H. C. BÜSJ. fiijli 55. Fransche Korsetten. hj es' MENGELWERK. Gouden Brillen BEUZEMAKER Co. Het Centrum antwoordt Het Vaderland Voor Het Vaderland was het wel wensch9- lük, dat wij inderdaad niet wisten, wat het ons daar vertelt. Immers, dan konden wij in ootmoed schuld bekennen en de opgewonden heid van het liberale orgaan ware misschien tot bedaren te brengen. Intusschen is het ons evengoed, en, wij durven zeggen, beter bekend, wat Reken- kamerleden persoonlijk te doen hebben aan het werk, wat hier zoo breed wordt uit gemeten, en daarom meenen wij ons oordeel te mogen handhaven. Wy hebben volstrekt niet gezegd, dat elke klerk of boekhouder voor dat werk geschikt isware dit zoo, wij zouden ons aan grooter overdrijving hebben schuldig gemaakt dan Eet Vaderland, klaar dat er legio op onze handelskantoren zitten, die het werk, wat een Rekenkamerlid porsoonljjk verricht, zou den kunnen doen, houden wij toch vol. Ook dan nog hebben wij evenwol eerbied voor dien arbeid, maar als men aan eene Univer siteit in de rechten is gepromoveerd on boven dien ettelijke jaren lid van de Tweede Kamer was zooals dit met de heeren Sandberg en M a c k a y het geval is, dan moot men toch al een zonderling hersengestel bezitten om met behulp van 1 secretaris, 1 referen daris, 3 hoofdcommiezen, 1 commies-chef de bureau, 11 commiezen en 16 adjunct commie zen plus de klerken, niet één zevende deel van het Rekenkamer werk te kunnen ver richten. In ieder geval zal Met Vaderland verstandig doen z\jn boosheid to laten varen en zyn aan- daoht eens te schenken aan do vraag, waarorrr nu het den heer M. M a c k a y geldt, zoo'n spektakel wordt gemaakt, terwijl in 1881, toon het 't Kamerlid Jhr. Mr. Sandberg gold, er geen wolkje aan de lucht was. De Standaard zegt: De jongste voordracht voor de Rekenkamer heeft enkele organen der Pers verleid, voor ontneming van het recht tot deze soort voor drachten aan de Tweede Kamer te pleitoD. Hier geldt, dunkt ons, het p r i n c i p i i s o b s t a. Ons constitutioneelo staatsleven rust op de opvatting van den Staat, als geconstitueerd uit twee bestanddeelen, eenerzijds het Yolk en anderzijds de Overheid. Beider wederzijdsch3 verhouding hangt aan $et Budgetrecht; en hoe wonschelijk het dan ook ware, het Budgetrecht op minder omslachtigen voet te regelen, nooit mag de Staten Generaal, als vertegenwoordigende het volk, dit recht uit handen geven of verzwak ken laten. Aan dit Budgetrecht toch hangen de vrijheden en rechten des Yolks. Juist hieruit echter vloeit voort, dat de voordracht voor de Rekenkamer door do Staten- Generaal niet kan worden uit handen ge geven. Zonder de controle van een deugdelijke Re kenkamer beduidt het Budgetrecht minder dan niets. Het is juist de Rekenkamer, die te waken heeft, dat de financióele beslissingen, in de Staten-Generaal genomen, stiptelyk door de Overheid worden geëerbiedigd. En evenmin nu als het zin zou hebben, dat een Thesaurier zelf de Commissie tot nazien van zijn rekening benoemde, evenmin is het denkbaar, dat de Overheid na3r eigen goed dunken de Rekenkamer bezette. Dat de Kamer slechts recht van voordracht en de Kroon de benoemiug heeft, is uiter aard niets dan een vorm van eerbied. Ook waar do Overheid moet gecontroleerd worden, behoort ze als Overheid bij de gratie Gods met zekeren eerbied te worden bejegend. En acht men, dat eon Kamer, uit zekeren geest van kameraadschap, zoo dikwijls een barer leden solliciteert, allicht er toe zal over hellen om den sollicitant, dien al haar leden allen kennen, boven andere verzoekers, die aan haar meeste leden vreemd zijn, voor keur te goven, goed, laat men dan bepalen, dat zij, die op het oogenblik, dat de vacature ontstond, Kamerleden waren, niet benoem baar zijn, en voorts vooral het officiëele sol- liciteeren afschaffen. Tegen zulk e9n wijziging