N°. 11273. Maandag 33 November. AM396 (§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fêpn- en feestdagen, uitgegeven, PERSOVERZICHT. Feuilleton. LEIBSCH DAG-BLAD. PBUS DEZES COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f Franco per postt i 1.40. Afzonderlijke Nommers a v„ 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TI ËN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. OfUciëele Kennisgeviugen. Bargemeoater on Wethouders der gemeente LeidoD brengen ter algemeeno kennie, dat ingevo'ge art. 10 Van hot Koninklijk besluit van i Mei 1896, tot vast stelling van een Algemeen Reglement voor de Kamers van Koophandel on Fabrieken, (Staatsblad no. 142), op den SOeteu November 1896 des namiddags van twee tot vier uren ten Baadbuize eene verkiezing zal plaats hobb.-n van 5 leden van de Kamer van Koophandel en Fabr.eken in deze gemeente om de plaatsen aan te vullen van de heeren O. GOEKOOP, H. O. JUTA, A. DE K08TER, W. F. VERHEY VAN WIJK en H. J. VAN NOUHUY8, die met het einde dezes JaarB als leden van de Kamer moeten aftreden, doob ingevolge art. 6. al 3. van bovengenoemd beslnit opnieuw bei.oombaar zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 29 Oct. 1896. M. C. DEKHUYZEN Weth., l.-8ecr Onder hot opschrift Fatsoen loost men in het Zondagsblad van Eet Volksdagblad: Panama-schandalen? Zich als regeerders te laten omkoopen door particulieren, om van je ambt misbruik te maken? Of als rechter een partijdig vonnis te vellen ten voordeele van iemand, die je er voor betaalt? Dat kun je begrepen 1 Neen, boor, in ons goede, beste, brave Nederland komt zoo iets niet voorl Daar zjjn we veel te fatsoenlijk voor. Als wy hier als rechter een vonnis moeten uitspreken, zonder aanzien des persoons, dan komt het nooit voor, dat wy geld aannemen van iemand, die belang heeft bij onze uitspraak. Natuurlijk kijken we wel wie we als beschul digde voor ons hebben. Is het iemand van onzen eigen stand, uit onze eigen kringen, van onze eigen politieke meening, dan zorgen we wel, dat hij er met een boete of lichte straf afkomt, indien we hem ten minste niet heelemaal vrij kunnen spreken. Maar is het bijv. een socialist of een anarchist, dan maken we als rechtgeaarde en fatsoenlijke Nederlan ders gaarne gebruik van de gelegenheid, om zoo'n lastig persoontje voor langen tijd onscha delijk te maken, en met een beetje goeden wil en een beetje spitsvondigheid leenen onze Nederlandsche wetten zich daar uitstekend toe. En vooral by sommige misdrijven, als bijv. verzet tegen de politie, samenscholingen op straat, enz., enz., kan je dat gemakkelijk doen, want dan heb je altijd een paar politie agenten, die als getuigen k charge optreden, en deze getuigen geven altyd blyk van een zóó roe rende eenstemmigheid in hun verklaringen, zij blijven altijd zóó precies by hun eenmaal afgelegde getuigenis en bovenal, hun verkla ringen zyn altyd zóó geschikt om er een fatsoenlek vonnis op te baseeren, dat ze je het werk byzonder gemakkeiyk maken. Of nu al de beschuldigde zyn getuigen k décharge bij massa's laat opkomen, die precies het tegenovergestelde verklaren als de agenten, dat doet er niets toe. Agenten zyn vertrouw baarder en eeriyker en onpartydiger dan burgers (en vooral proletariërs), en al staat ook de verklaring van honderd burgers lyn- recht tegen die van één politie-agent, dan be hoort toch die politie-agent te worden geloofd. Ook zyn dergelyke socialisten-processen een goede oefenschool voor onze jeugdige magis traten. Zoo'n jong advocaatje, dat pas van de academie komt, zal, natuurlyk, wanneer hy ambtenaar by het O. M. wordt, nog niet de minste