierbare
parochianen, die tallooze malen hun liefde en
eerbied den jeugdigen priester hadden bewe
zen. Ontfermt U Zijner, besloot de redenaar,
en vergeet hem nietl
Na de indrukwekkende toespraak, dia door
alle aanwezigon met diepe ontroering werd
aangehoord, verrichtte mgr. Klönne de abso'
lutie en werd het ïyk, door kerk- en arm-
meesters uitgedragen, ter aarde besteld door
den wachter van „Amstels H. Stede", ge
assisteerd door zijn kapelaan en den eerw.
kapelaan van Leimuiden.
Van den heer Frans Bouman, te 's-Her-
togenbosch, wiens overlijden is medegedeeld,
wordt nog gemeld, dat by de laatste hand
legde aan eens opera: „Boete". De jonge
componist liy telde pas 30 jaar was
sinds eenige jaren organist in de St.-Catharina-
kerk en onderdirecteur van de Liedertafel
„Oefening en Uitspanning" in Don Bosch.
Naar uit Voorburg aan het „H. Dagbl."
wordt medegedeeld, blijft de toestand van
mevr. VogelKoosenboom zorgelijk. Tot dus
ver bleef de lyderes helder van geest, maar
een verdere uitstorting van bloed in de her
senen is, volgens doctoren, niet uitgesloten.
Dezer dagen is uit de begrootings-ant-
woorden aan de Tweede Kamer gebleken,
dat de minister van oorlog den bouw van
een fort by een haven te Scheveningen nood
zakelijk acht en dat de minister van water
staat wenscht af te wachten tot welk besluit
het plaatseiyk bestuur van Den Haag in zake
een haven komen zal, alvorens eene gedrags
lijn ten deze vast te stellen.
Omtrent een en ander kan nog worden
medegedeeld, dat de commissie uit den ge
meenteraad van 's-Gravenhage voor de haven
zaak, reede kort na haar optreden aan de
Regeering had gevraagd of voor het haven
plan, dat toen bestond en nog aanhangig is,
een verdedigingswerk werd vereischt en zoo
ja, of men mocht vernemen de afmetingen
voor een haven, die geen fortenbouw noodig
zou maken.
Het antwoord luidde, dat zeker by het
plan geöischt kon worden een krachtig ver
dedigingswerk omdat de versperringsmiddelen,
by het project aanbevolen, niet op tyd zou
den kunnen worden toegepast
Verder is by de onderhandelingen gebleken
dat de Begeering wel een haven mogelijk acht
zonder verdedigingswerk, hoewel daarby do
meening werd uitgesproken dat zulk een
haven te klein zou blijken om te kunnen
voldoen aan de eischen der reedery.
Hierop moet door de Raadscommissie aan
de Regeering gevraagd zyn alsdan de afme
tingen te mogen kennen van de haven, die de
Regeering zich te Scheveningen voorstelde,
en op welke wijze aan de bezwaren is te
gemoet te komen. Hierop is zy het antwoord
nog wachtende.
Op 48 jarigen ieeftjjd is te 's-Gravenhage
overleden de heer C. Rutten, oud-president
van do Kamer van Koophandel en Fabrieken,
een Hagenaar, die vroeger yverig werkzaam
was voor de bevordering der belangen van
de handelaren, nyveren en fabrikanten daar
tor stede. Als voorzitter van de Kamer van
Koophandel nam hy het initiatief tot verschil
lende maatregelen, o. a. tot de instelling v?n
een verzoeningsraad by hot geschil tusschen
reeders en Schevenicgsche visscbers en tot
een enquête ter bestryding van de werkloos-
beid onder de arbeiders.
Ook gaf hy een krachtigen stoot aan de
opwekking van het vereenigiDgsleven onder
kooplieden en industriöelen, o. a. door het
medestichten der Vereeniging voor Handel en
Nyverheid, in wier bestuur hy vroeger werk
zaam was, ook ten tyde dat zy zich nog
met de gemeenteraadsverkiezingen bemoeide,
als secretaris en voorzitter en die hem uit
erkentelijkheid onder de eere-leden had opge
nomen.
De overledene was ridder in de orde van
de Eikekroon.
Zyn stoffeiyk overschot zal Maandag a. s.