der wet zou geen de minste bedenking bostaan; veel zelfs zou er voor pleiten. Maar taste daarom niemand het recht van voordracht aan, dat de Staten-Goneraal bezit. Dit recht mag zoomin wegvallen als het recht van voordracht voor den Hoogen Raad. Immers, gelijk de Hooge Raad waarborg moet opleveren óók tegen schending van het Recht door de Overheid, en daarom niet een zijdig door de Overheid mag benoemd wor den, evenzoo behoort de Rekenkamer waar borg te bieden tegen financiëele malversatiën van de Ministers der Kroon, en daarom kan baar bezetting nist eenzijdig aan de Kroon worden overgelaten. Dit punt scheen ons van meer aanbelang dan de toorn van enkele bladen over de nu gedane voordracht. Als men ons uit de liberale pers eerst de artikelen zal getoond hebben, waarin gelijke toorn sprak over het stelselmatig weren uit officiön en betrekkingen van geen minderen dan Bilderdyk, Da Costa en Groen van Prin- sterer, zal do tijd ook voor bespreking van dit punt gekomen zün. Jimmy Steele's Sinterklaas. Uit het Engelsch vati JOHN OXENHAM. James Steele was van ambacht loodgieter ep van professie oen dief. Hij was een klein, onaanzienlijk mannetje, re9ds gr(js, en men zou hem zijn beroep niet aangezegd hebben. Zijn vrouw zelfs had hem altyd voor een eerlijk man gehouden; 'twas dan oak een wonder, dat hü nooit gesnapt was geworden. Het zwakke, teringachtige vrouwtje kwam den schrik nist meer te boven, toen Jim op zekeren dag door de politie uit z-jn bed ge haald werd, na een al te onvoorzichtigo po ging om zich met een anders goad te ver rijken. Ze stierf kort daarop, haar eenjarig zoontje aan de zorg van een goedhartige buurvrouw achterlatend, tot zijn vader hom zou komen opeischen. Nog denzelfden dag van zijn invrijheid stelling, zes jaren later, nam Jim zijn kind met zich mede, wellicht slechts voor korten tijd, want kleine Jim was een paar maanden geleden overreden door eon rijtuig en sinds was Lp al zwakker en zwakker geworden. Oude Jim Steele, de inbreker, met zijn grijzen stoppolbaaTd en gerimpeld gezicht paste hem op met het geduld en de teeder- heid van een moeder; 'snachts ging bij tel kens naar hem kijken en over dag durfde bij hem nauwelijks verlaten uit angst dat hij bü zijn thuiskomst een lijkje zou vinden. Hardnekkig klampte kleine Jim zich aan het leven vast alsof bem in dat leven nog heel wat goeds te wachten stond. Eindelijk was de vader door allerlei onvoor ziene uitgaven zóó achterop geraakc, dat hü zichzelf bijna het noodige moast ontzeggen om het zijn kind te kunnen geven. K'eine Jim had van Sinterklaas gelezen in oude, gescheurde tijdschriften, die de buren hst arme, zieke kind, uit medelijden leenden, zoo dat hij den avond te voren aan zjjn vader vroeg: „denkt gij dat Sinterklaas van nacht mij ook wat zal biengen?" „Ik denk het niet, waarom zou hij?" „Omdat het van avond de avond is, waarop hij wat komt brengen. Hij hoeft esn rooden mantel aaD, met bont gevoerd, en een myter op en hij draagt e:n grooten zak vol met suikergoed en speelgoed, dat bij door den schoorsteen naar beneden gooit." „Wie weet het," antwoordde oude Jim, onderwijl er over peinzend waarvan hij den kleinen jongen wat zon kunnen koopen. Terwijl hü op een middel zon om aan wat speelgoed te komen, zeide hü om tyd te winnen: „Als je hem eens een briefje schreef?" „Maar, aan wolk adres?" „Geef mü den brief maar, dan zal ik maken dat hij hem krügt, want ik weet een huis, waar bij zeker komt en daar zal ik het brengen." Jim zette zich dadelyk aan 't werk en stelde met potlood een epistel samen; doodelyk vermoeid liet het kind zich na-die inspanning in de kussens zinken. „Aan mijnheer Sinterklaas," had hü in onleesbare hanepooten op het adres geschreven. „Ga nu maar zco gauw mogelijk slap.n vermaande oude Jim, zyn ruige jas aantrek kend, „dan beloof ik je dat