N°. 11279 Maandag Sö November. A". 1396, <§eze (Sourant wordt dagelijks, met uitsondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven Feuilleton. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZEE COXJBAMT: Voor Leiden per 3 maanden. i t. f 1.10. ïranco per post1.40. Afeonderiyke Nommers0.05. PBUS DEB ADVERTENTJLËPT: Van 1 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad •wordt f 0.05 berekend. Staalsbegrooting yoor 1897. Marine. Do verschillende opmerkingen van het Voor loopig Verslag der Tweede Kamer beantwoor dende, constateert de miniater van marine in de eerste plaats, dat de taak van ome zee macht blijft tactisch offensief op te treden, waaruit voortvloeien handelingen om den vij and voortdurend te alarmeeren, af te matten en tot een groot kolen verbruik en waakxaam- heid te dwingen. Bg het ontwerpen van nieuw materieel is dit in het oog gehouden. De be doeling is daarbij dus niet geweest eene tot offensief handelen in open aee geschikte zee macht te bezitten. Dat ODze schepen niet tegen stryders der groote mogendheden xtyn opgewassen, geeft de Minister gaarne toe. Intusschen stelt hy het bezit van zeewaardige vaartuigen op hoo gen pry a en wijst op het gebruik daarvan door verschillende groote mogendheden in de jongste oorlogen gemaakt. Uitvoerig zet de Minister uiteen wat de taak der zeemacht zal zyn in 's lands verdediging en haar aandeel in de handhaving onzer neu traliteit en betoogt dat om aan alle eischen te kunnen voldoen, wy de beschikking moe ten hebb3n over eene macht van eenige be- teekenis. Een eskader van 6 schepen type- „Kortenaer" en 15 groote torpedobooten zal eene veel sterkere scheepsmacht niet kunnen beletten een bepaald doel te bereiken en er kan dus niet gesproken worden van „het toekennen van eene rol aan de zeemacht die onzen krachten te boven gaat", maar de vraag moet zyn welke krachten voldoende zyn om de rol zoodanig te vervullen dat men onze rechten eerbiedige. Vervolgens treedt de Minister in eene uit voerige beschouwing omtrent de noodzakelijke samenstelling onzer vloot en stelt daarby in het licht dat voor Oost-Indie over 12 oorlogs schepen moet kunnen worden beschikt om geregeld in den dienst te kunnen voorzien. De opmerkingen van financieelen aard be sprekende, doet de Minister opmerken, dat het bedrag van f 44,010,000 niet beoordeeld moet worden naar het aandeel onzer zeemacht in de defensie, maar naar de waarde, welke ons geheel verdedigingsstelsel aan haar optreden ontleent. Aan verhooging van de geraamde som voor reconstructie der vloot op *s Rijks werf behoeft niet te worden gedacht, daar gebleken is, dat daar poedkooper werd ge bouwd - getuige de „Kortenaer" - dan by particulieren. Vervanging van „De Valk door een ander adviesjacht acht de Minister niet noodig. Da Min ster betoogt voorts de noodzake- ïykheid van aanbouw van nieuwe schepen om geen stagnatie in den dieDst te krygen. Aan sekt-pon type-„Holland" zullen dadeiyk kimkielen worden gegeven. Om den aanbouw in 4 of 5 jaren te doen afloopen, bestaat het bezwaar, dat dan betrek kolyk weinig in Nederland zou verwerkt kun nen worden, hetgeen de Minister zou betreuren. Meer dan ƒ5,000,000 zal in Nederland toch niet verwerkt kunnen worien. Op het behoud van een Rfiks werf van aan bouw wordt groote prys gesteld. Wat de schepen type „Kortenaer" betreft, zegt de minister, dat de vraag of die schepen nautisch en uit een militair oogpunt aan de eischen voldoen bevestigend kan worden be antwoord. Die schepen hebben bewezen by stormweer in