routine van zyn baantje hebben. En waar kan hy die beter opdoen dan by de vervolging van een Ryksvyand? Waar zal hy boter het proletariaat loeren haten raet den gloeienden haat, dien hy noodig heeft om een goed magistraat te zyn, dan wanneer hy de euveldaden dezer menschen van naby beschouwt? In het oude Sparta had men sommige dagen id het jaar, waarop men de aanzien- iyke jongelingen jacht liet maken op de slaven, om er zooveel mogeiyk van te dooden, opdat zy later zouden weten hoe zy als meesters met dezen moesten omgaan. En zoo laten wy ook onze jonge magistraten op de socialisten los, opdat zy lator zouden weten hoe zij zich tegenover het proletariaat hebben te gedragen. En ook als gemeenteraadsleden komt ons onze fatsoeniykheid te pas. Ik heb reeds gezegd, dat wy ons iD Nederland niet laten omkoopen, door wien ook. Maar als je nu in je stad een machtige en schatryke maat- schappy hebt, die op geen paar maal hon derd duizend gulden behoeft te zien, waarin je familieleden en vrindjes aandeelhouders en bestuurders vindt, en zoo'n maatschappy wil een monopolie of concessie, nu, dan spreekt het vanzelf, dat wy als gemeenteraadslid of als wethouder aan een dergelyk verlangen te gemoet komen. Natuurlyk krygen we daar geen geld voor want nog eens, wy zyn hier niet in Frankryk, maar als fatsoeniyke Hollanders zal het ons veel makkelyker dan anderen vallen om voor onze zoontjes, onze vriendjes of voor onszelven vet betaalde baantjes by zoo'n maatschappy te krygen. En wat de vette baantjes in het algemeen betreft, hoe plezierig, hoe practiscb en hoe fatsoeniyk springen wy daarmee om. By voor beeld: wy willen voor onzen zoon het eene of andere openbare ambt. Nu spreekt het vanzelf, dat wy geen minister of burgemeester gaan omkoopen met bankbiljetten. Maar als nu toevallig zoo'n burgemeester een zoon heeft, die byzonder gaarne directeur zou worden van de maatschappy, waarvan wy commis saris zyn, dan zou het al heel onfatsoenlijk zyn om in zulk geval af te wyken vaD het fatsoeniyke Hollandsche spreekwoord „dat de eene dienst den anderen waard is", en des burgemeesters zoon een genoegen te weigeren, wanneer gez9gde burgemeester onzen eigen zoon een plezier heeft gedaan. En zoo ziet ge, geliefde hoorders, dat wy, Hollanders, toch maar een bovenste beste natie vormen, een natie, die torenhoog uit steekt boven andere volkeren. En dit komt alleen door onze groote fatsoeniykheid. Onze kapitalisten zyn fatsoeniyk, onze rechters zyn fatsoeniyk, onze groote maatscbappyen zyn fatsoeniyk, onze ministers, burgemeesters, Eerste- en Tweede-Kamerleden zyn fatsoeniyk. Hoe fatsoeniyk gedragen wy ons byv. niet tegenover de „Indische Pakketvaart Maat schappy" in verband met de geregeld terug komende troebelen uit Atjeh! Ja, geliefde hoorders, de Hollandsche natie is een hoogst fatsoeniyke natie. Onder de strafbepalingen wegens laster vallen zoodanige artikeleD niet. Er wordt niemand in genoemd. Zyn zy daarom minder verachteiyk, en is bet te verwonderen, dat weinig ontwikkelde lezers, die dag aan dag met zulken kost worden gevoed, zich ten slotte aan de maatschappy vergrypen? Toch wil Eet Volksdagblad geen revolutionnair of anarchistisch orgaan heeteni zegt De Tijd. Een inzender in de Nieuwe Rotterdamsche Courant noemde voor eenige dagen het Lombokkruis „buitengewoon leeiyk." „Op de voorzyde in het middelvlak ziet men een zeer slecht uitgevoerd borstbeeld van H. M. de Koningin, dat niet op H. M. geiykt en allerslordigst behandeld is. Op de kleine kruisen is men in twyfel, of H. M. de Koningin of H. M. de Koningin-Regentes is weergege ven. Op de punten van het kruis