N». 11291. Maandag 14 December. A0.1896 <geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit ncmmer bestaat uit DRIE Bladen. Zij, die zich vóór 1 Janaari opgeven als Abound op liet „LEIDSCH DAGBLAD", hebben mede recht op den Portefeuil!e-A!manak1897, aangeboden aan de Abonnés. F'euilleton. EHRENTRAUT. LEIDSCH DAGBLAD. PEUS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maandon. Franco per post Afzonderlijke Nommers 4 f l.io: 0.05. PRIJS DER ADVERTETTTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Leiden, 12 December. Gisteravond trad in het Nutsgebouw voor de Afdealing Leiden en Omstreken van den Nederlandschen Protestantenbond dr. A. Brui ning, van Krommenie, als spreker op. Hij behandelde zijn aangekondigd onder werp „Onsterfelijkheid". Terecht mocht hij zeggen, dat het onder werp te rijk en te veelomvattend was, dan dat 't op één avond in zoo weinige oogen- blikken afgehandeld zou kunnen worden. Hy zou daarom zich by eenige voorname hoofd punten bepalen. Die waren de voorstellingen omtrent en de waarde en het recht van de onsterfelijkheid. Dat 't onderwerp belangwekkend is, spreekt vanzelf: 't raakt immers ons eigen levens- bestaan en iB in overeenstemming met de neigingen van den menschelijken geest. Dat geloof wordt van de oudheid af onder alle volkeren gevonden. Het vindt waarschijn lijk zjjn grond in den toestand der mensche- ljjke ziel in droomen of onder bezwijming; zy leeft, al schijnt 't lichaam dood, althans werkeloos te zijn. Vandaar het geloof aan geesten van afgestorvenen, nu eens schrik wekkend, vandaar, dat men ze trachtte te weren of te bezweren, dan eens zegenaanbren- gend, zoodat men ze als beschermengelen vereerde. Daardoor heen speelde dan nog de voorstelling van een reis naar een vreemd oord. Eerst was dat oord geheel onbepaald, later nam 't in betrekkiog tot andere voor stellingen der volken een meer bepaalde ge stalte aan, en was 't een reis daar heen, waar de zon ondergaat, om van haar na den dood weer de verloren warmte, d. i. hot leven, te on leen n. Daaruit nu volgde als vanzelf bet gebruik om aan de ooien mee te geven wat ze in dat andere land zouden noolig hebben, of de vrees, om het lichiam te vermioken, bovenal om onthoofd te worden en daardoor hiernamaals ook van di9 lichaanasdeelen be roofd te blijven. Langzamerhand nam die voorstelling e9n meer bepaalden vorm aan, meestal een iieaal toestand, maar voorgesteld naar wat in het leven der volkeren het hoogste was, zooals by de Germanen, waar de kampvechters om Odin's disch zouden vereenigi zijn, en daar van het gevelde ever zwijn zouden genieten, enz. Daarmee verbond zich dan langzamerhand het vergeldingsgeluof, „ooals we weten, dat het zich o. a. bij Israëlieten en Christenen heeft ontwikkeld, met de ge dachten aan hemel en hel. Nevens deze voorstelling was nog dio der zielsverhuizing, zooals we die kennen by co Hindoes en Brahmadienaars en van de opstan ding, by de oude Perzan onder Zarathrucha aangenomen en zooals we weten door de Israölieten van dezen na de ballingschap waar- scbynlijk overgenomen. Ook in Jezus' tyd, gelijk in den onzen, zij 't natuurlijk vervormd, was en is sprake van een oordeelsdag by de komst van den Messias en van vergelding. Na deze gedachten uitgewerkt en meer aan schouwelijk voorgesteld te hebben, behandelde 8pr. daarna de vraag naar de waarde en het recht van het geloof aan onsterfelijkheid. Beide handhaafde hy met volle overtuiging. Hy herinnerde eerst aan de twyfelaar3 en de oorzaken van hun twijfel: het vallen van oude voorstellingen, van