I op de begraafplaats „Eik-en-Duinen" worden
i)
De ïykstaatsie was zeer lang geweest. Alle
buren, hun dienstpersoneel, zooals opzieners
en boekhouders, hadden zich aangesloten
b\j de ter-aarde-bestelling. Alle dorpelingen,
vrouwen en mannen, grysaards en kinderen,
waren gevolgd, deels uit werkelyke deel
neming, deels uit nieuwsgierigheid. Een ieder
wist, dat de overledene diep in de schuld
had gezeten, - zóó diep, dat bem zelfs geen
steen van zyn deftig huis meer toebehoorde;
ook wist ieder, dat vorst Carolath-Wolfegg,
wiens heerlyk park dicht aan het slot grensde,
byna het dubbele bedrag van de koopwaarde
geboden had, om het laatstgenoemde in zyn
bozit te krijgen. Verder was het algemeen
bekend, dat Wedding den gevolmachtigde
van den vorst trotsch te gemoet was gegaaD,
alle onderhandelingen eens en voor altyd
hul afgewezen en elke overeenkomst ont
doken had, daar hy zich nooit of te nimmer
van htt slot, dat hy van zyn over-overgroot-
vador geërfd had en dat aan de familie ge
bleven was, zou willen scheiden. Later wel
is waar, veel later, kort voor zyn dood, die
hem in zyn beste jaren overviel, toen schuld-
ei8cher op schuldeischer aan zyn deur aan
klopte, toen hy de beste koeien verkoopen
moest, om de vervallen rekeningen te kunnen
voldoen, toen hy geen rooden duit op zak had,
om den dienstboden het loon uit to betalen,
hetwelk hua reeds sedert twee jaar niet
meer was gegeven, waarom zy wantrouwend
en kwaad gemutst by elkaar stonden en
dat waren nog de beste dienstboden, de
anderen hadden al lang het slot verlaten
toen kwam by den man, die zoo in het
nauw zat, wel vluchtig de gedachte op, het
gunstig aanbod van den vorstelyken buurman
aan te nemen, om zich uit den nood te
redden en alle vorderingen te kunnen vol
doen. Maar Wedding, het oude „Weddinghof"
in vreemde handen l Neen, dat nimmer I En
weer verdreef hy de gedachte aan een ver
koop ver, ver van zich. Wat zou hem dan
ook nog overblyven? In bet gunstigste geval
zou hy met zyn schuldeischers afgerekend
hebben en dan met vrouw en kinderen den
bedelstaf moeten opnemen. Zoo lang hy het
uithield, zoo laDg zou hy 't goed ook be
houden, en later? Ja, later.
„Ik wenschte, dat ik het niet overleefde,"
sprak hy meermalen tot zyn vrouw.
Zyn wensch werd vervuld. Juist toen het
oogenblik kwam, dat het huis zyner voor
zaten, waarop hy evenzeer gesteld was ge
weest ala zyn voorgangers, onder den hamer
gdbracht zou worden, overleed hy; niet plot
seling, niet gewelddadig, maar van verdriet,
dat hom het hart brak. Da gedachte aan de
bittere armoede zyner achterblijvende familie,
die by zonder bescherming een onzekere
toekomst achterliet, pynigde zyn ziel vreese-
ïyk en vermeerderde zyn ïyden buitengewoon
in zyn sterfuur.
„Myn kindoren, myn arme kinderen,"
steunde hy nog op bet laatste oogenblik.
„En gy, Clara, myn geliefde vrouw I"
„Wees bedaard, Richard, nog zyn wy niet
verloren," zoo bracht zy hem tot bedaren,
terwyl zy van smart en wee beefde.
„Houd myn aandenken in eere, Clara; ik
heb er geen schuld aan."
„Ik beloof het je vast; ja, nog meer, ik
wil myn leven opofferen voor het geluk onzer
kinderen. Verlaat ons rustig, Richard 1 Ach,
maak u het afscheid niet zoo zwaar." Met
bevonden mond bracht zy den stervende tot
rust en tot den eeuwigen slaap, waaruit men
hier beneden niet ontwaakt.