staan slordig geslagen styve kinderachtige letters zonder karakter; wy vinden deze op de keerzyde terug. Het middelvlak der keerzyde is gevuld met een dier, dat vermoedeiyk een leeuw is. Het beest heeft echter een stomp op zyn neus gekregen, daar deze verdwynt in het aangezicht, en draagt verder overschoenen; als wapenen verheugt het zich in het bezit van een speld en een bosje zwavelstokken, 't Is eigeniyk te treurig om er gekheid over te maken, dat een Nederlandsch onderschei- dingsteeken er zóó uitziet. "Wanneer men hen, die hun leven waagden voor het vaderland, beloont met een kruis, geslagen uit het brons der veroverde kanonnen, dan moet men trach ten geen belachlyk prul te scheppen, maar veeleer pogen, een waardig herinneringsteeken te doen ontstaan. Wanneer men dit kruis ver gelijkt o. a. met het herinneringskruis, uit gereikt aan de uit Madagascar wedergekeerde Fransche soldaten, dan bloost men." Hy vroeg verder, uitgaande van de onder stelling, dat het kruis vervaardigd was door eeD particulier (den heer Van Wielik), waarom dit werk niet was toevertrouwd aan de Munt te Utrecht, die het z. i. wel beter zou hebben gedaan. Daarna echter schreef hy in genoemd blad, dat de kruisen wel degelyk producten van de Munt zyn, en hy voegt er aaD toe: „Het spyt ons, onwillekeurig den heer Van Wielik verantwoordeiyk te hebben gesteld; het spilt ons nog meer, dat het bewuste onder- 8cheidingsteeken aan de Munt gemaakt is." Ten slotte is echter geblekeD, zooals we gisteren reeds meedeelden, dat de heer Van Wielik eigen maaksel verkoopt, maar dat het ecfito kruis, aaD 's Ryks MuDt geslagen van op den vyand veroverd geschut, zeer goed is. In de Eaarlcmsche Courant heeft „Een buitenlander" de volgende oplossing aan de hand gedaan voor de twee stroomingen der Liberale Unie: „De fout van het bestuur der „L. U." is geweest, dat het een knoop heeft willen Betsy's verloving. 6) De eerste dagen was zy nu eens met opzet koel en teiugstootena tegenover hem en nam hem dan eens met een nieuwsgierigen blik van onder haar lange wimpers op, en dan kon zy iDeens heel vriendeiyk en spraak zaam worden maar met een hoonenden klank in haar stem en een spotachtig lachje om haar lippen. Dit alles ontsnapte echter aan de aandacht van den adjunct, of als hy het al eens merkte, verdroeg hy het even geduldig als alles, wat hem voor onaangenaams passeerde. Maar na veertien dagen van zulk een houding tegenover hem, begon Betsy er genoeg van te krygen en werd weer dezelfde voor hem als vóór de verloving, onverschillig vriendelyk, een beetje uit de hoogte, zoodat niemand een nauwere verhouding tusschen hen vermoed zou hebben. De adjunct kwam nu niet alleen eiken avond, maar dikwyis ook reeds 's morgens, en dan liet hy zyn wiükel maar over aan den bediende, een leesgraag jongmensch, die de geheele bibliotheek verslond en de intee- kenaars op de boeken liet wachten, die hy zelf wilde lezen. De bezoeken van den adjunct schonen echter altyd alleen den burgemeester te gelden men zou eerder denken, dat hy met dezen verloofd was in plaats van met de dochter. Zoodra zy verscheen, werd hy stil. Zoo verliep de zomer en stond de herfst voor de deur. Nu zou Betsy een veertien dagen uit logeeren gaan by een vroegere schoolvriendin, met wie zy een drukke brief wisseling onderhouden had. By de mede- deeling hiervan zag de adjunct don burge meester aan met een plotseling wantrouwen in zyn blik. De burgemeester ving dien blik op, werd vuurrood, sloeg met de vuist op de tafel en zwoer een duren eed, dat de verloving pwbliek zou worden, zoodra zy terugkwam. Juist daarom liet hy haar nu een poosje