LEIDEN ONTZET! Zelfs tot hot leveren van een kaart, waarop da huidige bezitstoestand duidelijk was aan gegeven, verklaarde deze bewindsman zich, heusch, buiten staat." Ook al een „eisch". Naar aanleiding der praatjes omtrent de minder humaue bohan- deling, welke de socialist Cohen in de gevan genis van de zijde van den gevangenisdokter zou ondervonden hebben, doet de radicale Volksstem het voorstol, een hervorming in te voeren van het toezicht op de ge vangenissen en daarmede ook socialisten te belasten. De tegenwoordige regenten, zegt het blad, zijn aanzienlijke heeren, patriciërs; zij staan te ver van het volk, waaruit de gevangenen meestal voortkomen, zy kennen het leven en de behoeften der gevangenen niet; daarbij hebben zy een principièeleu af keer van socialisten, omdat zijzelve een andere politiek zijn toegedaan. Ons komt het voor, zegt De Tijd, dat l)e Volksstem nog een schrede verder had moeten gaan. Als de socialisten, omdat velen van hen wegens majesteitschennis, verzet tegen het openbaar gezag enz. in de gevangenis komen, aanspraak hebben op een of meer vertegenwoordigers in het colloge van regenten, waarom ook niet beeren dieven en inbrekers Ook tegenover deze belangwekkende klasse van personen bestaan bij .patriciërs" ge woonlijk zekere „voordeelen" het zou dus eveneens kunuen geschieden, dat onze wegens roof en diefstal ter verpleging opgenomen medeburgore door do tegenwoordige regenten der govangénissen uiet altijd behandeld werden mot de onderschoidiug, welke dezen heeren toekomt. Er is nog iets I Tot nu toe heelt zeker dom aristocratisch begrip de benoeming van ex-boeven tot re genten der gevangenissen in dm weg gestaan. En toch, wie beter dan zy zjjn in staat het leven en behoeften der gevangenen te be- oordeelen, en van wolke zyde zijn meer practische voorstellen te verwachten, om het verblijf in die inrichtingen zooveel mogelijk te veraangenamen? Wordt aan het verlangen van De Volksslem gevolg gegeven en wettelijk vastgesteld, dat het college van regenten eener gevangenis bijv. voor minstens de helft uit revolutionnaire socialisten en anarchisten moet bestaan, dan eischt de consequentie, dat daaraan het voor schrift worde toegevoegd, dat alleen zij, die minstens een jaar in gevangenissen verblijf hielden, tot regent benoembaar zullen wez9o Groote Opera in /5 bedrijven (6 Tafereelen DOOR E. VAN DER VEN. JVazJck van C. VAN VER LINDEN. Beknopt Overzicht. *1 Is in de vierde maand van bet gedenk waardig beleg van Leiden door de Spaansche troepen, ondor bevel van Valdez. De nood klimt van dag tot dag. Er komt gebrek aan levensmiddelen de toekomst wordt donker. Afgaande op de beloften vao den Prins van Oranje, heeft men gehoopt, d3t het beleg slechts van korten duur zou zijn geweest. Zün beloofde hulp laat zich wachten. De bnrgerij, ofschoon zij moedig stand houdt, begint moedeloos te worden, er komt twijfel in de gemoederen, die bi) velen zicb lucht geeft in ontevredenheid. De vijand, die vast besloten schijnt, de stad uit te hongeren, laat ook geen middelon onbeproefd om de bevolking te doen besluiten, de stad maar over te-geven. Valdez laat daartoe brieyen in do stad verspreiden, door zekere porsbnen, glippers genaamd, die in verstandhouding met den vijand zijn. In die brieven worden deu Leidenaars de mooiste beloften gedaan en in hun belang en dat hunner vrouwen en kinderen gesmeekt, zich niet te blijven verzetten. Tot dusver heeft al 'dit geschrijf nog niet veel uitgewerkt, men heeft er slechts meè gespot; doch nu de Spanjaard het valscb ge rucht verspreidt van 's Prinsen dood, wordt de verslagenheid algemeen. Ti recht beducht voor het verlies van Leiden, dat de noodlottigste gevolgen voor zyn zaak zou hebben, wijdt intusschen de Prins van Oranje ofschoon te Delft aan 't ziekbed gekluisterd al zijn zorgen aan de verlossing der stad. 