Clara Wedding was een flinke verscbyoing,
die toch nog, ofschoon zy veertig jaren telde,
de bevalligheid en slankheid van lichaam
bezat van een jong meisje. Richard Wedding
had haar als wees, zonder middelen, uit een
adellyke familie gesproten, tot echtgenoote
genomen, nadat hy haar Dauwelyks eenige
maanden gekend had. Een huisvriend zyns
vaders had hem toen aangeraden een ryke
vrouw te trouwen, om den treurigen toestand
zyner financiën wat op te beuren. Richard
had er niets van willen hooren, want hy
beminde Clara met geheel zyn hart. Reeds
onder den ouden Wedding was het met den
geldeiyken toestand erg achteruitgegaan.
Ongelukkige voorvallen met den veestapel,
noodlottige speculatie en vóór alles het voor
name optreden der Weddings hadden voort
durend in den geldbuidel gegrepen, zoodat
altyd grootere besparingen noodig worden.
Tood Richard Wedding zyn jonge vrouw
huwde, was het landhuis reeds in zulk een
hacheiyken staat, dat opbeuring van den
immer dieper hinkenden geldelyken toeatand
tot het onmogelyke behoorde. En zoo ver was
het dan gekomen, toen Richard, na een acht
tienjarigen echt, voorgoed de oogen sloot.
De menschen hadden op het kerkhof halfluid
tot elkander gefluisterd, dat hy r.og maar juist
met fatsoen begraven kon worden; ja, dat
misschien morgen op „Weddinghof" de pop
pen reeds aan het dansen zouden gaan. Ook
de equipage van vorst Carolath-Wolfegg had
den overledene op diens laatsten tocht ver
gezeld en zich met haar dienaren, die ryk
gegalonneerd waren, en dubbelen kroonwagen
onder de koetsen van den begrafenisstoet
gemengd. Ook zag men achter de in diepen
rouw gekleede weduwe, die met haar drie
kinderen achter do ïykbaar liep, den generaal
ge vol machtigde van den vorst, die op last
van zyn heer den doode de laatste eer bewees.
In alle grondeigenaarsfamilies vertelde men
elkander, dat er een tyd was geweest, vóór
Weddings huweiyk, waarin Herzberg die
toen reeds het volle vertrouwen van den vorst
bezat en een schitterende en invloedryke
positie innam tot het dwaze toe op Clara
verliefd geweest was. Hy zou alles aange
boden hebben, om verzekerd te zyn van het
schoone meisje, maar toch werd hy met zyn
verlokkende aanbiedingen onbarmhartig af
gewezen, want Richard Wedding was de uit
verkorene. Dat had hy niet kunnen verkrop
pen en de voormalige vurige aanbidder was
een grimmige vijand geworden, die geen ge
legenheid voorby liet gaan, om Wedding hoe
langer hoe meer in de ellende te storten.
Men zou ook gemerkt hebben, dat soms een
tevreden lachje over zijn trekken gleed, en
hy met zekere genoegdoening naar de vrouw
gekeken had, die, verteerd door onuitepreke-
Ïyk verdriet, aan het graf van haar man
stond.
De begrafenisplechtigheid was afgeloopen.
Da vrienden en bekenden van „Weddinghof"
hadden eanige handen aarde op de kist ge
worpen en toen den weg naar huis ingeslagen.
Ook de ryzigo en slanke weduwe was met
langzame schreden en gebogen hoofd den
treurenden deelnemers aan den stoet, die in
een groep mot elkaar stonden te prateD,
voorbygegaan. Dezen woken met deelnemend
zwygen, misschien uit eerbied, op zy.
Twee opgeschoten joDgens, van wie do
oudste, Richard, in een mooie cadetten-uniform
gekleed was, geleidden de jeugdige moeder
zorgzaam en met onmiskenbare achting, terwyl
een betooverend schoon meisje vooruitging.
Juist aan de kerkhofpoort wachtte het rytuig
van „Weddinghof". Bereidwillig had men er
plaats voor gemaakt, terwyl de andere ry-
tuigen op een eerbiedigen afstand stonden.
Menige geringschattende of ook wel mede-
ïydende blik werd op het oude ding geslagen,
dat daar stond met een gedeukte overkapping
van leer, alsof het oen lang vervlogen ge
slacht toebehoorde. Aan de groote wieleD ont
brak meer dan één spyker. De kussens lieten
by elke beweging een bedenkeiyk geluid
hooren, alsof men onverwachts met alle
kracht op een springveer trad, en het yzer-
werk kraakte zóó verdacht, alsof een smid
er in hamerde, die het noodige reparatiewerk
deed.
(Wordt vervolgd.)