N°. 11249
Maandag SO October,
A0.1896
(Beze d&Qumnt wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven
Feuilleton.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURAÏ7T:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere
lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.0b berekend.
Nogmaals liet Reservekader.
In ons nummer van den 19Jen dezer stelden
wy in het licht de waarde, die de instelling
van het Reservekader, na hare jongste uit
breiding, voor onze levende strijdkrachten
hebben kan, vooral indien van Regeerings
wege de consequentie van het voor dat kader
geldend oefeningsstelsel ook wordt aanvaard
ten aanzien van den minder ontwikkelde; m.
a. w. indien ongeveer op de wiize, waarop
thans Roser vekader wordt opgeleid, ook reserve-
soldaten gevormd zullen worden.
Of er dan ook behoefte bestaat aan reserve
soldaten, aan eeno legerreserve? Ongetwijfeld.
Allo partijen zijn hot daarover eens. Alle
erkennen, dat onze levende strijdkrachten niet
voldoende gebaat zijn door versterking alléén
van het intellectueel element, dat uitbreicing
harer getalsterkte een niet minder klemmende
eisch onzer weerbaarheid is. Verschil van
gevoelen bestaat uitsluitend ten aanzien van
de wijze, waarop een en ander behoort te
worden verwezenlijkt. Persoonlijken dienst
plicht wenscht dezo, aanmoediging der vrij
willige dienstneming in de meer ontwikkelde
volksklasse wenscht gene, ter voorziening in
het tekort van intellectueel© krachten en het
daardoor ontstaan gebrek aan st^ol tot vorming
van aanvoerders. En eenstemmig wordt verder
de schutterij in haar tegenwoordigen toestand
afgekeurd als onze legerreserve.
Maar wat is er met dat al gedaan, vóórdat
de instelliDg van het Reservekader ons ver
raste? Niets is te weinig, iets ia te veel ge
zegd. En intusschen zijn, tot groote schade
van ons volk en zyne vrijheid van beweging,
wankelmoedigheid, twijfel aan de toekomst,
wantrouwen in eigen kracht de vruchten ge
weest der veldwinnende volksovertuiging dat
wij inderdaad verre van weerbaar zijn.
Is het onder zulke omstandigheden te ver
wonderen, dat wij met warme ingenomenheid
den toenemonden bloei gadeslaan van het
Reservekader, dat de belofte in zich draagt,
neen ten deelo reeds verwezenlijkt heeft, onze
levende strijdkrachten naar behoefte te zullen
versterken? En ligt het niet voor de hand,
dat wij met belangsfolling het oogenblik
tegemoet zien, waarop een aanvang zal worden
gemaakt met de opleiding van een voldoend
aantal reservemanschappen naar de hierboven
bedoelde beginselen, die b\j de vorming van
het Reservekader deugdelyk zijn gebleken?
Immers zoodoende kan het militaire vraag
stuk opgelost worden op afdoende wijze, op
gelost op eene wijze, die ieders vrijheid van
handelen volkomen eerbiedigt en waarmede
zich dus alle partyen zullen kunnen ver
eenigen.
Wy hebben dan in iedor geval bet goede
en dat komt ons voor meer waard te zyn
dan het beterehetwelk vooralsnog alleen be
staat op de programma's van actie van som
mige politieke verenigingen. En wy achten
dat goede zelfs van zoovtel beteekenis, dat
het o. i. uit het oogpunt van zuiver leger
belang niet minder zal kunnen geven, dan
hetgeen oe invoeriDg van den persoonlijken
dienstplicht zou opleveren. Men zie toch niet
o er h:t hoofd dat de ontwikkelde jongelieden,
die door bet lot worden aangewezen om in
het leger te dienen, gedioongen komen en
zich zeker niet allen mét de borst zullen toe
leggen op het verwerven van den hoogst
bruikbaren graad. Onze tegenwoordige militie
heeft het b. v. in dat opzicht zóó ver gebracht,
dat het legerbestuur zich verplicht heeft ge
zien eene premie in geld toe te kennen aan
iederen milicien, die een graad behaalt. Dit
is niet bemoedigend.
