MENGELWERK, feuilleton. catharina: Arf Fransch van ROBERT CAZE. „Het Is ©on kind, wat moeten we met haar aanvangen! In ons huishouden hebben we een voel flinker meisje noodig. Ik geloof dat tante blind wordt: anders zou ze my zoo'n tenger kind niet gezonden hebben. Nu kunnen we haar terugreis ook nog betalen; 't is al heel onaangenaam 1" Terwijl hij deze klachten geduldig aan hoorde, liep de heer Barthélémy Goffat door de kamer to ijsberen, van het palissanderhouten bureau met de Venus van Milo in pleister tot het buffet van mahoniehout, waarop een mandje nagemaakte begonia's, en vice-versa. Do spreekster, zijn echtgenoote, een kleine brunette met een laag voorhoofd, een stomp neu9je en groene oogen, zat in een lagen crapaud en voor haar stond het dienstmeisje, door tante gezonden. Het arme kind zag bleek en leunde, als om zich staande te houden, tegen de salon tafel, die met boeken en snuisterijen beladen was. Ze was een nietig persoontje; een zwart wollen mutsje bedekte half het verschoten roode haar, hier en daar geheel uitgebeten door de zon. De neus was te groot voor het smalle oudachtige gezichtje en stond te dicht b|j de dikke, bloedlooze lippen. Een scherpe kir. maakte haar nog leelijker, alleen de oogen w^ren mooi: groote donkerbruine oogen met een beschroomde, droefgeestige uitdrukking. En wat zag ze er wonderlijk gekleed uit! Een veel te wijd lijf, wit en groen gestreept, met diepe rimpels in den rug en een donker- blauwen rok, die haar veel te kort goworden was en nu de grove schoenen liet zien, oen overblijfsel van haar tweejarig vertoeven in een weeshuis. „Zullen we dan nooit o'-ns rust krijgen I" jammerde de heer Goffat: „altijd dat getob met die dienstboden! Hoe koen je er ook toe er nu een van buiten te 1 .ten komen, dio je dus Diet vooruit kunt zien. Er zijn toch waarlijk in Parijs verhuurkantoren genoeg, in iedere straat vindt men ze tegenwoordig." Mevrouw Goffat vond het niet de moeite waard op dit verwijt van haar echtgenoot te antwoorden en de schouders ophalend, vroeg zo aan het kind: „Je heot Catharina, nietwaar?" „Ja juffrouw." „In Parijs zegt men „mevrouw." Ga maar eens met mij mede." Mevrouw Goffat stak een kaars aan, ging het meisje voor, uit het salon, de eetkamer door, waar nog een benauwde etenslucht biog, en deed een matglazen deur open. „Ga hier binnen, het is hier altijd donker, óoch daarom behoef je nog niet bang te zijn; voor zoover ik weet zijn er geen wolven of spoken. En op jou leeftijd slaapt men overal. Dit is je ledikant, overdag wordt het opgezet; OLIFANTEN. Als een olifant een mer.sch was, dan riepen de jongens op straat hem bepaald achterna: „Neusl" Maar een olifant is geen mensch, beweegt zich daarenboven niet als een gewoon huis dier langs den weg en heeft dus geen last van straatjongens. Een olifant is een viervoetig dier, dat zich in tweeërlei opzicht van den mensch onder scheidt. In de eerste plaats, doordien er, ofschoon zijn stamboom veel dieper in het grys verleden wortelt dan dio van den mensch, nog nooit een wet tot beteugeling van de openbare dronkenschap voor hem is noodig geweest, en in de tweede en voornaamste plaits door zijn neus. fc Een benijdenswaardige neusl 't Is tevens een hand, en welk een hand I 't Is vork en lepel voorts; 't is een kurke- trekker en een notenkraker. Voor hem behoeft niet gedtkt te worden. Hij zet zich neer en heeft niemand lastig te vallen met vragen als: „Och, geef u mij den mosterd eens aan, alsjeblieltZijn nou3hand domineert de geheelo tafel: hij kan overal zelf bi). Torwül de mensch met zijn neus