van huis gaan. De adjunct begreep blykbaar niet, waarom dat noodig was, maar hy nam aan, dat dit iets gebruikelyks was, en voelde zich weer gerustgesteld. Gedurende do veertien dagen, dat Betsy weg was, was hy een geheel ander mensch. De burgemeester begreep niets van hem. Vroeger de opmerkzaamste toehoorder, word hy nu afgetrokken en ongeduldig, kon niet stil op zyn stoel blyven zitten en gaf gedurig verkeerde antwoorden. Hy begon op zeer ongeregelde tyden te komen en te gaan, en als hy tien minuten gezeten had, moest hy opeens naar huis, om even plotseling over een uur weer terug te komen. Op een goeden dag nam de burgemeester hem dan ook in een ernstig verhoor. „Wat scheelt je tocb tegenwoordig? Je ziet er uit als de catechismus I" De adjunct kreeg een kleur, maar verze kerde, dat hem niets mankeerde. En meer kon de burgemeester niet uit hem krygen. Het arme slachtoffer wist werkelyk zelf niet, wat er in hem omging. Zyn blik had iets van die angstig vragende uitdrukking gekregen, welke men waarneemt by diereü, die ziek zyn en niet kunneD zeggen wat hun scheelt. Eindtlyk brak de dag van Betsy's terugkomst aan. Zy zou met de stoomboot 's avonds om zeven uren komen. De burge meester en de adjunct gingen haar samen afhak n. En nu gebeurde er iets zonderlings met den adjunct. Toen hy de boot van achter een landtong te voorschyn zag komen, begon zyn hart hevig te kloppeD en dat nam toe, naar mate de boot naderde totdat het byna onver- draagiyk werd. Hy keek uit naar Betsy, maar zag haar niet, en een plotselinge angst vervulde zyn hart. Doch daar vorscheon zy op het voordek en het was hem ineens alsof hy een stoot voor zyn borst kreeg en er een nevel voor zyn oogen kwam. Hy had er slechts een onduideiyk besef van, dat zy haar vader kuste en hem de hand reikte; die handdruk deed hem gloeien en beven. Daarna gingen zy naar huis, zy en haar vader voorop, hy achtéraan met haar reistasch. Hy had de oogen niet van haar af en toen zy haar gezicht half omkeerde, zoodat hy haar profiel kon zieD, voelde hy zich zoo gelukkig, alsof hem een groote gunst bewezen was. 't Was hem alsof hy haar nooit eerder gezien had; zy was als een nieuw wezen voor hem. Hy kreeg natuurlyk een uitnoodiging om dien avond te blyven. Het gaf hem niets dan een pynlyke afwisseling van geluk en kwelling: het geluk van baar te zien, de kwelling van een gevoel, dat zich dreigend verhief en dat hy niet begreep. doorhakken door onderwerping te 7ragen aan een opsomming van wenschen van den linker vleugel alléén. De fout van den rechtervleugel is, dat hy schroomt te worden genoemd wat hy is: oud liberaal. Het klaarblykoiyk noodige is ditDe linker- en rechtervleugel formuleere elk voor zich zyn opvattingen zóó precies, als het op dit oogenblik mogelyk zal zyn. Ieder kiezer kan dan kenren by welke der beide groepen hy zich liefst wil voegen. Zoo zullen er ontstaan juister: blyven bestaan kiesvereenigingen van vooruit strevende soc.-liberalen en van bedachtzame individualist-liberalen, naast elkander. Waar zy één voolen, handelen zy samen. Verschillen zy, elk gaat zïjd eigen weg. Dit is gezonde praktyk. De taak der ,L O." zal dan hierin bestaan: samenwerking te bevorderen in al die gevallen, waarin eenheid van opvatting tusschen beide groepen aanwezig is. Vooral in den beginDe, nu nog zooveel te achterhalen is, wat de oud-liberalen bedachtzaam onuitgevoerd lieten, zal een combinatie mogelyk, nuttig en nood zakelijk zyn Maar dit is ganscb iets anders dan bet uitschrijven eener bindende geloofs- belydenis. Er zyn geen redenen, waarom de linker vleugel, zoo die zijD neigingen juist