MENGELWERK. hdnft, zyu er maar eukelen, die wat te zegden hebben en dat ook zeggen kunnen. De oplos sing der quaestie is, dunkt my, dat wy ons bewust willen wezen van nuttig werkzaam te zyn, ook voor anderen. Zooals ik dus reeds zei: altruïsme. De genoegens van den buisolyken haard, waarvoor oi ze oude dichters zich zoo warm ko'-d-n maken, beginnen dus zoetjes-aan te verdwynen. Zy leven, als de haard zelf, mits gaders de groote gezinnen, nog alleen in de herinnering. Er is beweerd, dat ze ons wat problematiek moeten voorkomen, de gezellig bed-n om een haardvlam; dat ze, als vele dingen, slechts mooi zyn op een afstand. Wel "mogeUlk! Maar ik vrees, dat onze liefhebber^ in vergaderingen door een later geslacht óók als van twijfelachtig allooi zal beschouwd worden, en, kringloop der beschaving, mis schien keurt men nog bens tot de oude zeden terug. Misschien zullen onze achtorneveii weer geen grooter genot kennen dan, als wylen Thomas a Kempis, te zitten „met een boekje in een hoekje." En hun kinderen, by een andere Saartje, een goede, oude baker geze ten, dikke wafels etende en chocolade drin kende zullen ja, van elk jaargetyde de voor- tn-ffelyk beden weten op te sommen, maar den wi: ler, den tyd der sprookjes en der lekker ny^n, om stryd het meest prijzen. „Der langen Rede kurzer Sinn" is deze: zoo ta de winter komt, hebben wy zelden een avond vry, en hoe langer de avonden worden, boe miuder geleeenheid om thuis rustig een boek te lezen. Waar sommigen nog den tyd van daan halen om boeken te schrijven, ia een groot geheim. Onwillekeurig dwingt een autear dan ook al onzen eerr ied af, alleen omdat hy auteur is. Des te meer, wanneer hy door geen reden, buiten de zaak om, tot zivn ^arbeid is genoopt. Wanneer alleen wegens ©en innerlyken drang de pen in de band genomen is. Zonder twyfel; zulk een auteur moet zich bewust zyn, dat by iets te zeggen had, en, gesteund wellicht door eenige neiging tot eenzelvigheid, moet by de kracht gehad hebben, zich aan het zoogenaamde openbare leven te out'rekken om aan zyn scheppings drang gehoor te geven. D9 Nieuwe Rotterdamsche Courant wijst er op, dat de tegenwoordige minister van oorlog ve^i heeft gedaan voor de verbetering der voeding van den soldaat. In ieder garnizoen is een magazyn van levensmiddelen ingesteld, dat wordt beheerd dour een administrateur; de voornaamste arti kelen, als bruineboonen, groene erwten, witte boonen, capucyners, ryst, gort, boter, koffie en spek, wurden door een te Amsterdam gevostigden intendant in het groot aange- ecbaft en aldaar, ter verstiekking aan de garnizoensrruigazynen van levensmiddelen, in een magazyn opgelegd, of wel de waren wor den, na goedkeuring, door de aannemers recht streeks naar de garnizoenen verzonden. Er zyn strenge eiscben g9steld ten aanzien van de qualiteit der levensmiddelen. Het ver strekken van Amerikaansch spek is verboden, omdat gebleken was, dat de soldaat daarvan weinig en dan nog met tegenzin gebruikte. Volgens de nieuwe voorschriften wordt be3t ir.aodach spek gevorderd, voorzien van den stempel van den Slagershond of van de abat toirs te Amsterdam of te Rotterdam. Maar niet alleen de levensmiddelen zyn van beste qualiteit, de minister van oorlog heeft o >k gezorgd, dat er koks zouden komen, die bon vak verstaan. Daarom heeft hy eenige koks uit soldatenkeukens een cursus aan de Amaterdamsche huishoudschool laten volgen, welke proef in alle opzichten aan de verwach ting ht*eft beantwoord. Tevens zag men in, dat het voor oen sma kelijke bereiding van het eten noodig was, da r an toespyzen toe te voegen en daarom w rd machtiging tot aanschaffing van het Doodige gegeven. In de boufdvoeding werd een hoogst belang- r. ke verbeterii g gebracht. Ieder man ontvangt glad, één misstap is genoeg om tien per- 80 ten op !