N°. §eze (Goumui wordt dagelijks, met uitzondering van (fou- en feestdagen, uitgegeven PERSOVERZICHT. F1 euilleton. 11249 Maandag SO October. A0.1396 PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden. i 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS BER AD VERTEN TEEN i Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.11 V. Grooterë letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. De storm tegen prof. Bolland blijkt nog niet geheel tot bodaren te zijn gekomen. In het dezer dagen verschenen eerste num mer van den nieuwen jaargang van Eet Dom pertje deelt pater Is. Vogels een brief mee van den alouden Griekschen wijsgeer Aristo- teles, gericht aan den nieuwen Leidschen hoog leeraar. Aristotele8 betuigt daarin prof. Bol land zijn dank voor de toezending van diens intree rede, waarin hij niet minder dan negen tien maal zijn geschriften had zien aange haald. Die aanhalingen waren hom evenwel zóó vreemd voorgekomen, dat hy aanvankelijk meendeprofessor Bolland moet een anderen Ari8toteles bedoeld hebben. Maar in dat ge val, zoo dacht hij, zou do professor het er toch wol bfj gezegd hebben. In zijn onzeker heid, en daarbij de Hollandsche taal niet machtig, kwam hij op het denkbeeld den weleer zoo beroemden Hellenist derLeidsche hoogoschool Cobet te raadplegen en deze las hem do intree rede van prof. Bolland in het Grieksch voor, alsof hij een geboren Griek was geweest. Nu wist Aristoteles niet meer wat hfj te hooren kreeg. Het bleek hem, dat prof Bolland zich de vrijheid veroorloofd had, hem gevoelens toe te dichten, die volstrekt de zijne niet zijn, en hem woorden op de lippen te leggen, die hg nooit gesproken heeft 1 Hy merkte, dat de hooggeleerde heer in zyn wer ken niet veel meer dan „gebladerd" had, gelgk deze trouwens zelf met betrekking tot de oude klassieken in 't algemeen erkent, ja, dat de professor met zgn methode geheel niet vertrouwd is. En begrypeiykerwyze maakte zich een grooto verontwaardiging van hem meester, by de ontdekking van de zon derlinge manier, waarop zgn wysbegeerte door prof. Bolland aan de Leidsche hooge- school wordt verklaard. Hg vraagt dien ronduit l-ekonschap van zyn citaten en verklaart, dat professor Cobet het in dezen volkomen met hem eens is; deze verlangt het bovendien om den goeden naam der Leidsche hooge- school. De Maasbode betoogt, dat de „vry groote oneenigheid", die voor eenige jaren onder de Nederl. katholieken bestond, naar zy „hoopt en vertrouwt", niet meer bestaat, en dat het daarom thans het geschikte oogenblik is „voor de voorbereiding van een program van actie, als noodzakeiyk complement, om te geraken tot de volledige eenheid der katholieken, ten minste in hoofdzaken, ook op staatkundig gebied." Het denkbeeld, dat dit program zou moeten worden vastgesteld door de kath. Kamer leden, acht De Maasbode eenig, want het werd nog nimmer door eenige party, in welk land ter wereld ook, vooropgesteld. Trouwens, het zou ook al te zonderling wezen, indien man datarissen hun eigen mandaat maakten. En wat daarvan komt, blgkt genoeg uit deze twee feiten byv. In 1891 zonden de kath. Kamer leden een manifest de wereld in, waarin als eenige eisch, aan iedere regoering te stellen, voorkwam: herstel van de missie bg den Paus; en zie, juist over dit punt is na de verkie zingen van '91 niet mear gesproken. In 1894 gaven ze nogmaals een manifest, beooger.de om allen (op twoe na) onder één hoöd te vangen; en zie, het resultaat was juist: een verdeeling der Kamerleden in twee nagenoeg geiyke helften. Neen, het program moet uitgaan van de kiesvereenigingen, gelgk byv. da kath. kiesvereen. „Recht