Het personeel van het Reservekader komt
niet gedwongendat personeel komt vrijwillig
en dienvolgens beter gezind en met meor
lust om zich in te spannen. In welke mate
dat van invloed moet zyn op de uitkomsten
der opleiding, ligt voor de hand. En dit laatste
zou, werd de legerreserve naar de hierbedoelde
beginselen iDgevoerd, in niet mindere mate
voor den reservesoldaat gelden.
Hoeveel echter voor het onderwerpeiyke
oefeningsatelsel, indertyd reeds door^ den
tegenwoordigen kolonel Van Dam vayi Isselt
aanbevol' n, te zeggen moge zyn en welke
vruchten het moge beloven, dat sommigen
zich daarmede niet kunnen vereenigen, is ons
alleszins verklaarbaar. Niet alleen omdat wel
niets ter wereld ooit onverdeelden by val vond,
maar bovenal wyi door langdurig staren op
de zoo begeerde invoering van den persoon
lijken dienstplicht veler blik is verduisterd
en niet zoo spoedig by machte het goede te
onderscheiden, dat langs anderen weg voor
onze levende strijdkrachten te bereiken is.
Vooroordeel speelt hun parten. Wil men
een voorbeeld? Dezer dagen kwam in de
Bredasche courant een stukje voor van een
voorstander van den persoonlijken dienstplicht,
naar ik meen een gepensionneerd officier.
Daarin werd niets meer of minder beweerd,
dan dat aan het Reservekader eigenlijk alle
militaire waarde moet worden ontzegd en
dat in oorlogstijd dat kader onbruikbaar zou
biyken. Wy hebben allen eerbied voor dien
zienersblik. Maar do vraag schynt toch geoor
loofd, waarom de observator zijn waarnemingen
zoo ontydig heeft gestaakt en niet tevens
heeft geschouwd in de hersenen der militaire
autoriteiten, die aan 200 vrijwilligers dat
Reservekader, o. a. op grond van practische
geschiktheideen graad toekenden, want in
die hoofden moet gaat zyne meening op
heel wat byzonders waar te nemen zyn. En
dan, sedert wanneer is het mogelyk geworden,
dat men op 100 myien afstands, in vredestijd
de bruikbaarheid in oorlogstijd kan beoordeelen
van een militair aanvoerder, van wien men
nimmer iets hoorde of zag?
Genoeg daarvan! En gelukkig voor het
Reservekader dat de schryver de gelederen
van het leger heeft verlaten en dat zyne
bespiegelingen, althans de hierbe oelde, wel
niet veel uitzicht op grooten invloed zullen
hebben. Want d&drvan zyn wy overtuigd, een
oefeningsstelsel als het onderwerpeiyke kan
niet tot volle ontwikkeling komen, zonder
volkomen en krachtige toewyding van de
zyde van het leger. Nimmer toch zal dat de
groote oefenschool kunnen zyn, waar, naast
de militie, een goed deel van jong Nederland
wordt strydvaardig gemaakt, indien niet onze
officieren en het corp3 onderofficieren be
halve bekwame mil tc.Ire aanvoerders tevens
zyn bekwame, onvermoeide militaire onder
wyzers, van wie bezieling uitgaat en op wier
krachten niet gemakkeiyk een te ernstig
beroep wordt gedaan lo dat opzicht kunnen
wy echter gerust zyn, en voor hen, die
twyftlen mochten, strekke de wyze, waarop
door velen de taak der opleiiing van het
Reservekaler werd ter hand genomen, tot
waarborg, Wy zouden het echter onbillyk en
ook ondoelmatig achten, indien het opleggen
eener zwaardere taak niet zou gepaard gaan
met verhooging van traktementen od sol
dyen.
(jremengtl Nieuws.
Uit Noordwykerhout wordt ons
gemeld: 't Is herfstig. Het weer is bestendig
onbestendig en 's morgens is het al koud.
Het heeft deze week al zóó gevroren, dat de
hal wel een paar duimin den grond zat.
Over het algemeen is het aangename van het
buiten zyn er af. Maar de veldarbeiders moe
ten er uit. De aardappelen zyn wel voor het
meerenaeel gerooid, maar moeten, voor zoo
ver zy niet afgeleverd of gemarkt worden,
in „petten" worden opgeslagen. Allerwegen
is men druk aan het omspitten der bloem
bollen velden en het poten der bollen. Er
komen handen te kort. Die bezig zyn reppen
do handen en voelen het verschil in tempe
ratuur niet.