't Plan tot vorming van een leger was mislukt. Hy vindt nu nog slechts één middel: bet land te doen overstroomen, doch daartoe is tijd en veel geld noodig. „Liever een verdronken dan een verloren landl" roepen echter de Nederlanders uit en spoedig zijn de noodige gelden, 1,200,000 gulden, gevonden om het groote werk uit te voeren. Den Sden Augustus zijn de eerste dijken doorgestoken, de sluizen te# Schiedam en te Rotterdam opengezet en stuwt de zee haar golven over het land. Boisot, opperbe velhebber van de vloot der Watergeuzen, brengt reeds in Zeeland zijn schepen in gereedheid en weldra komt het bericht in de stad, dat het water reods de landscheiding (den grooten dijk, welko de zee van Leiden scheidde) genaderd is. Nog enkele dagen 9lechts en de Spanjaard, in den rug bestookt door de Watergeuzen, zal verplicht zijn het beleg op te heffen. De Raad der stad laat dit heug lijk nieuws door de straten afkondigen. De muziek speelt, de gilden trekken uit, er heerscht een algemeene vreugde. Doze historische bijzonderheden zjjn beknopt samengevat in het eerste bedrijf, als een schil dering van den toestand op 't oogonblik dat de Opera begint. Van Noort, die heimelijk in dienst is van Valdez, tracht do goedgezinde burgers op te ruiën, gebruikmakende van de moedeloosheid, die er heerscht in de stad. 't Verschijnen van v. d. Does, den super intendent, en de daarop volgende afkondiging van bet hierboven be doelde goede nieuws voorkomen ernstige ge volgen, en Van Noort ziet zich verplicht te vluchten om aan de volkswoede te ontkomen. Later treedt ook de burgemeester op, iu ge sprek met jonkh. Van Bevervoorde, den zaak gelastigde van den Prins binnen Leiden; deze is in stilte verliefd op zijn eenige dochter Elisabeth en vraagt om haar hand, wat Van der Werf, hooglijk met't voorstel ingenomen, toestemmend beantwoordt. Als daarna Elisa beth, in gezelschap hare: nic'. t Mai ijko Moens, verschijnt blykt 't intusschen uit baar hou ding en woorden, dat zij voor den jonker gesn wederliefde gevoelt, en in eenigszins gedrukte stemming, wacht men nu de gilden op, die hun jaaiiykschen optocht zuilen houden. Inderdaad, Elisabeth bemint een ander en wel een Spaansch officier, die haar eens redde uit de handen zijner soldaten, bij gelegenheid van een rytochtje buiten de stadspoorten. Hy noemt zich Fernand, meer weet het jonge meisje niet van hem. Nu zy de overtuiging erlangt, dat ook de jonker haar bemint, ge raakt zy in tweestryd; zy gevoelt dat zy verkeerd doet zy, een geuzio, de dochter van Leidens burgemeester, liefde te koesteren voor een Spanjaard een vyand van haar geloof en land; maar tocb, de liefde is zóó innig, zóó warm, en ook Fernand bemint haar met zooveel hartstocht, dat zy de kracht mist om dien band te verbreken. Maryke wyst haar intusschen op haar plichten en op het ongeoorloofde van die geheime betrekking, en weet haar eindelyk te doen besluiten, ter wille van de eer haars vaders, die van dat alles geheel onkundig is, Fernand zyn woord terug te geven. Was 't gisteren nog een dag van vreugde, in 't blyde vooruitzicht eenor spoedige ver lossing, heden heerscht weer alom neerslach tigheid 's nachts is de wind gekeerd, en 't water, dat reeds zoo dicht genaderd was, vloeit terug naar zee. Geheel moedeloos en somber gestemd, verhaalt Van der Werf dit treurige nieuws aan zyn huisgenooten; als ook dit middel falen moet, van waar zal dan nog redding komen voor de stad? Die over peinzing wordt afgebroken door woeste kreten, die van de straat in 't woonvertrek door