MENGELWERK. ï^inaïieiëele lvi*oriieli. Niettegenstaande van de buitenlandsche markten zoo goed als geen opgewekte be richten werden ontvaDgen en dus de Amster- damsche Beurs geen steun van beteekenis onuervon j, mag men toch ovor het verloop dezer week niet ontevreden zgn. Natuurlek zou men liever geheel andere beursdageD hebben gezien, maar deze scbynen slechts sekten voor den Mercuriustempel te zgn weggelegd, hoewel toch hieromtrent niets vooruit valt te zien, want het karakter der Beura kan met één slag veranderen en geen enkele profeet, die hieromtrent eenige wijsheid heeft opgedaan. Da dispositie eer buitenlandsche markten dus ia aanmerking nemende, kon het verloop der Beurs be vredigend genoemd worden, W3nt P.rgs on Londen gaven zekt-r geen opwekktn .e tijdingen. Beica plaatsen hebben in den laatsten tgd zenuwachtige dagen te doorworstelen door de hardnekkige en omvangrijke daling der gouJmijn aandeelen. Do waardevermindering dezer fondsen is voor beide genoemde markten van groote beteekenis geworden, zóó zelfs, dat men met bezorgdheid den verderen loop tegemoet ziet en zich op nieuwe moeilijkheden zal moeten voorbereiden. Het wantrouwen in de goudmijn ondernemingen is nu eeomaal Jusgeoroken en schijnt niet meer te stillen, boe ook van sommige mgnen buitengewoon gunstige production worden gemeld. De vrg scherpe daling der aandeelen Transvalia Btaat hiermede natuurlijk in verband, doch de verlaagde koersen gaven ook weer tot speculatieve aankoopen aanleiding, waardoor ten slotte veel kon worden ingebracht. Aan deelen S i n g k e p liepen belangrijk omhoog, ten gevolge van laet bericht, dat een dividend van vQf percent zul worden uitgekeerd, het eerste sedert de vestiging der Maatschappij. Na al de ontmoedigende jaren zgn toch gun stige resultaten verkregen en de toekomst itr onderneming wordt nu als zeer hoopvol genoemd. Het verloop der Petroleum -aandeelen was zeer ongelijk. Terwijl de aandeelen der (nuische bronnen verder aanzienlijke veroete- ing behaalden, liepen de koersen der Ne de r- andsche Petroleum - Maatsch ij. sn nog meer die der Galicische onderneming erug, hoewel bepaalde redenen daarvoor niet ichijnen te bestaan, doch uitsluitend moeten worden toegeschreven aan opruimingen bij beperkte markt. De onzekerheid omtrent het «oorloopig lot der Northwestern Hypo- heekbank is nu voor den eersten tgd vpgeheven, de rechtbank heeft sursémee van WrUJing toegestaan tot 1 Maart 1898. Het \al du moeten blijken of in dit tijdsverloop ie Bank genoeg hare verliezen kan te boven iom-n, om verder op gezonde financiëele •asis hare werkzaamheden te vervolgen, en vit de commentaar der d rociio, gel jverd op iet rapport, door ceskunaL en uitgebracht, xebynt men de toekomst wel met eenig ver- rouwen op goed herstel te mogen ingaan. Voor het oogenblik kan niet anders worden ■•edaan dan kalm den invloed der verbeterende o .-.tanden in Amerika af te wachten, een nvloed, die slechts gekiielyk zal kunnen wonen waargenomen. De Hollandsche waar den gaven ovorigens weinig stof tot bespreking, ie Koloniale afdeeling bleef zonder noemens waardige afwisseling en alleen was onder de taoakwaarden eene vrjj aanzienlyko verhooging te vermelden voor de certificaten Arends burg, Deli-Batavia en Deli Maat- vhappijen. Do Europeesche afdeeling behield een vast, boswel stil verloop. Over Italië is einde lijk een zonnestraal gekomen, die niet alleen voor de Italianen zelf licht en blijdschap heeft gebracht, maar ook een eind heeft ge maakt aan de sombere stemming en de be