MENGELWERK,
feuilleton.
catharina:
Arf Fransch van ROBERT CAZE.
„Het Is ©on kind, wat moeten we met haar
aanvangen! In ons huishouden hebben we
een voel flinker meisje noodig. Ik geloof dat
tante blind wordt: anders zou ze my zoo'n
tenger kind niet gezonden hebben. Nu kunnen
we haar terugreis ook nog betalen; 't is al
heel onaangenaam 1"
Terwijl hij deze klachten geduldig aan
hoorde, liep de heer Barthélémy Goffat door de
kamer to ijsberen, van het palissanderhouten
bureau met de Venus van Milo in pleister
tot het buffet van mahoniehout, waarop een
mandje nagemaakte begonia's, en vice-versa.
Do spreekster, zijn echtgenoote, een kleine
brunette met een laag voorhoofd, een stomp
neu9je en groene oogen, zat in een lagen
crapaud en voor haar stond het dienstmeisje,
door tante gezonden.
Het arme kind zag bleek en leunde, als
om zich staande te houden, tegen de salon
tafel, die met boeken en snuisterijen beladen
was. Ze was een nietig persoontje; een zwart
wollen mutsje bedekte half het verschoten
roode haar, hier en daar geheel uitgebeten
door de zon. De neus was te groot voor het
smalle oudachtige gezichtje en stond te dicht
b|j de dikke, bloedlooze lippen. Een scherpe
kir. maakte haar nog leelijker, alleen de oogen
w^ren mooi: groote donkerbruine oogen met
een beschroomde, droefgeestige uitdrukking.
En wat zag ze er wonderlijk gekleed uit!
Een veel te wijd lijf, wit en groen gestreept,
met diepe rimpels in den rug en een donker-
blauwen rok, die haar veel te kort goworden
was en nu de grove schoenen liet zien, oen
overblijfsel van haar tweejarig vertoeven in
een weeshuis.
„Zullen we dan nooit o'-ns rust krijgen I"
jammerde de heer Goffat: „altijd dat getob
met die dienstboden! Hoe koen je er ook toe
er nu een van buiten te 1 .ten komen, dio je
dus Diet vooruit kunt zien. Er zijn toch
waarlijk in Parijs verhuurkantoren genoeg,
in iedere straat vindt men ze tegenwoordig."
Mevrouw Goffat vond het niet de moeite
waard op dit verwijt van haar echtgenoot te
antwoorden en de schouders ophalend, vroeg
zo aan het kind:
„Je heot Catharina, nietwaar?"
„Ja juffrouw."
„In Parijs zegt men „mevrouw." Ga maar
eens met mij mede."
Mevrouw Goffat stak een kaars aan, ging
het meisje voor, uit het salon, de eetkamer
door, waar nog een benauwde etenslucht biog,
en deed een matglazen deur open.
„Ga hier binnen, het is hier altijd donker,
óoch daarom behoef je nog niet bang te zijn;
voor zoover ik weet zijn er geen wolven of
spoken. En op jou leeftijd slaapt men overal.
Dit is je ledikant, overdag wordt het opgezet;
OLIFANTEN.
Als een olifant een mer.sch was, dan riepen
de jongens op straat hem bepaald achterna:
„Neusl"
Maar een olifant is geen mensch, beweegt
zich daarenboven niet als een gewoon huis
dier langs den weg en heeft dus geen last
van straatjongens.
Een olifant is een viervoetig dier, dat zich
in tweeërlei opzicht van den mensch onder
scheidt. In de eerste plaats, doordien er,
ofschoon zijn stamboom veel dieper in het
grys verleden wortelt dan dio van den mensch,
nog nooit een wet tot beteugeling van de
openbare dronkenschap voor hem is noodig
geweest, en in de tweede en voornaamste
plaits door zijn neus.
fc Een benijdenswaardige neusl
't Is tevens een hand, en welk een hand I
't Is vork en lepel voorts; 't is een kurke-
trekker en een notenkraker. Voor hem behoeft
niet gedtkt te worden. Hij zet zich neer en
heeft niemand lastig te vallen met vragen
als: „Och, geef u mij den mosterd eens aan,
alsjeblieltZijn nou3hand domineert de geheelo
tafel: hij kan overal zelf bi).
