N°.
§eze (Goumui wordt dagelijks, met uitzondering
van (fou- en feestdagen, uitgegeven
PERSOVERZICHT.
F1 euilleton.
11249 Maandag SO October. A0.1396
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden. i 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS BER AD VERTEN TEEN i
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.11 V. Grooterë
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
De storm tegen prof. Bolland blijkt
nog niet geheel tot bodaren te zijn gekomen.
In het dezer dagen verschenen eerste num
mer van den nieuwen jaargang van Eet Dom
pertje deelt pater Is. Vogels een brief mee
van den alouden Griekschen wijsgeer Aristo-
teles, gericht aan den nieuwen Leidschen hoog
leeraar. Aristotele8 betuigt daarin prof. Bol
land zijn dank voor de toezending van diens
intree rede, waarin hij niet minder dan negen
tien maal zijn geschriften had zien aange
haald. Die aanhalingen waren hom evenwel
zóó vreemd voorgekomen, dat hy aanvankelijk
meendeprofessor Bolland moet een anderen
Ari8toteles bedoeld hebben. Maar in dat ge
val, zoo dacht hij, zou do professor het er
toch wol bfj gezegd hebben. In zijn onzeker
heid, en daarbij de Hollandsche taal niet
machtig, kwam hij op het denkbeeld den
weleer zoo beroemden Hellenist derLeidsche
hoogoschool Cobet te raadplegen en deze las
hem do intree rede van prof. Bolland in het
Grieksch voor, alsof hij een geboren Griek
was geweest. Nu wist Aristoteles niet meer
wat hfj te hooren kreeg. Het bleek hem, dat
prof Bolland zich de vrijheid veroorloofd had,
hem gevoelens toe te dichten, die volstrekt
de zijne niet zijn, en hem woorden op de lippen
te leggen, die hg nooit gesproken heeft 1 Hy
merkte, dat de hooggeleerde heer in zyn wer
ken niet veel meer dan „gebladerd" had,
gelgk deze trouwens zelf met betrekking tot
de oude klassieken in 't algemeen erkent,
ja, dat de professor met zgn methode geheel
niet vertrouwd is. En begrypeiykerwyze
maakte zich een grooto verontwaardiging van
hem meester, by de ontdekking van de zon
derlinge manier, waarop zgn wysbegeerte
door prof. Bolland aan de Leidsche hooge-
school wordt verklaard. Hg vraagt dien ronduit
l-ekonschap van zyn citaten en verklaart, dat
professor Cobet het in dezen volkomen met
hem eens is; deze verlangt het bovendien
om den goeden naam der Leidsche hooge-
school.
De Maasbode betoogt, dat de „vry groote
oneenigheid", die voor eenige jaren onder de
Nederl. katholieken bestond, naar zy „hoopt
en vertrouwt", niet meer bestaat, en dat het
daarom thans het geschikte oogenblik is
„voor de voorbereiding van een program
van actie, als noodzakeiyk complement,
om te geraken tot de volledige eenheid der
katholieken, ten minste in hoofdzaken, ook
op staatkundig gebied."
Het denkbeeld, dat dit program zou moeten
worden vastgesteld door de kath. Kamer
leden, acht De Maasbode eenig, want het werd
nog nimmer door eenige party, in welk land
ter wereld ook, vooropgesteld. Trouwens, het
zou ook al te zonderling wezen, indien man
datarissen hun eigen mandaat maakten. En
wat daarvan komt, blgkt genoeg uit deze twee
feiten byv. In 1891 zonden de kath. Kamer
leden een manifest de wereld in, waarin als
eenige eisch, aan iedere regoering te stellen,
voorkwam: herstel van de missie bg den Paus;
en zie, juist over dit punt is na de verkie
zingen van '91 niet mear gesproken. In 1894
gaven ze nogmaals een manifest, beooger.de
om allen (op twoe na) onder één hoöd te
vangen; en zie, het resultaat was juist: een
verdeeling der Kamerleden in twee nagenoeg
geiyke helften.
Neen, het program moet uitgaan van de
kiesvereenigingen, gelgk byv. da
kath. kiesvereen. „Recht voor Allen" te
Amsterdam in 1891 deed, dat algemeeneu
weerklank vond en zich zelfs op hooge goed-
kouring mocht borocmon.