zorgdheid, welke door de vastgehouden oor logspolitiek in Afrika in de finanicëele weield duidelyk viel waar to nem-m. Het is toch van algemeens bekendheid, dat de Italiaanscbe schatkiot nu juist niet tot de best voorzi8nen en sterksten kan worden gerekend en dat de oorlogsondernemingen tegen Abessynië aan den oenen kant geen voorspoed hebbeu ge bracht, aan den anderen kant wol zeer zware offers van de schatkist hebben geëischt, en daarom mag het in de afgeloopen week tot stand gokomen vredesverdrag als oen gelukkig feit van beteekenis worden beschouwd. "Wan neer nu hierdoor de grootste geldelijke zorgen worden opgeheven, kan worden verwacht, dat de regeering zich met kracht aan verschillende hervormingen, vooral op financieel gebied, zal gaan wijden, zooals reeds herhaalde malen in het vooruitzicht is gesteld. Dat evenwel re.^ds door het sluiten van den vrede het vertrouwen snel terugkeert, bewijst wel do vrfl belangrgke prijsverbetering, hoewel de regceriogsdaden, welke dit vertrouwen zullen moeten wettigen, met belangstelling worden afgewacht. Spanje beeft in de laatste dagen ook n:et over gebrek aan zonneschijn te klagen, want de uitschrijving der binnenlandsche letning had een succes, zooals vermoedelijk door niemand zou durven zijn voorspeld. Omtrent het ingeschreven bedrag loopen de cyfers uiteen, doch zeker is het, d*t belangrijk meer is ingeteekend dan door de regeering was gevraagd. Vcorloopig zal zij nu een bedrag van 400 mlllio-ii Pesetas toewijzen, in afwach ting van de groote leening, waarvoor nu met te meer kracht toebereidselen worden gemaakt. Of do echter Spanje wel met deze leening gebaat is, valt te betwijfelen. Het bedrag, hetwelk door do 400 mill. Pes. in goud in de schatkist zal vloeien, bedraagt ongeveer 800 mill, en hieraf gaat onmiddellijk 113 millio n aan aflossingen en voldoeningen van schulden welke geen uitstel meer gedoogden, zoodat een bedrag van ongeveer 190 mill, beschikbaar blijft, hetgeen voldoende is voor oorlogskosten voor ruim drie maanden. Zeker s het echter, dat met het vestigen dezer nieuwe leening de positie der bestaande Spaansche Schuld er niet op is verbeterd, aangezien de bronnen van inkomst, voor de nieuwe leening verpand, worden onttrokken aan de algemeens inkomsten, waaruit de dienst der bestaande oude schulden moet worden voorzien. Portugal bevindt zich weer te midden van financiëele zorgen od zal zich tegenover een gevaarlijken v(jand (het goud- agio) hebben te wapenen. De stijging van het goud-agio veroorzaakt eene algemeene depró ciatie in het land en de pogingen, door finan ciëele krachten in het werk gesteld, om het kwaad tot staan te brengen, zijn mislukt. Dit wordt des te ernstiger, nu Portugal spoedig voor een aanzienlijk bedrag aan goud heeft te zorgen ter betaling der Janu-ri-coupon, doch bovendien is het verhoogde cgio oorzaak, dat de nieuwe uitgifte der Tabakleening (de tweede Serie) nog steeds niet haar beslag heeft gekregen. Dit is toe te schrijven aan de overweging, dat de goudpremie nu de hoogte heeft bereikt, waarbij ook tot de grens is genaderd, waarop het voor de Ta aklee- ningen aangewezen ond-rpand nog voldoende is, aoch eene verdere stijging zou ten gevolge hebben, dat do nieuwe Tabakleening niet geheel meer was verzekerd. Aang zien nu een hooger goud-agio niet onmogelijk is, zullen de contractanten der nieuwe leening meerdere zekerheid hebben verlangd. Een schoonmaak in den Turkschen w .r'ooel schijnt nu toch langzamerhand ter hand te worden genomen, althans op het papier zijn zeer