oude gronden, en hoe ook overschatting tot reactie gelei J heeft. Evenals 't gaat met de bewering, trouwens een zeer oppervlakkige dat het geloof in God niet noodig zou wezen voor een'waar achtig zedeiyk leven, voor dien is dat geloof reeds voor drie kwart verloren, zoo niet 't on- sterfelükheidsgeloof. De waarde ligt hierin, dat 't is een onmis kenbaar element van het godsdienstig geloof, de weerslag van, de volmaking van het ver langen van den mensch naar volle gemeen schap met God. Tegenover den weemoed des levens, zijne teleurstellingen vooral op zedelijk gebied, staat de vertroostende kracht van dat geloof. En wat ons werken betreft, het onsterfe- lijkheidsgeloof leert ons de beteekenis en be stemming kennen van het individu, aan welker verwezenlijking te werken nu geen droom meer behoeft te zijn. "Wat nu eindelijk het recht van dat geloof aangaat, ook dat werd door spreker met alle warmte en overtuiging bepleit. Al werd dat recht door velen ontkend, gronden van eenige beteekenis zijn daar tegen nooit aangevoerd, meest altijd opper vlakkig of eenzijdig. De drang van den mensch, dien hij nooit prysgeven kan, naar eindelooze ontwikkeling op zedelijk gebied, de waarde van de persoon lijkheid van den mensch, d. w. z. de waarde van iederen mensch in en voor het groote geheel, het geloof van de heroën der mensch- heid daaraan lage, grofzinneiyke menschen kennen niet dat hooge, waarop het onsterfe- ïykheidsgeloof alleen kon worden opgebouwd en dan het specifiek onderscheid van de geestes- en herstnenwerkzaamheid, dat door spr. zeer uitvoerig aangetoond werd, voorts de redelijke verantwoordelijkheid, die ieder mensch gevoelt, deze en misschien nog andere zijn de gronden, waarop met recht het geloof aan onsterfelijkheid mag worden opgebouwd. Zeker, daar blijven nog vragen onbeant woord, vragen als: van waar de geest, en waarheen? Maar 't is hier alleen een heilige onwetendheid, die ons op die vragen het stil zwijgen doet bewaren Wy gelooven in eeuwig leven, en 't is onze ro?pmg dat geloof, waarvan zooveel voor 't leven der menschen afhangt, te verkondigen. De oplossing van het raadsel des levens, langs maatscbappelijken weg be proefd, moet mislukkeD, als niet allereerst en allermeest op den godsdienstig zedelijken grondslag het gebouw van het menschenleven wordt opgetrokken. Deze schoone rede werd door velen met belangstelling gevolgd. Bij KoDinkl. Besluit is, met ingang van 1 Jan. 1897, rar. H. Van der Hoeven, te Leiden, opnieuw voor drie jaren benoemd tot secre taris van het college voor de zeevisscherijen. De Kinorkerk, waarin vele jaren ach tereen wyhn ds. Koopmans Van Boekeren voorganger was, zal voortaan gehouden worden door ds. Schim Van der Loeff, in het Kerk gebouw van de Bemonstrartsche Gerefor meerde Gemeente; voor 't eerst op Zondag 20 December, 's namiddags te één uur, en verder geregeld om de 14 dagen, uitgenomen de vacantietyden. Morgenochtend om 8 u. 54 m. vertrek ken de werkende bden van de Leidsche Tooneelveroeniging „Jacob Cats" naar Leeuwar den voor den tooneelwedstryd. Laten onze beste wenschen hen vergezellen 1 Maandagavond komen zij met den laatsten trein van Amsterdam bier aan. Naar men uit goeie bron verneemt, heeft mejuffrouw C. J. Bree, geb. Kooy, ge meente vroedvrouw te Zoeterwoude, aan den - Baad dier gemeente kennis gegeven met 1 April a. s. niet meer m aanmerking te willen komen voor die betrekking. In de teLeimuiden gehouden vergadering der Nod. Herv. gemeente heeft eene stomming plaats gehad ten gevolge der periodieke aftreding van den ouderling H. C. De Bijk en den diaken J. J. Alewyn, dis beiden werden her benoemd. Vanwege de afdeeling Bodegraven van bet Nut zal Vrijdag 18 December optreden do Keer dr. L. Bleekrode, te 's Gravenhage. In eene populaire voordracht zal behandeld wordenDe electriciteit als beweegkracht. Op dien dag zijn by het bestuur gratis volks- kaarten voor toegang te bekomen. Tot kerkvoogden der Nod.