Wöl kunnen de Kamerleden een concept
maken en inzenden, waarvan de algemeens
vergadering der kiesvereenigingen gebruik
kan maken. De Maasbode hoopt, dat do Kamer
club daartoe initiatief neme, „omdat haar
prestige nog steeds groot genoeg is, om hare
stem niet te doen zyn als die eens roependen
in de woestgn."
De Maasbode is dan ook uiteraard minder
ingenomen met het initiatief, door De Resi
dentiebode genomen, als bevattende „geen enkel
specifiek katholiek punt"; zelfs verklaarde
de schr., dat hy het herstel der missie bg
den Paus niet had opgenomen om opportu
nistische redenen, wat De Maasbode zeer
afkeurt.
Het Kanton Oosterhout heeft er niet minder
bezwaar tegen dan De Maasbode, dat de
katholieke Kamerleden een katholiek program
zouden vaststellen. Het blad schrgft
hierover
„Bg allo erkenning der verdiensten en be
kwaamheden van onze afgevaardigden dient
toch luide gezegd, dat zg daartoe geen be
voegdheid bezitten. Wy hebben ben naar de
Kamer gezonden, om daar, uit onzen naam,
deel te nemen aan den wetgevenden arbeid.
En nu gaat het niot aan, dat zy de rollen
omkeeren en ons komen vertollen, dat zy nu
voor ons een program zullen vaststellen,
waarop zy zich het volgende jaar zullen laten
kiezen.
„Men voelt, dat dit niet gaat. De afge
vaardigden zouden daardoor party en rechter
in eigen zaak worden. Zij ontvangen van ons
hun mandaat, en nu zouden zg zelf dat man
daat alvast in orde maken l
„Vroeger is er herhaaldelgk by een ver
kiezing gezegd: zorgt, dat ge geen kat in den
zak koopt, vraagt uw candidaat op den man
af, hoe hij hier en hoe hy daarover denkt. Nu
zouden de heeren afgevaardigden gaan decre-
teeren: kiezers, gy moet hier zus en daar
zoo over denken, wg hebben dat in een onder
onsje vastgesteld."
Een tweede bedenking van het blad is van
den volgenden inhoud:
„Men weet, hoe De Tijd over de schade
loosstelling aan de miliciens geschreven
heeft, en nu mag men aannemen, dat dit
ook het persooniyk gevoelen van den heer
Vermeulen weergeeft. Ook uit hetgeen Eet
Centrum schreef, bleek geen groote ingeno
menheid met hot overigens door de geheele
katholieke pers met veel warmte bepleite
denkbeeld. Sommigen hebben gemeend daar
uit te mogen opmaken, dat dr. Schaepman
die quaestie als een „detailzaak" beschouwt,
die niet waardig is, een punt op het katho
liek program te worden.
„Indien dit zoo was, dan zouden reeds
twee van de vyf commissieleden voor de
schadeloosstelling aan de miliciens, als punt
op het program, niet veel voelen, waardoor
groot gevaar zou ontstaan, dat het eenvoudig
geëlimineerd werd. En dat zou dit weten
wg zeker weinig etrooken met het alge
meen gevoelen in Noord-Brabant.
„Wy willen alsnog hopen, dat onze vrees
ydel biyke, en dat de katholieke Kamerleden,
rekening houdende met de uitspraken van
pers en kiesvereenigingen, zich bepalen tot
een concept-program, dat daarna aan het
oordeel der kiesvereenigingenzal worden
onderworpen. Want deze, niet de afgevaar
digden, zyn de vertegenwoordigers der kie
zers, als een program van actie moet worden
vastgesteld. De afgevaardigden zyn niet meer
dan de mandatarissen der kiezers, en zg
verliezen dit karakter, als zg zelf hun mandaat
gaan bepalen."
Het woningvraagstuk. Eet Vader
land acht de opdracht,.door het hygiënisch
congres gegeven aan een commissie van
hygiënisten, technici en oeconomen, om het
vraagstuk verder uit te werken en voor te
bereiden, te boperkt. Zy heeft toch, meent
het blad, geen andere taak dan de minimum-
eischen voor gezonde woningen vast te stellen.