de Noordzee, in den Atlantischen Oceaan en in de Middellandsche Zee voldoende, zeewaardig te zyn, zoodat voor hunne veilig heid in zee niet behoeft gevreesd te worden. Ook zyn de slingeringen niet te groot en door het aanbrengen van kimkielen zal getracht worden om de slingeringen nog minder diep te doen zyn. De waterloozing kan met weinig kostbare middelen verbeterd worden. De ver mindering der snelheid zal door het aanbren gen van kimkielen niet groot zyn. Toepassing van vloeibare brandstof op onze oorlogsschepen is reeds gedurende twee jaren in overweging en beproeving. Projectielen met brisante springmiddelen zyn by onze Marine nog niet in gebruik. Vermoedeiyk in het begin van 1897 zal onze zeemacht met het nieuwe geweer 6.5 m.M. worden bewapend. De discipline aan boord is goed; omtrent de bepalingen aangaande de „buitgelden" is het advies der Indische Regeering gevraagd. Wat het eindcyfer der begrooting betreft, geeft de Minister de verzekering dat hy zoo zuinig mogeiyk zal zyn evenals dit tot dusver zyn streven is geweest. De Minister spreekt tegen dat orde en tucht aan het Kon. Instituut te Willemsoord te wenschen laten. Aan wettelijke regeling van het pnderwys by de zeemaebt bestaat geen behoefte. Op het loodswezen kan niet bezuinigd worden. De tegenwoordige uiloefening van den loodsdienst op „den Waterweg" is vol doende. Tegen plaatsing van een mistklok op het eiland Urk heeft de Minister bezwaar. Koloniën. TJit het Regeeringsantwoord blykt niets omtrent bepaalde redenen voor de aftreding van den vorigen gouverneur van Suriname, jhr. Van Asch van Wyck. De Minister, die geen wyziging wenscht te brengen in de bestuursrechten dezer kolonie, welke ont wikkeling van landbouw en nyverheid en zoodoende verhooging van de welvaart beoogt, twyfelt niet of de tegenwoordig© gouverneur zal de maatregelen, die daarvoor noodig zyn, op gelijke wyze als zyn ambtsvoorganger voorbereiden en ten uitvoer brengen. Omtrent de reorganisatie van de West- Indische landmacht zullen nader plannen aan de Staten Generaal worden medegedeeld. De Regeering zal trachten om reeds by eene volgende begrooting het subsidie voor Curasao, zoo het al niet aanstonds geheel verdwynen kan, belangryk te reduceeren. mindering van uitgaven, vooral van het getal ambtenaren en van de bezoldigingen. Van den rykdom der kolonie aan mineralen en deugdelijke houtsoorten wordt geen geëven- redigd voordeel getrokken, door onbekendheid met den geologischen en botaniscben toestand van het land en gebrek aan wegen en vervoermiddelen. Er behoorde in de kolonie een deskundig onderzoek dienaangaande te worden ingesteld. Andere leden meenden, dat de voor de exploratie der kolonie benoodigde gelden beter besteed zouden zyn als ondersteuning voor particulieren of maat schappijen, die zich, onder vast te stellen voorwaarden, met een onderzoek zouden wil len belasten. Men vertrouwde, dat van Regeeringswege krachtig zou worden voortgegaan met de bevordering der immigratie van Javanen. Vooral scheen het van belang gezinnen over te brengen waardoor de immigratie tot kolo nisatie zou leiden. Omtrent subsidiën voor eeredienst en onder- wys aan de verschillende godsdienstige ge zindten werd een br9ede gedachtenwisseling gevoerd, waarby o. a de ondersteuning van de Moravische Broedergemeente wederom werd aanbevolen en van verschillende kanten werd betreurd dat de Minister niet heeft overge nomen het subsidie voor de Gerardus-Majella- stichting. Wat Curasao aangaat, werd in het feit, dat nu weder een subsidie