De jager is nu in zyn element. Ook hy
voelt geen koude, wanneer hy duinen en
bosschen doorzoekt. In de spanning let hy
niet eens op het weer. Eerst later, veel later
zeggen hem do rhoumatische aandoeningen
misschien, dat het niet altyd zonneschyn was.
Maar de kans op een mooi schot weegt tegen
die kans wel op. Een mooi schot deed gisteren
de heer Cuisinier alhier in zyn jachtveld Hy
schoot n^meiyk een flinken otter, wel een
zeldzaamheid in onze omgeving Het dier
woog 26 pond.
Men schryft ons uit Noordwyker-
hout: „Adèle, Adèle, wie is er die op je
slingeren let," zongen gisteren een troep
jongens te Noordwykerhout, terwyi zy een
bedelares begeleidden, die te veel aan Bacchus
geofferd had. Hoewel het geval zyn komische
zyde had, was het toch een diep treurig
schouwspel, de vrouw de wanhopigste pogin
gen te zien aanwenden om op de been te
blyven. Een der gemeente-veldwachters, die
tóch op haar slingeren had gelet, bracht haar
tot haar eigen veiligheid onder dak. Toen
zy van morgen door dezen werd ontslagen,
vroeg zy: „Mynheer, waar ben ikeigenlyk?"
Maar de dienaar van de heilige Hermandad
liet zich door de titulatuur niet vermurwen.
Met een flink standje kon zy vertrekken.
Of het helpen zal?
De politie te 's-Gravenha ge heeft
de hand gelegd op drie jeugdige deugnieten,
verdacht onlangs door middel van inklimming
een stuk vleesch van de tafel eener woning
in de Trompstraat te hebben weggekaapt.
Door de politie te 's-Gravenhag
is gisterochtend aan do Havenbrug een jongen
gevat, verdacht van in een winkel aan de
Van Leeuwenhoek-straat in Den Haag e9n
winkellade met f 12 to hebben gelicht. De
knaap had zich met het Delftsche bootje uit
de roeten trachten te maken, maar werd
door de politie, die hem per stoomtram had
nagezet, aan de Hoornbrug achterhaald en
naar het commissariaat der 2de afdeeling over
gebracht. By onderzoek bad de jongen slechts
eenige centen in zyn bezit, zoodat het ver-
moedon bestaat, dat hy het overige geld in
het water heeft gegooid.
Het gerechtshof te 's-Graven-
hage bevestigde Woensdag: hot vonnis der
Haagsche rechtbank, waarby een jongen,
werkzaam aan de „Plettr-ry" aldaar, tot 14
dagen gevangenisstraf ia veroordeeld wegens
mishandeling van een kameraadhet vonnis
van de rechtbank te Rotterdam, wa rby een
stuurman aldaar tot één jaar veroordeeld ia
wegens ernstige mishandeling van een kapitein,
in wiens dienst by was, en het vonnis van
06 Middfl'ourgsche rechtbank, veroordeelende
een los werkman uit Breskens tot zes maan
den wegens mishandeling in eene herberg te
Oostburg op een kermisdag.
De boterboeren, die hun waar
te Rotterdam langs de huizen uitventen en
telkens door den keurmeester Leidekker be
trapt wordeD op het leveren van met mar
garine vermengde boter zonder dat zulks op
de waar of op de verpakking vermeld staat,
beginnen thans in hunne verdediging een
andere tactiek te volgen Zoo waren gisteren
voor het eerste kantongerecht te Rotterdam
gedagvaard Johannes Theodorus Wysman, te
Yeur, Theodorus Wayer Pz. en Jan Starren-
burg, beiden te Stompwyk. De laatste bekl.
was niet verschenen, zoodal verstek tegen
hem werd verleend
Wysman trachtte met eeö omhaal van
woorden den kantonrechter te doen gelooven,
dat het hem toegedachte monster niet van
hem afkomstig was, maar de keurmeester
hield vol, dat het wel degelyk het geval was.