niets andors kan doen dan aan zijn gelaat een vieze uitdrukkiDg er mede geven door hem op een alleronbevaliigste manier op te trekken, zwaait de olifant in allerlei richtingen op de miest sierlijke wijze met den zijnen. Als de zware vlecht eener schoono jonge dame hangt zijn neus naar omlaag, maar niet zoo stil en niet van achteren, maar van voren. Ontneem den olifant zijn neus, en ge ontneemt hem niet alleen zijn schoonste, beter gezogd: zijn eenigste sieraad, - maar ge vermoordt hem, want zonder zijn neus kan hü niet eten, niet drinken en zijn neus niet snuiten, zoodat hjj dan onvermijdelijk sterven moet. Omdat dit zoo'n merkwaardige neus Is, wordt hij onder de olifanten en hun bekenden niet neus, maar snuit genoemd, een onder scheiding, die h\j ten volle verdient. Oppervlakkig zou men moonoD, dat dio snuit van gutta-percha gemaakt was, maar na meer aandachtigo beschouwing zijn do geleerden het er over eens geworden, dat hij niets anders is dan een verhngstuk van des ohfants huid, dio zoolang is blijven doorgroeien, fotdet ze, toon de snuit op den grond stootte, Diet meor vorder kon. Hieruit valt dus niet alleen hbt bewijs to trekken, dat een olifant eigenlijk kijk zoo! lederen morgen wordt dus het bed opgeruimd, zoodra je opstaat; begrepen?" „Ja mevrouw." „En zonder licht naar bed; een ongeluk ligt in een klein hoekje en ik bedank je om voor jou pleizier brandschade te hebben." Met de hand wees zjj naar de kapstokken in de rondte, waaraan veelkleurige toiletten hingen. „Om zeven uren precies moet het ontbijt klaar staan, dus om zes uren opik heb mijn magazijn en mijnheer moet op tijd op sfln bureau zijn." II. Zonder morren schikte Catharina zich in haar nieuwe leven. Zij was timide van aard en 't kwam niet in haar op om zich tegen een macht boven zich te verzetten. Ze sloeg de oogen neer als mijnheer zich woedend maakte om haar lompheden, die alle uit onwetendheid voortkwamen, en ze verbleekte onder het aanhooren der strafpredikaties van movrouw. In het donkere kamertje gekomen, 's avonds, barstte ze in tranen uit en opdat men haar hartstochtelijk gesnik niet zou hooren, stopte ze zich het laken in den mond. Var. vermoeidheid en met hoofdpijn sliep ze eindelijk in om door benauwde droomen ge kweld tegen middernacht weer te ontwaken. Dan eerst sliep ze rustig in tot eon schellen om zes uren haar wekte. In haar droomen doorleefde ze steeds weer baar jeugd en de weinige belangrijke gebeur tenissen daarin voorgevallen: de begrafenis harer moader, haar eerste communie in het dorpskerkje, het weeshuis en de vriendelijke zuster Ursule, die altijd insliep onder de breiles om dan met een schokje weer te ontwaken. Of ze hoorde weer de aanspraak, die de tante van haar tegenwoordige mevrouw tegen haar had gehouden, toen ze naar Parijs zou gaan. „T0 gaat nu in Parijs dieneD. Als men arm is zooals jij, moet men hard kunnen werken en weten te gehoorzamen. Als m\jn nichtje u wegjaagt, kunt ge omkomen van den honger, ik zal me niet met je'bemoeien, weet dat wel. Als ge u daarentegen goed gedraagt, kunt ge iedere maand f 12.50 ver dienen." Dikwijls ook zag ze in den droom de kleine hofstede van haar ouders terug, de gevlekte koeien met hun zachte oogen, en die h aar alle kenden; den blauwen voorjaarshemel, waarin witte wolkjes dreven; de ondergaande zon, dio de vensters der huisjes op den berg als goud deed blinken. In doodende eenzaamheid en eentonigheid bracht het kleine dienstmeisje haar dagen door. Om zeven uren vertrokken mijnheer en mevrouw om eerst tegen het eten terug te komen. Tot elf uren 's