voor die kolonie noodig is, aanleiding gevonden om het Regee- ringsroglement te wijzigen in dien zin, dat in elk geval de wetgevende macht jaariyks controle over den staat van zaken zal kunnen uitoefenen, Ter versterkiug van de middelen der kolonie werd o. a. aangedrongen op een stelselmatige en zakelyke exploitatie van hare hulpbronnen. Vele leden wenschten voorts met nadruk, dat ernstig zou worden gestreefd naar inkrimping op de uitgaven voor de kolonie, waarby in verschillende afdeelingen het denkbeeld werd geopperd om de landmacht van Curagao af te schaffen. schuttery voortleeft, gekant zyn, daardoor hebben kunnen voortgaan de gebreken dier instelling als wapen te bezigen tegen die instelling zelve. Eene partiëele herziening der wet op uit gebreide schaal zou, ook zoo zy mogeiyk ware in den tögenwoordigen politieken toe stand, mosiiyk tot afdoening te brengen zyn. Een kleine maatregel ter voorkoming van luidruchtige manifestation van enkelen zou kunnen worden voorgesteld, maar het kwaad ligt minder in die manifestation zeiven welke wel zoodanig beteugeld en bestraft worden, dat niet velen tot navolging aanleiding vinden dan in de aanleiding, die daarin gevonden wordt tot het discrediteeren der instelling. Daarenboven zal elke wetgevende stap in dezen allicht de kostenquaestie aan de orde brengen, welke op hare beurt het geheele karakter der schuttery raakt en dus recht streeks leidt tot het bespreken van het ge heele militaire vraagstuk. Suriname en Curasao. De afdeelingsvorslagen zyn verschenen over de begrootingen voor beide koloniën voor 1897. Voor Suriname werd aangedrongen op ver- Schutterij. De minister van binnenlandsche zaken betoont zich in zyn Memorie van Antwoord op zyn begrooting weinig ingenomen met de schuttery. Z. i. zal tot de eerste onderwerpen, waarmede Regeering en Kamer zicb na de verkiezingen van 1897 zullen hebben bezig te houden, het militaire vraagstuk bebooren en vooral de toestand der schuttery maakt dit noodig. Van oordeel zynde, dat zooveel mogeiyk algemeen oefenplicht zal behooren te worden opgelegd, maar daarentegen de verplichting om ei5*enlyken militairen dienst te verrichten ingekrompen en by langen duur op ruimere scbaal vergoed moet worden dan thans ge schiedt, heeft de Minister bet ten zeersto be treurd, d 't de politieke omstandigheden hem niet toelieten dit vraagstuk ter hand te nemen, en dat zy, die tegen het beginsel eener defen sieve organisatie der volksweerbaarhei i, het welk nog ten onzent in de instelling der Generaal Vetter op Atjeh. Een artikel in het „U. D.", geteekend O. V. B., heeft eenigen tyd geleden heel wat pennon in beweging gebracht. Tal van grie ven werden daarin geuit tegen het optreden van generaal Vetter by zyn bezoek aan Atjeh, en betoogd dat de wyze waarop de generaal zich over de politiek en generaal Deykerhoff had uitgelaten en zyn afkeer van Toekoe Oemar had doen blyken, oorzaak waren geweest van den afval van laatstgenoemde. In bet „Vad." scbryft thans de heer Hage- doom, die tydens het bezoek van den gene raal op Atjeh was en ooggetuige is geweest van alles wat daar voorviel, dat de schryver in bet „U. D." ten deele onwaarheid sprak, ten deele sterk overdreef. Onder meer lezen we: „Dat generaal Vetter niet met de politiek van generaal D. meeging kan men aannemen, doch door Z. E. is tydens zyn verbiyf op Atjeh geen enkele poging gedaan daarin ver andering te brengen, waardoor hy dan ook trouwens zyn bevoegdheid te buiten ware gegaan. „Ook de aanbieding van de sabel door T. Djoban