-tr at te dooden. Het transporteeren per rytujg Is bet beste." „Ja maar," antwoordde Dutailly, „een rji uig is op het oogenblik moeilyk te kriigen zy '-tin byna allo door de ambulance in beslag g. nomen." „Permitteer my," zeide de kapitein, „gene raal Schmitz, die my bier by u heeft afgezet, dineert by B ébant en zyn rytuig wacht my aau de deur van het restaurant. Ik zal hem vr een my dit voor eenige minuten te leen en. Ik ben intiem met hem bevriend en by doet alles, waarmede hy maar kan vermoeden my een genoegen te doen; binnen enkele minuten, hoogstens een kwartier, ben ik terug." „Haast u zooveel mogelykl" riep madame Dutailly, „want ik sta doodsangsten uit zoolang dat ongelukkige voorwerp hier m hui9 is 1" „Ik vlieg reeds, mevrouw I" Met deze woorden nam de kapitein yiings mantel en kepi en snelde met groote sprongen de trap af. Wy bleven intusschen in de grootste spanning achter. Madame Dutailly weifelde tusöCben den lust om de vlucht te nemen en de gevaariyke granaat in het oog te biyven houden, „'t Was toch het eenvoudigste gewe98t," merkte Anatole weder op, „als ik de granaat maar bad weggebracht." „Zwyg toch," antwoordde Dutailly, getroffen door den uioed van den jongen man; „'t is beter dat de kapitein dat zaakje in orde brengt." „Ach," zuchtte madame Dutailly, „als hy maar niet zoo erg lang op zich laat wachten l" nu per dag een tarwebrooaje van 0.6 K.G., in langwerpigen vorm gebjkken. In dozen vorm is het brood veel smakelyker dan in den ronden vorm van 2 rations. By ieder ration brood kan een hoeveelheid van 0.02 K.G. natuurboter worden verstrekt. De soldaat ontvangt nu, behalve brood met boter: lo. kolfie met melk; 2o. soep, waarin een gedeelte van het vleesch, ryst en groen ten worden gekookt, en 3o. aardappelen met groenten met gebraden vleesch, of bruine boonen of capucyners met uitgebakken gerookt spek, of erwtensoep met gekookt pekelspek, of gemengden kost, byv. bestaande uit purée van aardappelen, witteboonen, uien en vet met een stukje gekookt vleesch, of stokvisch met aardappelen. De maatregel, welke by eenige corpsen reeds bestond, om het eten op te dienen in gamellen en borden, is thans officieel by het leger ingevoerd. De noodige voorwerpen wor den van Rykswege aangeschaft. Bovendien is bepaald, dat aan iederen soldaat een vork moet worden uitgereikt. De koks en bykoks zyn van volledige bobs- pakken voorzien, terwyl aan hen tevens de noodige vo -rscboten en linnen mutsen zyn uitgereikt. Een en ander bevordert de zinde- lykheid by het bereiden en opdienen van het eten zeer. Mnar, zal men wellicht vragen: Wat kost dat alles wel? Op dit punt kunnen wy, zegt de IV. R. Cf., do meest geruststellende mede- doeling doen. De boven omschreven voeding kost niets meer dan toen ze te wenschen overliet. Naar wy uit goede bron vernamen, kost de eigenlijke voeding pl.m. 23 en het beheer pl.m. 2, alzoo te zamen pl.m. 25 cent per dag en per man, en hi-t brood, met inbegrip van alle kosten, pl.m. 5 cent per ration. Een stem uit zee. Uit het jEngelsch van T. Engelbach. „Wel, mynheer Eastly, ik moet zeggen, ge zyt de eerste erfgenaam, in wiens oog ik een traan zie blinken, en ik acht er u des te hooger om," zeide de oude rechtsgeleerde. „Ik had zeker nooit kunnen denken u hier nog eens als meester te kunnen begroeten. Het vergaan der „Baronie" heeft uw oom zoo aangegrepen, dat by dien schok nooit meer is te boven