voor Allen" te Amsterdam in 1891 deed, dat algemeeneu weerklank vond en zich zelfs op hooge goed- kouring mocht borocmon. Wöl kunnen de Kamerleden een concept maken en inzenden, waarvan de algemeens vergadering der kiesvereenigingen gebruik kan maken. De Maasbode hoopt, dat do Kamer club daartoe initiatief neme, „omdat haar prestige nog steeds groot genoeg is, om hare stem niet te doen zyn als die eens roependen in de woestgn." De Maasbode is dan ook uiteraard minder ingenomen met het initiatief, door De Resi dentiebode genomen, als bevattende „geen enkel specifiek katholiek punt"; zelfs verklaarde de schr., dat hy het herstel der missie bg den Paus niet had opgenomen om opportu nistische redenen, wat De Maasbode zeer afkeurt. Het Kanton Oosterhout heeft er niet minder bezwaar tegen dan De Maasbode, dat de katholieke Kamerleden een katholiek program zouden vaststellen. Het blad schrgft hierover „Bg allo erkenning der verdiensten en be kwaamheden van onze afgevaardigden dient toch luide gezegd, dat zg daartoe geen be voegdheid bezitten. Wy hebben ben naar de Kamer gezonden, om daar, uit onzen naam, deel te nemen aan den wetgevenden arbeid. En nu gaat het niot aan, dat zy de rollen omkeeren en ons komen vertollen, dat zy nu voor ons een program zullen vaststellen, waarop zy zich het volgende jaar zullen laten kiezen. „Men voelt, dat dit niet gaat. De afge vaardigden zouden daardoor party en rechter in eigen zaak worden. Zij ontvangen van ons hun mandaat, en nu zouden zg zelf dat man daat alvast in orde maken l „Vroeger is er herhaaldelgk by een ver kiezing gezegd: zorgt, dat ge geen kat in den zak koopt, vraagt uw candidaat op den man af, hoe hij hier en hoe hy daarover denkt. Nu zouden de heeren afgevaardigden gaan decre- teeren: kiezers, gy moet hier zus en daar zoo over denken, wg hebben dat in een onder onsje vastgesteld." Een tweede bedenking van het blad is van den volgenden inhoud: „Men weet, hoe De Tijd over de schade loosstelling aan de miliciens geschreven heeft, en nu mag men aannemen, dat dit ook het persooniyk gevoelen van den heer Vermeulen weergeeft. Ook uit hetgeen Eet Centrum schreef, bleek geen groote ingeno menheid met hot overigens door de geheele katholieke pers met veel warmte bepleite denkbeeld. Sommigen hebben gemeend daar uit te mogen opmaken, dat dr. Schaepman die quaestie als een „detailzaak" beschouwt, die niet waardig is, een punt op het katho liek program te worden. „Indien dit zoo was, dan zouden reeds twee van de vyf commissieleden voor de schadeloosstelling aan de miliciens, als punt op het program, niet veel voelen, waardoor groot gevaar zou ontstaan, dat het eenvoudig geëlimineerd werd. En dat zou dit weten wg zeker weinig etrooken met het alge meen gevoelen in Noord-Brabant. „Wy willen alsnog hopen, dat onze vrees ydel biyke, en dat de katholieke Kamerleden, rekening houdende met de uitspraken van pers en kiesvereenigingen, zich bepalen tot een concept-program, dat daarna aan het oordeel der kiesvereenigingenzal worden onderworpen. Want deze, niet de afgevaar digden, zyn de vertegenwoordigers der kie zers, als een program van actie moet worden vastgesteld. De afgevaardigden zyn niet meer dan de mandatarissen der kiezers, en zg verliezen dit karakter, als zg zelf hun mandaat gaan bepalen." Het woningvraagstuk. Eet Vader land acht de opdracht,.door het hygiënisch congres gegeven aan een commissie van hygiënisten, technici en oeconomen, om het vraagstuk verder uit te werken en voor te bereiden, te boperkt. Zy heeft toch, meent het blad, geen andere taak dan de minimum- eischen voor gezonde