ik, als ik dien heer met zyn rooden mantel tegenkom, bem cit briefje zal geven; wie weet of hijzelf nog niet meekomt". Goed, oud vadertje", antwoordde 't kind, Jiefkoozend de oneerlijke handen streelend. De oude trok welgemoed op roof uit; allicht kon bü 't een of ander buit maken. Behoedzaam sloop hy langs verscheidene groote huizen, tot hy enkele villa's bereikt had, dia In een eigen tuin lagen. Telkens wanneer hy den zwaren stap van een politie agent in de verte achter zich hoorde, verborg hü zich haastig achter een paar bladerlooze struiken. Eindeiyk bereikte hy een huis, dat aan zyn verwachtingen scheen te voldoen, ten minste hy knikte goedkeurend. Hier moet ik zyn", mompelde hjj, „hier zyn kinderen", met oen kennersblik naar een raam, voorzien van een üzeren hekje, op do bovenste verdieping. Voorzichtig kroop hü naar de zyde van het huis, waar een serro met glazen deuren in den tuin uitkwam. De gordijnen waren niet gezakt en wat by zag ontlokte hem byna eenschreeuw van vreugde. In een hoek der serre stonden een kleino fiets en een houtep paard met een karretje. Geduldig liet hü zich op den vochiigen grond glyden en bleef min stens een half uur toekyken, wachtend om zyn slag te kunnen slaan. By de tafel in de kamer stonden oen heer en dame, bezig met allerlei speelgoed te sor- toeren en er pakjes van te maken. Vrooiyk praatten en lachten zü over het pleizier, dat de kinderen den volgenden morgen zouden bobben, als ze alles zouden zien wat Sinter klaas voor hen gereden had. Zy schreef namen op witte strookjes papier, dia ze aan de pakjes heebtto, en torwyi zo daarmede bezig was, trok haar echtgenoot ongemerkt een bisschops mantel aan, van een oudon chambercloak ge maakt en zich don hoogen myter opzettend, wachtte hy tot zün vrouw toevallig den blik naar hem zou wenden. Met een hand hield hü een grooten grijzen baard voor zyn gezicht. „Eindelijk klaar," zeide by, zich omkee- rend. „O, Jack, hoe kunt ge me zoo aan 't schrikken maken! maar ik moet zeggen, de vermomming is prachtig, jo bent niet te herkennen." Zü legden nu alles in een mand, die ze voor de deuren der serre zetten, na eerst het toilet van den bisschop er overheen te hebben gespreid. Jim keek er met gretige oogen naar van achter do laurierboompjes. De moeder verschikte nog wat hier en daar in do kamer, ruimde wat op, de vader stak een sigarette op en toen hy die uitgerookt had, gaapte hy eens een paar maal, vroeg zün vrouw of ze maar naar bed zouden gaan en draaide het gas uit. En die andere vader zat bewegingloos in het natte gras, wachtend op een gunstige gelegenheid om van al dat* moois iets voor zün ziek kind te bemachtigen. Nog twes uren, nadat alle lichten In huis uitgedoofd waren, wachtte hü; toen stond hy op, byna verstyfd, en begaf zich naar de serre-deur. Binnen een paar minuten had hü die zonder geruisch geopend en hield hü de mand stevig in beide handen. De zwaarste en grootste stukken speelgoed legde hy weer in de kamer, sloot daarna do deuren weder en verdween haastig met zün schatten in do duisternis. Het gelukte hem, onopgemerkt zyn huisje te bereiken; met een bonzend hart beklom bü do hooge, steild trap. Indien kleine Jim in dien tyd eens was heengegaan! Hy was zoo lang weg geweest. Hy luisterde aan de deur, doch vernam gein enkel geluid. Eiado- lyk dwong hy zich naar binnen te gaan en een klein lampje aan te steken. Kleine Jim lag gerust te slapen, het fijne, bleeke gezichtje diep in het kussen gedrukt. Bezorgd boog zyn vader zich over hem, en niemand had hem op dat oogenblik zeker voor een inbreker gehouden; van zooveel medeiyden en goedheid sprak zyn verweerd gelaat. Hy plaatste zacht do tafel vlak naast het bed en legde or een wit tafellaken over, dat hy uit het groote huis had meegenomen en dat aan het armoedig vertrek dadelyk een heel ander aanzien