gekomen. En nu ie hy dood, wel, well" De vriendelijke, oude man vertrok en ik bleef in myn nieuw studeervertrek zitten nadenken over het groote geluk, my door de fortuin zoo eensklaps toegeworpen. Nog geen zes maanden geleden was ik een arme wees, die geheel leven moest uit handen van een ryken oom en du had ik het vermogen van dien zelfden oom geërfd, uitmakende de niet geringe som van 10 000 pond sterling per jaar. Zyn beide zoons waren verdwenen met de „Baronie", een stoomboot, waarvan men nooit meer iets gehoord had. De vader had dien dubbelen slag niet kunnen overleven. Hoe goed herinner ik my nog de opge wektheid en de energie, waarmede myn oom, op zyn eigen kosten, nasporingen naar het verdwenen schip had gedaan, en zyn ver slagenheid eenige maanden later by zyn terugkomst, toen by ntets anders had kunnen ontdekken dan wat ieder wist: dat de boot Liverpool had verlaten en nooit de volgende plaats van bestemming had bereikt. Reeds toen zeide hy my, dat by slechts terug was gekomen om te sterven en wel licht nog eerder dan hy dacht waren zyn woorden bewaarheid geworden. Myn gedachten een andere richting wil lende geven, nam ik den sleutel der brand kast en snuffelde in d« verschillende papiereD, die er lagen. Er stond vooraan een kleine tinnen bus, waaraan een étiquetje met de woorden: „Aan myn neef." Met trillende vingers deed ik het deksel „Gy kunt er vast op rekenen, lieve mevrouw," voegde ik haar lachend toe, terwyl ik aan het venster was gaan staan, „dat hy op zich laat wachten, want hy komt hoogst waarschijnlijk niet meer terug I" „WatI Komt by niet meer terug?" „Neen, myn vrienden, want om naarBrébant te gaan, moest hy rechts afslaan en hy is links gegaan en wel zoo snel als zyn beenen hem konden dragen „En waarom dat? Wat beteekent dat?"' „Dat beteekent, myn waardsten, dat uw kapitein niets dan een intrigant en een groot sprekende praalhans is en dat het my genoegen doet de praktyken van dezen oplichter ont dekt te hebben en wel met behulp dezer granaat 1" Met deze woorden greep ik een photographic- album en gaf daarmede een slag op de granaat, die in duizend stukkenchocolade sprong. Do granaat was nl. van chocolade gemaakt en de grond lag als bezaaid met pralines en bonbons! Een uitbundig gelach volgde op deze onver wachte explosie; allen wajen buiten zichzelven van vreugde en madame Dutailly was my uit dankbaarheid voor de gelukkige oplossing der moeilyke quaestie byna om den hals gevallen, wat.ik bescheiden afweerde. Drie maanden later voerde Anatole juffrouw Gertrude als gelukkige bruid naar het altaar. Binnenkort zullen zy hun zilveren bruiloft vieren. Van een „kapitein Robillard" heeft men echter sedert dien tyd nooit meer iets gezien of gehoord/ open en voud een meofiynlleschjwan in een rolletje beschreven papier. Om het fleschje was een velletje papier gewikkeld; ik maakte het los en zag, dat het door myn oom be schreven was geworden. „Beste Arthur," luidde het, „als gy dit openmaakt, zal ik er niet meer zyn. Laat ik u dus myn goheim toevertrouwen. Zooals ge weet, bereikte de „Baronie" nooit haar plaats van bestemming en trachtte ik eenig nader bericht van het schip en myn zoons te ver- krygen. Terwyl ik op dek door myn kyker zag of ik ook iets van een wrak kon bespeu ren, zag ik eenige honderden meters verder, iets glin&terends op de golven dry>en. Ik liet een boot uitzetten en spoedig kwamen de mannen terug met de fiesch, die ge nu voor u hebt. Eerst in de eenzaamheid van myn hut had ik den moed den brief uit de fiesch te verwyderen, zonder het glas te be schadigen. Ik las dien en van dat oogenblik af ruftte een zware verantwoordelykheid op my. Als ik publiek maakte wat daar ge schreven stond, zou ik den menschen vrees inboezemen om den Oceaan over te steken; daarom uield ik die wetenschap voor myzelf. iraag gy de vreesHyke verantwuordelykheid met my. Vindt py het beter alles geheim te houden, verscheur dan bygaan i schryvon. Gy kunt handelen in dezen, zooals gy wilt. üw liefhebbende oom Lewis Engel." 