Die taak schgnt ondoenlgk. Wat voor Am
sterdam veel te laag is, is voor de Friesche
venen nog een bespotting. Aldus generali
seeren gaat niet.
De hoofdoorzaken van den ongunstigen
toestand op woninggebied zyn
lo. dat wetteiyke bepalingen omtrent woning
toestanden, bouw, politie nog steeds ont
breken, en vooral, dat er niet is een streng
woning-toezicht;
2o. dat op de medewerking van vele ge
meente-besturen nog niet is te rekenen;
3o. dat men er slechts zelden toe overgaat,
om, waar men r.ieuwe bouwt, ook oude slechte
af te breken en op te ruimen;
4o. dat de bouwvereenigingen over 't alge
meen wel woningen bouwen, bruikbaar voor
de zgn. gezeten werklieden, maar geen
woningen, die verhuurd kunnen worden voor
een prys binnen het bereik van het prole
tariaat, dat thans in de slechtste krotten
woont.
Ook ten opzichte van het woningvraagstuk
moet eDkel naar het bereikbare worden ge
streefd vooral hier is het betere de grootste
vgand van het goede.
Kosten van onderwjjs. De
Standaard zet uiteen, in een tweede artikel
„Gemeente-financiën", dat by de gebleken
behoefte aan betere salarissen of althans
betere regeling van salarissen en pensioen,
het Rgk op den duur met de vergoeding
van één vierde der uitgaven niet kan volstaan.
Wel kan, meent het blad, de antir. party
niet medegaan met het denkbeeld alle koste^
van gewoon lager oneerwgs, onverschillig of
het dusgenaamd publiek of particulier is voor
rekening van het Rgk te nemen, maar wc-1
gaat het in zcover met deze gedachte medo,
dat het Rgk den plicht beefc, zorg te dragen,
dat elk in staat zg, betzg uit eigen middelen,
hetzy door hulp van Rykswege, zooveel saam
te brengen noodig is, om zyn kinderen
een lager onderwys op góeden voet, en naar
het oordeel zgner eigen consciëntie, te ver
schaffen.' En hiervoor nu zal stellig verdubbe
ling van de thans uitgekeerde som noodzake
iyk $yn.
Ook meent het blad, dat thans de weg ge
vonden is om de onbillijkheid weg te nemen,
dat voor den bouw het Rgk wel aan de ge
meente, doch niet aan particulieren vergoeding
geeft. Het wil, dat door hot Rgk niet meer
voor bouw worde betaald, maar een bydrage
worde uitgekeerd in de huur voor de feite-
lgk gebruikte schoolruimte; voor zoover niet
reeds in den aanbouw van die schoolruimte
door het Ryk pro rato betaald is.
Wat de gewenschte verhooging der schaal
van uitkeering betreft, merkt De Standaard
nog op, dat zulks tweeërlei wijs kan geschie
den. Verhoogt het Ryk de schaal met zulk
een som, dat daaruit ten behoeve van het
L. O. zeg 20 pCt. meer kan gebruikt worden,
dan kost dit aan hot Ryk deze meerdere 20
pCt. alleen voor wat het openbaar onder-
wgs aangaat. Verhoogde daarentegen het Ryk
de uitkeering van art» 45 w. o. h. L. O. met
20 pCt., dan zou dezelfde meerdere 20 pCt.
ook aan het byzonder onderwys moeten wor
den uitbetaald, en alzoo eenige tonnen gouds
meer kosten.
Metterdaad schuilt, meent het blad, in het
ingediende ontwerp het gevaar, dat, is deze
wet eenmaal aangenomen, de ontwikkeling
van het beginsel, in de wet-Mackay ingelegd,
voor altoos zal zyn gestuit.
In Haarlems Dagblad wordt een artikel
gewyd aan de houding van het publiek
tegenover de politie. De klacht, dat het
publiek dikwgls de politie en justitie tegen
werkt of medewerking weigert, acht het juist,
maar de biliykheid verplicht ook te bekennen,
dat de schuld hiervan niet alleen by het
publiek ligt. In de eerste plaats is de houding
der ambtenaren en hun wgze van optreden
er dikwyis schuld aan, maar ten andere ligt
er ook aan ten grondslag, dat het publiek
nr al zeer weinig op gesteld is later als ge
tuige in strafzaken op te treden.