-Herv. gem. te Oegstgeest zijn benoemdde hoer A. Blan- kesteyn en in plaats van den heer E. Groan, die bedankt had, de heer A. J. Van Hoeken. Tot notabelende heeren P. Kromhout, L. Oudshoorn, J. Kothert en J. J. Baron Taets van Am rongen. Donderdag 17 December a. s des avonds te 7 uren, hoopt ds. Bign&lda, Geref. predikant te Oudshoorn, te Oude Wetering eene Unie- rede te houden voor de Christelijke School. In Januari zal ds. Kanksma, ven Bynsturg, to Oude Wetering voor dit tiosl ook optreden, waarvan dag en uur later zullen worden vast gesteld. Voor de daarby belanghebbende loteling8n van de lichting 1897 der gemeente Woubrugge zal de zi ting van den Militieraad in het 3de district, worden gehouden te Leiden, in het Invalidenhuis, op Woensdag 16 December a. s 's voormiddags te lls/4 ure. Men schrijft uit Leirauiden: Nadat 's middags het lijk van onzen betreurden overleden kapelaan, den weleerw. heer H. Pellen z. g., de pastorie was uitgedragen naar de kerk, die in treurgewaad was gehuld, werd het daar geplaatst onder een rouwhemel met witte pluimen. Des avonds te halfzeven was de kerk stampvol en had zich een aanzienlijk getal priesters geschaard rondom de lijkbaar. By de plechtige Metten, die werden gezon gen, officiöerde de zeereerw. heer deken C. Bouman. Den volgenden ochtend was reeds te half zeven de kerk geheel gevuld en naderden byna alle parochianen tot de H. Communie. Te halftien namen de Lauden een aanvang. Buim een 30-tal priesters waren daarby tegen woordig, o. a. ook mgr. B. H. Klönne, pastoor van de H. Stede te Amsterdam. De plechiige Bequiem-mis, die daarna volgde, werd gecele breerd door den zeereerw. heer G. J. K. Kuypers, pastoor der parochie, geassisteerd door de eerw. heeren C. De Bruyn, kapelaan van het Begijnhof te Amsterdam, als diaken, F. C. Van Beukering, kapelaan der parochie Lei- muiden als subdiaken, en J. M. A. Bots, als caeremoniariu8. Onderwijl werd door den hoog- eerw. heer mgr. B. H. Klönne aan een zy altaar voor de zielerust van den overledene een H. Mis van Kequiera gelezen. Had de edelachtbare heer burgemeester een schoon kruis van levende bloemen gezonden als bewijs van zijn innige hoogachting voor kapelaan Pellen, hy wilde ook deelnemen am alle plechtigheden en met den dorpsgeneesheer zag men hem nu ook by de lykkist gezeten. Na het plechtige Requiemgezongen door de aanwezige priesterschaar, nam de eerw. heer C. Da Bruyn het woord. Het jaar 1896, zeide de gewijde redenaar, is voor Leimuiden onvergetelijk. Eiscbte de eerste maand een offer in pastoor Schouten, de laatste maand sleepte den kapelaan ten grave; God toonde zich Heer over den ouder dom en over de jeugd, Moester over leeken, maar ook over priesters. Vervolgens wees spr. op do verdiensten, deugden, werkzaamheid en vroomheid van den overledene. Ten slotte deed hy een beroep op broeders en zusters, eerwaarde priesters en dierbare parochianen, die tallooze malen hun liefde en eerbied den jeugdigen priester hadden bewe zen. Ontfermt U Zijner, besloot de redenaar, en vergeet hem nietl Na de indrukwekkende toespraak, dia door alle aanwezigon met diepe ontroering werd aangehoord, verrichtte mgr. Klönne de abso' lutie en werd het ïyk, door kerk- en arm- meesters uitgedragen, ter aarde besteld door den wachter van „Amstels H. Stede", ge assisteerd door zijn kapelaan en den eerw. kapelaan van Leimuiden. Van den heer Frans Bouman, te 's-Her- togenbosch, wiens overlijden is medegedeeld, wordt nog gemeld, dat by de laatste hand legde aan eens opera: „Boete". De jonge componist liy telde pas 30 jaar was sinds eenige jaren organist in de St.