23 Maart 188- Ik durfde den inhoud der fiesch byna niet te lezan; mot verschrikte blikken bleef ik er geruimen tyd naar staren. Eindelyk kreeg myn nieuwsgierigheid toch de overhand en sloeg ik het glas stuk tegen de armleuning van myn stoel. Ik nam de rol papier er uit, die in een zeer ongeregelde hand was be schreven en las de volgende, ontzettende geschiedenis: „Aan boord 8.8. „Baronie," 15 Sept. 188 Ik, John Davis, doctor op bovengemeld schip, verklaar, dat de reden van het vergaan der „Baronie" de volgende is. Om 11 uren verlieten we Liverpool; bet weder was kalm en de passagiers wan-n voor het meerendeel aan dek. Ik liep h t promenade-dek op en neer, toen ik eensklaps tegen de reeling een man zag btaan leunen, die erg ziek leek. Ik raadde hem naar be neden te gaan, eer hy erger werd, want ik meende, dat hy zeeziek was. „Ik ben heel wel," a twoordde hy, „en werd te Queenstown aan wal gezet, ik zal my wel wachten naar beneden te gaan." Ik liet hom staan en ging een praatje maken by den kapitein. Plo'seling werd ons gesprek gestoord door e- n doordringenden kreet. Ik ging onn idï-llyk zien wat er ge beurde en zag den ouvriei delyken man, dien ik voor ziek gehouden h .d bewusteloos aan de trap liggen, die naar het salon leidde. Ik liet hem naar de verblyfplaats voor zieken transporteeren en hem onderzoekend, merkte ik, dat by een schedelbreuk had. Ik begreep, dat ik hem zou moeten behandelen tot we op de thuisreis Queenstown weder bereikten, want terwyl ik met den man bezig was, waren wy die plaats gepaleerd. Niemand was er trouwens geweest om hem af te halen. Gisteren, 14 September, werd het zeer onstuimig weer, het schip slingerde en stampte hevig. Vandaag is de wind tot een storm gewor den, houge zeeën rollen telkens over het dek, dat door de passagiers geheel verlaten is. In dsn loop van den dag heb ik reeds ver scheiden malen naar myn patiënt gekeken en toen ik den laatsten keer kwam, trof het my, dat er een verandering in zyn toestand had plaats gegrepen. Om niet te vallen hield ik my aan zyu kooi vast. Hy was by zyn volle bewust.zyn en trachtte te 8preken. „Waar - ben ik?" vroeg hy langzaam. „Aan boord der „Baronie"; wij zyn reeds vier dngen in zee", antwoordde ik. Hy werd lykwit en een krankzinnige angst sprak uit zyn oogen. „Op de „Baionic" 1" herhaalde hy. „Gy zyt gevallen en buiten kennis heeft men u opgenomen; we waren dus wel ver plicht u hier te houden en in Queenstown was ook niemand om u af te halen. H t stormt ontzettend, maar gelukkig hebben vre een flinken, kundigeD kapitein." Ik zag, hoe de vrees hem byna sprakeloos maakte en daarom voegde ik er bemoedigend aan toe: „Kom, kyk maar niet zoo angstig, spoedig ia alle gevaar weer geweken." „Het ie een komplot, ge hebt er van af geweten en my er in willen laten loopen. Nu moet ik met u allen omkomen natuuriyk, dat is uw toeleg geweest, vervloekt zyt gyl Ik meende, dat de man yide, en zeide sussend „Gij droomt, beste man, de „Baronie" is een flinke boot en dö kapitein is iemand, die zyn vak verstaat; dus behoeft ge vol strekt geen angst te hebben voor vergaan." De man keek my aan met duivelschen blik. „In den nacht van der. zevenden September