LEIDEN ONTZET!
Zelfs tot hot leveren van een kaart, waarop
da huidige bezitstoestand duidelijk was aan
gegeven, verklaarde deze bewindsman zich,
heusch, buiten staat."
Ook al een „eisch". Naar aanleiding der
praatjes omtrent de minder humaue bohan-
deling, welke de socialist Cohen in de gevan
genis van de zijde van den gevangenisdokter
zou ondervonden hebben, doet de radicale
Volksstem het voorstol, een hervorming in
te voeren van het toezicht op de ge
vangenissen en daarmede ook socialisten
te belasten. De tegenwoordige regenten, zegt
het blad, zijn aanzienlijke heeren, patriciërs;
zij staan te ver van het volk, waaruit de
gevangenen meestal voortkomen, zy kennen
het leven en de behoeften der gevangenen
niet; daarbij hebben zy een principièeleu af
keer van socialisten, omdat zijzelve een
andere politiek zijn toegedaan.
Ons komt het voor, zegt De Tijd, dat l)e
Volksstem nog een schrede verder had moeten
gaan. Als de socialisten, omdat velen van
hen wegens majesteitschennis, verzet tegen
het openbaar gezag enz. in de gevangenis
komen, aanspraak hebben op een of meer
vertegenwoordigers in het colloge van regenten,
waarom ook niet beeren dieven en inbrekers
Ook tegenover deze belangwekkende klasse
van personen bestaan bij .patriciërs" ge
woonlijk zekere „voordeelen" het zou dus
eveneens kunuen geschieden, dat onze wegens
roof en diefstal ter verpleging opgenomen
medeburgore door do tegenwoordige regenten
der govangénissen uiet altijd behandeld werden
mot de onderschoidiug, welke dezen heeren
toekomt.
Er is nog iets I
Tot nu toe heelt zeker dom aristocratisch
begrip de benoeming van ex-boeven tot re
genten der gevangenissen in dm weg gestaan.
En toch, wie beter dan zy zjjn in staat het
leven en behoeften der gevangenen te be-
oordeelen, en van wolke zyde zijn meer
practische voorstellen te verwachten, om het
verblijf in die inrichtingen zooveel mogelijk
te veraangenamen?
Wordt aan het verlangen van De Volksslem
gevolg gegeven en wettelijk vastgesteld, dat
het college van regenten eener gevangenis
bijv. voor minstens de helft uit revolutionnaire
socialisten en anarchisten moet bestaan, dan
eischt de consequentie, dat daaraan het voor
schrift worde toegevoegd, dat alleen zij, die
minstens een jaar in gevangenissen verblijf
hielden, tot regent benoembaar zullen wez9o
Groote Opera in /5 bedrijven
(6 Tafereelen
DOOR
E. VAN DER VEN.
JVazJck van C. VAN VER LINDEN.
Beknopt Overzicht.
*1 Is in de vierde maand van bet gedenk
waardig beleg van Leiden door de Spaansche
troepen, ondor bevel van Valdez. De nood
klimt van dag tot dag. Er komt gebrek aan
levensmiddelen de toekomst wordt donker.
Afgaande op de beloften vao den Prins van
Oranje, heeft men gehoopt, d3t het beleg
slechts van korten duur zou zijn geweest.
Zün beloofde hulp laat zich wachten. De
bnrgerij, ofschoon zij moedig stand houdt,
begint moedeloos te worden, er komt twijfel
in de gemoederen, die bi) velen zicb lucht
geeft in ontevredenheid.
De vijand, die vast besloten schijnt, de stad
uit te hongeren, laat ook geen middelon
onbeproefd om de bevolking te doen besluiten,
de stad maar over te-geven. Valdez laat
daartoe brieyen in do stad verspreiden, door
zekere porsbnen, glippers genaamd, die in
verstandhouding met den vijand zijn. In
die brieven worden deu Leidenaars de mooiste
beloften gedaan en in hun belang en dat
hunner vrouwen en kinderen gesmeekt, zich
niet te blijven verzetten.
