MENGELWERK. De 40 Cents Openbare Verkoepint), l November 1846. 1 November 1898. De dood van. Vischnou. het Fra?isch van Bené Maiseroy. Midden op den wog hield de kleine kara- Titii halt; de sneeuw, die reeds eenige uren Mnooa langzaam neerdwarrelde, maakte het •cioegeiyk iets van den omtrek te onder scheiden. Men kon niet voor- of achteruit. D» horizon was verborgen achter een vaal gordQn van langneerhangendo gryze wolken; d% aoeeuw sloot hen al nauwer in als wilde 3$ de verlaten zwervers geheel bedekken. Kr was iets beangstigends in de natuur, als dreigden geheimzinnige machten. Toe de helft dor wielen stond de kermis- waged in de sneeuw en tevergeefs spande bei arme, oude, blinde paard al z\jn krachten in, eo rekte het de dunne pooten en den nageren hals; telkens viel het neer om oven spoedig weer op te staan. Geen stap vorderde het, aieof onzichtbare handen hem het voort gaan beletten. Bobb-Bibb, een kort stompje pÜP tusschen de tanden, schudde met eeD onderworpen uitdrukking het vreemd gevormde hoofd. Ho had behoefte aan een praatje; de heer- achende stilte werd hem onduldbaar; aan iamand wilde hy ten minste uitspreken hoe de omstandigheden hem bezwaarden. Om Minnie, de kleine koordedanseres niet te ver ontrusten met zyn donkere voorgevoelens, ging hy achter den wagen, waar de olifant ka meeliep. „Dat ziet er mooi voor ons uit, Vischnou," seide hy met zyn schorre hansworsten item. ,We hebben samen de laatste voor- BteUzng gegeven, oude kameraad; ik geloof B»t aan de beterschap van uw eigenaar. Wat ial er van ons worden, Vischnou?" De lange kermiswagen, ingesneeuwd op den grooten weg tusschen Gavarnie en Luz, de halfdoode olifant, het uitgeputte paard, de clown Bobb-Bibb, een meisje van zestien jaar, fijn ais een étagère-poppetje, koordedan seres van beroep, twee kinderen die zich ver zwikt hadden by luchtsprongen, en de direc teur Ralpha Ginestous, een grijsaard geheel verzwakt door aanhoudende kwaadaardige koortsen, die den geheelen dag met wijdge opende oogen lag te slapen om van tyd tot t$d weer op te springen en de vuisten te katten - ziedaar al wat er over was van het beroemde „Cirque Indien". Jarenlang had men samen een nomaden leven geleid, de steden en dorpen van geheel zuidelijk Europa dootrekkend, overal voorstel lingen gevend en goede sier makend van de goudstukken, die er verdiend werden. Sedert den treurigen avond te Burgos, wsarop Reine Ginestous, de dochter van den directeur, do ruggegraat gebroken had door een val van de trapèzo, was hun alles begengeloopen. De goede sujetten waren, ae ten na den ander, weggegaan en Reino was niet vervangen geworden. Onder de flikkerende gaspitten lag ze uitgestrekt op het in kunstige ftguren aangeharkte zand; het slanke lichaam in het lichte, overal met bloed bevlekte zijden tricot was geheel vermorzeld, het schoone galaat verwrongen door de ondraaglijke pijneD. Het opgewonden publiek schreeuwde, een paar •talknechts droegen haar weg, ze kreunde, en toen ze haar eindelijk te bad gelegd hadden, stierf zij korte uren daarna. Altijd was het weder dit tooneel, dat den ouden man in zyn koortsvisioenen vervolgde. Ba zoo was het „Cirque Indien" al lager en lager gedaald. Eerst waren de equilibi isten heengegaan omdat ze een voordeeliger plaat sing kondea krygen; daarbij kwamen de telkens wederkeerende ruzies om achterstallig salaris, dat steeds niet betaald wera, omdat er door de weinige ontvangsten geec geld ïd kas was. De menigte vond de schaarsch ver lichte tent niet uitlokkend, evenmin als de gelapte kleedjes der danseuses en het overal gsssbourde scherm. Zoo was langzamerhand het een na het ander van de hand gedaan, eerst de zadels der paarden, eindelijk de bont beschilderde coulisses. De leeuwen stierven aan een besmettelijke ziekte en Ralpha, die lauweren