woningen vast te stellen. Die taak schgnt ondoenlgk. Wat voor Am sterdam veel te laag is, is voor de Friesche venen nog een bespotting. Aldus generali seeren gaat niet. De hoofdoorzaken van den ongunstigen toestand op woninggebied zyn lo. dat wetteiyke bepalingen omtrent woning toestanden, bouw, politie nog steeds ont breken, en vooral, dat er niet is een streng woning-toezicht; 2o. dat op de medewerking van vele ge meente-besturen nog niet is te rekenen; 3o. dat men er slechts zelden toe overgaat, om, waar men r.ieuwe bouwt, ook oude slechte af te breken en op te ruimen; 4o. dat de bouwvereenigingen over 't alge meen wel woningen bouwen, bruikbaar voor de zgn. gezeten werklieden, maar geen woningen, die verhuurd kunnen worden voor een prys binnen het bereik van het prole tariaat, dat thans in de slechtste krotten woont. Ook ten opzichte van het woningvraagstuk moet eDkel naar het bereikbare worden ge streefd vooral hier is het betere de grootste vgand van het goede. Kosten van onderwjjs. De Standaard zet uiteen, in een tweede artikel „Gemeente-financiën", dat by de gebleken behoefte aan betere salarissen of althans betere regeling van salarissen en pensioen, het Rgk op den duur met de vergoeding van één vierde der uitgaven niet kan volstaan. Wel kan, meent het blad, de antir. party niet medegaan met het denkbeeld alle koste^ van gewoon lager oneerwgs, onverschillig of het dusgenaamd publiek of particulier is voor rekening van het Rgk te nemen, maar wc-1 gaat het in zcover met deze gedachte medo, dat het Rgk den plicht beefc, zorg te dragen, dat elk in staat zg, betzg uit eigen middelen, hetzy door hulp van Rykswege, zooveel saam te brengen noodig is, om zyn kinderen een lager onderwys op góeden voet, en naar het oordeel zgner eigen consciëntie, te ver schaffen.' En hiervoor nu zal stellig verdubbe ling van de thans uitgekeerde som noodzake iyk $yn. Ook meent het blad, dat thans de weg ge vonden is om de onbillijkheid weg te nemen, dat voor den bouw het Rgk wel aan de ge meente, doch niet aan particulieren vergoeding geeft. Het wil, dat door hot Rgk niet meer voor bouw worde betaald, maar een bydrage worde uitgekeerd in de huur voor de feite- lgk gebruikte schoolruimte; voor zoover niet reeds in den aanbouw van die schoolruimte door het Ryk pro rato betaald is. Wat de gewenschte verhooging der schaal van uitkeering betreft, merkt De Standaard nog op, dat zulks tweeërlei wijs kan geschie den. Verhoogt het Ryk de schaal met zulk een som, dat daaruit ten behoeve van het L. O. zeg 20 pCt. meer kan gebruikt worden, dan kost dit aan hot Ryk deze meerdere 20 pCt. alleen voor wat het openbaar onder- wgs aangaat. Verhoogde daarentegen het Ryk de uitkeering van art» 45 w. o. h. L. O. met 20 pCt., dan zou dezelfde meerdere 20 pCt. ook aan het byzonder onderwys moeten wor den uitbetaald, en alzoo eenige tonnen gouds meer kosten. Metterdaad schuilt, meent het blad, in het ingediende ontwerp het gevaar, dat, is deze wet eenmaal aangenomen, de ontwikkeling van het beginsel, in de wet-Mackay ingelegd, voor altoos zal zyn gestuit. In Haarlems Dagblad wordt een artikel gewyd aan de houding van het publiek tegenover de politie. De klacht, dat het publiek dikwgls de politie en justitie tegen werkt of medewerking weigert, acht het juist, maar de biliykheid verplicht ook te bekennen, dat de schuld hiervan niet alleen by het publiek ligt. In de eerste plaats is de houding der ambtenaren en hun wgze van optreden er dikwyis schuld aan, maar ten andere ligt er ook aan ten grondslag, dat het publiek nr al zeer weinig op gesteld is later als ge tuige in