Tot dusver heeft al 'dit geschrijf nog niet
veel uitgewerkt, men heeft er slechts meè
gespot; doch nu de Spanjaard het valscb ge
rucht verspreidt van 's Prinsen dood, wordt
de verslagenheid algemeen.
Ti recht beducht voor het verlies van Leiden,
dat de noodlottigste gevolgen voor zyn zaak
zou hebben, wijdt intusschen de Prins van
Oranje ofschoon te Delft aan 't ziekbed
gekluisterd al zijn zorgen aan de verlossing
der stad. 't Plan tot vorming van een leger
was mislukt. Hy vindt nu nog slechts één
middel: bet land te doen overstroomen, doch
daartoe is tijd en veel geld noodig.
„Liever een verdronken dan een verloren
landl" roepen echter de Nederlanders uit en
spoedig zijn de noodige gelden, 1,200,000
gulden, gevonden om het groote werk uit te
voeren. Den Sden Augustus zijn de eerste
dijken doorgestoken, de sluizen te# Schiedam
en te Rotterdam opengezet en stuwt de zee
haar golven over het land. Boisot, opperbe
velhebber van de vloot der Watergeuzen,
brengt reeds in Zeeland zijn schepen in
gereedheid en weldra komt het bericht in de
stad, dat het water reods de landscheiding
(den grooten dijk, welko de zee van Leiden
scheidde) genaderd is. Nog enkele dagen 9lechts
en de Spanjaard, in den rug bestookt door
de Watergeuzen, zal verplicht zijn het beleg
op te heffen. De Raad der stad laat dit heug
lijk nieuws door de straten afkondigen. De
muziek speelt, de gilden trekken uit, er
heerscht een algemeene vreugde.
Doze historische bijzonderheden zjjn beknopt
samengevat in het eerste bedrijf, als een schil
dering van den toestand op 't oogonblik dat
de Opera begint.
Van Noort, die heimelijk in dienst is van
Valdez, tracht do goedgezinde burgers op te
ruiën, gebruikmakende van de moedeloosheid,
die er heerscht in de stad. 't Verschijnen van
v. d. Does, den super intendent, en de daarop
volgende afkondiging van bet hierboven be
doelde goede nieuws voorkomen ernstige ge
volgen, en Van Noort ziet zich verplicht te
vluchten om aan de volkswoede te ontkomen.
Later treedt ook de burgemeester op, iu ge
sprek met jonkh. Van Bevervoorde, den zaak
gelastigde van den Prins binnen Leiden; deze
is in stilte verliefd op zijn eenige dochter
Elisabeth en vraagt om haar hand, wat Van
der Werf, hooglijk met't voorstel ingenomen,
toestemmend beantwoordt. Als daarna Elisa
beth, in gezelschap hare: nic'. t Mai ijko Moens,
verschijnt blykt 't intusschen uit baar hou
ding en woorden, dat zij voor den jonker
gesn wederliefde gevoelt, en in eenigszins
gedrukte stemming, wacht men nu de gilden
op, die hun jaaiiykschen optocht zuilen houden.
Inderdaad, Elisabeth bemint een ander en
wel een Spaansch officier, die haar eens redde
uit de handen zijner soldaten, bij gelegenheid
van een rytochtje buiten de stadspoorten. Hy
noemt zich Fernand, meer weet het jonge
meisje niet van hem. Nu zy de overtuiging
erlangt, dat ook de jonker haar bemint, ge
raakt zy in tweestryd; zy gevoelt dat zy
verkeerd doet zy, een geuzio, de dochter
van Leidens burgemeester, liefde te koesteren
voor een Spanjaard een vyand van haar
geloof en land; maar tocb, de liefde is zóó
innig, zóó warm, en ook Fernand bemint haar
met zooveel hartstocht, dat zy de kracht mist
om dien band te verbreken. Maryke wyst
haar intusschen op haar plichten en op het
ongeoorloofde van die geheime betrekking, en
weet haar eindelyk te doen besluiten, ter
wille van de eer haars vaders, die van dat
alles geheel onkundig is, Fernand zyn woord
terug te geven.