gaf. Het deed hem terug denken aan de dagen, toen zyn vrouw nog leefde en zy steeds zulk een schoon, wit kleed op de tafel hadden. Met zorg schikte by nu alles zóó op tafel, dat 't op zijn voor- doeligst uitkwam, waarna hy den voormaligen chambercloak aandeed en zich den myter op zette, waaraan do lang*, gryze baard beves tigd was. Zoo wachtte hy het ontwaken van 't kind af, by iedere ademhaling vreezend, dat het do laatste was. Toen het lichter werd, begon hy' voor tyópasseering de namen op de strookjes papier te lezen. Tot zün groote blydschap zag hy herhaaldelyk den naam Jim en deze pakjes legde hij het dichtst naast het bed; daarna ging by weer geduldig zitten wachten. Kleine Jim werd wakker om een nieuwen dag van pün en zwakheid te beginnen en zyn oog viel dadelyk op de uitstalling vóór hem. Hy bleef er op staren als vreesde hy, dat bij de minste beweging alles zou verdwynen. Eindelyk keerden zich de glinsterende oogen naar de roerlooze figuur bij het bed en van hem weer naar zyn schatten ziende, vroeg hy met een zwak stemmetje: „Zyt gy Sinterklaas?" „Ja, ik ben Sinterklaas", zeide oude Jim, met een onderaardsch gebrom de klanken uitbrengend: „je vader heeft my verteld, dat je naar mij gevraagd hebt." „Goed, oud vadertje", zeido het kind, „is dat alles voor my?" „Dit is alles voor Jim Steele." „Dat ben ik!" het kind slaakte eendiepen zucht van geluk. Hy keek den Sint oplettend aan en zün handjo uitstrekkend, zeide by: „goed, oud vadertje, ik herken u aan uw oogen. Eerst dacht ik heuscb, dat het Sinterklaas was. Til my eens wat op, dat ik wat dichter by de tafel ben." Oudo Jim voldeed aan het verzoek en bleef met stralendo oogen toekyken. Een luid kloppen op de deur deed hem ont stellen en toen hy opendeed, stond zyn ge zicht strak. „Ik kom dadelyk terug, Jim", riep hy, twee mannen terugduwend, die binnen wilden komen. „Zoo komt ge niet van ons af, Jim Steele", zeide de een: „kom, ga liever rustig mede." Hy legde hem de hand op .den schouder. „Myn jongen ligt binnen, stervende, hy zal den avond wel niet halen; kunt gy my zoolang niet vrijlaten?" vroeg Jim en zyn lippen trilden zenuwachtig. Hy draaide den knop om en liet beide man nen binnengaan. „Een paar vrienden van my, Jim, die eens komen kyken wat j9 gekregen hebt", ver klaarde oude Jim. „Goedendag", zeide het kind met een zwak stemmetje en zich tot den agent wendend, vroeg hy: „Hebt gü ook kinderen?" „Ja, twee". „En heeft Sinterklaas ook voor hen ge reden?" „Neen." „Niet? Nu, dan moogt ge hier wat van meenemen." „Dit is alles voor Jim". „Neen, want ik kan er toch niet mee spe len. Yador heeft alles voor me medegebracht; eerst meende ik, dat hy de heusche Sinter klaas was, maar ik zag heel gauw, dat het vadertje was: aan zijn oogen. Hy wist zeker, dat gü zoudt komen, want hier zyn ook pakjes voor andere kinderen. Hoe heeten de uwe?" „Jack en Mollie". „Kyk eens, dat is voor Jack en dat en dat. Maar voor Mollie zie ik Diets. Hebt gy geen Mary? Voor Mary is er eea massa en voor Alice en Nellie." „Mollie is hetzelfde als Mary; we noemen haar maar Mollie." „Kyk eens, ik wist wel, dat die pop niet voor my kon zyn; „vadertje heeft u zeker besteld. En hier is een heele kous vol rozynen en amandelen. Hebt gy geen Alice?" vroeg hy den anderen agent. „Neen, ik heb geen kinderen, maar myn vrouw heet Alice." „Neem 't dan voor haar mede." „Ik zal 't maar hier laten, want zy is stervende en zou er toch geen pleizier in hebben." „Ik ga ook sterven," zeide kleino Jim heel beslist; „ik heb 't zelf den dokter hooren zeggen, 't kan my niets schelen; alleen vind ik 't naar, vadertje te moeten achterlaten." Hy lag nu achterover in de kussens, de inspanning was te veel geweest. Zyn borstje bygde en het waswitte ge zichtje scheen nog magerder en kleiner. De agent wenkte zyn kameraad en zich over kleinen Jim