strafzaken op te treden. Voor de mee3te menschen is dat een groot bezwaar. De rechtbank of 't kantongerecht roept hen op de allerongeschiktste oogen- blikken uit hun werk. Zg ontvangen een schadeloosstelling, die feiteiyk te gering is, daar zy dikwyis uren lang moeten wachten, en menigeen, die zich eenmaal heeft verplicht gezien te getuigen, zorgt een ander maal wel uit de baan te blgven als er iets gebeurt. Op ééa punt kan de ambtenaar hier veel doen tot verbetering. Het is geen zeldzaam heid, dat getuigen, die tegen byv. tien uren des morgens zyn opgeroepen, eerst worden binnengeroepen te twaalf, te twee of te drie uren. Ea dat soms om een vrij onbeduidende verklaring af te leggen. Dat is alleronaangenaamst. Wachten is nu eenmaal een oefening, waar de meeste men schen zich liefst niet aan te buiten gaan, maar het wachten in de publieke wachtkamer van een kantongerecht of arrondissements recht bank is wel een van de meest ongenoeglgke dingen. Is er geen mogelykheid om de getui gen te dagvaarden tegen den tyd, dat zg onge veer zullen kunnen worden gehoord? Kan in de meeste gevallen niet worden voorzien, dat die zaak van de rol zal voorkomen te elf, deze te twaalf uren, gene pas na de pauze? Er zullen wel administratieve bezwaren tegen dergelyke regeling bestaan. Het kan inderdaad voorkomen, dat de kantonrechter of de president het noodig vindt de volgorde op de rol om te keeren en de zaak, die daarop als laatste was vermeld, het eerste te behan delen. Toch zal dit altyd een uitzondering blgven, die het tot stand komen van een gewyzigden regel niet in den weg behoeft te staan. Het blad erkent, dat do rechterlijke arab tenaron te Haarlem vaak blijk geven van welwillende gezindheid tegenover getuigen door dengenen, die kunnen gemist worden, verlof te geven heen te gaan of hun getui genis te bespoedigen. Zg zouden echter nog een stap verder kunnen doen on de getuigen oproepen tegen het uur, waarop hun zaak zal worden behandeld. Daar zullen eonigo administratieve bezwaren tegen bestaan, maar die zgn allicht met oenigen goeden wil uit den weg te ruimen. In Rotterdam worden bgv. bg het tweede kantongerecht getuigen en beklaagden gedagvaard op hot uur, waarop gerekend kan worden, dat hun zaak in ba- handeling komt Gemeente-financiën. Eet Vader land kan zich niet vereenigen met de geheel willekeurige wyze, waarop de som ie bopaald, die in het ontwerp per inwoner aan de ge meenten zal toekomen. De Regeering doet zelfs geen poging om de willekeur, waarmee de som is vastgesteld, te rechtvaardigen, zegt het blad. Niet naar de grootte, zooals uit de overweging, die aan het voorstel voorafgaat, viel af te leiden, maar naar het zielental der gemeenten zal de som bepaald worden. En dit ook nog vry willekeurig. Er is o. a. niet gerekend met de verplichting om een dienstdoende schuttery te hebben, die niet afhaDkelgk is van de bevolking der gemeente, maar van het zielental der be bouwde kom; niet gerekend met het groot verschil van druk, door de kosten vaD mid delbaar onderwys op do gemeenten gelegd; niet gerekend, dat in andere opzichten het al of niet eenvoudige of omslachtige der administratie, voor zoover zy den eigenlgken ryksdienst betreft, niet alleen afhangt van het zielental der gemeente, maar ook van haar uitgestrektheid en van den aard der bezigheden harer inwoners (landbouw, in dustrie, visschery). En oindeiyk is de vraag I niot beantwoord, of het aangaat, als men I afzonderiyko categorieën maakt van alle De kansen van het spel. Slot.) Ik ben altijd zeer voorzichtig in geldzaken geweest; schulden had ik niot, en ik hield altijd een gelyke som