Was 't gisteren nog een dag van vreugde,
in 't blyde vooruitzicht eenor spoedige ver
lossing, heden heerscht weer alom neerslach
tigheid 's nachts is de wind gekeerd, en 't
water, dat reeds zoo dicht genaderd was,
vloeit terug naar zee. Geheel moedeloos en
somber gestemd, verhaalt Van der Werf dit
treurige nieuws aan zyn huisgenooten; als
ook dit middel falen moet, van waar zal dan
nog redding komen voor de stad? Die over
peinzing wordt afgebroken door woeste kreten,
die van de straat in 't woonvertrek door
dringen. E9n volkshoop verzamelt zich voor
zyn woning; men verlangt den burgemeester
te spreken. Elisabeth houdt haar vader
terug, om zich aan 't raam te vertooneD,
vroezende dat het opgewonden volk niet veel
goeds bedoelt. Gelukkig verschynt in 't zelfde
oogenblik Van der Does, die den burgemees
ter in korte woorden de aaoleiding van t
rumoer mededeelt. Van Noort had weer de
hand in 't spel en andermaal 't volk opge
ruid de superintendent heeft hem doen
arresteeren en 't volk verlangt nu dat de
burgemeester zyD vonnis uitspreken zal. Van
Noort, wel begrypende dat hy ditmaal niet
zoo gemakkelyk zal heenkomen, heeft een
Ü3t bedacht. Hy is drager van een groot
goheim, dat hy den burgemeester wil mede-
deelen, als een bewys dat by wel degeiyk
een goed vaderlander en Oranjegezind is.
Toegelaten zynde, verhaalt hy dan ook dat
er volgens zyn meeniog, gecomplotteerd wordt
met den vyand om de stad door verraad te
nemen: hy weet ten minste dat een jonge
dame geregeld bijeenkomsten heaft met een
der Spaanscbe legerhoofden; beide schuldigon
zal by in handen leveren, als men hem de
vryheid laat. Elisabeth, die by zyn komst
haar angst al niet kon verbergen, ontstelt
hevig; zy is 't toch, die bedoeld wordt. Van
Noort kent haar geheim, omdat Fernand hem
vaak brieven voor haar toevertrouwde.
Zy begrypt dat zy nu verloren is en ook
Fernand, te meer daar haar vader op 't voor
stel van den glipper ingaat en deze, opdat
men beter 't oog op hem zou kunnen houden,
door Van der Does by de burgerwacht wordt
ingelyfd. Spoedig handelen is thans plicht,
en ofschoon Maryke haar wyst op het gevaar,
dat zjj loopt, besluit Elisabeth toch naar de
samenkomst te gaaD, die zy dien zelfden
avond met Fernand zou hebben, ten einde
hem te waarschuwen voor 't verraad van
Van Noort, maar ook om hem dan tevens
zyn woord terug te geven.
Het derde bedryf speelt in een wachthuis
van den vestingwal, naby de Koepoort. Eenige
burgerwachten zyn byeen en zingen een spot
lied om Van Noort, die zicb onder hen bevindt,
en wiens Oranjegezindheid weinig wordt ver
trouwd, onaangenaam te zyn. Alleen gebleven,
overdenkt hy den toestand en overlegt wat
hy doen zal. Zal hy den Spanjaard blyven
dienen en verraad plegen of wel de zyde der
Piinsgezinden nemen en hun Valdèz want
doze is 't, die zich Fernand noemt in
handen leveren? Tot beide heeft hy thans
de schoonste gelegenheid. Hy heeft slechts
te kiezen. Wat zou voor hem echter 't voor-
deeligst zyn?.... In die my mering wordt
hy gestoord door de komst van Valdèz, die
langs een geheime deur bet wachthuis bin
nentreedt.