dringen. E9n volkshoop verzamelt zich voor zyn woning; men verlangt den burgemeester te spreken. Elisabeth houdt haar vader terug, om zich aan 't raam te vertooneD, vroezende dat het opgewonden volk niet veel goeds bedoelt. Gelukkig verschynt in 't zelfde oogenblik Van der Does, die den burgemees ter in korte woorden de aaoleiding van t rumoer mededeelt. Van Noort had weer de hand in 't spel en andermaal 't volk opge ruid de superintendent heeft hem doen arresteeren en 't volk verlangt nu dat de burgemeester zyD vonnis uitspreken zal. Van Noort, wel begrypende dat hy ditmaal niet zoo gemakkelyk zal heenkomen, heeft een Ü3t bedacht. Hy is drager van een groot goheim, dat hy den burgemeester wil mede- deelen, als een bewys dat by wel degeiyk een goed vaderlander en Oranjegezind is. Toegelaten zynde, verhaalt hy dan ook dat er volgens zyn meeniog, gecomplotteerd wordt met den vyand om de stad door verraad te nemen: hy weet ten minste dat een jonge dame geregeld bijeenkomsten heaft met een der Spaanscbe legerhoofden; beide schuldigon zal by in handen leveren, als men hem de vryheid laat. Elisabeth, die by zyn komst haar angst al niet kon verbergen, ontstelt hevig; zy is 't toch, die bedoeld wordt. Van Noort kent haar geheim, omdat Fernand hem vaak brieven voor haar toevertrouwde. Zy begrypt dat zy nu verloren is en ook Fernand, te meer daar haar vader op 't voor stel van den glipper ingaat en deze, opdat men beter 't oog op hem zou kunnen houden, door Van der Does by de burgerwacht wordt ingelyfd. Spoedig handelen is thans plicht, en ofschoon Maryke haar wyst op het gevaar, dat zjj loopt, besluit Elisabeth toch naar de samenkomst te gaaD, die zy dien zelfden avond met Fernand zou hebben, ten einde hem te waarschuwen voor 't verraad van Van Noort, maar ook om hem dan tevens zyn woord terug te geven. Het derde bedryf speelt in een wachthuis van den vestingwal, naby de Koepoort. Eenige burgerwachten zyn byeen en zingen een spot lied om Van Noort, die zicb onder hen bevindt, en wiens Oranjegezindheid weinig wordt ver trouwd, onaangenaam te zyn. Alleen gebleven, overdenkt hy den toestand en overlegt wat hy doen zal. Zal hy den Spanjaard blyven dienen en verraad plegen of wel de zyde der Piinsgezinden nemen en hun Valdèz want doze is 't, die zich Fernand noemt in handen leveren? Tot beide heeft hy thans de schoonste gelegenheid. Hy heeft slechts te kiezen. Wat zou voor hem echter 't voor- deeligst zyn?.... In die my mering wordt hy gestoord door de komst van Valdèz, die langs een geheime deur bet wachthuis bin nentreedt. Ontevreden, dat v. Noort, ofschoon hy ruim betaald werd, zoo weinig tot dusver uitrichtte om de burgery van Leiden tot de overgave to bewegen en hem ook niet geheel meer vertrouwende, verlangt Valdèz zyn verdere diensten niet meer en zendt hem minachtend heen. Dit beslist teven9 voor Van Noort, hoe hy no verder handelen zal. Hy zal zich op den Spanjaard wreken. Onbemerkt sluit hy by 't heengaan de geheime deur af, en Valdëz, die zich binnen de stad bevindt, is een ge vangene. Kort daarop verschynt Elisabeth, die hem waarschuwt voor 't naderend gevaar, en tevens haar besluit mededeelt om den liefdeband te verbreken, die slechts onheil voor haar kan aanbrengen en de eer haars vaders kosten zou. Valdèz, die het jonge meisje oprecht bemint, wil daar niets van hooren, en stelt zelfs voor, alB alle overredingen vruchteloos blyken, om ontrouw te plegen aan den koning en het beleg der stad op te heffen, als zy besluiten kan de zyne te worden. E9n oogen blik nog aarzelt het meisje; het denkbeeld lacht haar aan, door haar liefde de vryheid barer stad te koopenmaar daar luidt de stormklok, woeste kreten