Voor de mee3te menschen is dat een groot
bezwaar. De rechtbank of 't kantongerecht
roept hen op de allerongeschiktste oogen-
blikken uit hun werk. Zg ontvangen een
schadeloosstelling, die feiteiyk te gering is,
daar zy dikwyis uren lang moeten wachten,
en menigeen, die zich eenmaal heeft verplicht
gezien te getuigen, zorgt een ander maal wel
uit de baan te blgven als er iets gebeurt.
Op ééa punt kan de ambtenaar hier veel
doen tot verbetering. Het is geen zeldzaam
heid, dat getuigen, die tegen byv. tien uren
des morgens zyn opgeroepen, eerst worden
binnengeroepen te twaalf, te twee of te drie
uren. Ea dat soms om een vrij onbeduidende
verklaring af te leggen.
Dat is alleronaangenaamst. Wachten is nu
eenmaal een oefening, waar de meeste men
schen zich liefst niet aan te buiten gaan, maar
het wachten in de publieke wachtkamer van
een kantongerecht of arrondissements recht
bank is wel een van de meest ongenoeglgke
dingen. Is er geen mogelykheid om de getui
gen te dagvaarden tegen den tyd, dat zg onge
veer zullen kunnen worden gehoord? Kan in
de meeste gevallen niet worden voorzien, dat
die zaak van de rol zal voorkomen te elf,
deze te twaalf uren, gene pas na de pauze?
Er zullen wel administratieve bezwaren
tegen dergelyke regeling bestaan. Het kan
inderdaad voorkomen, dat de kantonrechter
of de president het noodig vindt de volgorde
op de rol om te keeren en de zaak, die daarop
als laatste was vermeld, het eerste te behan
delen. Toch zal dit altyd een uitzondering
blgven, die het tot stand komen van een
gewyzigden regel niet in den weg behoeft
te staan.
Het blad erkent, dat do rechterlijke arab
tenaron te Haarlem vaak blijk geven van
welwillende gezindheid tegenover getuigen
door dengenen, die kunnen gemist worden,
verlof te geven heen te gaan of hun getui
genis te bespoedigen. Zg zouden echter nog
een stap verder kunnen doen on de getuigen
oproepen tegen het uur, waarop hun zaak
zal worden behandeld. Daar zullen eonigo
administratieve bezwaren tegen bestaan, maar
die zgn allicht met oenigen goeden wil uit
den weg te ruimen. In Rotterdam worden
bgv. bg het tweede kantongerecht getuigen
en beklaagden gedagvaard op hot uur, waarop
gerekend kan worden, dat hun zaak in ba-
handeling komt
Gemeente-financiën. Eet Vader
land kan zich niet vereenigen met de geheel
willekeurige wyze, waarop de som ie bopaald,
die in het ontwerp per inwoner aan de ge
meenten zal toekomen. De Regeering doet
zelfs geen poging om de willekeur, waarmee
de som is vastgesteld, te rechtvaardigen, zegt
het blad. Niet naar de grootte, zooals uit de
overweging, die aan het voorstel voorafgaat,
viel af te leiden, maar naar het zielental der
gemeenten zal de som bepaald worden. En
dit ook nog vry willekeurig.
Er is o. a. niet gerekend met de verplichting
om een dienstdoende schuttery te hebben,
die niet afhaDkelgk is van de bevolking der
gemeente, maar van het zielental der be
bouwde kom; niet gerekend met het groot
verschil van druk, door de kosten vaD mid
delbaar onderwys op do gemeenten gelegd;
niet gerekend, dat in andere opzichten het
al of niet eenvoudige of omslachtige der
administratie, voor zoover zy den eigenlgken
ryksdienst betreft, niet alleen afhangt van
het zielental der gemeente, maar ook van
haar uitgestrektheid en van den aard der
bezigheden harer inwoners (landbouw, in
dustrie, visschery). En oindeiyk is de vraag
I niot beantwoord, of het aangaat, als men
I afzonderiyko categorieën maakt van alle
De kansen van het spel.
Slot.)