Ontevreden, dat v. Noort, ofschoon hy ruim
betaald werd, zoo weinig tot dusver uitrichtte
om de burgery van Leiden tot de overgave
to bewegen en hem ook niet geheel meer
vertrouwende, verlangt Valdèz zyn verdere
diensten niet meer en zendt hem minachtend
heen. Dit beslist teven9 voor Van Noort, hoe
hy no verder handelen zal. Hy zal zich op
den Spanjaard wreken. Onbemerkt sluit hy
by 't heengaan de geheime deur af, en Valdëz,
die zich binnen de stad bevindt, is een ge
vangene.
Kort daarop verschynt Elisabeth, die hem
waarschuwt voor 't naderend gevaar, en tevens
haar besluit mededeelt om den liefdeband
te verbreken, die slechts onheil voor haar
kan aanbrengen en de eer haars vaders kosten
zou. Valdèz, die het jonge meisje oprecht
bemint, wil daar niets van hooren, en stelt
zelfs voor, alB alle overredingen vruchteloos
blyken, om ontrouw te plegen aan den koning
en het beleg der stad op te heffen, als zy
besluiten kan de zyne te worden. E9n oogen
blik nog aarzelt het meisje; het denkbeeld
lacht haar aan, door haar liefde de vryheid
barer stad te koopenmaar daar luidt de
stormklok, woeste kreten worden gehoord
en weldra stormen verscheidene gewapenden
binnen. Valdèz heeft nog getracht te ont
vluchten, doch zag zich den weg afgesneden.
Met den degen in de vuist zal hy zich ver
dedigen, want hy begrypt dat alles nu op
't spel staat, ook ter wille van Elisabeth. Da
verscbyning van v. d. Werf met v. Bever
voorde en v. Noort, die het samenzyn heeft
ruchtbaar gemaakt, maakt dit evenwel onnoo
digalles is nu verloren. V. d. Werf herkent
zyn dochter. Pynlyk toonoel, want hy ge
voelt dat haar schande ook hem in den afgrond
medesleept. Valdèz wordt als gevangene weg
gevoerd, terwyl Elisabeth - door haar vadc-r
verstoeten bezwymend in de armen van
v. Bevervoorde zinkt.
Van der Werf is wanhopend. Zulk een
vreeselyken slag had hy niet verwacht- Zyn
eigen dochter de appel zynei oogen, pleegt
verraad aan de goede za,tk en heuit met den
vyand 1 En toch kan hy zich dieu toestand
nog niot helder indenken; 't gaat boven zyn
bevatting. Zou Elisabeth wel schuldig zyn?
Als zy slechts het slachtoffer ware van
Spaansche list en logen?,... Hoe 't echter
zy, dat staat vast dat baar daad de kroon
van zyn grysheid vallen doet en geheel zyn
roemvol leven in schande en oneer eindigt.
Van Bevervoorde tracht hem te troosten; by
gelooft niet aan schuld, daartoe is Elisabeth,
die reine engel, die by aanbad en nog altyd
liefheeft, niet in staat. Intusschen is de ge
vangene ontboden geworden; v. d. Werf wil
hem spreken, alvorens hy straks voor den
Raad verschynt; uit 'diens eigen mond wil
hy de waarheid vernemen.
Valdèz, binnengeleid zynde, bekent hem
e rlyk zyn liefde voor Elisabeth en zweert
hem te willen gelooven, dat by geen lage
bedoelingen, geen verraad met haar voorhad.
Hy heeft haar oprecht lief en wenscht haar
tot zyn gade. Op de vraag des burgemeesters
wie hy is, maakt Valièz zich beken J. 't Noemen
van zyn naam wekt spbrik en afschuw.
„En uw antwoord thans?" vraagt Valdèz.