in myn geldtrommel beschikbaar. Mgn werkplaats was geheel compleet, en met myn uitrusting was ik voor een gansch jaar ingespannen. Ik overwoog juist het vóór en tegen van mgn stand in de maatschappg, terwgl ik myn jas afborstelde om naar myn eerste uitnoodigingsparty te gaan, waar men een goeden eetlust en de eigen liefde van een schooljongen medebrengt. Men verwacht in den regel evenveel van de onver- valschte wynen als van de niet te versmaden loftuitingen. Ik vergeleek myn stemming by den ouden „oopain" uit de buurt en ik maakte een dier bewegingen, zoo eigen aan de vlugge en vroolgke jeugd. Ik nam tien louis d'or uit myn geldlade, deed ze in een omslag en schreef er het adres van Ladrat opdaarna riep ik myn oppasser. Indien deze op zyn post ware geweest, zou myn oude vriend het geld nog dienzelfden avond in bezit gehad hebben, doch de man deed andere boodschappen. „Nu, dat komt morgen wel terecht," sprak ik tot mgzelf, od vertrok, het pakje met geld op de tafel achterlatende. Ik ■was zóó ingenomen met myn besluit, dat ik reeds by voorbaat een klein gevoel van zelf- Iemand, die voor model dient eener aohilderij. genoegzaamheid in mg voelde opkomen, alsof de edelmoedige daad reeds verricht was. Die g delheid is nu wel gf-ea be wgs voor een degeiyk karakter, doch zg is menschelgk, en er zyn zoovele andere handelingen, die niet zoo'n edelmoedig voorwendsel met zich omdragen, getuige die, waarvan ik zelf, bgna onmid- dellyk daarop, het slachtoffer werd. Bg de familie waar ik ten eten gevraagd was, werd mg een plaats aangewezen tus- schen twee nette dames, wedyverend wie harer mg den meesten lof en vleiery kon toevoegen. Kortom, tegen elf uren nam ik afscheid en behept met een inbeelding en een gevoel alsof wy de geheele wereld naar onze hand konden zetten, kwam ik in onze club te land, toentertyd in een huis op het Vendömeplein gevestigd, in gezelschap van een dor gasten, die zich had aangeboden met my mee te gaan. Omdat ik by de aanvaar ding van het lidmaatschap geen bekenden aa'ntrof, had ik er in de laatste zes maanden geen voet gezet. Ik was door twee schilders voorgehangen en alleen het vooruitzicht der jaarlyksche tentoonstellingen had mg doen besluiten lid te worden, ondanks de contri butie, die my toentertyd wel wat hoog voor kwam. Wy traden de groote zaal binnen, en geheel onschuldig vroeg ik aan myn geleider den naam van het spel, dat zoozeer de aan dacht trok van de rondom een tafel zittende leden. Hy begon te lachen en met een enkel woord verklaarde hg my de regels van het baccarat. „Lokt het u niet aan?" voegde hy my toe. „Waarom niet?" was myn door mgn onwetendheid eenigszms bedrem meld antwoord, „maar ik heb geen geld by mg." Hg maakte my al lachende duideiyk, hoe ik slechts op mgn eerewoord een bewys voor drie duizend franken had af te geven, betaalbaar binnen 24 uren. Eerst later begreep ik, dat de aansporing door dat joDgemensch alleen geschiedde om zelf spelende gebruik te maken van het twyfelachtige geluk van een oningewyde; maar het scheen, dat ik zelf beproefd moest worden. Mgn oogenblikkelyke opgewondenheid zou mg evenals die andere tot den bootsman tgdens den storm hebben doen uitroepen „Gy begeleidt Cesar en zgn toekomst." Achl wat zou myn Cesar nietig en mgn geluk gering zyn; niettemin ging ik by de speel tafel zitten, myn bekende toevoegende: „Ik zal er maar toe overgaan een bewys van vyf louis d'or te onderteekenen, met het vaste voornemen, ingeval van verlies, de speelzaal te verlaten." „En gy zyt toch na uw verlies door biyven spelen." „Ik gevoel den weerklank in myn porte- monnaie," merkte ik op; „ettelyke