Torwül de mensch met zijn neus niets
andors kan doen dan aan zijn gelaat een
vieze uitdrukkiDg er mede geven door hem
op een alleronbevaliigste manier op te trekken,
zwaait de olifant in allerlei richtingen op de
miest sierlijke wijze met den zijnen. Als de
zware vlecht eener schoono jonge dame hangt
zijn neus naar omlaag, maar niet zoo stil en
niet van achteren, maar van voren.
Ontneem den olifant zijn neus, en ge
ontneemt hem niet alleen zijn schoonste,
beter gezogd: zijn eenigste sieraad, - maar
ge vermoordt hem, want zonder zijn neus
kan hü niet eten, niet drinken en zijn neus
niet snuiten, zoodat hjj dan onvermijdelijk
sterven moet.
Omdat dit zoo'n merkwaardige neus Is,
wordt hij onder de olifanten en hun bekenden
niet neus, maar snuit genoemd, een onder
scheiding, die h\j ten volle verdient.
Oppervlakkig zou men moonoD, dat dio snuit
van gutta-percha gemaakt was, maar na meer
aandachtigo beschouwing zijn do geleerden
het er over eens geworden, dat hij niets
anders is dan een verhngstuk van des ohfants
huid, dio zoolang is blijven doorgroeien, fotdet
ze, toon de snuit op den grond stootte, Diet
meor vorder kon. Hieruit valt dus niet alleen
hbt bewijs to trekken, dat een olifant eigenlijk
kijk zoo! lederen morgen wordt dus het bed
opgeruimd, zoodra je opstaat; begrepen?"
„Ja mevrouw."
„En zonder licht naar bed; een ongeluk
ligt in een klein hoekje en ik bedank je om
voor jou pleizier brandschade te hebben."
Met de hand wees zjj naar de kapstokken
in de rondte, waaraan veelkleurige toiletten
hingen.
„Om zeven uren precies moet het ontbijt
klaar staan, dus om zes uren opik heb mijn
magazijn en mijnheer moet op tijd op sfln
bureau zijn."
II.
Zonder morren schikte Catharina zich in
haar nieuwe leven. Zij was timide van aard
en 't kwam niet in haar op om zich tegen
een macht boven zich te verzetten. Ze sloeg
de oogen neer als mijnheer zich woedend
maakte om haar lompheden, die alle uit
onwetendheid voortkwamen, en ze verbleekte
onder het aanhooren der strafpredikaties van
movrouw. In het donkere kamertje gekomen,
's avonds, barstte ze in tranen uit en opdat
men haar hartstochtelijk gesnik niet zou
hooren, stopte ze zich het laken in den mond.
Var. vermoeidheid en met hoofdpijn sliep ze
eindelijk in om door benauwde droomen ge
kweld tegen middernacht weer te ontwaken.
Dan eerst sliep ze rustig in tot eon schellen
om zes uren haar wekte.
In haar droomen doorleefde ze steeds weer
baar jeugd en de weinige belangrijke gebeur
tenissen daarin voorgevallen: de begrafenis
harer moader, haar eerste communie in het
dorpskerkje, het weeshuis en de vriendelijke
zuster Ursule, die altijd insliep onder de
breiles om dan met een schokje weer te
ontwaken. Of ze hoorde weer de aanspraak,
die de tante van haar tegenwoordige mevrouw
tegen haar had gehouden, toen ze naar Parijs
zou gaan.
„T0 gaat nu in Parijs dieneD. Als men
arm is zooals jij, moet men hard kunnen
werken en weten te gehoorzamen. Als m\jn
nichtje u wegjaagt, kunt ge omkomen van
den honger, ik zal me niet met je'bemoeien,
weet dat wel. Als ge u daarentegen goed
gedraagt, kunt ge iedere maand f 12.50 ver
dienen."
Dikwijls ook zag ze in den droom de kleine
hofstede van haar ouders terug, de gevlekte
koeien met hun zachte oogen, en die h aar alle
kenden; den blauwen voorjaarshemel, waarin
witte wolkjes dreven; de ondergaande zon,
dio de vensters der huisjes op den berg als
goud deed blinken.