„Zy zelve zal 't u geven," zegt v. d. Werf,
geheel verpletterd, wyzende op Elisabeth, die
binnentreedt en haar Vader te voet valt. Ver
giffenis kan hy haar niet schenken, maar by
wil haar nog niet veroordeelenzy zelf zal
beslissen over haar lot en 't zyne. Hy her
innert haar aan 't lyden, dat geleden wordt,
de wreedheid der Spanjaarden, hun belustheid
op moord en roof, en welk lot de stad be
schoren is, als 't den vyand mocht gelukken
ze in handen te krijgen. „En de oorzaak
van dat al," besluit haar vader, „dafir, die
man is 'tl"
„Ferdinand V vraagt Elisabeth, met ver
wondering.
„Neen, niet Ferdinand 't is Valdèz 1"
roept v. d. Werf.
Dat woord doet haar ontstellen. Zy schrikt
voor zichzelve terug. Wel hoe, Leidens beul,
dien zy baat om 't lydon en den rouw, dien
hy over de stad bracht, dien man heeft zy
bemind 1 Zy kan 't nauweiyks gelooven, zy
moet met blindheid zyn geslagen geweest.
Valdèz smeekt haar, hem niet te verachten,
by heeft toch nooit haar liefde bedrogen 1 O
neenmaar zy gevoelt 't nu diep dat hy door
't verzwygen van zyn waren naam, haar ver
raderlijk heeft misleid en zoo diep en innig
als eens baar liefde was voor Ferdinand,
evenzoo innig haat zy thans Valdèz. Nu Elisa
beth niet schuldig blykt en den moed toont
te bezitten om een onzalige liefde uit baar
hart te rukken, koert vreugde in 't diep
geschokte gemoed baars vaders, die haar met
warmte in zyn armen sluit. Val èz is intus
schen op lyfsbehoud bedacht en stelt den bur
gemeester voor, nu deze toch de overtuiging
heeft erlangd, dat hy geen verraad tegen de
stad kwam plegen, hem een vrypas te ver-
leenen. Hy belooft,voor dien dienst, welke
hem 't leven redt, het beleg te zullen opbre
ken. Van der Werf kan niet dadeiyk besluiten,
doch begrypt tocb, dat, al heeft hy zyn dochter
thans in onschuld weer, hy Valdèz, hulp nog
zal behoeven voor den Raad, om in elk geval,
de gevolgen van 't gebeurde af te wenden.
Inmiddels verschynt de Raad en 't verhoor
van Valdèz begint. Da burgemeester pleit
voor hem en zegt dat een minnehandel hem
alleen de stoutheid deed begaan zicb binnen
de vesting te wagen. Men vraagt den naam
der dame. Valdèz zegt edelman te zyn en
dien naam niet te zullen noemen In dit be
slissend oogenblik verschynt v. d. Does met
v. Noort. Als Valdèz den naam ook al ver
zwygen wil, dan zal v. Noort hem noemen,
want het recht moet zyn loop hebben. Alge
meene ontsteltenis; als de glipper spreekt,is
er geen redding meer, v. Noort geniet van
die ontsteltenis; hy triomfeert al en gevoelt
zich groot, nu hy 't lot van den Spaanschen
veldheer en dat van den burgemeester in
handen heeft. Zeker zal by spreken de
volle waarheid; want zoet is de wraak over
miskenning en verachting, die steeds zyn deel
waren. Hy duidt Elisabeth aan.
De burgemeester zinkt geheel verslagen in
een stoel, Elisabeth is op 't punt te bezwy
men. Maar nog is v. Bevervoorde daar, die
als een waar edelman, den handschoen voor
het ongelukkige meisje opneemt en v. Noort
een logenaar noemt. „Elisabeth is myn bruid,"
roept hy uit; „en met haar te beleedigen,
treft men myI" Die woorden maken indruk;
niemand ook, die 't gelooven kan, dat de
dochter van v. d. Werf zich aan zulk een
daad zou schuldig maken; ook Valdèz ver
klaart dat hy de jonkvrouw nooit ontmoet
heeft, 't Volk wil Noort nu te lyf voor
zyn vermetelheid om aldus den burgemeester
in zyn eer te durven krenken. Van Noort
begrypt zelf niets meer van den toestand,
maar als Valdèz hem thans aahwjjst als de
man, die hem steeds heimelyk binnen de stad
liet, voelt hij dat de myn verkeerd gespron
gen is.