morgens bad zi) druk werk: bedden afhalen en opmaken, kamers aan kant doen, maar dan was zij verder tot zeven uren alleen, in het bedompte aan zijn staart „begonnen" is, maar ook als dat nog bewijs noodig had dat er aan alles een eind moet komen. Maar of bi) dien snuit het eerst gokregen heeft of den staart, dit doet er weinig toe. Zeker is, dat bij van den snuit ontzaglik veel meer pleizier heeft dan van dat ellendige staartje, dat veeleer verdiende een varken dan een olifant voor kou vatten te behoeden. Een vraag, waarover de geleerden het nog niet eens zijn, is deze: Is de staart bi) ver- i8sing te kort genomen, en moest daaromg aan den olifant zoo'n dikke huid te,even worden, of stond het al vóór de samenstelling van het dier vast, dat bij zoo gepantserd in het licht zou gegeven worden en dus geen langen staart voor het verjagen der vliegen noodig had? Talrijke congressen van de geleerdste man nen uit de geheel© wereld hebben zich met die vraag beziggehouden, maar haar niet tot oplossing kunnen brengen. Doch, nadat op een dier congressen oen tachtig jaren ge loden een olifanten-oppasser uit „Artis" de opmerking gemaakt had, dat, wat het congres ook besluiten mocht, oen olifant een dikke huid en een korten staart zou hebben en houden, hebben de heeren zich aan der gelijke domme stekeligheden niet meer willen blootstellen, en zyn, tot schade en schande van de mensch- en olifantheid, de congressen over die vraag verder achterwege gebleven. 't Is jammer, maar die oppasser had geljjk. De huid is zóó dik, dat ze zelfs Diet deugt om er vetleeren laarzen van te maken, wat zeer te betreuren is. "Want ze Is niet alleen waterdicht, maar ook geweerkogeldicht, zoodat men in oorlogstijd met zulke laarzen althans tot aan zijn knieën voor dat gevaarlijke schieten zou beschut zijn. Juist om dio puik puik prima qualiteit van zijn vel was in vroegere eeuwen de olifant oen van de voornaamste personen onder het oorlogsmateriëel. Niet omdat de strijders er in kropen, om zich voor den aanval dor vijanden in veiligheid te brengen, maar men bouwde een toren boven op zijn rug en vulde dien met gewapende mannen, waarmede de olifant dan met de grootste bedaardheid en zonder eonig bezwaar zijnerzijds to: midden tusscheu den vijand wandelde; of wel, men spande hem voor een grooten wagon, aan welks wielen lange, uitstekende kurassierssabels waren vastgehecht, en daarmedo reed by dan dwars door de geachte leden van do tegen overstaande party, die dan natuurlijk, als ze niet heel g.iuv; uit den weg gingen, gekuras- siarsabeld werden. Dat schijnt in dio dagen een olifant allemaal niets te hebben kunnen echtlen. keukentje, waar sty om één uur haar oud bakken broodje ©o opgewarmde koffie dikwyis onder tranen, verorberde. Een muur, dien men vergeten had om te halen, overal groen uitgeslagen door de vocht, was haar eenig uitzicht, behalve verbeneden haar, het donkere binnenplaatsje. Nu en dan klonk het kryachend geschreeuw van een ouden kleerkoop naar boven. Met de an dere dienstboden nit het huis mocht ze niet spreken; mevrouw had haar dit eens-voor-al verboden, op straffe van haar weg te jagen. Achttien maanden lang hield ze dit kluize naarsleven vol en haar hoofd, dat toch niet heel helder was, versufte geheel. Doelloos voor zich uitstarend, kon ze uren zitten in het rookerige, tochtige hokje, het bleeke gezichtje voorovergebogen, de handen om de knieën. In ruil hiervoor kreeg ze prompt den eerste van iedere maand f 8.50; de heer Goffat, die 't haar persoonlijk uitbetaalde, voegde er steeds de vermaniDg by, dat ze het vooral