is door O. V. B. verkeerd voorgesteld. „Toen ik voor het uitgeleide van generaal Vetter op het laadhoofd kwam, deelde de controleur my mede dat T. Dj. den generaal een sabel wilde geven; ik gaf toen in over weging vooraf den generaal te doen vragen, of Z. E. geneigd was het geschenk te aan vaarden. Na aankomst van generaal V.werd het verzoek van T. Dj. overgebracht en gunstig beantwoord. Op gebruikelijke wyze gaf T. Dj. het geschenk over, waarop generaal V. hem de hand gaf en bedankte; de generaal bezag een oogenblik de sabel, gaf die aan zyn adju dant en sprak nog een paar woorden met T. Dj. „Zeer zeker was dit geschenk niet volgens adat, doch een ieder hiel i zich overtuigd, dat de bekende slimme karaktertrek van Djohan weer uitkwam, om zoolang het in zyn voor deel was machthebbenden te vriend te houden. Ook generaal Deykerhoff had vroeger zoo_[il_ I sabel cadeau gekregen." Leiden, 28 November. By de gisteren gehouden verkiezing van leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Katwy'k zyn de aftredende leden, do besren K. Haasnoot Nz., F. E. Meerburg en L. Parle vliet, met groote meerderheid van stemmen herkozen. Van Gedeputeerde Staten is ter secretarie te Rijnsburg goedgekeurd terugontvangen de begrooting voor 1897, bedragendein ontvangst en uitgaaf f 9244.95s. Men schryft ons uit KoudekerkDe heer C. Kühn, van Amsterdam, trad deze week op voor het departement Koudekerk-Hazera- woude der Maatschappy tot Nut van 't Alge meen en behaalde voorzeker met zyne voor drachten een waar succes. Twee schetsen van Justus Van Maurik, „Eene première" en „Een massagekuur", wer den meesterlyk voorgedragen; vooral het laatste wekte menigmaal den lachlust op. „Drie Vriendinnetjes", een parodie op „De drie Studentjes", door den heer Kühn zelf ver vaardigd, en een gedichtje van Laurillard: „Rolverwisseling", vulden die stukken aan. We hopen, dat, wanneer de heer Kühn we derom voor ons optreedt, de faam hem een talryker opkomst zal bezorgen. Donderdagavond jl. hield de heer P. Van Balen uit Bodegraven te Nieuwkoop eene voordracht over het gebruik van hulpmest stoffen. Op bevatteiyke wyze vertelde hy zyn niet zeer talryk publiek, aan welke stoffen de plant, en in de eerste plaats de grasplant, behoefte heeft en hoa de stalmest niet altyd in die behoefte kan voorzien. Door becyfering en graphische voorstellingen tooode hy aan, dat in de meeste gevallen by den stalmest kunstmest moet worden aaogewend, dat deze laatste stof betrekkeiyk goedkoop is in 't ge bruik, zeer gunstige resultaten oplevort en dikwijls den groei van vele onkruiden tegen gaat. Het aandeel van de gemeento Bode graven in de te leveren manschappen voor de lichting 1897 der nationale militie bedraagt 10. Het aantal lotelingen bedroeg 44, waarvan 2 echter reeds in militairen dienst waren. Van de 33 lotelingen moet de gemeente Rynsburg 8 manschappen leveren. De gemeente Ter Aar moet 4 manschappen leveren. Het getal ingeschrevenen voor die gemeente bedraagt 15. De bevestiging en intrede van ds. J. Boer Knottnerus, eerst predikaut bij doNed -Herv. gemeente te Rboon, als predikant te Vriezen- veen, zullen morgen plaats hebben. Als be vestiger zal optreoen da. L. M. Noppen, van Leerdam. De eerste zitting van den Militieraad voor de lotelingen uit de gemeente Ter-Aar zal worden gehouden op Woensdag 16 Dec. a. s., des middags te twaalf uren, in het Inva lidenhuis te Leiden. In deze zitting moeten ver8chynen de lotelingen, die wegens gebreken redenen meenen te hebben om van den dienst te worden