De glipper wordt als gevangene weggevoerd
om hem aan de volkswoede te onttrekkon en
Valdèz in vryheid gesteld.
Weer is eeu maand van 't beleg verstre
ken; wy schryven thans October.
't Is een akelige, donkere nacht, 't Minste
gedruisch brengt een siddering in de stad. In
de verto teekent zich een roode vuurgloed af
tegen de zwarte lucht men boort ook het
dof gebulder der kartouwen. Schrik en ont
steltenis heerschen alom. Wat kan 't zyn
Waagt de vyand een aanval op do stad?
Niamand kan 't antwoord geven, doch iedereen
vermoedt zulks en voorziet het bange einde;
v. d. Doos wekt de burgers op zich gewapend
naar de wallen te spoeden: liever sterven
met de wapens in de hand, dan zich laf te
laten vermoorden. Men hoeft geen ooren naar
zyn stem. De toestand is dan ook vreeselyk
in de stad. Honger en ziekte waren rond,
uitgeput en ellendig sleept de burgery haar
treurig bestaan nog voortde gemoederen zyn
in vertwyfeling geraakt; men verwacht geen
uitkomst meer, want aanhoudende tegenwind
belet Boisot met zyn Watergeuzen te naderen.
'tVolk weigort te vechten; 't begint te mor
ren; men verwyt den magistraten de oorzaak
te zyn van al de ellende, die v. Noort wel
voorspeld heeft. Waarom liet men Valdèz
ook vry, toen meo hem in honden had l
Zyn belofte was tocb niet gemeend en hy
heeft zich sedert al bitter gewroken.
Vergeefs tracht v. d. Do9s de burgery te
bemoedigen en op te wekken zich krachtig
te toonen en trouw te blyven aan Oranje;
maar neen, niets helpt; men roept slechts
om brood en dat kan men niet geven - dat
men dan de poorten maar opene; er is ge
noeg geleden 1 Een uitkomst is de dood. De
super intendent wil door een krachtdadige
handeling nog trachten de burgers aan zyn
bevelen te doen gehoorzamen en goeft zyn
gewapenden last, hun buksen af te vuren.
Doch nu stygt de woede ten topde vrouwen
schreeuwen en gillen; 't volk dringt te hoop;
't vreeselyksto staat te wachten, als plotse
ling v. d. Werf zich vertoont. Moedig begeeft
hy zicb tusschen de opgèwonden menigte,
vraagt wat men wil, en als de hongerkreten
van 't volk hem in do ooren dreunen en de
overgaaf der stad wordt geëischt, neemt hy
zyn zwaard en biedt 't den mannen aan.
„Nooit geef ik de stad aan de Spanjaarden
aver," roept hy uit, „maar hier is myn zwaard,
hakt myn lichaam in stukken en verzadigt
uw honger, ik sterf liever door uw ban
den, dan door de Spaansche beulen vermoord
te worden.
Die stoutmoedige taal brengt de bevolking
weer tot bedaren, en doet zelfs geestdrift
ontvlammen.
Neen!" schreeuwen nu de burgers, „wy
zullen ons niet overgeven, wy zullen trouw
u steunen 1"
Daar verschynt Van Bevervoorde. Hy brengt
g09de tyding. Een duif, door de Watergeuzen
opgelaten is zoo even de stad binnengevlogen;
de vloot van Boisot is reeds slaags met den
vyand. „Opl Op! mannen/' rospt by geest
driftig uit: „den Spanjaard nu in de flank
gevallen."