worden gehoord en weldra stormen verscheidene gewapenden binnen. Valdèz heeft nog getracht te ont vluchten, doch zag zich den weg afgesneden. Met den degen in de vuist zal hy zich ver dedigen, want hy begrypt dat alles nu op 't spel staat, ook ter wille van Elisabeth. Da verscbyning van v. d. Werf met v. Bever voorde en v. Noort, die het samenzyn heeft ruchtbaar gemaakt, maakt dit evenwel onnoo digalles is nu verloren. V. d. Werf herkent zyn dochter. Pynlyk toonoel, want hy ge voelt dat haar schande ook hem in den afgrond medesleept. Valdèz wordt als gevangene weg gevoerd, terwyl Elisabeth - door haar vadc-r verstoeten bezwymend in de armen van v. Bevervoorde zinkt. Van der Werf is wanhopend. Zulk een vreeselyken slag had hy niet verwacht- Zyn eigen dochter de appel zynei oogen, pleegt verraad aan de goede za,tk en heuit met den vyand 1 En toch kan hy zich dieu toestand nog niot helder indenken; 't gaat boven zyn bevatting. Zou Elisabeth wel schuldig zyn? Als zy slechts het slachtoffer ware van Spaansche list en logen?,... Hoe 't echter zy, dat staat vast dat baar daad de kroon van zyn grysheid vallen doet en geheel zyn roemvol leven in schande en oneer eindigt. Van Bevervoorde tracht hem te troosten; by gelooft niet aan schuld, daartoe is Elisabeth, die reine engel, die by aanbad en nog altyd liefheeft, niet in staat. Intusschen is de ge vangene ontboden geworden; v. d. Werf wil hem spreken, alvorens hy straks voor den Raad verschynt; uit 'diens eigen mond wil hy de waarheid vernemen. Valdèz, binnengeleid zynde, bekent hem e rlyk zyn liefde voor Elisabeth en zweert hem te willen gelooven, dat by geen lage bedoelingen, geen verraad met haar voorhad. Hy heeft haar oprecht lief en wenscht haar tot zyn gade. Op de vraag des burgemeesters wie hy is, maakt Valièz zich beken J. 't Noemen van zyn naam wekt spbrik en afschuw. „En uw antwoord thans?" vraagt Valdèz. „Zy zelve zal 't u geven," zegt v. d. Werf, geheel verpletterd, wyzende op Elisabeth, die binnentreedt en haar Vader te voet valt. Ver giffenis kan hy haar niet schenken, maar by wil haar nog niet veroordeelenzy zelf zal beslissen over haar lot en 't zyne. Hy her innert haar aan 't lyden, dat geleden wordt, de wreedheid der Spanjaarden, hun belustheid op moord en roof, en welk lot de stad be schoren is, als 't den vyand mocht gelukken ze in handen te krijgen. „En de oorzaak van dat al," besluit haar vader, „dafir, die man is 'tl" „Ferdinand V vraagt Elisabeth, met ver wondering. „Neen, niet Ferdinand 't is Valdèz 1" roept v. d. Werf. Dat woord doet haar ontstellen. Zy schrikt voor zichzelve terug. Wel hoe, Leidens beul, dien zy baat om 't lydon en den rouw, dien hy over de stad bracht, dien man heeft zy bemind 1 Zy kan 't nauweiyks gelooven, zy moet met blindheid zyn geslagen geweest. Valdèz smeekt haar, hem niet te verachten, by heeft toch nooit haar liefde bedrogen 1 O neenmaar zy gevoelt 't nu diep dat hy door 't verzwygen van zyn waren naam, haar ver raderlijk heeft misleid en zoo diep en innig als eens baar liefde was voor Ferdinand, evenzoo innig haat zy thans Valdèz. Nu Elisa beth niet schuldig blykt en den moed toont te bezitten om een onzalige liefde uit baar hart te rukken, koert vreugde in 't diep geschokte gemoed baars vaders, die haar met warmte in zyn armen sluit. Val èz is intus schen op lyfsbehoud bedacht en stelt den bur gemeester voor, nu deze toch de overtuiging heeft erlangd, dat hy geen verraad tegen de stad kwam plegen, hem een vrypas te ver- leenen. Hy belooft,voor dien dienst, welke hem 't leven redt, het beleg te zullen opbre ken. Van der Werf kan niet dadeiyk besluiten, doch begrypt tocb, dat, al heeft hy zyn dochter thans