geoogst had en uitbundig applaus als dierentemmer, verkocht nu de reusachtige, getraliede kooi, daar hy geen kans zag. zicb ooit weer zulke kostbare dieren aan te schaffen. Hoe hoog de ellende ook mocht stijgen, zelfs op dagen waarop ze hun brood moesten bedeleD langs de huizen eo ze genoodzaakt waren te drinken uit de sloot langs den pubiieken weg, altijd nog bad Ralpha Gines tous het geld van de hand gewezen, dat hem nu en dan voor Yischnou geboden werd. Evenals Bobb-Bibb en Minnie de koordedan sores, was ook hij innig gehecht aan het kolossale beest, dat met zyn massieve schouders ,0e algeheele ineenstorting en verdwijning van het eens zoo grootsche „Cirque Indien" tegenhield. 1 Zij hadden hem lief als een goed kameraad eo ze zouden gaarne gestolen hebben om ?yn msag te kunnen vullen. Yischnou keek hen met zfln kleine oogen steeds zoo verstandig aan, dat zi) er van overtuigd waren dat hy hun lijden even diep gevoelde als het zyne. De vreeseiyke sneeuwstorm had hen over vallen, terwijl ze do grenzen van Frankrijk en Spanje overtrokken, op weg naar de ker mis te Tarbe8, waar Ralpha voorstellingen wilde geven. II. Vischnou hoorde de sombere klachten van den clown aan en huiverde alsof zyn been deren verstijfd waren door de intense koude. Zgn gerimpelde huid plooide zich dieper; onrustig snoof hij de vochtige luoht op, draaide den kop nu naar den eenen, dan naar den anderen kant, alsof de sneeuwvlok ken een ondoordringbare zwerm insecten waren, die hem hinderden. Het schitterend witte kleed op den grond scheen hem te verblinden, het zwijgen der vogels, het onbe weeglijke der boomen hem te beangstigen. Met zijn intelligente oogen keek hij den clown droevig aannaar rechts en links zocht by tevergeefs een helderen lichtstraal in den eentonig gryzen omtrek. Bobb-Bibb zette zyn alleenspraak voort; de handen in de zakken van zyn gescheurd en gelapt clownsp^kje, leunde hy tegen den achterkant van den wagen. „Wat komt 't er ook eigeniyb op aan of we nu in de sneeuw omkomen of later ergens aDdere van honger, wat doet 'ter too Plotseling zweeg hy verschrikt. De olifant zette het eensklaps op een loopen alsof hy doodeiyk verschrikt voor iets wegvluchtte. Zyn schrille kreten weerklonken over den verlaten, besneeuwden weg. Men zou zeggen dat hy nog eens de wouden en onmeteiyke grasvlakten van zyn geboorte land Ceylon terugzag, waar hy met de andere olifanten in gansche kudden vry rondliep, waar ze zich 's avonds in de rivier dompelden en des nachts op roof uitgingen. Als tromgeroffel in de verte, klonk het door hem veroorzaakte geluid over de eenzame oppervlakte; zyn breede pooten trapten de verschgevallen sQeeuw plat. Eensklaps echter wankelde het kolossale gevaarte en na nog enkele stappen to hebben afgelegd, viel hy op den grond, een reusachtig standbeeld gelyk, dat met een slag vaD zyn voetstuk is gevallen. De weg was geheel versperd door zyn monsterachtig groot lichaam. Onophoudeiyk waren zyn pooten in beweging, zoodat de sneeuw telkens opstoof en bem eindeiyk begon te bedekken met een dunne MochteD wy in den loop dezer week met ge noegen vermelden, dat de heer J. A. VAN DIJK den lsten November den dag herdenkt, waarop hy vóór 50 jaar zyn loopbaan als onder- wyzer begon, niet ongepast vonden wy het, nu die dag morgen is aangebroken, daarop terug te komen en een woord te wyden aan den man, die van die halve eeuw verreweg het grootste gedeelte (twee en veertig en een half jaar) in onze gemeente heeft besteed lot zegen van het lager onderwys. Toen de heer YAN DIJK in Mei 1854 hier kwam als hoofd eener lagere school, was de toestand van het oDderwys niet gunstig. Door zyn energie, door zyn helderzienden blik, door zyn groote werkkracht, door zyne op- meikingen en raadgevingen moest hy do aandacht vaD autoriteiten wekken