In doodende eenzaamheid en eentonigheid
bracht het kleine dienstmeisje haar dagen
door. Om zeven uren vertrokken mijnheer
en mevrouw om eerst tegen het eten terug
te komen. Tot elf uren 's morgens bad zi)
druk werk: bedden afhalen en opmaken,
kamers aan kant doen, maar dan was zij
verder tot zeven uren alleen, in het bedompte
aan zijn staart „begonnen" is, maar ook
als dat nog bewijs noodig had dat er aan
alles een eind moet komen.
Maar of bi) dien snuit het eerst gokregen
heeft of den staart, dit doet er weinig toe.
Zeker is, dat bij van den snuit ontzaglik
veel meer pleizier heeft dan van dat ellendige
staartje, dat veeleer verdiende een varken dan
een olifant voor kou vatten te behoeden.
Een vraag, waarover de geleerden het nog
niet eens zijn, is deze: Is de staart bi) ver-
i8sing te kort genomen, en moest daaromg
aan den olifant zoo'n dikke huid te,even
worden, of stond het al vóór de samenstelling
van het dier vast, dat bij zoo gepantserd in
het licht zou gegeven worden en dus geen
langen staart voor het verjagen der vliegen
noodig had?
Talrijke congressen van de geleerdste man
nen uit de geheel© wereld hebben zich met
die vraag beziggehouden, maar haar niet tot
oplossing kunnen brengen. Doch, nadat op
een dier congressen oen tachtig jaren ge
loden een olifanten-oppasser uit „Artis"
de opmerking gemaakt had, dat, wat het
congres ook besluiten mocht, oen olifant een
dikke huid en een korten staart zou hebben
en houden, hebben de heeren zich aan der
gelijke domme stekeligheden niet meer willen
blootstellen, en zyn, tot schade en schande
van de mensch- en olifantheid, de congressen
over die vraag verder achterwege gebleven.
't Is jammer, maar die oppasser had geljjk.
De huid is zóó dik, dat ze zelfs Diet deugt
om er vetleeren laarzen van te maken, wat
zeer te betreuren is. "Want ze Is niet alleen
waterdicht, maar ook geweerkogeldicht, zoodat
men in oorlogstijd met zulke laarzen althans
tot aan zijn knieën voor dat gevaarlijke
schieten zou beschut zijn.
Juist om dio puik puik prima qualiteit van
zijn vel was in vroegere eeuwen de olifant
oen van de voornaamste personen onder het
oorlogsmateriëel. Niet omdat de strijders er
in kropen, om zich voor den aanval dor vijanden
in veiligheid te brengen, maar men bouwde
een toren boven op zijn rug en vulde dien
met gewapende mannen, waarmede de olifant
dan met de grootste bedaardheid en zonder
eonig bezwaar zijnerzijds to: midden tusscheu
den vijand wandelde; of wel, men spande
hem voor een grooten wagon, aan welks
wielen lange, uitstekende kurassierssabels
waren vastgehecht, en daarmedo reed by dan
dwars door de geachte leden van do tegen
overstaande party, die dan natuurlijk, als ze
niet heel g.iuv; uit den weg gingen, gekuras-
siarsabeld werden. Dat schijnt in dio dagen
een olifant allemaal niets te hebben kunnen
echtlen.
keukentje, waar sty om één uur haar oud
bakken broodje ©o opgewarmde koffie dikwyis
onder tranen, verorberde.
Een muur, dien men vergeten had om te
halen, overal groen uitgeslagen door de vocht,
was haar eenig uitzicht, behalve verbeneden
haar, het donkere binnenplaatsje. Nu en dan
klonk het kryachend geschreeuw van een
ouden kleerkoop naar boven. Met de an
dere dienstboden nit het huis mocht ze niet
spreken; mevrouw had haar dit eens-voor-al
verboden, op straffe van haar weg te jagen.
Achttien maanden lang hield ze dit kluize
naarsleven vol en haar hoofd, dat toch niet
heel helder was, versufte geheel.
Doelloos voor zich uitstarend, kon ze uren
zitten in het rookerige, tochtige hokje, het
bleeke gezichtje voorovergebogen, de handen
om de knieën.
In ruil hiervoor kreeg ze prompt den
eerste van iedere maand f 8.50; de heer
Goffat, die 't haar persoonlijk uitbetaalde,
voegde er steeds de vermaniDg by, dat ze
het vooral verstandig moeat gebruiken. „De
beloofde f 12.50 zou ze eerst dütn krijgen,
als ze die werkeiyk verdiend had."