Toen van Wayer een monster genomen was,
vroeg de heer Leidekker hem, of hy die boter
zelf maakte, hetwelk hy ontkennend beant
woordde: hy had ze op de markt te 's-Graven-
hage gekocht.
De dame, voor wie de boter bestemd was,
kwam toen tusschenbeide en weigerde ze
te ontvangen, omdat hy haar altyd gezegd
had, dat het eigen gefabriceerde boter was.
Het potje was toen weer naar den wagen
teruggebracht en vorvangen door twee kleinere,
waarvan echter geen monster mocht genomen
worden, als zynde het steken van meer dan
één monster verboden Ook had hy buiten
nog getracht den keurmeester te bewegen
het monster niet op te zenden. Tot het hooren
van andere getuigen werden beide zaken tot
do volgende week uitgesteld.
De krijgsraad te Haarlem heeft
vonnis gewezen in de zaak van den milicien-
kanonnier, die op 18 Augustus by een nach-
telyke oefening den kanonnier C Obbes had
doodgeschoten, doordat een scherpe patroon
was geraakt tusschen zyn exercitie patronen.
De krijgsraad overwoog, dat, waar de zwaarte
van beide patronen gelyk is en beklaagde
aardarbei :cr was rn dus ruwe handen heeft,
hec verschil tusschen de beide patroonsoorten
door ham niet is gevoeld, zoodat hy aan het
gebeurde geen schuld heeft en sprak hem
daarom vry.
In do vorige week was de handel
in Goudsche kaas byzonder vlug; de pryzen
gingen belangryk omhoog, wat niet te ver
wonderen is, nu de September gewassen
voor aflevering geschikt raken en de weersge-
steldhrid der laatste weken de vrees doet ont
staan voor een vroogsn staltyd en eene sterke
vermindering der productie. In de Alblasser-
waard gingen de noteering'-n 1, op enkele
markten tlders f 1.50, voor zwaardere f 2 per
50 kilo omhoog, terwyl voor Derby f 1, voor
Edammer /"la/" 1.50 meer kon worden be
dongen. In L.-idsche kaas blyft de ongunstige
toestand voortduren; in dit artikel gaat zeer
weinig om, terwyl de pryzen laag blyven.
In de Alblasserwaard werd de vorige weok
van f 20—f 25 besteed; in de Lopiker- <n
Knmpenerwaard liepen de pryzen van 1ste soort
Goudsche van f 24f 27.50, zwaardere
ƒ27 30, 2db soort f 21.50f 23; Derby
lste soort 24—f 26, 2de soort f 22-/23;
Edammer lste soort f 25/28.50, 2de soort
f 22—f 24. (U. D.)
Een jong gehuwd paar uit Des
Bosch, dat dezer dagen terugkeerde van
de huweiyk8reis, moest de bagage op het
grensstation Quévy (Fransch-Btlgische grens)
openen. De dame, die bare kostbaarheden,
zooals diamanten en gouden en zilveren voor
werpen, ter waarde van ruim f 1200, in een
tascbje bij zich had, liet dat bij vergissing in
de coupé staan.
Nadat het goed was gevisiteerd in boven
genoemd station, vond de dame wel haar tascbje
in de coupé terug, maar de geheole kostbar*
inhoud was er uit verdwenen.
Terstond werd de politie met dezen brutalen
diefstal in kennis gesteld, maar tot heden,
zonder resultaat.
Om het mond- en klauwzeer ondor
het rundvee in het oosten van Groningen voor
goed te beperken, worden de koeien niet
alleen op de markten, doch ook op de talryke
vee-veilingen door den heer J. Verdenius,
districts veearts te Groningen, nauwkeurig
onderzocht.
Te Midwolda komt nu al gerui-
men tyd in een zelfde buurt de typhus
voor In het geheel werd tot heden een elftal
personen aangetast, het laatst twee dochters
in het gezin van Fr. Tolk, waar voor 10
weken het eerste geval voorkwam en een
volwassen zoon aan de gevreesde koortsen
bezweek By een buurman kwamen terzelfder
tyd zes gevallen voor, waarvan één met doode-
lyken afloop. Achter de woningen, in een
klein bestek, bevinden zicb etteiyko mest-
hoopen en in de onmiddellyke nabyheid daar
van is een put. Zou de oorzaak van het
kwaad misschien niet heel dichtby te zoeken
z\jn? vraagt de correspondent.