Ik ben altijd zeer voorzichtig in geldzaken
geweest; schulden had ik niot, en ik hield
altijd een gelyke som in myn geldtrommel
beschikbaar. Mgn werkplaats was geheel
compleet, en met myn uitrusting was ik voor
een gansch jaar ingespannen. Ik overwoog
juist het vóór en tegen van mgn stand in de
maatschappg, terwgl ik myn jas afborstelde om
naar myn eerste uitnoodigingsparty te gaan,
waar men een goeden eetlust en de eigen
liefde van een schooljongen medebrengt. Men
verwacht in den regel evenveel van de onver-
valschte wynen als van de niet te versmaden
loftuitingen. Ik vergeleek myn stemming by
den ouden „oopain" uit de buurt en ik
maakte een dier bewegingen, zoo eigen aan
de vlugge en vroolgke jeugd. Ik nam tien
louis d'or uit myn geldlade, deed ze in een
omslag en schreef er het adres van Ladrat
opdaarna riep ik myn oppasser. Indien deze
op zyn post ware geweest, zou myn oude
vriend het geld nog dienzelfden avond in
bezit gehad hebben, doch de man deed andere
boodschappen. „Nu, dat komt morgen wel
terecht," sprak ik tot mgzelf, od vertrok, het
pakje met geld op de tafel achterlatende. Ik
■was zóó ingenomen met myn besluit, dat ik
reeds by voorbaat een klein gevoel van zelf-
Iemand, die voor model dient eener aohilderij.
genoegzaamheid in mg voelde opkomen, alsof
de edelmoedige daad reeds verricht was. Die
g delheid is nu wel gf-ea be wgs voor een degeiyk
karakter, doch zg is menschelgk, en er zyn
zoovele andere handelingen, die niet zoo'n
edelmoedig voorwendsel met zich omdragen,
getuige die, waarvan ik zelf, bgna onmid-
dellyk daarop, het slachtoffer werd.
Bg de familie waar ik ten eten gevraagd
was, werd mg een plaats aangewezen tus-
schen twee nette dames, wedyverend wie
harer mg den meesten lof en vleiery kon
toevoegen. Kortom, tegen elf uren nam ik
afscheid en behept met een inbeelding en
een gevoel alsof wy de geheele wereld naar
onze hand konden zetten, kwam ik in onze
club te land, toentertyd in een huis op het
Vendömeplein gevestigd, in gezelschap van
een dor gasten, die zich had aangeboden met
my mee te gaan. Omdat ik by de aanvaar
ding van het lidmaatschap geen bekenden
aa'ntrof, had ik er in de laatste zes maanden
geen voet gezet. Ik was door twee schilders
voorgehangen en alleen het vooruitzicht der
jaarlyksche tentoonstellingen had mg doen
besluiten lid te worden, ondanks de contri
butie, die my toentertyd wel wat hoog voor
kwam. Wy traden de groote zaal binnen, en
geheel onschuldig vroeg ik aan myn geleider
den naam van het spel, dat zoozeer de aan
dacht trok van de rondom een tafel zittende
leden. Hy begon te lachen en met een enkel
woord verklaarde hg my de regels van het
baccarat. „Lokt het u niet aan?" voegde
hy my toe. „Waarom niet?" was myn
door mgn onwetendheid eenigszms bedrem
meld antwoord, „maar ik heb geen geld by
mg." Hg maakte my al lachende duideiyk,
hoe ik slechts op mgn eerewoord een bewys
voor drie duizend franken had af te geven,
betaalbaar binnen 24 uren. Eerst later begreep
ik, dat de aansporing door dat joDgemensch
alleen geschiedde om zelf spelende gebruik
te maken van het twyfelachtige geluk van
een oningewyde; maar het scheen, dat ik
zelf beproefd moest worden.
Mgn oogenblikkelyke opgewondenheid zou
mg evenals die andere tot den bootsman
tgdens den storm hebben doen uitroepen
„Gy begeleidt Cesar en zgn toekomst." Achl
wat zou myn Cesar nietig en mgn geluk
gering zyn; niettemin ging ik by de speel
tafel zitten, myn bekende toevoegende: „Ik
zal er maar toe overgaan een bewys van
vyf louis d'or te onderteekenen, met het
vaste voornemen, ingeval van verlies, de
speelzaal te verlaten."
„En gy zyt toch na uw verlies door biyven
spelen."