Voor de minste kleinigheid, 't geringste
verzuim beknorde men haar: een verkeerd
opgevouwen servet, een bord te weinig.
„Zoo'n onhandig schepsel heb ik nog nooit
gezien, en dat voor vyftien jaarl" was m9-
vrouws gewone uitroep.
Hl.
Er had een groote. gebeurtenis plaats
movrouw Goffat schonk het leven aan een
kleinen wereldburger, die den ganschen dag
en nacht niet anders deed dan uit al zyn
macht schreeuwen. Men had er over gedacht
hem in den kost te doen by fatsoenlijke lieden
te Chaville, doch het echtpaar vond, by nader
inzien, het verstandiger en zuiniger hem door
Catharina te laten verzorgen.
In den eersten tyd ging het arme kind
gebukt onder deze nieuwe verplichting; ze
wist niet hoe ze den kleinen Karei aan
moest kleeden en mevrouw Goffat was zoo
verontwaardigd over deze nieuwe onhandigheid
dat ze haar dienstmeisje een zeer onzachten
tik om de ooren gaf. Doch langzamerhand
ging het beter en toen Karei t je wat ouder
werd en ze met het knaapje in het Park
des Batignolles wandelde, iederen middag van
twoe tot vier uren, had ze bepaald schik in
de haar opgelegde taak. Hij hield meer van
Catharina dan van zijn moeder, noemde haar
mamaatje en beloonde haar met lachjes en
uitgestoken handjes.
Catharina zong hem alierlei liedjes voor,
waar h\j gretig naar luisterde. Om hem te
amuseoren dood zo allerlei dieren na tot hy
eindelijk rustig insliep. Twee jaar leefde ze
alleen voor het kincT en vergat ze haar bergen
en het kleine kerkbof, waar haar ouders
rustten, 's Nachts was ze wakker by het
minste geluid, dat het kind maakte, enover-
Uit het vorenstaande zal men hebben be
grepen, dat een olifant buitengewoon sterk
is ,wat men zoo vóór ham staande niet zeggen
zou. Men heeft ook menschen, dio groot z'Jn
e t zwaar en dik, en toch maar den indruk
niet vermogen teweeg te brengen, dat zy
sterk zun of van byzondero beteekenis.
Dienzelfden indruk maakt ook de olifant;
maar geen betero gelegoriheid om te leeren,
dat men niet altyd op indrukken moet afgaan.
O wee, als die je een handje geeft!
Hetzilfde is 't geval met zyn ooren. Groote
ooren, zegt mont is een teeken van domheid.
Maar ook daarin stelt de olifant u te leur.
Ooren hoeft hy om twee oude parapluies
mede te overtrekken of een Lsidschen diender
een regenmanteltje te geven, dat tweemaal
zoo groot is als hot welk zyn Haagschen
collega om de schouders draagt. Maar dom,
een olifant dom? Meneer, als hy wat meer
met de parlementaire gebruiken bekend was,
zou hy misschien al lang minister-president
hier of daar geweest zyn.
O/erigens is do olifant, op eenige onheb-.
beiykheden na, een heel ordenteiyk beest
Men moet hem natuurlijk niet in een huis
kamer of in een salon brengen, want daar
hy niet erg vlug in zyn bewegingen is, gooit
hy, vooral by het zwenken, nog wel eens
een kopje of scbotoltjo, of eon vaasje of zoo
iets onderstboven. Voor oud porselein heeft
hy niet hot minste respect; vandaar dat een
antiquaar geen ODpleizïeriger bezoeker van
zyn winkel kont dan een olifant.
Maar het dier laat zich zeer gemakkelyk
door den mensch leiden. Den mensch, die dat
doet gewoonlyk een man noemen de
andere menschen: kornak. Mot geen ander
wapen dan een zweep, waarmedo hy nog niot
in staat is een gewaarwording van „kietelen"
by den olifant op te wekken, regeert hy het
dier en leort hom zooveel kunstjes, dat, als
hij nog maai praten kon ook, iedereen hem
ook voor een Verkleed mensch zou houden.