ingrijpende en afooende hervormingen tot stand gebracht, terwijl den Sultan voor diens medewerking krachtige geld- lyke steun zou worden toegezegd. De regeling zou geschieden met medewerking der mogend heden en zou het centrale financiëele beheer komen in handen van Europeesche ministers. Tot zoover is alles goed en zou alles misschien best in orde kunnen komen, doch er bestaat gewettigde twijfel of Frankrijk, Oostenrijk en Rusland hiertoe hunne medewerking wel zullen verleenen, terwijl reeds van Rusland wordt gezegd, dat het daartoe beslist onge neigd is. Mocht dit werkelijk zoo zijn, dan schiet er van het goede voornemen zoo goed als niets over, dat voor verwezenlijking ia aanmerking zou komen. Op het gebied der Russische Spoor wegen, waaromtrent sedert lang geen bij zonderheden te vermelden waren, wordt de aandacht meer getrokkea tot de aandeelen Baltische Spoor en Liquidatiebe- w ij z e n der Russische Zuid-West- Spoor. Wat eerstgenoemden aangaat, wordt daaromtrent vernomen, dat het ministerie van financiën in Rusland thans met eene bereke ning voor den dag is gekomen, op welker basis de aflossing der aandeelen zou motten ge schieden. Indien in deze berekening geen zeer belangrijke wijzigingen mochten worden ge bracht, dan ziet het er voor do tegenwoordige aandeelhouders vry treurig uit, voor zoover aan de aandeelen eene waarde zou worden toegekend verre bene len de tegenwoordige Beurswaarde. Wel wordt in een financiöel dagblad gewezen op het feit, dat Amsterdam een der hoofdmarkten is voor Russische waarden en de reg ering dus aanleiding heeft om die markt niet te ontstemmen, doch bij de overname der Morscbansk Syzran en Riask Wiasma is daarmede niet do minste rekening gehouden. De regeering heeft zich toen strikt gehouden aan do letter der overneraingsvoorwaarden, en het is de vraag of z'u het nu anders zal doen. Wat de Russische Zuid-West bewyzen betreft, hieromtrent zijn ook berekeningen openbaar gemaakt, met het doel om aan te toonen, dat zy in lange niet die waarde vertegen woordigen, welke men vroeger meende daaraan te mog6n toekennen. In verband daarmede is de teruggang te verklaren, welken zy reeds ter Beurze hebben ondervonden. De Zuid-Amerikaansche afdeeling was zeer uiteenloopend gestemd. Brazilianen werden zoowel voor Parijs als voor Londen sterk aangeboden. De wisselkoersen big ven steeds ongunstig en de berichten omtrent den finan- ciëelen toestand verbeteren niet, integendeel beginnen ze steeds ongunstiger te luiden, en daarbij komt nog dat opnieuw een ministe- riuele crisis is uitgebroken. De Amsterdamsche markt verkeerde echter niet in zulk een ongunstige pohitie en nam het aangebodene vrjj °P> waardoor de koersen zich goed konden handhaven. DeColumbiaanscho schuldregeling schijnt veel kans te loopen van het programma te worden verwijderd. Volgens mededoelingen in Engelsche bladen toont het congres heel weinig geneigdheid om een regelingsplan in overweging te nemen. Vermoodelgk zullen de houders van Colum biaansche fondsen zich echter daaromtrent niet veel illusie hebben gemaakt, daar zy weten (kunnen weten) welk eene behandeling zy van de Columbiaansche regeering ten opzichte der geldelijke verplichtingen te wachten hebben. De AmerikaanscheSpoorwegmarkt was deze week lang niet op dreef. Behalve verschillende oorzaken, welke op eigen markt een drukkenden invloed uitoefenden, bleef ook van Londen allo steun weg, welke plaats zelve op krachtige wijze het hoofd moest bieden aan een belangrijke crisis in mijn- waarden. De plotseling ontwikkelde