omschryft, bet nu voorgelegd ontwerp-program niet voor zichzelf zou aannemen, en zolfs, ter vereeniging van eigen krachten, een unie van puur-pro- gressistische vereenigingen vormen. Maar dan een nieuwe. Ed de oud-liberalen hetzelfde. En als verbindingsschakel van deze beide zelf standige groepen zal er werk genoeg over- biyven voor de „L. U", die nu bestaat. Ook in de politiek de twee groote Engel- sche partyen vaD het oogenblik bewyzen het zonneklaar door haar inneriyke zwakheid is niets zoo misleidend, schynbaar, bedervend, als het kunstmatig onder één hoed te willen blyven houden van wat toch uiteengaat." De vraagWat moeten de oud liberalen doen? ryzend na de besluiten, door de „Liberale Unie" genomen, wordt door de Nieuwe Rotter damsche Courant aldus beantwoord Zy behooren zich onzes inziens te orga- niseeren. Zy, die de liberale candidaten niet wenschen uitgestrekt te zien op het Procrustes bed van scherp geformuleerde vierjarige en overmatig uitgebreide eeuw-programma's; zy, die geen quaestie als die van bet kiesrecht, welke op practisch politiek gebied niet aan de orde gesteld wordt, als stormram tegen tal van waarlijk vryzinnige mannen wenschen gebruikt te zienzy, die Diet zonder tegenweer een stryd willen zien aangebonden ook tegen mannen, aan wie de liberale party voor een groot gedeelte haar kracht en haar prestige ontleent; in één woord, zy, die tegen de politiek van uitsluiting, welke thans, op voorstel van het Unie-bestuur, door de „Liberale Unie" is aanvaard, wenschen op te komen en te velde t# trekkeD, zy mogen niet st 1- zitten, maar moeten een aaneengesloten phalanx tegenover do exclusivistische fractie stellen, die zich onder den naam van vooruit strevend liberaal van de hegemonie in de liberale party tracht meester te maken. Geen conservatieve Unie staan wy voor, ofschoon de exclusivisten zoo gaarne den naam van conservatief op ons zouden toe- passeiyk gemaakt zien. Neen, wy verlangen een vereeniging vaD vryzinnige mannen, allerminst voorstanders van een harteloos „laissez faire," met een open oog voor de sociale nooden van onzen tyd, doch mannen tevens, wien een enghartig liberalisme tegen staat, dat in zyn scherp geformuleerde artikelen de artikelen des politieken geloofs ziet; een liberalisme, dat waariyk vryzinnige mannen wil afstooten, om verschil in meoning over vraagstukken, die het zelf niet aan de orde wil of durft stellen; dat de groote beginselen gering telt, die de vryziDnigen in den komenden stryd gemeen hebbeD, en dat niet schroomt de meest bekwame en ervaren staatslieden uit te werpen, op gevaar van de liberale party aan bloedarmoede prys te goven. Wy zyn vast overtuigd, dat, als een aantal mannen, wier naam eerbied afdwingt om het verleden, waarop zy kunnen wyzen, het intinatief nemen om tegenover de dreigende suprematie van een exclusivistische fractie de vryzinnige krachten te verzamelen, haar stuur en leiding te geven, baar aan te voeren en aan te vuren, duizenden en duizenden liberalen in den lande buiten de „Liberale Unie" en ook een aantal van de nog geen 10,000 by de „Unie" aangeslotenen bereid zullen zijn hun roepstem te volgen. Wy noemen geen namen, maar wy zeggen alleenGy, liberale mannen, aan wie iedereen denkt, die naar steun en leiding uitziet in deze ernstige dagen, gordt u aan en laat op uwe toewyiing niet tevergeefs een beroep zyn gedaan. Gy zult aan h*t Land en aan uw party een grooten dienst bewyzen door u aan het hoofd te stellen van een beweging, die slechts op uw leiding wacht, om zich met kracht baan te breken en de eenzijdigheid der „Liberale Unie" te weerstaan. Maar wilt gy het initiatief