Hy staat op zyn éónb bsun als een ballet
danseres, op z'(Jn twee beenen als eon gean-
nexeerdon boer, en op zyu vier als een paard
van een tweeden luitenant van de schutterij.
Op zyn kop hebben de kornaks hem ook al
leeren staan, maar aan den rekstok of aan
de ringen beteekent by nog niets, vermoede-
lyk omdat van kornaks geen anatomische
kennis verlangd wordt, zooals van onze gym
nastiek leeraars.
By alle deugden heeft de olifant óén leelyk
gebrek. Op zyn zestigste jaar wordt hy in
den regel onaangenaam van humeur. En was
by dan maar, zooals \vy, mannen, gewoonlyk
op dien leeftijd, een vervelende oude korell
Maar neen, dan begint by pas, dan is hy eerst
dag hield so zich onophoudeiyk met hem bezig.
Op een middag, toen zo juist njet hom uit
wilde gaan, werd Kareltjeovorvallen dooreen
hoestbui; hy was al een week lang verkou
den, maar zóó erg had Catharina toch niet
gemeend dat het was. Ze nam hem op, doch
het kind weerde zich om los te komen,
met de armpjes haar van sich afduwend.
Ze liet hom wat suikerwater drinken, en
zong voor hem om den kleine te kalmeeren.
Telkens hoestte hy met hetzelfde schorre,
rochelende geluid. Om zeven uren, ten einde
jaad, vloog Catharina naar een apotheker en
vertelde hem zeer onduideiyk wat er met het
kind was voorgevallen. Deze ga? haar't adres
van een dokter op, dien ze niet thuis vond.
Zander te weten hoe, kwam ze eindeiyk terug
o vond het kind veel erger en ten prooi aan
de vreeselykste benauwdheid.
Toen mevrouw Goffat 's avonds thuiskwam,
lag Catharina in zwym voor de wieg, waarin
het ïykje lag van haar kind. Met blauwe lippen,
gezwollen gelaat en hals, lag het ventje ach
terover in de kussens.
IV.
Met een loodzwaar gevoel in alle ledematen
dwaalt ze door de straten en over de pleinen der
groote wereldstad, waar ze vier jaar gewoond
heeft en toch zoo weinig bekend is. Ze denkt
er niet aan ergens op een bank uit te rusten
half versuft ziet ze maar altyd den kleinen
Karol voor zich, gestikt in zyn wiegje,
mevrouw Goffat luid schreiend en handen
wringend on mynheer Goffat, wions lange
magere arm onbarmhartig naar de deur wyat.
Het is laat, om de andere worden de
gaslantaarns uitgedraaid en nog altyd loopt
Catharina door nauwe stegen en over donkere,
winderige pleinen, waar de hooge sombere
huizen zich dreigend verheffen in de donkere
lucht. Hier on daar, uit een café, klinkt
dansmuziek naar buiten; haar keel brandt
en haar voeten steken alsof men er met
spelden in geprikt had.
In een bescheiden logement vroeg ze naar
een kamer en men heeft er haar een gewezen,
vochtig, koud en armoedig gemeubeld. Geheel
gekleed heeft ze zich op het bed geworpen
ten prooi aan dezelfde ziekte die, Kareltjes dood
veroorzaakt heeft. Uren lang ligt zy te
hoesten, zelfs het gebons niet hoorend van
haren buurman, die door haar uit den slaap
werd gehouden. By het aanbreken van den
dag heeft ze geheel het bewustzyn verloren.
V.
Twee dagen later, op een Zondag-morgen,
terwyl de doodgraver van oen der kerkhoven
in de voorsteden de aarde vastlrapte op het
graf van Catharina, zat de heer Goffat in zya
leunstoel en las hy de namen voor der per
sonen, die een Prix Monthyon hadden ge
kregen.
„Luister toch eens," zoide hy, ziende dat
het zyn vrouw maar weinig interesseerde.
„Een prijs van duizend franken aan Séra-
wat wy zouden noemen: een opgeschoten
kwajongen. Dan ligt er nog een honderd
veertig jaar of zoo voor hem te leven.