kracht na de Presidents-verkiezing blijkt nu achteraf een veel te sterke opwinding to zijn geweest, want de daarop gevolgde reactie is van lang- durigen en hardnekkigen aard. Het publiek is lang niet met dien energieken kooplust opge treden, welken Amerika had verwacht, integen deel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om heel veel oude posten op te ruimen, zoo dat per saldo de aankoopen door Europa van niet voel beteekenis zijn geweest. Op den langen duur echter wordt herlevenöiging van alle takken van handel en nijverheid tegemoet gezien, hetgeen men echter eerst grondig verwacht, als meer zekerueid omtrent het toekomstig regeerings-programma zal zijn verkregen. Rijnlandsche Batik. 13e lioetsier Planteau. Uit het Fransch van J. Laf argue. I. Eenige jaren geleden was ik uitgenoodigd de prysuitdeeling aan hot gymnasium S. te Parijs bij te wonen. Een van mijn neefjes, een luie, ongedisciplineerde knaap was, er ook bij en ik moest zflu ouders beloven de plechtigheid by te wonen. Zeer tegen mgn zin eigenlijk, want ik vind dergelijke cere monies ai even belachelijk als aanstellerig. Ook bracht 't mfi weer de dagen mijner jeugd voor den geest, toen ik zonder voldoende licht en lucht opgesloten zat in eon bedompt vertrek en een hekel had aan al wat studie heette. Ik ging dus op weg en daar ik wat laat was, riep ik een rijruig aan, dat juist de straat in draaide. De koetsi r deed zyn rossinant stilstaan, oen arm, afgejakkerd dier met kale plekken, veroorzaakt door de in- druksels van het tuig. „Kunt ge my rijden, koetsier?" „Dat hangt er van af, mijnheer, waar u heen moet." „Naar het gymnasium S., vlak bfl het station „Ik weet het al, stap maar in," bromde de oude. Langzaam sukkelden we voort; paard en koetsier beiden leken wel ingeslapen. Voor het gymnasium hielden we stil en niet wetend of ik tot het einde toe aan de ver veling weerstand zou kunnen bieden, vroeg ik: „Zyt ge hier over een uur soms weer in de buurt?" „Ja, mijnheer." „Kunt ge me dan terugbrengen?" „N*en, mynhe«r." „Waarom niet?" „Omdat ik reeds besproken ben." Een hand werd mg op den schouder ge legd en my omkeerend zag ik mjjn vriend Métinier in het gelaat. Ik betaalde den koetsier en samen betraden wy do plaats voor het gebouw; daar de deuren nog niet geopend waren, liepen wij daar eenigen tyd op en neer. „Ik zag dat Planteau u gereden heeft," merkte mfin vriend op. „Welke Planteau?" „Toevallig ken ik hem van naby; niet tegenstaande zyn brommig uiteriyk is hy een beste man. Hg heeft drie dochters en drie zoons, de jongste gaat op dit gymnasium." Verbaasd keek ik hem aan. „Ja, de jongen is een waar gelukskind; het ryke echtpaar Tmquois heeft hem als zoon aangenomen. Zelf hebben ze geen kin deren en nu laten ze don knaap een op voeding geven naar hun stand. Ze willen een geleerde van hem maken en zgn in de wolken, dat hg zoo'n vlug verstand heeft." „En hoe vindt de vader dat alles?" „De jongen maakt zyn grootsten trots uit, maar uit kieschheid verbergt hg zich voor hem. Hij wil niet, dat men den knaap zgn eenvoudige afkomst verwyt en daarom spreekt hg nooit in het publiek tegen hem. Als hg toevallig het echtpaar Turquois met hun aangenomen kind naar de komedie rydt, doet hg precies of hy hen niet kent en neemt by zonder iets te laten bljjken zyn fooi aan. Slechts veroorlooft kg zich van af zijn ver heven zitplaats zgn kind zoo lang mogelijk na te zien met blikken vol bewondering en geluk. De jongen is dol op zyn vader, gij moet zyn blyrtschap zien, als hy hem alle jaren komt