en werd hy en i» hy nog de vraagbaak van velen. De gunstige toestand van het lager onder wys in deze gemeente is voor een groot deel zyn werk. Allen, die hem kennen en verschei dene jaren hem in zyn werk van meer naby of van verre hebben gadegeslagen, zullen gaarne erkennenhy is een man van groote gaven en hy heeft die gaven steeds besteed ten nutte van het onderwys en de onderwyzers. Alles te vermelden, wat-door hem of door Eeo groot «ïlngoïstiscl» schandaal. In het „Imperial Institute" te Londrn heeft Maandag-avond een ergerlyk schandaal plaats gehad, naar aanleiding van een lezing, ge houden door den heer David Draper, secretaris der Zuid-Afrikaansche Geologische Maat- schappy over „de goud houdende corvjjlom^aten van Zuid Afrika". Een blad van de Rhodesische kliek, „De Globe", had van te voren een onder zoek ingesteld of deze heer „dezelfde Draper was, die aan de zijde der Boeren vocht in den slag by Krugersdorp" en allerlei dingen, te zynon nadeele, geïnsinueerd. Esn „inter viewer" van eene andere courant had, toen hy den heer Draper vroeg, of het een feit was, dat hy gedurende de Jameson-onlusten sterk met de Bo;ren gesympathiseerd bad, ten antwoord ontvangen: „Ze9r zeker, dit is zooHet (de Transvaal) is myn land en ik heb er voor gestreden togen een bende laag. Zyn kleine oogen staarden met doffen blik voor zich uit, tot ze plotseling zich on natuurlijk verwydden in de angsten van den doodsstrijd. HL Dadeiyk had Bobb-Bibb de kermisreizigers geroepen, Minnie, de beide kindoren en Ralpha. Voor op den wageo staande keken ze naar het aangrypend scheuwspel. Onbeweeglyk zat de doodzieke man op een stoel, dien de koorde danseres naar voren gesleept had. Met zachte stem, als by een stejrvend mensch, herinnerde de clown het viertal, dat bibberde van koude, al de kunstjes die het goede dier placht te verrichten, hoe by deftig zyn maal gebruikte, met een servet omgeknoopt en bediend door twee apen met schortjes voor en witte mutsen op, en hoo juist in de maat hy den pas danste, dfe hem met zooveel taai geduld geleerd was gewor den. En wat kon hy grappig jaloersch zyn wanneer men do andere dieren aanhaalde, en hoe vermakeiyk knipte hy de gerimpelde oogleden wanneer men hem trakteerde op de sappige schil van een meloen. „Arme oude Yischnou", zeide Ralpha Gines tous. Minnie snikte eD do verkleumde kin deren keken eveneens weenend naar het logge gevaarte, dat onbeweeglijk lag op korten afstand van den kermiswagen. Met somberen blik, bevende van koorts, wachtte de grysaard op de laatste stuip trekkingen van het trouwe dier. Mmnie, de tengere koordedanseres, wikkelde zicb in een dunne gescheurde sjaal, die eens zwart geweest was, en waadde door de sneeuw om de oegen van deD doodeD olifant dicht te drukken, zooals men doet aaD hen, die men boeft liefgehad. Bobb-Bibb, die strak stond toe te kyken, mompelde voor zich heen: „Wie zou nu aan de beurt zyn?" zyne medewerking hier tot stand kwam, zou ons niet mogelyk zyn en is ook niet noolig. Alleen willen wy aanstippen, hoe hy gewerkt heeft voor zyne school en voor de Kweekschool tot opleiding van Onderwyzers en Onder- wyzeressen. Dat de eenvoudige Vormschool van 1862 langzamerhand geworden is de tegenwoordige Kweekschool, die met eere in den lande genoemd wordt, is zyn werk. Wat hy is en geweest is voor het Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix" en voor het bewaarschool onderwys, daarvan kunnen vroe gere en tegenwoordige bestuurders getuigen. Hoe hy met raad en daad velen aan zich beeft verplicht en nog altyd tot veler dienst bereid is, weet ieder. Niet altyd echter was zjjn weg met rozen bezaaid: meermalen werd door zware slagen getroffen, maar ook dan eischten zyn sterke geestkracht en zyn opgewekt gemoed bewondering af. Doch genoeg I Zyn beeltenis aanziende, komt