Dan bogint het bloed hem door de aderen
te bruisen met woest geweld, dan brandt een
tralieverbrijzelend liefdevuur in zyn borst en
klopt zyn hart als een stoomhamer, dan ver
acht hy zyn kornak en is er slechts een vrouw,
niets dan een vrouw ma3r oen olifanten
vrouw, dus geen heel kleintje voor Doodig
om hem plicht en eer, dankbaarheid en andere
verschuldigde gevoolens te doen vergeten en
zich schuldig te doen maken aan strafbare
verbreking van afsluiting, door de dikke yzeren
bouten als zwavelstokjes te vorbryzelen.
Nu, als iemand zóó is op zyn zestigste
jaar, achter de tralies, hebbende behoorlyk te
elon en te drinken en zyn verschooning op
ziln tyd, dan kunt u wel begrypen, hoe zoo'n
jongenheer huishoudt, als hy den heelen dag
in de frissche lucht is, in de onmeteiyke
wouden.
De olifanten leven gewoonlyk in groote
kudden by eikaar en gedragen zich op hun
gemoenschappelyke wandelingen zóó onvoor
zichtig, dat ze soms geheele negerdorpen on
derstboven loopen; slechts enkele mannen of
zooals men vau dieren eenmaal gewoon is
te zoggen: mannetjes (alsof het kanarievo
geltjes zynl) slechts enkele mannetjes heb
bon het ongeluk, dat zy aan geen van de
dames onder hun geslacht kunnen behagen,
en die woidon dan na ernstig protest van hun
kaü? eenvoudig verbannen uit den familie
kring Dat moeten eerst pleizierige knapen
zyn om op een mooien achtermiddag op de
wandeling te ontmoeten!
Menschen met een blauwe scheen zyn ook
wol geen lui om eens een vroolyken dag mee
door te brengen, maar een blauw gescheende
olifant,...! Die laat het niet by een borrel,
hoor! Die begint al met een delirium. En
denk u daarbij dien snuit, waarmede hy tl"'
omsnuit, alsof ge een steenen paaltje waart,
en togen den grond smakt, alsof ge even
weinig gevoel hadt als zoo'n paaltje; denk u
die breede voeten en die nog minder
maar denk u ook dat zware lichaam, dat er
op rust, en dan doet ge geen poging meer
om adem te halen, als|zoo'n voetje uw mond
en neus dicht houdt 1 Denk u die slagtanden
- die heelt hy ook, dat heb ik nog niet eens
verteld: daar maken de menschen biljartbal
lon en broches van denk u die slagtanden,
die hy u daarna in de reeds verpletterde boist
stoot! Donk u dat alles, en doe dan als ik
en ga. nooit ergens anders olifanten zien dan
in „Artis."
Doe nimmer als Stanley.of Livingstone, want
dat is hoogst onvoorzichtig, ooi olifanten
phine Mausstn. Deze eenvoudige vrouw is
reeds dertig jaren in dienst by de echtelieden
Duval. Daar deze door den oorlog alles ver
loren hebben, onderhoudt de trouwe dienst
bode hen de laatste jaren."
Hy liet de eourant op den grond vallen
en haar weer oprapend zeide hy-. „Wanneer
zullen wy eens een dienstbode vinden als dis
Séraphine?"
Gemengd Nieuws.
De Krygsraad te 's-Graver, hago
veroordeelde de mariniers, in garnizoen te
Rotterdam, M. C. en J. d. V., respectieveiyk
tot drie en vier maanden gevangenisstraf ter
zake van wederspannigheiü tegen ambtenaren,
terwyl genoemde M. C bovendien werd ver
oordeeld tot drie maanden mil. gevangenis
straf wegens het niet voldoen aan een order,
hem door zyn meerdere gegeven.
Voor de aanklacht, dat zy niet hebben vol
daan aan de order, door hun meerdere gege
ven, om eene deur te opentn, waarachter zjj.
zich hadden opgesteld, zyn zy verwezen naar
den chef van hun corps, ter disciplinaire cor
rectie, vermits bedoeld feit geen militaire
dienstverrichting daarstelde.