Allen snellen te wapen ook Elisabeth
voegt zich by de burgers, want ook zy dorst
naar wraak, en moedig trekt men onder
aanvoering van Van Bevervoorde naar de
wallen. Zoo loopt die angstvolle nacht ten
einde.
Den volgenden morgen (3 October) gaat er
een algemeene juichkreet op. De Spanjaarden
zyn gevlucht, het vyandelyk kamp ligt ver-
lateD. De geuzen vloot zeilt de stad binnen en
brengt voedsel in 0 7ervloed aan.
Lelden ls ontzet!
Het volk, vreugdedronken, omhelst zyn
verlossers; een optocht wordt gevormd; de
magistraten en de dappere Water, ;z.n, met
Boisot aan 't hoofd, omstuwd «oor de jui
chende menigte, trekken stadwaarts heen. Een
dankgebed ryst ten hemel, en Elisabeth valt
vol liefde, om den bals van Van Bevervoorde,
den edelen maD, wien zy haar eer en haar
redding verschuldigd is. Haar hart heeft hem
begrepen en verstaan.
De zon, die zoo schitterend nu opgaat voor
Leiden's toekomst, is ook de zonne thans
van hun beider geluk!
Gemengd Nieuws.
H ar d d r a v er y e n te Alfen aan den
Ryn. 12 deelnemers: „Miss Broughton", stal
Jan Steen, beryder A. C. v. d. Akker; „Sador",
stal Trio, beryder J. F. De Boer; „Lucille",
van J. W. Schuyl, beryder F. Steinagel;
„Vliegende Hollander", van J. Smulders,
beryder J. C. De Boer; „Sympathie", van jhr.
Bosch van Drakesteyn, beryder R, Ulrich;
„Moquette", van D. Vermaat, beryder P.
Schönrock; „Martin", van J. G. Matzo, berijder
eigenaar; „Huntress", van Joh. Ds Mol,
beryder B. W. Schippers; „Rejected", stal
Trio, beryder J. F. De Boer; „Newbold, van
J. W. Schufll, beryder F. Steinagel„Sokol",
van Th. J. Dop, beryder W. Derksen;
„Angelina", stal Jan Steen, beryder A. C.
v. d. Akker.
Prys „Huntress; lste premie „Sador";
2de „Rejected".
Men schryft uit Amsterdam:
Door twee rechercheurs werd naar het bureel
gebracht eene 21-jarige vrouw, wonende albier,
als verdacht van medeplichtigheid aan een
diefstal van f 60U k f 700, ten nadeele van
een bewoner in do Reguliersdwarsstraat.
De gesloten tyd voor hetvisschen
met de zegen 15 Aug. tot 15 Oct. is
tot nog to9 voor de zalmvisscheryen aan de
Lek zeer ongunstig geweest. Met zalmsteken,
kantzegena en dryfnetten wordt byna niets
gevangen. Op de visschery te Tienhoven is
de visschery met de kantzegen gestaakt.
Uit Yerseke wordt gemeld. Woens
dag is naby Antwerpen een mosselschipper
van hier verdronken. Hy was met mosselen
naar Brussel geweest en moest dus geld by
zich gehad hebben, maar dit werd niet op
zyn lyk gevonden. Donderdag morgen is dit
bier met zyn vaartuig aangekomen. Zyn beide
knechts kunnen geen inlichtingen geven, daar
de schipper alleen was uitgegaan. Nadere
opheldering zal zeer gewenscht zyn. De ver
ongelukte laat eene vrouw en een kind na.
Eeuigentyd ge1eden hebben i
den omtrek van Palermo eenige booswichten
een stout stuk uitgevoerd; zy werden echter
reeds deu volgenden dag ontdekt en in hech
tenis genomen. Het waren vjjf goed gewapende
en gemaskerde mannen, die op klaarlichten
dag op deu straatweg tusschen Palermo en
Belmonte het rytuig van den advocaat Asciutti
aanhielden eu van den eigenaar geld eischten.