-Catharina- kerk en onderdirecteur van de Liedertafel „Oefening en Uitspanning" in Don Bosch. Naar uit Voorburg aan het „H. Dagbl." wordt medegedeeld, blijft de toestand van mevr. VogelKoosenboom zorgelijk. Tot dus ver bleef de lyderes helder van geest, maar een verdere uitstorting van bloed in de her senen is, volgens doctoren, niet uitgesloten. Dezer dagen is uit de begrootings-ant- woorden aan de Tweede Kamer gebleken, dat de minister van oorlog den bouw van een fort by een haven te Scheveningen nood zakelijk acht en dat de minister van water staat wenscht af te wachten tot welk besluit het plaatseiyk bestuur van Den Haag in zake een haven komen zal, alvorens eene gedrags lijn ten deze vast te stellen. Omtrent een en ander kan nog worden medegedeeld, dat de commissie uit den ge meenteraad van 's-Gravenhage voor de haven zaak, reede kort na haar optreden aan de Regeering had gevraagd of voor het haven plan, dat toen bestond en nog aanhangig is, een verdedigingswerk werd vereischt en zoo ja, of men mocht vernemen de afmetingen voor een haven, die geen fortenbouw noodig zou maken. Het antwoord luidde, dat zeker by het plan geöischt kon worden een krachtig ver dedigingswerk omdat de versperringsmiddelen, by het project aanbevolen, niet op tyd zou den kunnen worden toegepast Verder is by de onderhandelingen gebleken dat de Begeering wel een haven mogelijk acht zonder verdedigingswerk, hoewel daarby do meening werd uitgesproken dat zulk een haven te klein zou blijken om te kunnen voldoen aan de eischen der reedery. Hierop moet door de Raadscommissie aan de Regeering gevraagd zyn alsdan de afme tingen te mogen kennen van de haven, die de Regeering zich te Scheveningen voorstelde, en op welke wijze aan de bezwaren is te gemoet te komen. Hierop is zy het antwoord nog wachtende. Op 48 jarigen ieeftjjd is te 's-Gravenhage overleden de heer C. Rutten, oud-president van do Kamer van Koophandel en Fabrieken, een Hagenaar, die vroeger yverig werkzaam was voor de bevordering der belangen van de handelaren, nyveren en fabrikanten daar tor stede. Als voorzitter van de Kamer van Koophandel nam hy het initiatief tot verschil lende maatregelen, o. a. tot de instelling v?n een verzoeningsraad by hot geschil tusschen reeders en Schevenicgsche visscbers en tot een enquête ter bestryding van de werkloos- beid onder de arbeiders. Ook gaf hy een krachtigen stoot aan de opwekking van het vereenigiDgsleven onder kooplieden en industriöelen, o. a. door het medestichten der Vereeniging voor Handel en Nyverheid, in wier bestuur hy vroeger werk zaam was, ook ten tyde dat zy zich nog met de gemeenteraadsverkiezingen bemoeide, als secretaris en voorzitter en die hem uit erkentelijkheid onder de eere-leden had opge nomen. De overledene was ridder in de orde van de Eikekroon. Zyn stoffeiyk overschot zal Maandag a. s. I op de begraafplaats „Eik-en-Duinen" worden i) De ïykstaatsie was zeer lang geweest. Alle buren, hun dienstpersoneel, zooals opzieners en boekhouders, hadden zich aangesloten b\j de ter-aarde-bestelling. Alle dorpelingen, vrouwen