heb ik m het ruim van deze boot vyftig pond dynamiet verborgen, in acht dagen moet dit ontploffen; den 15den September om elf uren dus kunt gy aannemen, dat uw laatste oogen blik geslagen is." „Gy zyt gek!" riep ik uit. „Welke reden zoudt ge by mogelykheid kuinen hebben, zooveel menachenlevens te willen opofferen „Ik ben een anarchist en handelde op bevel van hoogerhand; ik ben slechts een werktuig. Denkt ge, dat mannen als Ravachol, Vaillant en Caoaario ongewroken blyven? Zonder uw ongewenachte bemoeizucht zou ik nu veilig te Queenstown zyn. De boot zal nimmer terugkeeren, noch een enkele van haar passa giers. Bravo I Leve de Anarchie 1" Hy begon weor te yien en ik bleef peinzen of hy my waarheid had gezegd of niet. Het was zeven uren; nog vier uren dus bleven ons overl Door het nauwe luik, langs de glibberige trap zocht ik myn weg naar de plaats, waar de kapitein stond. De zee stond zoo hol, dat het onmogelyk was eeö boot uit te zetten, dat zag ik by den eersten blik op de wilde, bruisende golven. Ik huiverde by de gedachte aan het lot, dat ons te wachten stond. Eindelyk, my aan alles vastklampend, bereikte ik de brug, goheel doorweekt en klapper tandend van koude en ontzetting. Het gelukte my, na herhaald schreeuwen, de attentie van den kapitein op my te vestigen. „Wat is er aan de hand, doctor?" schreeuwde hy terug. „Er is een helsche machine in het ruim, die over vier uren moet ontploff-n; de zieke maD, die te Queenstown aan wal moest gezet worden, heeft 't my daar even medegedeeld." Sprakeloos keek de gezagvoerder my aan. „We hebben 5000 yzeren rails aan boord," zeide by eindelyk; „als het dus waar is wat die man zegt, kan niemand ons helpen." „Is er niets aan te doen?" „Absoluut niets, we zullen sterven als ratten in de val. Zeg aan de passagiprs, dat «r gevaar is, en tracht hen te kalmeeren. Vaarwel, doctor." Het was de laatste maal, dat ik hem ge zien bob en worstelend tegen wind en golven begon ik den terugweg. Eens meende ik, dat ik overboord was geslagen, doch het vol gend oogenblik stond ik weder op myn voeten. In het salon omrirgde men my, terwyl ik het ontzettende nieuws mededeelde. Een jong geestelyke maakte my de taak vooral ge- raakkolyk door met ern°t en overreding de passagiers tot kalmte te manen. Ik heb my dadeiyk neergezet om dit relaas op te schryvon, g«en gemakkelyke taak, daar het schip hevig slingert. Ik zal de ontploffing afwachten en dan de fiesch overboord gooien. w. g. Dr. John Davis." Op een smal strookje papier stond nog: „Alias is over.het stormt verschrikke lijke geluiden.... een ontzettend gekraak. Ik legde het papier neer en doorleefde de afschuwelijke gebeurenis. Na ryp overleg besloot ik geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven. Ik wierp alles in de vlammen van den helder brandenden haard en, wf-Uicht was het een spel myner opgewonden ver beelding, ik zag verwytende gezichten my aanstaren uit de belroode, opflikkerende vlam. Gemengd Nieuws. De voor den landbouwbelang- ryke vraag, of een „zetboer" bedryfsbelasting moet betalen, werd gisteren voor de recht bank te Rotteriam bepleit. A. V., te Dubbeldam, was tot een bedrag van ƒ14 in de be iryfsbelasting aangeslasen en deze aanslag werd door het college van zetters en 1 ter door den raad van beroep gehandhaafd, op grond dat A. V. geen eigen ho-T of pachter is, maar het beheer voert over het landbouwbedrijf van een ander, jhr. R. te Dubbel am, en in zyn dienst als „zet boer" w rkzaam is. Tegen een dwangbevel tot betaling van dit benrag, door de administratie uitgevaardigd, kwam A. V. by de rechtbank in