vertellen, dat hg weer nummer één van de klasse is." De deuren gingen open en ons voorzichtig met de ellebogen door de menigte werkend, veroverden we een zitplaats, vlak by de estrade. II. Over de ceremonie zelf zal ik niet uit weiden, ieder heeft wel eens zoo'n vertooning bgg9Woond; daarenboven was 't mg ook on- mogelgk met myn gedachten er by te biy ven. Wat mg 't meest verwonderde was een jong mensch van een zeer gunstig voorkomen, dat een lange aanspraak hield in een vreemde taal, waar ik geen woord van verstond; myn vriend Métinier zeide, dat 't Latyn was. „Waarom spreekt die jongen niet in zyn moedertaal?" vroeg ik verontwaardigd; „van al wat hy vertelt begrypt het publiek nu toch geen syllabe." „Geloof me, dan zou 't lang zoo mooi niet gevonden worden." Métinier zette een heel wys gezicht en knikte instemmend by iedere stemverheffing van den spreker, hoewel ik er van overtuigd ben, dat hy van 't geheel geen tien woorden verstaan heeft. De Latynscho aanspraak kwam ten laatste gelukkig tot een eind en de muziek viel in met een luchtig walsje. Een klein heertje met een kaal hoofd en een gouden bril kwam nu naar voren; in de hand hield hg een boek, waarin hy echter in het geheel niet keek; zeker dus om zich een houding te geven. Geruimen tyd achter een sprak het manneke allerlei wonderiyke woorden uit, die zin noch slot hadden en waarvan er geen twee by elkaar schenen te behooren. Nog altyd stroomde de woorden vloed van zyn lippen, toen ik eensklaps be greep, dat hy de namen der leerlingen op noemde. Hy hield even op en een troepje jongelui, keurig gedast en gehandschoend, besteeg na elkaar de treden van het podium om een kroon of een boek verguld op snede, in ontvangst te nemen met een haastige, verlegen buiging. De muziek ging voort met allerlei danswysjes te spelen. „In welke klasse zit uw neef?" vroeg Métinier. „In deze," antwoordde ik, niet erg opgewekt. Hg trok zyn handschoenen uit om beter te kunnen applaudisseeren, en hy hoorde met de meeste aandacht of de naam ook geop- lezen werd. Doch de naam van myn familie kwam dien dag niet over de lippen van het oude, gebrilde heertje. „Ik was net als hy," zuchtte ik, „ik heb ook nooit een prys gekregen." Medelydend wendde Métinier den blik van my af en begon zyn handschoenen weer aan to trekken. De volgende klasse werd opgeroepen. „Eerste prys: Planteau." Ik stak de ooren op by het hooren van den naam. „Nu, wat heb ik gezegd!" on myn vriond stootte mg aan met zgn elleboog. Een knaap van omstreeks dertien Jaar kwam de estrade op; met groote bescheiden heid nam hg de boeken en de kroon in ontvangst. Even bleef hy staan, een tenger ventje met een fijn intelligent gezicht, ver schrikt door het herhaald applaus, dat van uit de zaal hem tegenklonk en dat de muziek overstemde. Met een hoofdbuiging bedankte hy, klom toen bedaard naar beneden en begaf zich naar zgn plaats. Het kleine heertje met den gouden bril ging steeds door met namen lezen. „Prgs voor geschiedenis, Planteau," klonk het even later. Het kind betrad weder de verhevenheid en na zgn kroon en een dik boek aange nomen te hebben, liet hg zich door een heer en dame van gevorderden leeftyd de kroon opzetten. „Dat zgn de oudjes, die hem als kind aangenomen hebben," fluisterde Métinier. „Waar zou de vader op dit oogenolik zyn dacht ik, meteen de zaal rondkykend of ik hem ook in een verborgen hoekje kon ont dekken. Zeer vele malen nog hoorde ik den naam Planteau aflezen, zoodat 't mg eindeiyk be gon te vervelen en daar ik gaarne het go drang by het