vrygesteld, terwyl tevens uitspraak wordt gedaan omtrent delotelingen, die redenen van vrystelling hebben ingediend. Het Indische Vergift. Alles zou xe nog hebben kuDnen dragen, als het zóó gebleven was. Als hy nu dikwyls 8 nachts ergens van daan kwam waar van daan zeide hy haar lang niet altyd - niet zelden zonder zyn vroegere zorg haar niette wekken, was ze meestal werkelyk reeds vast in slaap, na den geheelen dag met het kind te zyn bezig geweest; ze had dan niet wakker gelegen en naar hom verlangd als voorheen. Als ze dan wakker werd en aan zyn luid ruchtigheid kon bemerken, dat hy den avond had doorgebracht op een manier, die haar fijngevoeligheid kwetste, ondervond ze slechts een oogenblik grooten tegenzin, maar geen bitterheid. Hy mocht zfin vrooiyke vrienden hebben, als hy dat bepaald wilde; zy had immers haar kmdl „Myn kind myn kindl" dacht ze dan en strekte de band naar haar dochtertje uit, dat in een klein ledikantje naast haar sliep, 't Werd meer en meer het hare alleen, hoe verder hy zich van haar beiden verwijderde. Ja, had ze haar kind maar behouden, dan zou ze er nog wel overheen zyn gekomen, dat by zyn eigen weg ging, die haar niet aanstond, en dat de klove grooter werd van dag tot dag. Zelfs zonder hem was ze nog ryk. Maar het mocht niet zyn Het noodlot had beschikt, dat ze arm zou wezen. Een van die verraderiyke kinderziekten, die plotseling komen, men weet niet van waar, eischte het van den beginne af zwakke schepseltje ten offer. Het waa een dag geweest vol bange vrees. De vau- was natuuriyk afwezig. Hy had een vryen dag waargenomen, om met vrooiyke vrienden een uitstapje te maken. Alléén had ze aan het bedje gezeten, God smeekend in haar angst en wanhoop, dat Hy haar dat ëéne eenige, dat ze bezat, zou laten; alléén had ze de brekende oogjes toegedrukt en de koude handjes in de hare gehouden. Ze was er niet onder bezweken; bleek en stom had ze by haar dood kindje gewaakt tot diep in den nacht. En toen was hy thuisgekomen. Ze had het opendoen der voordeur gehoord en toen zeer onvaste schreden op de trap; nu ging de kamerdeur open en trad hy binnen met hoog gekleurd gelaat en glazige oogen. Hy was dronken voor 't eerst sinds ze hem kende, werkelyk dronkeD. Dikwyls in den loop van 't laatste jaar had zo hem in een min of meer opgewonden toestand gezien, en zelfs dat was haar pynlyk en stuitend geweest; zóó zag ze hem voor 't eerst. En wat hy nuchteren al lang niet meer gedaan had, deed hy nu in zyn roes: hy trad wankelend op haar toe, sloeg den arm om haar middel en kuste haar met een schertsend woord. Toen had de jonge vrouw met een harts- tochtelyk gebaar van walging zich uit zyn omarming losgerukt en hem haar doodsbleek gezichtje toegewend. „Weg!" had ze willen roepen, met de hand gebiedend naar dedeur wijzend, maar ze had geen geluid over de strakke lippen gebracht. Had hy haar toch verstaao, of had bem haar gelaat en haar gebaar ontnuchterd? De roes was plotseling vervlogen. Zich lang zaam over 't voorhoofd strykend, kwam hy tot bewustzyn en zag wat er was gebeurd. Nog wees de smalle hand naar de deur, en hy wendde zich om en sloop heen als een misdadiger. Yan dat uur af het was nu meer dan een jaar geleden leefden ze naast elkander voort, byna als twee vreemden. Ze hadden hun kind begraven zonder dat hun traneo hen hadden vereenigd, on beiden waren ze langzamerhand teruggezonken in de sleur van het dagelyksch leven, zonder dat ooit de yskorst, die hun omgaf, versmolt. Ze twistten niet samen, nooit viel er tusschen hen een