in onschuld weer, hy Valdèz, hulp nog zal behoeven voor den Raad, om in elk geval, de gevolgen van 't gebeurde af te wenden. Inmiddels verschynt de Raad en 't verhoor van Valdèz begint. Da burgemeester pleit voor hem en zegt dat een minnehandel hem alleen de stoutheid deed begaan zicb binnen de vesting te wagen. Men vraagt den naam der dame. Valdèz zegt edelman te zyn en dien naam niet te zullen noemen In dit be slissend oogenblik verschynt v. d. Does met v. Noort. Als Valdèz den naam ook al ver zwygen wil, dan zal v. Noort hem noemen, want het recht moet zyn loop hebben. Alge meene ontsteltenis; als de glipper spreekt,is er geen redding meer, v. Noort geniet van die ontsteltenis; hy triomfeert al en gevoelt zich groot, nu hy 't lot van den Spaanschen veldheer en dat van den burgemeester in handen heeft. Zeker zal by spreken de volle waarheid; want zoet is de wraak over miskenning en verachting, die steeds zyn deel waren. Hy duidt Elisabeth aan. De burgemeester zinkt geheel verslagen in een stoel, Elisabeth is op 't punt te bezwy men. Maar nog is v. Bevervoorde daar, die als een waar edelman, den handschoen voor het ongelukkige meisje opneemt en v. Noort een logenaar noemt. „Elisabeth is myn bruid," roept hy uit; „en met haar te beleedigen, treft men myI" Die woorden maken indruk; niemand ook, die 't gelooven kan, dat de dochter van v. d. Werf zich aan zulk een daad zou schuldig maken; ook Valdèz ver klaart dat hy de jonkvrouw nooit ontmoet heeft, 't Volk wil Noort nu te lyf voor zyn vermetelheid om aldus den burgemeester in zyn eer te durven krenken. Van Noort begrypt zelf niets meer van den toestand, maar als Valdèz hem thans aahwjjst als de man, die hem steeds heimelyk binnen de stad liet, voelt hij dat de myn verkeerd gespron gen is. De glipper wordt als gevangene weggevoerd om hem aan de volkswoede te onttrekkon en Valdèz in vryheid gesteld. Weer is eeu maand van 't beleg verstre ken; wy schryven thans October. 't Is een akelige, donkere nacht, 't Minste gedruisch brengt een siddering in de stad. In de verto teekent zich een roode vuurgloed af tegen de zwarte lucht men boort ook het dof gebulder der kartouwen. Schrik en ont steltenis heerschen alom. Wat kan 't zyn Waagt de vyand een aanval op do stad? Niamand kan 't antwoord geven, doch iedereen vermoedt zulks en voorziet het bange einde; v. d. Doos wekt de burgers op zich gewapend naar de wallen te spoeden: liever sterven met de wapens in de hand, dan zich laf te laten vermoorden. Men hoeft geen ooren naar zyn stem. De toestand is dan ook vreeselyk in de stad. Honger en ziekte waren rond, uitgeput en ellendig sleept de burgery haar treurig bestaan nog voortde gemoederen zyn in vertwyfeling geraakt; men verwacht geen uitkomst meer, want aanhoudende tegenwind belet Boisot met zyn Watergeuzen te naderen. 'tVolk weigort te vechten; 't begint te mor ren; men verwyt den magistraten de oorzaak te zyn van al de ellende, die v. Noort wel voorspeld heeft. Waarom liet men Valdèz ook vry, toen meo hem in honden had l Zyn belofte was tocb niet gemeend en hy heeft zich sedert al bitter gewroken. Vergeefs tracht v. d. Do9s de burgery te bemoedigen en op te wekken zich krachtig te toonen en trouw te blyven aan Oranje; maar neen, niets helpt; men roept slechts om brood en dat kan men niet geven - dat men dan de poorten maar opene; er is ge noeg geleden 1 Een uitkomst is de dood. De super intendent wil door een krachtdadige handeling nog trachten de burgers aan zyn bevelen te doen gehoorzamen en goeft zyn gewapenden last, hun buksen af te vuren. Doch nu stygt de woede ten topde vrouwen schreeuwen en gillen; 't volk dringt te hoop; 't vreeselyksto staat te