buigend, zeide ,by: „Nu, welbedankt, voor het mooie speelgoed, boste jongen; word maar spoedig beter." Beiden drukten ze het magere, witte handje, dat op dek lag, en kleine Jim knikte hun zwakjes toe. Da vader volgde hen uit de kamer. „Belooft ge ons hier te biyven tot wo u komen halen, Jim Steele?" „Ja," zeide de inbreker eenvoudig. „Kom dan mee, Jack." „Het was my onmogelijk dien man te arres teeren, wet of geen wet," zeide de agent, zoodra ze in de straat waren. „Wat zyt ge nu van plan te doen?" „Ik zal alles aan den heer gaan mededeelen, wien hy het speelgoed ontstolen heeft; mis schien wenscht deze hem niet vervolgd te zien." Kleine Jim lag doodeiyk vermoeid., maar met een gelukkig lachje in de kussens, zyn oogen dwaalden over al het moois, dat op de tafel lag uitgespreid. „Mooi hè, vader?" Er. het vermagerde handje streelde de ruwe haDd van den inbre ker. „Ik ben zoo moe, vadertje, goedennacht." Hy lag doodstil en oude Jim moest zich bedwingen om niet in tranen uit te barsten. Hy klemde de lippon 6tyf op elkaar, om het kiod door zün snikken niet wakker te maken. Uren lang heerschte er een doodsche stilte in do kamer, opeens verbroken door luid kloppen op de deur. De agent kwam binnen, gevolgd door een heer: de eigenaar van al het speelgoed, dat op tafel lag uitgespreid. In een groote stad, in West-Canada, kan men voor een net huisje den naam Steele lezen en daaronder: mr. loodgieter. Oude Jim is nu een respectabel lid der der maatschappü geworden en kleino Jim, zyn zoontje, wordt een flinke jongeD, dank de kundige behandeling en zorgvuldige oppas sing gedurende een verblyf in een ziekenhuis, vóór hy met zyn vader Engeland verliet. Het verledene is uitgewischt voor deze twee en hoopvol zien beiden de toekomst tegemoet, onderwyl genietend van het tegen woordige. Den Sint-Nicolaasavond zullen zü steeds, in eere blijven houden. RECLAMES, a 25 Cents per regeL Origineele OTTO-Motoren voor Gas, Benzine en Petroleum zijn de meest beproefde Motoren der wereld en alléén verkrijgbaar bij de Filiale der Gasmotoren-Fabrik Deutz, Nieuwendijk 11, Amsterdam. Gas motorenolie dezer firma is de beste smeerolie. 6601 10 INGEZONDEN. „Een vriendelijk verzoek.5^ Mijnheer de Redacteur Wil my s. v. p. een plaatsje inruimen in Uw veelgelezen blad voor het volgende: Er bestaat hier in Leiden een zoogenaamde Kleine Volksbibliotheekmet het doel boeken ter lezing te geven aan kinderen van 11-16 jaar. En dat er een ruim gebruik van wordt gemaakt, blykt hieruit, dat wekelyks 150 kinderen boeken komen halen. Eenige studenten houden eenige' dagen per week zitting in 't Vogelstraatj9 om de jongelui te helpen. De boeken worden niet altyd in goeden staat terugbezorgd, zoodat er nogal geld noodig is voor het onderhoud. Maar nu wy eens de kist waarin de boeken bewaard worden hebben nagezien, nu is het aantal leesbare boeken tot een klein getal gekrompen en eisciit bet noodzakelyke aanvulliDg. Daarom een vriendelyk verzoek: Kykt uwe boekenkasten eens na, of gü niets missen kunt. Wellicht zult gy eenige boeken vinden, die voor u geen waarde meer hebben en ons zeer te stade komen. Maar verder: Indien gü geen boeken te missen hebt, helpt ons dan met uw geld, want dat hebben wy ook zeer noodig. Gy bewyst er dien kinderen een weldaad mee en ons óoet*gü oen grooten dienst. Dankbaar zullen alle gaven en tosken door ondergeteekendo aanvaard worden. Ontvang U, mynheer de Redacteur, voor de opname dezer regela mün hartelyken dank. Leiden, Hoogachtend, 4 Dec. 1896. Th. H. Ph. Papenkecht, Haarlemmerstraat 15. Gei «eenlcraatl vao Bodegraven. Zitting van gisteren. De Burgemeester opende te 11 uren de vergaderiDg in tegenwoordigheid van alle leden, behalve van den heer A. Moons. De notulen werden gelezen en onveranderd goadgekeurd. Ingekomen waren twee missives van Gede puteerde