verstandig moeat gebruiken. „De beloofde f 12.50 zou ze eerst dütn krijgen, als ze die werkeiyk verdiend had." Voor de minste kleinigheid, 't geringste verzuim beknorde men haar: een verkeerd opgevouwen servet, een bord te weinig. „Zoo'n onhandig schepsel heb ik nog nooit gezien, en dat voor vyftien jaarl" was m9- vrouws gewone uitroep. Hl. Er had een groote. gebeurtenis plaats movrouw Goffat schonk het leven aan een kleinen wereldburger, die den ganschen dag en nacht niet anders deed dan uit al zyn macht schreeuwen. Men had er over gedacht hem in den kost te doen by fatsoenlijke lieden te Chaville, doch het echtpaar vond, by nader inzien, het verstandiger en zuiniger hem door Catharina te laten verzorgen. In den eersten tyd ging het arme kind gebukt onder deze nieuwe verplichting; ze wist niet hoe ze den kleinen Karei aan moest kleeden en mevrouw Goffat was zoo verontwaardigd over deze nieuwe onhandigheid dat ze haar dienstmeisje een zeer onzachten tik om de ooren gaf. Doch langzamerhand ging het beter en toen Karei t je wat ouder werd en ze met het knaapje in het Park des Batignolles wandelde, iederen middag van twoe tot vier uren, had ze bepaald schik in de haar opgelegde taak. Hij hield meer van Catharina dan van zijn moeder, noemde haar mamaatje en beloonde haar met lachjes en uitgestoken handjes. Catharina zong hem alierlei liedjes voor, waar h\j gretig naar luisterde. Om hem te amuseoren dood zo allerlei dieren na tot hy eindelijk rustig insliep. Twee jaar leefde ze alleen voor het kincT en vergat ze haar bergen en het kleine kerkbof, waar haar ouders rustten, 's Nachts was ze wakker by het minste geluid, dat het kind maakte, enover- Uit het vorenstaande zal men hebben be grepen, dat een olifant buitengewoon sterk is ,wat men zoo vóór ham staande niet zeggen zou. Men heeft ook menschen, dio groot z'Jn e t zwaar en dik, en toch maar den indruk niet vermogen teweeg te brengen, dat zy sterk zun of van byzondero beteekenis. Dienzelfden indruk maakt ook de olifant; maar geen betero gelegoriheid om te leeren, dat men niet altyd op indrukken moet afgaan. O wee, als die je een handje geeft! Hetzilfde is 't geval met zyn ooren. Groote ooren, zegt mont is een teeken van domheid. Maar ook daarin stelt de olifant u te leur. Ooren hoeft hy om twee oude parapluies mede te overtrekken of een Lsidschen diender een regenmanteltje te geven, dat tweemaal zoo groot is als hot welk zyn Haagschen collega om de schouders draagt. Maar dom, een olifant dom? Meneer, als hy wat meer met de parlementaire gebruiken bekend was, zou hy misschien al lang minister-president hier of daar geweest zyn. O/erigens is do olifant, op eenige onheb-. beiykheden na, een heel ordenteiyk beest Men moet hem natuurlijk niet in een huis kamer of in een salon brengen, want daar hy niet erg vlug in zyn bewegingen is, gooit hy, vooral by het zwenken, nog wel eens een kopje of scbotoltjo, of eon vaasje of zoo iets onderstboven. Voor oud porselein heeft hy niet hot minste respect; vandaar dat een antiquaar geen ODpleizïeriger bezoeker van zyn winkel kont dan een olifant. Maar het dier laat zich zeer gemakkelyk door den mensch leiden. Den mensch, die dat doet gewoonlyk een man noemen de andere menschen: kornak. Mot geen ander wapen dan een zweep, waarmedo hy nog niot in staat is een gewaarwording van „kietelen" by den olifant op te wekken, regeert hy het dier en leort hom zooveel kunstjes, dat, als hij nog maai praten kon ook, iedereen hem ook voor een Verkleed mensch zou houden. Hy staat op zyn éónb bsun als een ballet danseres, op