en mannen, grysaards en kinderen, waren gevolgd, deels uit werkelyke deel neming, deels uit nieuwsgierigheid. Een ieder wist, dat de overledene diep in de schuld had gezeten, - zóó diep, dat bem zelfs geen steen van zyn deftig huis meer toebehoorde; ook wist ieder, dat vorst Carolath-Wolfegg, wiens heerlyk park dicht aan het slot grensde, byna het dubbele bedrag van de koopwaarde geboden had, om het laatstgenoemde in zyn bozit te krijgen. Verder was het algemeen bekend, dat Wedding den gevolmachtigde van den vorst trotsch te gemoet was gegaaD, alle onderhandelingen eens en voor altyd hul afgewezen en elke overeenkomst ont doken had, daar hy zich nooit of te nimmer van htt slot, dat hy van zyn over-overgroot- vador geërfd had en dat aan de familie ge bleven was, zou willen scheiden. Later wel is waar, veel later, kort voor zyn dood, die hem in zyn beste jaren overviel, toen schuld- ei8cher op schuldeischer aan zyn deur aan klopte, toen hy de beste koeien verkoopen moest, om de vervallen rekeningen te kunnen voldoen, toen hy geen rooden duit op zak had, om den dienstboden het loon uit to betalen, hetwelk hua reeds sedert twee jaar niet meer was gegeven, waarom zy wantrouwend en kwaad gemutst by elkaar stonden en dat waren nog de beste dienstboden, de anderen hadden al lang het slot verlaten toen kwam by den man, die zoo in het nauw zat, wel vluchtig de gedachte op, het gunstig aanbod van den vorstelyken buurman aan te nemen, om zich uit den nood te redden en alle vorderingen te kunnen vol doen. Maar Wedding, het oude „Weddinghof" in vreemde handen l Neen, dat nimmer I En weer verdreef hy de gedachte aan een ver koop ver, ver van zich. Wat zou hem dan ook nog overblyven? In bet gunstigste geval zou hy met zyn schuldeischers afgerekend hebben en dan met vrouw en kinderen den bedelstaf moeten opnemen. Zoo lang hy het uithield, zoo laDg zou hy 't goed ook be houden, en later? Ja, later. „Ik wenschte, dat ik het niet overleefde," sprak hy meermalen tot zyn vrouw. Zyn wensch werd vervuld. Juist toen het oogenblik kwam, dat het huis zyner voor zaten, waarop hy evenzeer gesteld was ge weest ala zyn voorgangers, onder den hamer gdbracht zou worden, overleed hy; niet plot seling, niet gewelddadig, maar van verdriet, dat hom het hart brak. Da gedachte aan de bittere armoede zyner achterblijvende familie, die by zonder bescherming een onzekere toekomst achterliet, pynigde zyn ziel vreese- ïyk en vermeerderde zyn ïyden buitengewoon in zyn sterfuur. „Myn kindoren, myn arme kinderen," steunde hy nog op bet laatste oogenblik. „En gy, Clara, myn geliefde vrouw I" „Wees bedaard, Richard, nog zyn wy niet verloren," zoo bracht zy hem tot bedaren, terwyl zy van smart en wee beefde. „Houd myn aandenken in eere, Clara; ik heb er geen schuld aan." „Ik beloof het je vast; ja, nog meer, ik wil myn leven opofferen voor het geluk onzer kinderen. Verlaat ons rustig, Richard 1 Ach, maak u het afscheid niet zoo zwaar." Met bevonden mond bracht zy den stervende tot rust en tot den eeuwigen slaap, waaruit men hier beneden niet ontwaakt. Clara Wedding was een flinke verscbyoing, die toch nog, ofschoon zy veertig jaren telde, de bevalligheid en slankheid van lichaam bezat van een jong meisje. Richard Wedding had haar als wees, zonder middelen, uit een adellyke familie gesproten, tot echtgenoote genomen, nadat hy haar Dauwelyks eenige maanden gekend had. Een huisvriend zyns vaders had hem toen aangeraden een ryke vrouw te trouwen, om den treurigen toestand zyner financiën wat op te beuren. Richard