malen heb ook ik dat wyze besluit genomen, zonder er my aan te houden." „Zoo eenvoudig liep de zaak niet af," her nam Miraut. „Myn verleider, naast my plaats nemende, spoorde my aan mgn gelukster af te wachten. Ik volgde zgn raad op. Zg kwam en won negen, terwgl ik al myn vyf louis op spel had gezet." „Verdubbel nu den inzet," fluisterde myn raadsman my in 't oor en ik won acht. Ik verdubbelde nog eens, zeven maal, en won. Ten laatste daalde ik van negen op acht, van acht op zeven en steeds verdubbelende keerde myn kans achtereen volgens zes maal. Voortdurend de raadgeving van mgn speelgenoot volgende, zette ik by den zevenden slag niet meer dan een louis en verloor, doch had ongeveer drie duizend franken voor my liggen. Mgn bemiddelaar, die byna hetzelfde bedrag gewonnen had, stond op, zeggende: „Wees nu verstandig en doe evenals ik," doch ik luisterde nu al niet meer. Het spel trok my zóó sterk aan, dat ophouden my onmogelgk toescheen. Het is mg nooit geleerd alles in de kleinste by- zonderheden te ontleden, hetgeen ik vergeef mg het woord „haarklovery" noem of het werk van zelfzuchtigen. Ik heb wel wat anders te doen dan na te denken en myn gevoel te laten werken. Vergun my dus u in grove trekken een denkbeeld te geven van hetgeen er in myn binnenste omging. Gedurende den luttelen tyd, waarin ik aan de winnende hand was, had ik een gewaar wording alsof er in geheel myn wezen een plotselinge opwelling ontstond van bedwel menden overmoed. Alleen een verhit gevoel hield my staande en gaf my kracht; dezelfde ontroering overviel mg, terwyi ik eens over een holle zee zwom. Die uitgestrekte, dreigende deining, waardoor men op en neer gaat en die men met de grootste inspanning te boven komt, ja, dit is inderdaad de zuivere voor stelling van hetgeen er in het eerste tydperk myner winst in mg omging, en dat niet weinig toenam, toen ik naderhand in dezelfde verhouding wederom van de winnende party was en later nog eens. Op myn eigen kaarten zette ik alleen groote sommen en op die der anderen onbeduidende inlagen; maar telken3 by het aanraken der kaarten was ik zóó verbazend op dreef, dat er bepaald een stil- zwygen rondom my heerschte, om gevolgd te worden door teekenen van ingenomenheid by mgn verbos. Zonder deze instemming zou ik misschien den moed gehad hebben het spel op te geven. Tot myn leedwezen moet ik bekennen, dat ik altyd een groote voorliefde gehad heb voor al, wat uit den booze is, dat mg tal van dwaze streken heeft doen uitvoeren, en nu ik reeds grys geworden ben, geloof ik er nog niet tegen opgewassen te zyn. Ik ken die streken dóór en dóór, geef er ray rekenschap van, en nu vraag ik u, ga dan eens wandelen als het geheele gezelschap u in 't oog houdt, terwgl ik niet eens verdragen kon, dat men elkander toefluistert: „Hy geeft het op." Het is heel aardig by zulk een zaak betrokken te zgn, als het geval zich voordoet op de brug van Areola; maar aan een tafel, waar baccarat gespeeld wordt, voor het gevaar eener kaart den aftocht te blazen, zou ik dwaas vinden. Toch was die kinderachtige trots de reden, dat ik my niet kon vermannen tegen myn verlies, nadat ik eerst weder oen oogenblik aan de winnende hand was geweest» "Want hoewel ik het bytgds zag aankomen en ik begreep te zullen gaan verliezen, scheen de heldhaftige overtuiging, die mg met een bepaald vertrouwen de kaarten had doon opnemen, my^aiet onmiddeljyk te willen vor- laten. Het was er op toogolegd om staands deze byeenkom8t al de gewaarwordingen ondervinden, die het spel zyn veralaafdon aan* ÏÏDSCHiSfeDA&BLAl).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5