z'(Jn twee beenen als eon gean- nexeerdon boer, en op zyu vier als een paard van een tweeden luitenant van de schutterij. Op zyn kop hebben de kornaks hem ook al leeren staan, maar aan den rekstok of aan de ringen beteekent by nog niets, vermoede- lyk omdat van kornaks geen anatomische kennis verlangd wordt, zooals van onze gym nastiek leeraars. By alle deugden heeft de olifant óén leelyk gebrek. Op zyn zestigste jaar wordt hy in den regel onaangenaam van humeur. En was by dan maar, zooals \vy, mannen, gewoonlyk op dien leeftijd, een vervelende oude korell Maar neen, dan begint by pas, dan is hy eerst dag hield so zich onophoudeiyk met hem bezig. Op een middag, toen zo juist njet hom uit wilde gaan, werd Kareltjeovorvallen dooreen hoestbui; hy was al een week lang verkou den, maar zóó erg had Catharina toch niet gemeend dat het was. Ze nam hem op, doch het kind weerde zich om los te komen, met de armpjes haar van sich afduwend. Ze liet hom wat suikerwater drinken, en zong voor hem om den kleine te kalmeeren. Telkens hoestte hy met hetzelfde schorre, rochelende geluid. Om zeven uren, ten einde jaad, vloog Catharina naar een apotheker en vertelde hem zeer onduideiyk wat er met het kind was voorgevallen. Deze ga? haar't adres van een dokter op, dien ze niet thuis vond. Zander te weten hoe, kwam ze eindeiyk terug o vond het kind veel erger en ten prooi aan de vreeselykste benauwdheid. Toen mevrouw Goffat 's avonds thuiskwam, lag Catharina in zwym voor de wieg, waarin het ïykje lag van haar kind. Met blauwe lippen, gezwollen gelaat en hals, lag het ventje ach terover in de kussens. IV. Met een loodzwaar gevoel in alle ledematen dwaalt ze door de straten en over de pleinen der groote wereldstad, waar ze vier jaar gewoond heeft en toch zoo weinig bekend is. Ze denkt er niet aan ergens op een bank uit te rusten half versuft ziet ze maar altyd den kleinen Karol voor zich, gestikt in zyn wiegje, mevrouw Goffat luid schreiend en handen wringend on mynheer Goffat, wions lange magere arm onbarmhartig naar de deur wyat. Het is laat, om de andere worden de gaslantaarns uitgedraaid en nog altyd loopt Catharina door nauwe stegen en over donkere, winderige pleinen, waar de hooge sombere huizen zich dreigend verheffen in de donkere lucht. Hier on daar, uit een café, klinkt dansmuziek naar buiten; haar keel brandt en haar voeten steken alsof men er met spelden in geprikt had. In een bescheiden logement vroeg ze naar een kamer en men heeft er haar een gewezen, vochtig, koud en armoedig gemeubeld. Geheel gekleed heeft ze zich op het bed geworpen ten prooi aan dezelfde ziekte die, Kareltjes dood veroorzaakt heeft. Uren lang ligt zy te hoesten, zelfs het gebons niet hoorend van haren buurman, die door haar uit den slaap werd gehouden. By het aanbreken van den dag heeft ze geheel het bewustzyn verloren. V. Twee dagen later, op een Zondag-morgen, terwyl de doodgraver van oen der kerkhoven in de voorsteden de aarde vastlrapte op het graf van Catharina, zat de heer Goffat in zya leunstoel en las hy de namen voor der per sonen, die een Prix Monthyon hadden ge kregen. „Luister toch eens," zoide hy, ziende dat het zyn vrouw maar weinig interesseerde. „Een prijs van duizend franken aan Séra- wat wy zouden noemen: een opgeschoten kwajongen. Dan ligt er nog een honderd veertig jaar of zoo voor hem te leven. Dan bogint het bloed hem door de aderen te bruisen met woest geweld, dan brandt een tralieverbrijzelend liefdevuur in zyn borst en klopt zyn hart als een stoomhamer, dan ver acht hy zyn kornak en is er slechts een