in ieder, die hem kent, de innige wensch dos h2rten op, dat hy nog vele jaren gespaard moge biyven voor degenen, die hem zyn overgebleven, voor zyne vrienden en goede kennissen en voor zyn omvangryk werk, dat hy nog met jeugdigen yver en groote nauwgezetheid verricht. vrijbuiters en rebellen. Ik ben in dat land geboren en ik heb er de wapenen voor ge dragen in tyd van nood." Verder verklaarde de heer Drapeij in hetzelfde onderhoud: „Ik was niet binnen myien van Krugersdorp ten tyde van het gevecht. Ik heb de wapenen opgevat met de rest myner landslieden in lwt cordon rondom Johannesburg." De Jingo's vonden het echter verschrikkeiyk zulke woorden te vernemen uit den mond van iemand, die een Engel6chen naam droeg, en waren dan ook in grooten getale opgekomen om de lezing te storen. By het binnentreden der zaal werden de voorzitter en de heer Draper door de eenen met gtjouw en door de anderen met gejuich ontvangen. Aan een diner, vóór de lozing gehouden, had de heer Draper, in antwoord op den toost op zyne gezondheid, verklaard, dat by eon Britsch on.erdaan was cn altyd zyn plicht jegens zyn land had gedaan. Hy had gvweigerd het Transvaalsche burgerrecht aan te nemen, maar hy erkende de wapenen opgevat te hebben tegen lieden, die met vyan- dige bedoelingen een inval deden. Vóór de lezing waarschuwde de voorzitter, dat mon niet was samengekomen tot het houden eener politieke vergadering en hy alleen discussie zou gedoog-;n over het onder, werp der lezing. Het „Imperial Institute" telde onder zyne leden lieden van verschil lende meening-n. (Een stem: „Zelfs zy, die tegen hun eigen land vechten". [Gejuich]). De heer Draper was een koloniaal onder daan. („Des te meer schande voor hem"). Zyn grootvader was een soldaat in "Wellingtons leger. Hy was zeker, dat de spreker niets zou zeg gen om de suzereiniteit van Britanniö over de Zuid-Afrikaansche Republiek te verkleinen („01") en hy moest eerlyk aangehoord worden door een Britsch publiek. Voorts bedreigde de voorzitter alle rustverstoorders de deur te zullen doen uitwerpen Deze laatste waarschuwing was slechts olie in het vuur. Toen na den voorzitter zekere heer Buil trachtte te spreken, kon hy zich door de onophoudelyke onderbrekingen niet verstaanbaar maken. De beer Draper begon daarna zyne lezing, waarin hy de theorie bepleitte, dat de groote goudhoudenda hoofdaderen van den Witwaters- rand zich ver ten westen van Johannesburg uitstrekten. Het grootste gedeelte van het publiek kon echter niets verstaan, ten gevolgo van de voortdurende smaadwoorden en interruption, waarmede men hem in de rede viel. Op zeker oogenblik riep de heer Draper uit- „Zyt gy Engelschen? Weet gy wat eerlijk spel beteekent?" en later verbitterde hy eenigen zyner hoorders met den uitroep„Het gedrag der Boeren staat boven het uwe." Dadelijk ging toen een geschreeuw op van: „Hoe zit het met Krugersdorp?" en: „Wy hebben dien fielt al lang genoeg uitgestaan." In de lezing stelde men over het algemeen heel geen belang. Tegen het einde van de verhan deling werden ter weerszijden van het plat form een aantal boden opgesteld, blykbaar om lieden, die nog verder rumoer maakten, de deur uit te werpen, 't Hielp niet. De voorzitter werd, toen hy iets wilde zeggen, voortdurend in de rede gevallen. Zekere heer Em Jtn stond nu op, om te betoogen, dat. bet „Instituut" moest toezien, dat tot het houden van lezingen de juiste lieden worden gekoz-n Een andere heer, Hart, die zich te midden van groot gejuich en getier een Australiër noemde, verzekerde, dat by heelwat over „conglomeraten" had gehoord, maar dat by nu ook eens gaarne zou willen wrten. wat voor een „conglomeraat" die mynheer WcS, die, zichzelven een Engelschman noemende, toch tegen Engelscben de wapenen bad op gevat. Verschei iene ahdere „heeren" trachtten nog tegen den spreker uit te varen, en één hunner, zekere Rogers, zwaaide, te midd6n van oorverdoovend applaus, met oen Britsch vlaggetje, verzekerde wel is waar slechts een eerzaam lakenhandelaar te zyn, maar biyde to wezen geen kennis te hebben aan zulk een (hier wees hy op den spreker) hond en verrader. Het „enthusiasme" der Jingo's steeg voort durend en het liet zich aanzien, dat men den spreker dolgaarne eens een pak zou willen toecienon, zoodat de voorzitter verplicht was ten slotte de vergadering te sluiten. Aan een der deuren hoorde men by bet uitgaan nog getier, terwyl aldoor met het Britsche vlag getje werd gezwaaid. Ook vernam men buiten vechtlustige uit dagingen, maar ten slotte ging het publiek toch been. Dat er gelukkig onder bet gehoor nog enkelen waren, die zich geenszins konden vereenigen met de verheerlyking van een bende vrijbuiters en het hooneo van iemand, die zyn plicht jegens het land zyner inwo ning had gedaan, bleek, toeD een groot aan tal heeren na afloop van de verhandeling den spreker de hand kwamen drukken. Naar aanleiding van de hierboven vermelde wanordelyke tooneelen heeft do voorzitter der vergadering in een onderhoud met een jour-, nalist nog eens doen uitkomen, hoe weinig de heer Draper de hem ten deel gevallen bejegening verdiend had. Immers, in den Transvaalscben oorlog van 1883 had hy zelfs aan een afdeeling Britsche troepen hulp ver leend. Een detachement was verdwaald en kwam by de fabriek van den heer Draper aan. Hy gaf den Britschen soldaten toen niet alleen zooveel proviand als zy maar verlangden, maar wilde er niet eens geld voor in ontvangst nemen. Do heer Draper had verder den voorzitter verzekerd, dat hy wel is waar den inval van dr. Jameson af keurde, maar ontkende ten sterkste ooit offensief tegen zyne Britsche mede onderdanen te zyn opgetreden. De Jingoïstische „Globe," die het eerst zooals nader nogmaals is gebleken, geheel ten onrechte insinueerde, dat de heer Draper by Krugersdorp aan de zyde d«r Transvalere had gevochten, draagt waarscbynlyk de groot ste schuld aan het gebeurde. Men had mo gen verwachten, dat zy royaal genoeg zou zyn geweest, om nu ook do hierboven mede gedeelde verklaringen te vermelden; dit doet zy evenwel niet. E9n publiek echter, dat door bladen van dit allooi wordt ingelicht, kan voorzeker veel vergeven warden. voor het plaatsen van Kleine Advertcnttën moeten by de advertentie worden gevoegd. "Wanneer dit niet geschiedt, wordt de advertentie niet geolaatst. in het Notarishuis aan De i ffflïYlMl Burg'te Leiden» bU °*bod Zater« J3d£llllfl| 7 November 1896, by gga jjtyijjjAl afslag Zaterdag 14 November 1896, des ayonds te zevea uren, ten overstaan van Mr. J. A. F. COEBERGH, Notaris te Leiden, van eenige IflU ZëlY en ERVEN, te Leiden. 1. Het WINKELHUIS, aan de Hoegewoerd, No. 75, met uitgang in de Visch^oort, groot 1 are, 84 centiaren, bevattende beneden: ruimen Winkel, Alkoof, Binnenkamer, Keu ken, Kelder, Binnenplaats, Tuinkamer en Tuin met Schuurtje; boven: Voorkamer, twee Achterkamers en Zolder aet twee Kamertjes. De Kamera ryn behangen en voor/.ien van Kasten, Stookplaatsen en vele gemakken. Het perceel heeft Gas- en Dninwaterleiding. Verhuurd tot 1 Augustus 1897 voor 35.41 per maand. Te zien; in de weken van veiling en afsl g op Dinsdag on Woensdag, van 2 4 uren. 2. Het HUIS^ in de Viscbpoort No. 5 uitkomende in de Koen^steeg, groot 21 n- tiaren. Verhuurd per week voor f 1 10. 3.' Het HUIS, als voren, No. 5ö, groot -S centiaren. Verhuurd por weak .oor /"1.10. Perc. 2 en 8 hebben Duinwaterleiding. 4 Hot HUIS, aan den Nieuwen Ryn, No. 119, op den hotk van de Kaarsenmakerstraat, groot 30 centiaren, bevattende: groote en kloine Zykamer en Keuken, boven: twee Voorkamers, Keuken en Zolder. De Kamers zyn behangen en voorzien van Stookplaatsen, Kasten en verdere gemakken. Verouurd per week voor f 3.50. Het perceel heefc Duin- waterleioing. 