nemon, laat dit dan met spoed geschieden, want de organi satie der „Liberale Unie" is kant en klaar, en gy zult geruimen tyd noodig hebben, om de verspreide krachten om uwe banier te verzamelen en de gedachte, die tot uw op treden den stoot gaf, by de kiezers ingang te doen vinden. Te Amsterdam is men, volgens de dag- bladberichten, bezig de liberale krachteD van verschillende tot nog toe zelfstandige kies vereenigingen te verzamelen. Wy weten niet in welke richting daar de aaneensluiting zal worden gezocht; maar misschien zou wat men daar tot stand wil brengen het uitgangs punt kunnen zyn voor de vereeniging van de liberalen in den lande, die in de door ons geschetste richting een krachtig tegenwicht tegen het exclusivisme der „Liberale Unie" zouden willen vormen. Het kwam van Betsy's houding tegenover hem. Zy was weer precies als den eersten tyd van bnn verloving; nukkig, afstootend, alsof zy verbitterd was tegen hem. Zyn on afgewende blik hinderde haar blykbaar, en als zy iets tot hem zeide, gebeurde dit als met de bedoeling hem te kwetsen. Zoo byvoorbeeld na het eten, toen zy een oogenblik alleen in de kamer waren. Hy voelde, dat z\j naar hem keek, en hy durfde Diet op- kyken, ofschoon het hem een vaag besef gaf, dat het hem belachelijk maakte. Eindeiyk zeide zy met iets ongeduldigs in hare stem: „Waarom heb je toch vet in je haar? Dat vind ik zoo iets akeligs 1" De adjunct werd heel bleek. „Ik heb nooit iets in myn haar, niets dan water!" stotterde hy. „Dat is do natuur, ik kan er niets aan doen." „Zoo," antwoordde zy kortaf en keerde zich om. Een oogenblik stond hy daar, bleek en roerloos. Daarop ging hy naar haar toe en zeide haar goeden avond. Haar hand lag koud en slap in de zyne en hy durfde ze niet drukken. Hy ging heen zonder op den burgemeester te wachten. Het was ongeveer negen uren en byna geheel donker. Er woei een koele wind, de lucht was bewolkt en hy vond, dat het zoo akelig ritselde onder de half ver welkte bladeren op den grond in het bosch. En toen hy daar een eindje in opliep, zoo ver, dat hy wist alleen te zyn, ging hy op een boomstam zitten en schreide over zyn vet haar. Maar by hield daar spoedig mee op, niet omdat hy uitgeschreid was, maar omdat zyn gemoed in zulk een vervaarlyk oproer kwam, dat tranen niet meer konden helpen. Over zyn haar kon hy schreien, niet over dat andere. Want nu begreep hy, dat by Betsy lief had dezen avond was dat hem duideiyk geworden maar tegeiyk begreep hy, ddt het uit was, dat hy haar nooit zou krygen. Do liefde had hem plotseling scherpzinnig gemaakt toen hy nu zyn geheelen om gang met haar, dezen zomer, herdacht, schaamde hy zich als over een vernedering, en als hy dan aan Betsy dacht, had hy een gevoel alsof hy een misdadiger was. Ja, het was uit als een voorgevoel was het door zyn ziel gegaan, op dat oogenblik, toen hy haar op de boot op het dek zag verschynen, en nu was het hem volkomen duideiyk. Zyn natuur, zyn arme, onderworpen, twyfelende natuur verloochende zich ook nu niet zy liet het niet tot de gedachte komen, naar het geluk te grypen, alles in to span nen om het te veroveren. Dat hy nu, nu hy haar liefhad, haar wederliefde zou kunnen verwerven, kwam geen oogenblik in hem op. Maar hy had niettemin een moeiiyken nacht, de arme adjunct, want hy was zeer verliefd. Toen de burgemeester den volgenden mor gen halfzeven op de waranda kwam, om te zien wat voor weer het was, was by heel ver baa8d, den adjunct daar te zien zitten en nog meer verbaasd over zyn uitzicht. H( scheen den geheelen nacht niet te bed t zyn geweest. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5