vrouw, niets dan een vrouw ma3r oen olifanten vrouw, dus geen heel kleintje voor Doodig om hem plicht en eer, dankbaarheid en andere verschuldigde gevoolens te doen vergeten en zich schuldig te doen maken aan strafbare verbreking van afsluiting, door de dikke yzeren bouten als zwavelstokjes te vorbryzelen. Nu, als iemand zóó is op zyn zestigste jaar, achter de tralies, hebbende behoorlyk te elon en te drinken en zyn verschooning op ziln tyd, dan kunt u wel begrypen, hoe zoo'n jongenheer huishoudt, als hy den heelen dag in de frissche lucht is, in de onmeteiyke wouden. De olifanten leven gewoonlyk in groote kudden by eikaar en gedragen zich op hun gemoenschappelyke wandelingen zóó onvoor zichtig, dat ze soms geheele negerdorpen on derstboven loopen; slechts enkele mannen of zooals men vau dieren eenmaal gewoon is te zoggen: mannetjes (alsof het kanarievo geltjes zynl) slechts enkele mannetjes heb bon het ongeluk, dat zy aan geen van de dames onder hun geslacht kunnen behagen, en die woidon dan na ernstig protest van hun kaü? eenvoudig verbannen uit den familie kring Dat moeten eerst pleizierige knapen zyn om op een mooien achtermiddag op de wandeling te ontmoeten! Menschen met een blauwe scheen zyn ook wol geen lui om eens een vroolyken dag mee door te brengen, maar een blauw gescheende olifant,...! Die laat het niet by een borrel, hoor! Die begint al met een delirium. En denk u daarbij dien snuit, waarmede hy tl"' omsnuit, alsof ge een steenen paaltje waart, en togen den grond smakt, alsof ge even weinig gevoel hadt als zoo'n paaltje; denk u die breede voeten en die nog minder maar denk u ook dat zware lichaam, dat er op rust, en dan doet ge geen poging meer om adem te halen, als|zoo'n voetje uw mond en neus dicht houdt 1 Denk u die slagtanden - die heelt hy ook, dat heb ik nog niet eens verteld: daar maken de menschen biljartbal lon en broches van denk u die slagtanden, die hy u daarna in de reeds verpletterde boist stoot! Donk u dat alles, en doe dan als ik en ga. nooit ergens anders olifanten zien dan in „Artis." Doe nimmer als Stanley.of Livingstone, want dat is hoogst onvoorzichtig, ooi olifanten phine Mausstn. Deze eenvoudige vrouw is reeds dertig jaren in dienst by de echtelieden Duval. Daar deze door den oorlog alles ver loren hebben, onderhoudt de trouwe dienst bode hen de laatste jaren." Hy liet de eourant op den grond vallen en haar weer oprapend zeide hy-. „Wanneer zullen wy eens een dienstbode vinden als dis Séraphine?" Gemengd Nieuws. De Krygsraad te 's-Graver, hago veroordeelde de mariniers, in garnizoen te Rotterdam, M. C. en J. d. V., respectieveiyk tot drie en vier maanden gevangenisstraf ter zake van wederspannigheiü tegen ambtenaren, terwyl genoemde M. C bovendien werd ver oordeeld tot drie maanden mil. gevangenis straf wegens het niet voldoen aan een order, hem door zyn meerdere gegeven. Voor de aanklacht, dat zy niet hebben vol daan aan de order, door hun meerdere gege ven, om eene deur te opentn, waarachter zjj. zich hadden opgesteld, zyn zy verwezen naar den chef van hun corps, ter disciplinaire cor rectie, vermits bedoeld feit geen militaire dienstverrichting daarstelde. Het Rotterdamsche stoomechip „Sliedrecht" ontdekte op de reis van Mon tevideo naar Buenos-Ay res een schip onder water, waarvan de equipage haar tos vlucht had gezocht in den fokkemast, waaruit zy met kleeding8tukken om hulp seinde. Een boot van de „Sliedrecht", bemand met den eersten stuurman en 5 matrozen, begaf zich derwaarts en had het geluk 5 personen, die zich te- water hadden begeven, te