wachten, als plotse ling v. d. Werf zich vertoont. Moedig begeeft hy zicb tusschen de opgèwonden menigte, vraagt wat men wil, en als de hongerkreten van 't volk hem in do ooren dreunen en de overgaaf der stad wordt geëischt, neemt hy zyn zwaard en biedt 't den mannen aan. „Nooit geef ik de stad aan de Spanjaarden aver," roept hy uit, „maar hier is myn zwaard, hakt myn lichaam in stukken en verzadigt uw honger, ik sterf liever door uw ban den, dan door de Spaansche beulen vermoord te worden. Die stoutmoedige taal brengt de bevolking weer tot bedaren, en doet zelfs geestdrift ontvlammen. Neen!" schreeuwen nu de burgers, „wy zullen ons niet overgeven, wy zullen trouw u steunen 1" Daar verschynt Van Bevervoorde. Hy brengt g09de tyding. Een duif, door de Watergeuzen opgelaten is zoo even de stad binnengevlogen; de vloot van Boisot is reeds slaags met den vyand. „Opl Op! mannen/' rospt by geest driftig uit: „den Spanjaard nu in de flank gevallen." Allen snellen te wapen ook Elisabeth voegt zich by de burgers, want ook zy dorst naar wraak, en moedig trekt men onder aanvoering van Van Bevervoorde naar de wallen. Zoo loopt die angstvolle nacht ten einde. Den volgenden morgen (3 October) gaat er een algemeene juichkreet op. De Spanjaarden zyn gevlucht, het vyandelyk kamp ligt ver- lateD. De geuzen vloot zeilt de stad binnen en brengt voedsel in 0 7ervloed aan. Lelden ls ontzet! Het volk, vreugdedronken, omhelst zyn verlossers; een optocht wordt gevormd; de magistraten en de dappere Water, ;z.n, met Boisot aan 't hoofd, omstuwd «oor de jui chende menigte, trekken stadwaarts heen. Een dankgebed ryst ten hemel, en Elisabeth valt vol liefde, om den bals van Van Bevervoorde, den edelen maD, wien zy haar eer en haar redding verschuldigd is. Haar hart heeft hem begrepen en verstaan. De zon, die zoo schitterend nu opgaat voor Leiden's toekomst, is ook de zonne thans van hun beider geluk! Gemengd Nieuws. H ar d d r a v er y e n te Alfen aan den Ryn. 12 deelnemers: „Miss Broughton", stal Jan Steen, beryder A. C. v. d. Akker; „Sador", stal Trio, beryder J. F. De Boer; „Lucille", van J. W. Schuyl, beryder F. Steinagel; „Vliegende Hollander", van J. Smulders, beryder J. C. De Boer; „Sympathie", van jhr. Bosch van Drakesteyn, beryder R, Ulrich; „Moquette", van D. Vermaat, beryder P. Schönrock; „Martin", van J. G. Matzo, berijder eigenaar; „Huntress", van Joh. Ds Mol, beryder B. W. Schippers; „Rejected", stal Trio, beryder J. F. De Boer; „Newbold, van J. W. Schufll, beryder F. Steinagel„Sokol", van Th. J. Dop, beryder W. Derksen; „Angelina", stal Jan Steen, beryder A. C. v. d. Akker. Prys „Huntress; lste premie „Sador"; 2de „Rejected". Men schryft uit Amsterdam: Door twee rechercheurs werd naar het bureel gebracht eene 21-jarige vrouw, wonende albier, als verdacht van medeplichtigheid aan een diefstal van f 60U k f 700, ten nadeele van een bewoner in do Reguliersdwarsstraat. De gesloten tyd voor hetvisschen met de zegen 15 Aug. tot 15 Oct. is tot nog to9 voor de zalmvisscheryen aan de Lek zeer ongunstig geweest. Met zalmsteken, kantzegena en dryfnetten wordt byna niets gevangen. Op de visschery te Tienhoven is de visschery met de kantzegen gestaakt. Uit Yerseke wordt gemeld. Woens dag is naby Antwerpen een mosselschipper van hier verdronken. Hy was met mosselen naar Brussel geweest en moest dus geld by zich gehad hebben, maar dit werd niet op zyn lyk gevonden. Donderdag morgen is dit bier met zyn vaartuig aangekomen. Zyn beide knechts kunnen geen inlichtingen geven, daar de schipper alleen was uitgegaan. Nadere opheldering zal zeer gewenscht zyn. De ver ongelukte laat eene vrouw en een kind na. Eeuigentyd ge1eden hebben i den