onaangenaam woord, maar wat tus schen hen bestond, was, juist omdat het onuitgesproken bleef, erger nog dan twist. De jonge vrouw was het sinds den dood van haar kind in haar eenzame woning te moede als in een gevangenis. Haar man had ze nooit meer in zulk een toestand gezien als dien vreeselyken nacht, maar meer dan ooit ging hy zyn eigen weg. Nu pas eükele dagen geleden had bet toeval haar dingen doen ontdekken, die haar diep vernederden en verbitterden. De liefde, die hy thuis noch zocht, noch vond, scheen hem elders ten deel te vallen. Een eigenlijk bewys had ze wel is waar niet, maar de schyn sprak duidelyk genoeg. Zy zelf beminde hem niet meer; 't was enkel haar trots, die zoo diep gekrenkt werd, maar do pyn was er niet minder om. Neen, ze verdroeg het niet langer, dat leven vol ellende. Wat was het? Een schynleven, niet de moeite van 't ademhalen waard. Sterven I o, dat te kunnen, niet zoo on barmhartig gezond te zyn, trots alle verdriet. Te kunnen sterven aan een gebroken hart, zooals men wel eens las en hoorde, en dat toch, hoe men er ook naar smachtte, nooit gebeurde. Ach neen, 't is zóó ingericht op deze wreede wereld, dat juist de ongeluk- kigsten het langst hun bestaan moeten voort slepen, altyd over dien onafzienbaren, kalen, troosteloozen zandweg, tot de haren zyn ver- grysd en hart en veratand verstompt en af gemarteld. Stervenl en toch, waarom niet? Anderen vóór haar hadden een uitweg gevonden, hadden vastberaden met eigen hand er een eind aan gemaakt, als de last hun te zwaar werd. Alleen alleen hoe kon iemand uit vrijen wil de wereld verlaten, zonder voor de overlevenden een voorwerp van verachting te zyn, of de groote smart, die er toe dreef, nieuwsgierigen ten prooi te geven? Niet zich verdrinken slechts dat niet! Niet een daad, waaraan men zoo duidelyk 't opzettelyke zag. Het moest geschieden op een manier, waar aan niemand kon bemerken, dat het met voorbedachten rade was. Ze kon vergift nemen. Do jonge vrouw streek zich met de koude, bevende hand over 't voorhoofd, zeker, ze kon vergift nemen. Bestonden er geen vergiften, die zacbt en zonder pyn dooden, zonder het gezicht te verwringen of in 't lichaam te kunnen wor den nagegaan? Men stierf, en dan heette het een hartkwaal of een langzaam verval van krachten. Ze had gehoord, dat dit mogeiyk was. Maar de namen dier stoffen, waarom ze zich nooit had bekommerd, waren haar onbekend, en al had ze die geweten, wat had het haar dan nog gebaat? Men komt zoo maar niet in een apotheek, vraagt eon vergift en krygt het. En toch, één middel was er misschien, om te verkrijgen wat ze begeerdo. Of by haar verstaan zou, de oude, zonder linge, eenzaam levende man met de verstan dige zachte oogen en den trek van droevige berusting om den mond; de oude man, van wien verteld werd, dat hy een voor lange, lange jaren vernietigd levensgeluk nog altyd niet kon vergeten, dat by de herinnering daaraan met zich had gevoerd, byna de gansche wereld rond op zyn groote reizen door vreemde, deels nog nauw ontdekte streken, en ze onveranderd, onuitgowischt en onverbleekt weer moe teruggebracht had in het oude vaderland? Afgezonderd als een kluizenaar leefde hy nu al sinds vele jaren; slechts een toeval had, toen ze als jonge vrouw in den vollen glans van haar geluk hierheen kwam, hem met haar in kennis gebracht, waaruit zich snel een soort van vriendschap had ontwikkeld. Ze was ook wel eens in zyn huis gewoe&t, dat van den weg af, in een grooten tuin lag. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 13