kunnen oppikken. Er bleven er echter nog drie, die niet konden zwemmen, in de voormars en daar het Diet mogelyk scheen voor de boot om langszyde der tuigage te komen, bssloot zy eerst de vyf geredden aan boord van de „Sliedrecht" te brengen. Toen het weer beter werd, stak de boot nogmaals af, doch het was ook toen onmogelyk by de schipbreu kelingen te komen. Daar er inmiddels sleep- booten kwamen opdagen, zette de „Sliedrecht" de reis voort. Het gezonken schip was den vorigen nacht in aanvaring geweest met een onbekend gebleven stoomschip en was de Italiaansche bark „Tomassino" uit Castel- lamare. De overige drie bleken later door era der sleepbooten gered te zyn. (Scheepvaart.) Te Lepelstraat (N.-B.) is gis to ren een vreeselyke brand uitgebroken in de hofstede van den heer V^n Gastel, bewoond door de erven S'.off Is. Door den wind be gunstigd, sloegen de vlammen weldra over op bet huis van L. Kroonen, aan de overzyde van den weg. Beide panden zyn gelioel in asch gelegd en ook van de inboedels is weinig gered. De erven Stoffels worden nog zwaarder getroffen door het verlies van 7 koeien, die niet verzekerd waren. De gebouwen zyn ver zekerd by verscbi londo maatschappijen. van zóó 'naby te gaan zien. Hut rampzalig lot van Livingstone kennen we. Ma ir hoe nu Stanley? Is hy als slaaf verkocht misschien, of is hy doodgemarteld? Wie zal het zeggen! En wat heeft hy nu voor al die doorgestane gevaren? Niets dan dat hy daar de inboor lingen over de rivieren heeft zien varen in kano's, die by nader onderzoek bleken uit geholde olifanten te zyn. Maar, mijn hemell wie gaat daarvoor naar Afrika?'s Winters en dan is het hier laDg zoo warm niet ais in Afrika 's winters kan men hier heel ge- rieflyk acteurs en opera-zangers by do vleet langs de straat zien loopen in uitgeholde katten, die veel mooier zyn dan dito olifanten. Dat er witte olifanten zyn, wil iemand, dio nooit anders dan gryze of bruine gezien heeft, misschien niet zoo dadolyk geloovon. Maar toch is het zoo, en de beesten zyn zelfs heilig in de oogen van hen, die het genoegen bobben dagelyks met hen in aanraking te komen. Er zyn dus witte olifanten; nu zal wel niemand er meer aan twyfelen. Kunst-olifanten zyn er nog Diet, maar we staan op het punt ze te krijgen. Da clowns van Carré hebben al lang geprobeerd, zoo'n beest te leveren, maar daar bleef nog altijd te veel menscheiyke vorm aan, en dat is voor een olifant het afschuweiykste wat een mensch zich denken kan. Maar nu zullen we ze weldra hebben, ver vaardigd naar het aloude recept: neem een flesch olie, doorweek daarmede een boeffant; leg die doorweekte boeffant 's nachts in do gang en laat de huisdeur open, terwyl gy slaapt en u dus volstrekt niet met de olie en de boeffant bemoeit. Ge hsbt nauwelijks uw oogen gesloten, of de boef loopt weg en den volgenden morgen vindt ge oen olifant in uw gang, dio daar geblevon is, omdat hy dp huisdeur niet door kon, altyd aan genomen, dat ge niot in een paleis met breede, openslaande deuron woont, want dan had waarschijniyk de boef den olifant ook nog meegenomen. Reeds meermalen is het voorgekomen, dat brieven, waarin acht blauwe postzegels waren gesloten voor een kleine advertentie, niet aan hun adres door de post werden bezorgd. Wy raden daarom ernstig aan, voor de toezending der 40 cents gebruik te maken van een postwissel, ook ddarom, omdat de advertentie zelve aan den achterkant van het stiookje geschreven kan worden, dat dooi ons mag wordi-n afgesneden. De frankeerkosten bedragen 2'/a deat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 10