omtrek van Palermo eenige booswichten een stout stuk uitgevoerd; zy werden echter reeds deu volgenden dag ontdekt en in hech tenis genomen. Het waren vjjf goed gewapende en gemaskerde mannen, die op klaarlichten dag op deu straatweg tusschen Palermo en Belmonte het rytuig van den advocaat Asciutti aanhielden eu van den eigenaar geld eischten. De advocaat overhandigde hun een brieven- tasch, waariu zich 100 lire bevonden. De roovers wisten echter dat hy meer by zich moest hebben, doorzochten het gansche rytuig en vonden eindelyk onder de zitplaats 6en pak papiereu ter waarde van 3800 lire. Ten slotte r.ainen zy den advocaat zyn horloge en eenige Hieradeii af en dreigden hem te zullen dooden. al» hy hen niet ongestoord hun gang liet gaan. Zy werden in hun werk zaamheden gestoord door eenige voerliedeD, die zi) dwongen met het gezicht naar den grond te gaan liggen totdat alles zou zyn afgeloopen. Maar deze voorzorgsmaatregel baatte den booswichten niet veel, daar zy den volgenden dag opgespoord en gevangenge nomen werden. Een spoortrein, die door de j passagier» weer op gang wordt geholpen, dat zeldzame schouwspel heeft men onlangs ge zien op de smalle spoor weglyn van Angouleme naar Rouillac. De trein, vol passagiers, die naar de revue gingen, reed langzaam een der steilste ge deelten van den weg op, toen eensklaps, op het midden van de helling, de locomotief, als buiten adem, bleef staan. De wi9)en draaiden nog wel, maar de trein kwam niet voort. Een aantal reizigers stapten uit de waggons, om den trein wat lichter te maken; maar dat hielp niet. Toen besloten al de passagiers, het ver moeide stoompaard wat te helpen. Zy dnwden de waggons voort, en zoo kwam men met vereende krachten de helling op. Daarna namen allen weer plaats in de waggons, en men kwam langzaam, maar zonder verder oponthoud, op de plaats der bestemming aan. Het Noorsche 6chip „Primus", kapt. Eriksen, van Tjilatjap naar Petersburg, heeft by Hogland gestooten en is in diep water gezoDken. Het schip is totaal verloren, doch de opva renden zyn gered en te Kotka geland. Volgens berichten uit Peking heeft generaal Toeng, bevelhebber van de keizerlyke troepen, die tegen de Mahome- daansche rebellen in de provincie Kansoe vechteD, succes. De door de Mahomedanen veroverde belangryke stellingen zouden door hem hernomen zijn. Aan bewoners der dorpen, die zich overgaven, werd geen schade gedaan en bescherming toegezegd; anderen, die wei gerden de wapenen neer te leggen, zyn tot den laatsten man gedood, 't Was er vry rustig, in Kansoe, in Juli. Maar vele rebellen waren in de bergen gevlucht die komen terug. De militaire correspondent der „Peking and Tientsin Times" in Kansoa verhaalt een ge beurtenis, die wel bewyst wat de troepen be- teekenen die uit het zuiden, op last van den keizer, tegen de rebellen zyn opgetrokken. Acht bataljons zouden Soekiapoe den vyand gaan ontnemen „Zy bombardeerden de plaats gedurende vier dagen met kanonnen; met geen enkel schot werd geantwoord en geen vyand vertoonde zich. De soldaten durfden toch niet naderen, vreezende dat de rebellen zicb schuil hielden en eensklaps op hen zouden losstormen. Den vierden dag kwamen troepen uit Hotsikou tien li daar vandaan, hun te hulp, en deze drongen, na enkele schoten gelost te hebben, voorwaarts om de sterkte te nemen. Vlak achter de poort zagen ze een oude vrouw, die hun vroeg waarom zo toch zoovele dagen geschoten hadden daar er niemand in de plaats meer was behalve zy en twee andere vrouwen heel de bevolking was gevlucht, toen zy de keizerlyke troepen zag naderen. Zy zelf was lam, en do andere vrouwen waren beiden blind."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6