De advocaat overhandigde hun een brieven-
tasch, waariu zich 100 lire bevonden. De
roovers wisten echter dat hy meer by zich
moest hebben, doorzochten het gansche rytuig
en vonden eindelyk onder de zitplaats 6en pak
papiereu ter waarde van 3800 lire. Ten
slotte r.ainen zy den advocaat zyn horloge
en eenige Hieradeii af en dreigden hem te
zullen dooden. al» hy hen niet ongestoord
hun gang liet gaan. Zy werden in hun werk
zaamheden gestoord door eenige voerliedeD,
die zi) dwongen met het gezicht naar den
grond te gaan liggen totdat alles zou zyn
afgeloopen. Maar deze voorzorgsmaatregel
baatte den booswichten niet veel, daar zy den
volgenden dag opgespoord en gevangenge
nomen werden.
Een spoortrein, die door de
j passagier» weer op gang wordt geholpen, dat
zeldzame schouwspel heeft men onlangs ge
zien op de smalle spoor weglyn van Angouleme
naar Rouillac.
De trein, vol passagiers, die naar de revue
gingen, reed langzaam een der steilste ge
deelten van den weg op, toen eensklaps, op
het midden van de helling, de locomotief,
als buiten adem, bleef staan. De wi9)en
draaiden nog wel, maar de trein kwam niet
voort.
Een aantal reizigers stapten uit de waggons,
om den trein wat lichter te maken; maar
dat hielp niet.
Toen besloten al de passagiers, het ver
moeide stoompaard wat te helpen. Zy dnwden
de waggons voort, en zoo kwam men met
vereende krachten de helling op. Daarna
namen allen weer plaats in de waggons, en
men kwam langzaam, maar zonder verder
oponthoud, op de plaats der bestemming aan.
Het Noorsche 6chip „Primus",
kapt. Eriksen, van Tjilatjap naar Petersburg,
heeft by Hogland gestooten en is in diep
water gezoDken.
Het schip is totaal verloren, doch de opva
renden zyn gered en te Kotka geland.
Volgens berichten uit Peking
heeft generaal Toeng, bevelhebber van de
keizerlyke troepen, die tegen de Mahome-
daansche rebellen in de provincie Kansoe
vechteD, succes. De door de Mahomedanen
veroverde belangryke stellingen zouden door
hem hernomen zijn. Aan bewoners der dorpen,
die zich overgaven, werd geen schade gedaan
en bescherming toegezegd; anderen, die wei
gerden de wapenen neer te leggen, zyn tot
den laatsten man gedood, 't Was er vry
rustig, in Kansoe, in Juli. Maar vele rebellen
waren in de bergen gevlucht die komen
terug.
De militaire correspondent der „Peking and
Tientsin Times" in Kansoa verhaalt een ge
beurtenis, die wel bewyst wat de troepen be-
teekenen die uit het zuiden, op last van den
keizer, tegen de rebellen zyn opgetrokken.
Acht bataljons zouden Soekiapoe den vyand
gaan ontnemen „Zy bombardeerden de plaats
gedurende vier dagen met kanonnen; met
geen enkel schot werd geantwoord en geen
vyand vertoonde zich. De soldaten durfden
toch niet naderen, vreezende dat de rebellen
zicb schuil hielden en eensklaps op hen zouden
losstormen. Den vierden dag kwamen troepen
uit Hotsikou tien li daar vandaan, hun te
hulp, en deze drongen, na enkele schoten
gelost te hebben, voorwaarts om de sterkte
te nemen. Vlak achter de poort zagen ze een
oude vrouw, die hun vroeg waarom zo toch
zoovele dagen geschoten hadden daar er
niemand in de plaats meer was behalve zy
en twee andere vrouwen heel de bevolking
was gevlucht, toen zy de keizerlyke troepen
zag naderen. Zy zelf was lam, en do andere
vrouwen waren beiden blind."