verzet. Mr. Tyssens als pleiter voor hem optredende, be toogde in de eerste plaats, dat het hier ging om hot recht van het spel en niet om de knikk< rs. Wear de wet op de bedrijfsbelas ting, historisch toegelicht, het landbouwbedrijf onbelast wil laten, is A. V., die landbouwer is, ten onrechte aangeslagen. Pleiter ontkent, dat A. V. by jhr. R. togen een vast loon werkzaam is en biedt aan, voor het geval dat de rechtbank mocht meenen, dat de be- wyslast op zyn cliënt rust, te bewyzen dat A V. geen vast loon gei iet, maar dat zyn inkomen wisselt met en afhankelyk is van de uitkomsten van het landbouwbeuryf. De exceptie, dat de rechtbank niet bevoegd is om over deze zaak te oordeelen, bestreed mr. Tyssens, daar volgens zyn meening het verzet niet gegrond is op de hoegrootheid van den aanslag of op de wyze, waarop het in komen van A. V. is berekend, maar op de wettigheid v n den aanslag, en in dit geval is de rechtbank bevoegd. De ryksadvocaat mr. E. E. Van Raalte, voor de administratie optredende, pteitte pri mair, dat opposant niet ontvankelyk is in zyn verzet, daar de rechtbank onbevoegd is van d ze zaak kennis te nemen. Dit verzet immers betr.ft ni-t de wettigheid van den aanslag, maar de wyze, waarop het inkomen van den belastingschuldige is bepaald. De wet op de bearyfsbelasting geeft toch den laudi-ouw geen vry-iom van belasting, maar bepaalt eenvou dig een exceptioneele wyze, waarop de inkom sten uit landbouwbedryf worden vastgesteld. Een v- rzet tegen de methode, die hier door het college van zetters gevolgd is, behoort uitsluitend by de administratie thuis. Maar voor het geval, dat de rechtbank zich bevoegd mocht verklaren, zegt pleiter subsi diair, dan zal zy moeten beslissen, dat A. Y. vo'komen terecht is aangeslagen, daar by geen eigen landbouwonderneming heeft, maar die voor rekening van een ander dryft. Een „zetboer" als A. V. behoort, volgens pleiter, bedryfsbelasting, op de gewone wyze bere kend, te betalen en daar by werkt voor reke ning van en met hot kapitaal v.<n ern ander, moet dat inkomen niet wonen gesteld op 4 [C van zyn bedryfsk.tpitaal. Do vraag of de aangeslagene vast of wiss lend loon voor zyn arbeid als zotbo r geniet, is volgens p)< iter hterby niet ter zake dienendt zoolat het aangeboden getuigenbewys moet worden gepasseerd. De conclusie vaa het O. M. wordt latot medegedeeld. Een beroemde haas. Het Is van Sflgemeene bekendheid, zegt de „Limb. Koerier", dat hier in Gennep sedert jaren een invalid o uit de hazonwer^ld rondzwerft, die, behalve dat hy hinkt, slechts één oog en een stuk geschoten oor bezit, den jagers al me nige pets gespeeld heeft. Lang niet bangj kreeg hy het in de afg'-loopen week aan den stok met een schoothondje, dat dermate door hem geplukhaard werd, dat het beestje jankend zyn heil in de vlucht zocht. Simon Breetveld, die verleden week sedert 1889 voor de achtste maal zich voor de rechtbank te Amsterdam wegens diefstal te verantwoorden had, werd gisteren door de rechtbank aldaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en zes maanden. De eisch was negon maanden. Te Wageningen is de 6 8-jarige C Mulder, in dienst by den landbouwer J. W. Joch ms, door een zolder gevallen, waarby hy zoo ernstig aan het hoofd werd gekwetst, dat hy nog denzelfden dag overleed. In een krpeg te "VVesthrode, een gehucht by Raamsdonck (België), was bfina een jaar geleden een aanzieniyk pachter, zekere Z in slaap gevallen. E n jongmensch, Debouter genaamd, knipte hem voor de aardig heid den halven knevel af. Toen de ander wakker werd, legde hy, huiswaarts gaande, in een andere herberg aan