had er niets van willen hooren, want hy beminde Clara met geheel zyn hart. Reeds onder den ouden Wedding was het met den geldeiyken toestand erg achteruitgegaan. Ongelukkige voorvallen met den veestapel, noodlottige speculatie en vóór alles het voor name optreden der Weddings hadden voort durend in den geldbuidel gegrepen, zoodat altyd grootere besparingen noodig worden. Tood Richard Wedding zyn jonge vrouw huwde, was het landhuis reeds in zulk een hacheiyken staat, dat opbeuring van den immer dieper hinkenden geldelyken toeatand tot het onmogelyke behoorde. En zoo ver was het dan gekomen, toen Richard, na een acht tienjarigen echt, voorgoed de oogen sloot. De menschen hadden op het kerkhof halfluid tot elkander gefluisterd, dat hy r.og maar juist met fatsoen begraven kon worden; ja, dat misschien morgen op „Weddinghof" de pop pen reeds aan het dansen zouden gaan. Ook de equipage van vorst Carolath-Wolfegg had den overledene op diens laatsten tocht ver gezeld en zich met haar dienaren, die ryk gegalonneerd waren, en dubbelen kroonwagen onder de koetsen van den begrafenisstoet gemengd. Ook zag men achter de in diepen rouw gekleede weduwe, die met haar drie kinderen achter do ïykbaar liep, den generaal ge vol machtigde van den vorst, die op last van zyn heer den doode de laatste eer bewees. In alle grondeigenaarsfamilies vertelde men elkander, dat er een tyd was geweest, vóór Weddings huweiyk, waarin Herzberg die toen reeds het volle vertrouwen van den vorst bezat en een schitterende en invloedryke positie innam tot het dwaze toe op Clara verliefd geweest was. Hy zou alles aange boden hebben, om verzekerd te zyn van het schoone meisje, maar toch werd hy met zyn verlokkende aanbiedingen onbarmhartig af gewezen, want Richard Wedding was de uit verkorene. Dat had hy niet kunnen verkrop pen en de voormalige vurige aanbidder was een grimmige vijand geworden, die geen ge legenheid voorby liet gaan, om Wedding hoe langer hoe meer in de ellende te storten. Men zou ook gemerkt hebben, dat soms een tevreden lachje over zijn trekken gleed, en hy met zekere genoegdoening naar de vrouw gekeken had, die, verteerd door onuitepreke- Ïyk verdriet, aan het graf van haar man stond. De begrafenisplechtigheid was afgeloopen. Da vrienden en bekenden van „Weddinghof" hadden eanige handen aarde op de kist ge worpen en toen den weg naar huis ingeslagen. Ook de ryzigo en slanke weduwe was met langzame schreden en gebogen hoofd den treurenden deelnemers aan den stoet, die in een groep mot elkaar stonden te prateD, voorbygegaan. Dezen woken met deelnemend zwygen, misschien uit eerbied, op zy. Twee opgeschoten joDgens, van wie do oudste, Richard, in een mooie cadetten-uniform gekleed was, geleidden de jeugdige moeder zorgzaam en met onmiskenbare achting, terwyl een betooverend schoon meisje vooruitging. Juist aan de kerkhofpoort wachtte het rytuig van „Weddinghof". Bereidwillig had men er plaats voor gemaakt, terwyl de andere ry- tuigen op een eerbiedigen afstand stonden. Menige geringschattende of ook wel mede- ïydende blik werd op het oude ding geslagen, dat daar stond met een gedeukte overkapping van leer, alsof het oen lang vervlogen ge slacht toebehoorde. Aan de groote wieleD ont brak meer dan één spyker. De kussens lieten by elke beweging een bedenkeiyk geluid hooren, alsof men onverwachts met alle kracht op een springveer trad, en het yzer- werk kraakte zóó verdacht, alsof een smid er in hamerde, die het noodige reparatiewerk deed. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1