5. Het WINKELHUIS, waarin Melkaffairo, in de Kruisstraat No. 10, groot I are, 12 centiaren, bevattende beneden: ruimen Winkel, Kelder, Opkamer, Binnenkamer, Melk huis, groote Plaats en Tuiutje; boven: Voor en Achterkamer en Zolder. De Kamers zyn behangen en voorzien van KasteD, Stook plaatsen en verdere gemakken. Het perceel beeft Duinwaterleiding en is verhuurd tot 30 April 1902 voor f 5.25 per week. Te zien, in de weken van veiling on afslag op Dinsdag en Donaerdag van 24 uren. 6. Het HUIS en ERF, aan de Oude Vest, No 163, groot 74 centiaren, bevattende be neden; Zykamer, Alkoof, Binnenkamer, Plaats, groote Keuken, waarboven Turfzolder; boven: Voor en Achterkamer en ZolJer met Kamertje. De Kamers zyn behangen en voorzien van Kasten, S.ookplaatsen en vele gemakken Het perceel he«ft Duinwaterleiding en is verhuurd tot 30 April 1898, voor 240 per jaar. Te zien, in de weak van veiling, op Dins dag en Donderdag van 10-12 uren, en in de week van afslag op Dinsdag en Donderdag van 4-6 uren. 7. Het HUIS en ERF met TUIN, aan do Oude Vest No. 177, met uitgang in de Dui« zenddraadsteeg, groot ongeveer 2 aren. 44 centiaren, bevattende: Gang, met wit marmer bevlo rd, Voorkamer, Binnenkamer, drie Slaap kamers, Keuken, Kelder, Werkplaats en Tuin, de Bovenwoning heeft twee Voorkamers, Achterkamer, Kabinetje, Keuken en Zolder met twee Kamertjes. De Kamers zjji behangen, geplafonneerd en voorzien van Kas ten, Stookplaatsen eu vele gemakken. Het perceel heeft Gas- m Duinwaterleiding, is beneden ia eigen gebruik on boven verhuurd tot 30 April 1898 voor 200.- per jaar. Te zien in de weken van veiling en afslag op Dinsdag en Donderdag van 2 4 uren. 8 Het HUIS en ERF, in de Duizenddraad- steeg No. 10, groot 36 centiaren. Verhuurd per week voor 1.60. 9. Het HUIS en ERF, gelegen alsvoren, No. 9, groot ongeveer 38 ceDtiaren. Verhuurd per week voor 1.50. 10 Het HUIS en ERF, gelegen alsvoren, No. 8, groot ongeveer 21 centiaren. Verhuurd per week voor 1.25. 11. Het HUIS en ERF, gelegen alsvoren, No. 7, groot ongeveer 21 centiaren. Verhuurd per week voor ƒ1.25. 12. Het HUIS, gelegen alsvoren, No. 4, groot 20 centiaren. Verhuurd per week voor ƒ1.— 13. Het HUIS, gelegen alsvoren, No. 5, groot 20 centiaren. Verhuurd per week voor ƒ1.— 14. Het HUIS, gelegen alsvoren, No. 6, groot 18 centiaren. Verhuurd per week voor ƒ1.— De perceelen 814 hebben Duinwaterleiding. 15. De WERKPLAATS met al'zonderlyko BOVENWONING, aan de Gedempte Volders gracht, No. 10c, met Uitgang in do Parady's- steeg, groot 1 are, 23 centiaren, bevattende: ruime Werkplaats, Plaats cn Bergplaats, do afz. Bovenwoning heeft Voorkamer, Alkoof, Achterkamer, Keuken en Zolder. Do Kamers zyn behangen en voorzien van Kasten, Stook plaatsen en vele gemakken. Het perceel heeft Gas- en Duinwaterleiding. Verhuurd tot 30 April 1898 voor 5 - per week. Te zieD, in de weken van veiling en afslag op Dinsdag en Donderdag van 10 tot 12 uren. 16. Het HUIS en ERF, aan de Zydgracht No. 32, groot 34 e ntiaren, bevattende be neden: Zykamer, Gang, Binnenkamer en Plaats, boven: Voor- en Achterkamer en Zolder. De Kamers zyn Behangen en voorzien van Stookplaats, Kasten en Bedsteden. Ver huurd per week voor f 3.25. Het perceel heeft Duinwaterleiding. De perc. 2, 3, 4, 8, tot en met 14 en 16, zyn te bezichtigen daags voor en op de dagen van veiling en afslag van 102 uren. Betaling en aanvaarding van al de perceelen op den löden December 1896. Meerdere inlichtingen zyn te bekomen ten kantore van voornoemden Notaris, alwaar op alle werkdagen van 10 2 uren verhoogin gen kunnen worden gedaan tegen genot van éen vlltde der verhoogs»m. 7615 131

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6