en had daar vry- wat over zyn dwaas voorkomen te ïyden. Na lang zoeken c-n vragon kwam Z. te weten wie hem de kool gestoofd had, en dezer dagen Debouter op zyn beurt in slaap vindende in dezelfde herberg, trachtte hy hem met luci fers het haar af te zengen. Toen dit niet spoedig genoeg ging, ried hem een vriend aan den slapende p-troleum op het hoofd te gieten. Z. deed zulks, N. stak het aan en in een oogwenk stond de ongelukkige Debouter in lichterlaaie. De waardin, op zyn gegil toe schietende, rolde hem in oen deken, maar hy was reeds zóó deeriyk gebrand, dat men aan zyn behoud wanhoopt. De zaak is in handen van h t gerecht. Het proces der moordenaars van de barones De Valley is Dinsdag te Parys begonnen en gisteren afgeloopen. Men herinnert zich wellicht, dat gc-nuemde 72 jarige zorr ryke vrouw, die een woekeraarster was van de ergste soort, door een paar gemeene sujetten van do ergste soort, op aanwyzing van een jongmensch, die wel eens by haar kwam en dan wel geld van haar kreeg, vermoord en bestolen werd. Er werd niet zooveel geld gevonden al3 de schurken gehoopt hadden. Een der helers, die berouw kreeg, gaf de zaak aan en zat nu mee op ae bank der beschuldig ten. Zelfs de getuigen in «l» ze zaak waren niet veel byzonders. Toen e< n der beschuldigden meende, dat een verklaring van een der getuigen niet veel waard was, omdat deze zelf veroordeeld was, riep de getuige uit: „O, maar één keor en maar voor zes maanden," waarop do beklaagde liet volgeü: „Dat neemt niet weg, dat je geschikt bent voor deportatie." Een smid, die de deur moest openbreken, verklaarde, dat by al de buurvrouwen de kamer uitgezet had, waar de vermoorde was gevondenhy wilde niet, dat iemand haar zou aanraken vóór de politie er by was. Tot tien uren duurde de zitting. De jury beraadslaagde twee volle uren. Twee beschul digden, Kiesgon en De Truel, werden schuldig v rblaard aan moord en diefstal en veroor deeld tot levenslangen dwangarbeid, Fe'rand wegens diefstal tot 5 jaar gevang-mis en 10 ja r verbanning, Laguency wegens mede plichtigheid door aanwyzing tot 10 jaar een zame opsluiting en 20 jaar verbanning. Toen h't vonnis over Ferrand werd uitge sproken, riep zyn moeder, die in de zaal aan wezig was, uit: „O Pi-rtl" waarop de presi dent beval de vrouw uit de zaal te zetten. De roovers treden in den Kau- kasus met ste ds grooter brutaliteit op. Het district van Alexandropol wordt gebrandschat door een bende, wier onbeschaamdheid all9 perken te buiten gaat. Zy „wer.t" v oral op de wegen naar Erivan, Tiflis, Akh Jkalaki en Kars. Verscheidene reizigers w^ren onlangs uitgeplunderd by Lavaü Tulduran aan den weg naar Erivan; de roovers bestalen ver volgens de bewoners van het dorp Konag- Krau. Zfl hebben zelfs getracht een postwagen aan te houden aan de poorten van Kars. De Woelwijk. Volgens een bericht uit Rome aan den „Figaro" zal de uitspraak van de Italiaanschc pryscommissie in zake de „Doelwyk" niet op den 6 Jen, maar op den 7den Decembor plaats hebben. De „Times" ontvangt van zyn correspondent te Rome het bericht, dat de vredesonderhan delingen tusschen Italië en Abessyniè zeer sterk onoer den invloed gestaan hebben van belang hebbenden by de „Doelwyk". Dezen traden als raadgevers van oen Negus Menelik opf spoorden hem eerst aan geen vrede te slui ten, -in de hoop, dat de lading wapens waarde voor hem zou blyven behoudendoch toen later op de „Doelwyk" en op de lading beslag was getegd en schip en wapens gevaar liepen prys verklaard te worden, haalden zij hem over wèl vrede te sluiten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6