Eeu geschuwd huis.
i.
Het was in het carnaval te Nizza. De ryken
van half Europa gaven elkander rendez-vous
in het heerlyke winterstation aan de blauwe
Middellandsche Zee, en door de straten, met
-name op de beroemde Promenade dos Anglais,
de groote, fraaie palmenallee, die zich tot
aan de zee uitstrekt, verdrong zich de over
moedige geldaristocratie. Alle hotels en
pensions, zelfs alle particuliere huizen, waar
kamers verhuurd werden, waren stampvol.
„Eu de arme Gaston, die al twee dagen
rondloopt en geen woning kan vinden I" zeide
een jonge, voorname vrouw tot een andere
dame, met wie zy op de veranda eener fraaie
villa zat.
Deze, een jonge Parysche actrice, Henriette
Villmon geheeten, glimlachte eigenaardig en
meende: „Maar gy kunt hem nochtans niet
goed by u inviteeren."
De andere dame bloosde eerst even. Toen
echter lachte zy vergenoegd en antwoordde:
„Wat zyt ge ondeugend, Henriette l Maar
inderdaad, ik wil niet liegen en zeggen, dat
ik daaraan niet godacht heb. Ja, ik heb er
aan gedacht en zelfs met de bygedachte:
Zal de driftkop nog altyd niet besluiten zich
te verklaren? Gy ziet het, lieve, ik ben eerlyk."
„Ik heb nooit zoo'n vervelend, houten
^mensch als deze Gaston De Maupourg gezien
,0, gy doet hem onrecht, m'n beste. Hy is
inderdaad zoo onderhoudend, interessant en
„Foei, iemand, die zich niet verklaart, is
nooit interessant."
„Dat heeft zyn reden. Laat hem maar tyd.
Zyn vader is nog geen jaar dood, en hy was
zeer gehecht aan zyn vader."
„Een jaarl Lieve hemel, tegenover een
freule De Saint Dié wacht men geen jaar, al
zyn er ook tien vaders gestorven."
„Bezondig u niet, lieve. Gy kent hem
slechts uitwendig. Als gy wist, hoe diep en
teeder hy gevoelt, hoe ernstig hy denkt, hoe
nauwgezet hy handelt
„Lieve hemel, dat is het Hooglied op den
man. Waarom zegt gy my niet direct, dat
hy eenig is?"
„Welnu, ik zeg inderdaad, dat hy eenig is."
Een bediende naderde op dit oogenblik en
meldde: „De heer Gaston De MaupourgI"
De tooneelspeelster lachte bij dezen komi-
schen samenloop luidkeels, er. freule Saint-Dió
stemde mee in. Daarop echter zeide zy afge
meten tot haar bediende„Laat meneer binnen
komen."
„Ik vlucht," glimlachte de tooneelspeelster,
sloeg haar manteltje haastig om en wilde gaan.
„Maar, Henriette, gy moet toch
,Wat? Ik zou het my nimmer kunnen ver
geven, een teeder samenzyn te hebben ge
stoord, en altyd bang zyn, dat men zich eens
op dezelfde wyze op my zou kunnen wreken.
Neen - adieu, Marie, en veel plezier! Groet
meneer De Maupourg van my."
Op dit oogenblik trad de bezoeker binnen.
„Daar is hy," meende freule Saint-Dió licht
blozend; „breng uw groet nu zelf maar over."
„A, meneer!" riep de actrice ietwat
theatraal en hield zich zeer verrast.
„Mejuffrouw! Ik wil niet hopen, dat ik de
dames stoor," antwoordde de heer De Mau
pourg.
„Ach hemel, de goeie jongen! Hy wil niet
storen. Hoe lief, terwyl hy toch weten moet,
dat alle oogen
„Henriette!" viel freule Saint-Dié snel in.
„Goed, ik vlucht."
„Maar, Henriette, gy zyt vandaag werkeiyk
onuitstaanbaar. Ga toch zitten, op de sofa.
En gy, Gaston, vertel eenswaar waart gy
den geheelen dag? Hebt gy een woning ge
vonden?"