Staten, bevattende goedkeuring, de ecne van het Raadsbesluit tot veïtytfipjg^ der asschuur, de andere van de tegrooting voor 1897. Beide stukken werden voor kennisgeving aangenomen. Benoemd werden: a. tot gemeente geneesheer dr. De Niefc met 9 st., één was uitgebracht op den heer Freoricks; b. tot gemeento-vro2dvrouw mej. Do Ylieger met 10 st.; c. tot klokluider Van Dorp, by acclamatie; d. tot leverancier van geneesmiddelen voor do armen, de beer Douwes Dekker, apotheker, zonder hoofdolyke stemming. Besloten werd: a. tot verhuring van balans en schalen, eigendom der gemeente, aan J. Zaal voor 30 per jaar; b. tot verlenging van het contract voor 5 jaren en op de bestaande voorwaarden, met do eigenaren van den weg in Buitenkerk en Schoordyk. De Voorzitter doolde mede, dat bedoelde eigenaren daartoe genegen zün. B. en Ws. werden gemachtigd: a. tot aanbesteding van het onderhoud voor óén jaar van genoemden weg; b. tot aanbesteding van het gemeentewerk voor 1897. Uitgeloot werd9n de volgende obligation: gelileening 20,000, nrs. 14 en 77 (elk 250) id. 7500 (thans geheel afgelost), nrs. 18, 4, 9, 13, 20, 30, 7, 21, 16, 15, 23, 27, 22, 11, 1, 25, 19, 5, 26 en 12; id. 9750 nrs. 22, 3, 36, 24, 2, 5, 12, 3$, 19, 14, 18, 34 (ieder ƒ250); id. ƒ5500 nrs. 17, 3, 7, 6. Jl, 16, 14, 10, 21, 18, 1, 2, 4, 9 en 5 (ieder ƒ250.) Vastgesteld werd een verordening op he ryden in de Nieuwstraat, dat verboden word* aan ry of voertuigen, die met of zonder vrachf meer dan 600 kilo wegen. Overtreding dezer verordening wordt gestraft met een goldboet van hoogstens 10. In stemming werd gebracht het voorste van den höer Brunt, om de jaarwedde va den gemeente-geneesheer met ƒ150 te ver hoogen, over welk voorstel in een vorige ver gadering de st9miuen staakten. Thans wer' het aangenomen met 6 teg-n 4 st., die da heeren G. De Kruyf, F. Boer, Van Dam o Okkerse. De agenda afgehandeld zijnde, dead de Voor zitter de gebruikolyke rondvraag, waarb»' klachten, werden geuit, eerst door den hee Turkenbuig over het werpen van vuil op het Marktplein, daarna door den beer Rolmaa over minder heldere straatverlichting. De Voorzitter beloofde, dat op een en ander acht zal worden gegeven. Klachten, die den hesr Van Giasson ter ooren waren gekomen van iemand, die niet veel en zeker niet zonder reden klaagt, en wel betreffende de school jeugd in de Meye, behoorden eensdeels by het hoofd der politie thuis, anderdeels bü hef hoofd der school, met wien do Voorzitter er over zoude spreken. De heer Brunt kwam ook met een klach* en wel over de gladheid, bij vorst van de hooge. brug by Zwammerdam en vroeg of belang hebbenden niet verplicht kunnen worden de brug te bezanden, waarop de Voorzitter be loofde te onderzoeken wie de verantwoorde- lyke is. Voor de tweede maal vroeg de heer Van Giesssn het woord, om de bestrating van een gedeelte grindweg van af de woning van (mej. d. Neut tot die van Muiswinkel in over weging te geven. De Voorzitter beloofde, dat dit by het Dag. Bestuur een punt van over weging zou uitmaken. Ten slotte verkreeg de heer D. Van Donk het woord, om den laatsten brand in de Mey9 in herinnering te brengen. Dat het brandweer personeel toen zoo slecht is opgekomen er waren slechts 8 a 9 personen aanwezig wyt spr. aan de wyze van wekken. Hy zou wenschen dat dit geschiede door middel van hoorn signaal. Voo:ts gaf by in overweging aan dengene, die nut zyn paard de spuit haalt, een premie te geven, opdat het blus- schingswerk niet met emmers water behoeft te geschieden. De Voorzitter beloofde de ideeën van den heer Van Donk aan het oordeel van het Dagelyksch Bestuur te onderwerpen. Hierna werd de vergadering door den Voor zitter gesloten. Vervolg der Advertcntiën. EN 8658 10 Hofleverancier. Pince-Kez. 3 o t vr i-i <y 13. VISCHMARKT 13.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6