Het Rotterdamsche stoomechip
„Sliedrecht" ontdekte op de reis van Mon
tevideo naar Buenos-Ay res een schip onder
water, waarvan de equipage haar tos vlucht
had gezocht in den fokkemast, waaruit zy
met kleeding8tukken om hulp seinde. Een
boot van de „Sliedrecht", bemand met den
eersten stuurman en 5 matrozen, begaf zich
derwaarts en had het geluk 5 personen, die
zich te- water hadden begeven, te kunnen
oppikken. Er bleven er echter nog drie, die
niet konden zwemmen, in de voormars en
daar het Diet mogelyk scheen voor de boot
om langszyde der tuigage te komen, bssloot
zy eerst de vyf geredden aan boord van de
„Sliedrecht" te brengen. Toen het weer beter
werd, stak de boot nogmaals af, doch het
was ook toen onmogelyk by de schipbreu
kelingen te komen. Daar er inmiddels sleep-
booten kwamen opdagen, zette de „Sliedrecht"
de reis voort. Het gezonken schip was den
vorigen nacht in aanvaring geweest met een
onbekend gebleven stoomschip en was de
Italiaansche bark „Tomassino" uit Castel-
lamare. De overige drie bleken later door era
der sleepbooten gered te zyn. (Scheepvaart.)
Te Lepelstraat (N.-B.) is gis to ren
een vreeselyke brand uitgebroken in de
hofstede van den heer V^n Gastel, bewoond
door de erven S'.off Is. Door den wind be
gunstigd, sloegen de vlammen weldra over
op bet huis van L. Kroonen, aan de overzyde
van den weg. Beide panden zyn gelioel in
asch gelegd en ook van de inboedels is weinig
gered. De erven Stoffels worden nog zwaarder
getroffen door het verlies van 7 koeien, die
niet verzekerd waren. De gebouwen zyn ver
zekerd by verscbi londo maatschappijen.
van zóó 'naby te gaan zien. Hut rampzalig
lot van Livingstone kennen we. Ma ir hoe nu
Stanley? Is hy als slaaf verkocht misschien,
of is hy doodgemarteld? Wie zal het zeggen!
En wat heeft hy nu voor al die doorgestane
gevaren? Niets dan dat hy daar de inboor
lingen over de rivieren heeft zien varen in
kano's, die by nader onderzoek bleken uit
geholde olifanten te zyn. Maar, mijn hemell
wie gaat daarvoor naar Afrika?'s Winters
en dan is het hier laDg zoo warm niet ais
in Afrika 's winters kan men hier heel ge-
rieflyk acteurs en opera-zangers by do vleet
langs de straat zien loopen in uitgeholde
katten, die veel mooier zyn dan dito olifanten.
Dat er witte olifanten zyn, wil iemand, dio
nooit anders dan gryze of bruine gezien heeft,
misschien niet zoo dadolyk geloovon. Maar
toch is het zoo, en de beesten zyn zelfs heilig
in de oogen van hen, die het genoegen bobben
dagelyks met hen in aanraking te komen.
Er zyn dus witte olifanten; nu zal wel
niemand er meer aan twyfelen.
Kunst-olifanten zyn er nog Diet, maar we
staan op het punt ze te krijgen. Da clowns
van Carré hebben al lang geprobeerd, zoo'n
beest te leveren, maar daar bleef nog altijd
te veel menscheiyke vorm aan, en dat is voor
een olifant het afschuweiykste wat een mensch
zich denken kan.
Maar nu zullen we ze weldra hebben, ver
vaardigd naar het aloude recept: neem een
flesch olie, doorweek daarmede een boeffant;
leg die doorweekte boeffant 's nachts in do
gang en laat de huisdeur open, terwyl gy
slaapt en u dus volstrekt niet met de olie
en de boeffant bemoeit. Ge hsbt nauwelijks
uw oogen gesloten, of de boef loopt weg en
den volgenden morgen vindt ge oen olifant
in uw gang, dio daar geblevon is, omdat hy
dp huisdeur niet door kon, altyd aan
genomen, dat ge niot in een paleis met breede,
openslaande deuron woont, want dan had
waarschijniyk de boef den olifant ook nog
meegenomen.
Reeds meermalen
is het voorgekomen, dat brieven, waarin
acht blauwe postzegels waren gesloten
voor een kleine advertentie, niet aan hun
adres door de post werden bezorgd.
Wy raden daarom ernstig aan, voor de
toezending der 40 cents gebruik te maken
van een postwissel, ook ddarom, omdat
de advertentie zelve aan den achterkant van
het stiookje geschreven kan worden, dat dooi
ons mag wordi-n afgesneden.
De frankeerkosten bedragen 2'/a deat