uitgaan wilde vermyden, be sloot ik de plechtigheid nu maar voor .geëin digd te houden. „Blyft ge nog?" vroeg ik aan Métinier. „Ik moet wel, myn neef zou aan den uit gang op mg wachten." Ik drukte hom de hand en sloop onge merkt weg, wat mg niet gelukte dan na ettelgke teenen van myn buren verbryzeld te hebben. ni. Op straat gekomen, zocht ik een rgtuig, dat mij terug zou kunnen brengen, doch ik ontdekte slechts equipages met gegalonneerde en geganteerde koetsiers, die in imposante houding, als versteend op hun zitplaatsen troonden. Langs de file van victoria's, coupé's en landauers liep ik het trottoir af, een zy- straat in, waar de ry nog steeds niet ophield. Achter de eigen rytuigen kwamen de huur- vigilantes en op een der laatste daarvan zag ik myn vriend Planteau zitten. Zgn armzalig paard zag er, vergeleken by al de andere wel doorvoede dieren, nog deerniswekkender uit. Met gebogen rug, het hoofd voorover zat Planteau voor zich uit te staren. Misschien wacht hg op zyn zoon, dacht ik; daarom zeide hy zeker, dat hg besproken was. Ik wilde toch eens zien, wat hg daar eigenlgk deed en trad daarom, met een brutaliteit alsof ik er thuishoorde, een breed gzeren hek door, en een fraai onderhouden park binnen. Vlak aan den weg, juist tegenover de vigi lante van Planteau stond een tuinhuisje. Zon der mg te bedenken ging ik naar binnen en bevond my in een vierkant vertrekje met neergelaten jaloezieën. Ik lichtte een lat op en zonder opgemerkt te worden, kon ik zoo alles zien alsof ik er by was. Geduldig wachtte ik zoo een kwartiertje en al dien tyd zat de koetsier rustig op zyn bok. Eensklaps schetterde de muziek, enkele paarden begonnen te steigeren en te hinni ken en ik zag duidelyk Planteau verbleeken. Zenuwachtig beefden zgn handen, hy nam de zweep op om die dadelgk weer neer te leggeD, verschikte wat aan de deken, waar op hy zat, woelde met do vingers in zijn gryzen baard, en verschoof zich ongedurig op zijn zetel. Ik twyfelde er niet aan of zyn zoon zou dadeiyk verschgnen en ik drukte myn neus bgna plat tegen de latten der jaloezie om toch maar niets van het schouwspel te verliezen. Heel spoedig klonken er snelle pasjes, de koetsier sprong van den bok en rukte het portier openbeladon met boeken en kransen, kwam de kleine gymnasiast aanloopen. Bui ten adem van opgewondenheid riep hy reeds een eind te voren: „Vader, ik heb er vierl" „Houd je toch stil, ongeluk!" bromde Planteau, verschrikt om zich heen ziende Gelukkig ontdekte hy niemand in de buurt en toen, met alle teekonen van eerbied op zgn eerlgk gezicht de bo'ken aannemend, legde hg ze voorzichtig één voor één m 't rgtuig. Het kind liet hem begaan tot alles een plaats had gevonden, daarna stapte hy in en de koetsier klom weer op den bok. Niet wetend hoe zich te houden onder zgn groote aandoening, schoof hg van links naar rechts, en toen zich plotseling naar bet voorraampje buigend, vroeg hy „Hoeveel ook weer, Eugène?" „Vier, vader, de eerste prgs, de prgs vooi geschiedenis, voor Maar de andere hoorde al niet meer. „Vier," fluisterde hy, „hoe is 't mogeiykl" Met een blik vol trots keek hy over al (te schitterende equipages heen, die langzamer hand gevuld werden door de aanzienlyko jongelui, wier handen al even leeg waren als hun hoofden. „Vader, vaderI" „Wat is er?" „Bekroon my, vadertje, bekroon myt" Het kind zat op de knieën op de voorbank.' „Wat „Bekroon my, vader," horbaalde Eugène. „Ja, ja Zich met de eene hand aan den bok vast houdend, lag de vader geknield voor de nu neergelaten glasruit, met