„Ja, freule, een woning, zooals ik ze slechts
wenschen kan. Een net, alleen-staand, niet
te groot huis, stil, eenvoudig, met een mooien
tuin. er omheen, een vry uitzicht op de zee,
lief ingericht en het kost maar achthonderd
franken voor den geheelen winter."
„Nu, dat is inderdaad goedkoop. En waar
is dit paradys?"
„Gy kent den boulevard du Midi?"
„Ja, natuuriyk."
„Gy gaat langs den boulevard du Midiaan
het einde daarvan, waar de promenades be-
ginneD, ongeveer half weg, te midden van een
prachtigen tuin, staat
„Wat?" riep de freule verschrikt. „Gy be
doelt toch niet het roode huis?"
„Zeker, ik bedoel het roode huis. Daar
woon ik sedert vaD morgen en acht my
gelukkig, een zoo geschikte woning te hebben
gevonden."
„Maar, beste meneer De Maupourg, weet
gy dan niet, dat er een moord in het huis
gepleegd is?"
„Een moord?" riep de jonge man, zichtbaar
verschrikt.
De tooneelspeelster sprong levendig van de
sofa op en nep opgewonden: „Dat moet gy
vertellen, freuleI Een moord? Wat gy zegt!
Ja, dat moet gy vertellen, ik hoor graag
zulke geschiedenissen. Was het een moord
uit wraak of jaloezie of maar vertel toch 1"
„Lieve hemel, gy laat my niet aan het
woord komen."
„Ik zwyg als het graf. Vooruit maar!"
„Het huis staat sedert vyf of zes jaar, in
elk geval sedert die afschuweiyke daad, leeg,"
vertelde de freule. „Niemand heeft tot nu
toe den moed gehad, te wonen in kamers,
te slapen in een vertrek, welks muren een
van de afschuwelykste misdaden, die in den
laatsten tyd begaan zyn, gezien hebben. En
nu hebt gy het huis gehuurd, Gaston?"
„Ik vond geen ander," zeide de jonge man.
„Maar kom nu eindeiyk toch eens tot de
feiten zeiven, m'n beste," meende de tooneel
speelster ongeduldig. „Gy foltert ons. Wie
was de moordenaar, wie het slachtoffer?"
„Den moordenaar heeft men nooit ontdekt,
over de misdaad ligt nu nog een even zware
sluier als op den eersten dag."
„Toch maar vertellen, bedaard en logisch.
Hoe was het?"
„Luister. Maar val my niet eeuwig in de
rede."
„Ik houd den mond. Voorwaarts."
„Ik woonde destyds me4 mijn moeder aan
den boulevard du Midi in een pension, en.
onze gewone weg naar de promenade of van
daar terug naar onze woning voerde ons
voorby het roode huis, dat toen bewoond
werd door een oude dame, een Engelsche,
van wie men beweerde, dat zy zeer ryk was.
In elk geval was zy een zeer lieve dame,
met wie wy spoedig bevriend werden. Zy
noemde zicb mevr. Abbot, sprak zeer slecht
Fransch, en ik, ah jong, overmoedig ding,
hield haar dikwyls voor den gek."
„Maar hob kan men ook slecht Fransch
spreken?"
„Henriette, wees toch stil. Het is wezeniyk
niet aangenaam, u iets te vertellen."
De tooneelspeelster stopte nu in allen ernst
met de hand den mond.
„Op een namiddag," ging freule Saint-Dió
voort, „zochten wy miss Abbot tevergeefs
op de promenade, en toen ik met mama
even voor het middageten terugkwam en het
roode huis passeerde, zagen wy daar van
verre een grooten oploop van menschen. Nu,
gy kent de Zuid-Franscben en weet, hoe
onuitstaanbaar zy zyn in hun zucht naar
byzonderheden by ongelukken of misdaden.
Wy zouden dus gaarne een omweg gemaakt
hebben, als het standje niet voor het huis
van miss Abbot plaats gevonden had. Nu
echter gingen wy er heen, uit deelneming,
niet uit nieuwsgierigheid. Ik zal dit ontzet*
tende schouwspel nimmer vergeten!
(Wordt vervolgd