„Ik gevoel den weerklank in myn porte-
monnaie," merkte ik op; „ettelyke malen
heb ook ik dat wyze besluit genomen, zonder
er my aan te houden."
„Zoo eenvoudig liep de zaak niet af," her
nam Miraut. „Myn verleider, naast my plaats
nemende, spoorde my aan mgn gelukster af
te wachten. Ik volgde zgn raad op. Zg kwam
en won negen, terwgl ik al myn vyf louis
op spel had gezet." „Verdubbel nu den inzet,"
fluisterde myn raadsman my in 't oor en ik
won acht. Ik verdubbelde nog eens, zeven
maal, en won. Ten laatste daalde ik van
negen op acht, van acht op zeven en steeds
verdubbelende keerde myn kans achtereen
volgens zes maal. Voortdurend de raadgeving
van mgn speelgenoot volgende, zette ik by
den zevenden slag niet meer dan een louis
en verloor, doch had ongeveer drie duizend
franken voor my liggen. Mgn bemiddelaar,
die byna hetzelfde bedrag gewonnen had,
stond op, zeggende: „Wees nu verstandig
en doe evenals ik," doch ik luisterde nu al
niet meer. Het spel trok my zóó sterk aan,
dat ophouden my onmogelgk toescheen. Het
is mg nooit geleerd alles in de kleinste by-
zonderheden te ontleden, hetgeen ik vergeef
mg het woord „haarklovery" noem of het
werk van zelfzuchtigen. Ik heb wel wat
anders te doen dan na te denken en myn
gevoel te laten werken. Vergun my dus u
in grove trekken een denkbeeld te geven
van hetgeen er in myn binnenste omging.
Gedurende den luttelen tyd, waarin ik aan
de winnende hand was, had ik een gewaar
wording alsof er in geheel myn wezen een
plotselinge opwelling ontstond van bedwel
menden overmoed. Alleen een verhit gevoel
hield my staande en gaf my kracht; dezelfde
ontroering overviel mg, terwyi ik eens over
een holle zee zwom. Die uitgestrekte, dreigende
deining, waardoor men op en neer gaat en
die men met de grootste inspanning te boven
komt, ja, dit is inderdaad de zuivere voor
stelling van hetgeen er in het eerste tydperk
myner winst in mg omging, en dat niet
weinig toenam, toen ik naderhand in dezelfde
verhouding wederom van de winnende party
was en later nog eens. Op myn eigen kaarten
zette ik alleen groote sommen en op die der
anderen onbeduidende inlagen; maar telken3
by het aanraken der kaarten was ik zóó
verbazend op dreef, dat er bepaald een stil-
zwygen rondom my heerschte, om gevolgd
te worden door teekenen van ingenomenheid
by mgn verbos. Zonder deze instemming zou
ik misschien den moed gehad hebben het spel
op te geven. Tot myn leedwezen moet ik
bekennen, dat ik altyd een groote voorliefde
gehad heb voor al, wat uit den booze is, dat
mg tal van dwaze streken heeft doen uitvoeren,
en nu ik reeds grys geworden ben, geloof
ik er nog niet tegen opgewassen te zyn. Ik
ken die streken dóór en dóór, geef er ray
rekenschap van, en nu vraag ik u, ga dan
eens wandelen als het geheele gezelschap u
in 't oog houdt, terwgl ik niet eens verdragen
kon, dat men elkander toefluistert: „Hy geeft
het op." Het is heel aardig by zulk een zaak
betrokken te zgn, als het geval zich voordoet
op de brug van Areola; maar aan een tafel,
waar baccarat gespeeld wordt, voor het gevaar
eener kaart den aftocht te blazen, zou ik
dwaas vinden. Toch was die kinderachtige
trots de reden, dat ik my niet kon vermannen
tegen myn verlies, nadat ik eerst weder oen
oogenblik aan de winnende hand was geweest»
"Want hoewel ik het bytgds zag aankomen
en ik begreep te zullen gaan verliezen, scheen
de heldhaftige overtuiging, die mg met een
bepaald vertrouwen de kaarten had doon
opnemen, my^aiet onmiddeljyk te willen vor-
laten. Het was er op toogolegd om staands
deze byeenkom8t al de gewaarwordingen
ondervinden, die het spel zyn veralaafdon aan*
ÏÏDSCHiSfeDA&BLAl).