de andere hand greep hy een der kronen. „Neen, die niot, vader, deze, de eerste prgs." „Ja, do oerste prys, juist," stamelde de koetsier. Het groote gryze hoofd verdween in de opening en de bevende hand bovestigde de kroon om de slapen van het kind. „Je hebt je kranig gehouden, myn jongen, kranig," bracht hg met moeite uit, terwyi hg op iedere wang een kus drukte. Ik sloop uit mgn schuilplaats en bevond my even later weer op hot trottoir; de oude koetsier zat kaarsrecht op den bok. „Heel goed, jongeheer, begrepen," zeide hg, zich even omkeerend, en de teugels opnemend, reed hg uit de file. Zoo langzaam sukkelde het oude paard verder, dat ik zonder moeite de rammelonde kast kon byhouden. Voor het gymnasium hield het stil en het echtpaar, dat ik dadeiyk herkende, steeg in. Onverschillig wachtte de koetsier tot het portier gesloten was, daarna legde by de zweep over het paard, dat geduldig weder voortstrompelde, en weldra was de ratelende machine tusschen het gewoel verdwenen. Kinderliefde. DOOR H. Courlander Hzn. Bg mgn tante werd feest gevierd. Z|j noo- digde ook mg, dit feest te komen by wonen, aan welke uitnoodiging ik dan ook gehoor gaf. Roods den geheelen morgen hoorde men niets anders dan gelukwenschen en het ge- heele huis had een geur van lekkernyen, bloemen en geestigheid. Iedereen was in een vroolyke stemming. Mrn zag niets anders dan handenschuddenf omhelzen en glimlachen. Het was een ware feestdag I In den namiddag was er een kleine pauze; de genoodigden hadden zich huiswaarts be geven, ten einde zich voor het feestmaal te kleeden, waarmede de dag zou gesloten worden. Da huisgenooten hadden zich in hun kamers teruggetrokken; ik zelf had mg naar de logeerkamer i ogeven en viyde ray in opgewekte stemming op de canapé neder. Do zon stond reeds laag, en de bloemen voor het venster verkwikten zich In haar laatste stralen. Plotseling ging myn opgewekte stemming in droefenis over. Heeft dan niemand aan u gedacht, dierb're moeder? Heeft uw eenigste zuster u dan reeds vergeten? Wat waart ge het vorige jaar nog gelukkig met ons! En nul Alles vol liefde, vol geluk en vroolyk- heió en gg? hebt ons verlaten 1. Neen, gg zult heden niet door allen ver geten worden!.... Allen zullen nog heden aan u denken 1 Plotseling begon ik te weenen; hoelang ik geweend heb, weet ik zelf niet, daar ik eensklaps door een vroolijk geluid er aan werd herinnerd, dat de eerste gasten reeds teruggekomen waren en het tyd was, om naar de eetzaal te gaan. Ik sprong op, waschte de oogen en kleedd mg spoedig feesteiyk aan, waarna ik mg naar beneden begaf. Spoedig kwamen de overige gasten. Loute vrooiyke gezichten, grappen, lachen en 't geklink van glazen. Ik kon niet meelachen. Mgn gedachten waren by mgn moeder, oio in 't kille graf gevoelloos voor de feest vreugde was. Er werden toosten uitgebracht. Eindelyk vroeg ook ik het woord en begon met weinige woorden, woorden, die uit het hare voort kwamen, de afgestorvene te herdenken. Velen zetten een ernstig gezicht, maar de meesten kregen de tranen in de oogen, ja, enk-len begonnen zelfs te weenen, en ik, ik was voldaan, ik was gelukkig, dat aan het einde van het feest, door rag mgn dierbare, helaas te vroeg afgestorven moeder nog even in 't midden der feestvierenden was gebracht, al was het slechts met woorden. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk ken of mededeelingen, waarvan do inzender hun naam niet aan de Redactie bekend maker worden ongeplaatst ter zyde gelegd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6