tt®. 11204. donderdag 3 September. A0.1896 i§eze .Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. MAN EN VROUW. LEIISCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden. 1.10. Franco per post0 1.40. Afzonderlijke Nommers0/in PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseer en buiten de stad f n of» Tweede Blad. Nadat vanwego de firma Perry in de Kal- verstraat te Amsterdam het initiatief genomen is voor winkelsluiting op den grooten feestdag der inhuldiging, heeft De Volksstem er op aangedrongen, dat dan dien dag ook alle drankverkoop zooveel mo gelijk zou worden gekeerd door sluiting van cafó's, heibergen, enz. Tegen dit plan trekt de Middelburgsche Crl. heftig te velde. Half Nederland, in Amsterdam samengestroomd, zal daar honger en dorst lijden. Het blad acht het een onbekookt idee, een 'dwaas streven. Men kan net zoo goed sluiting van alle kerken gelasten, omdat de godsdienst veel twist en soms zelfs waanzin kweekt. Die eisch ware even dwaas. „Als men herbergen en drankwinkels wil sluiten, dan moet ook hetzelfde gelden voor sociëteiten, groote en kleine logementen; dan moet men bij elk huis een wacht zetten, opdat men nergens sterken drank verkoope". En is dat billijk tegenover wie een hoog vergunningsrecht be taald heeft? Ook moet men niet gelooyen, dat daardoor minder sterke drank verbruikt zal worden. Misbruikers vooral zullen zich tijdig van het noodige voorzien. En bovendien, het sluiten zal een vrijwillige daad moeten zijn. De zoo genaamde „goedgezinde" verkoopers en koo pera zullen de dupes zijn. Regeling door de betrokken personen zei ven - café houders met hun personeel kan maken, dat allen wat zien van de pret, zonder dat de zaak stilstaat. En als dronkaards hinderlijk zijn, moet de politie ze oppakken. De Nederland8che Vereeniging tot bescher ming van Dieren beeft onlangs gemeend zich hot lot van de als trekdieren gebezigde ;h o n d e n te moeten aantrekken en zich, omdat er in elke provincie van Nederland een reglement op de wegen en voetpaden gevonden wordt, tot de Staten van de Neder- landsche provinciën gericht, met het verzoek, dat bet bezigen van honden als trekdier op alle wegen en voetpaden verboden worde, of subsidiair voorschriften gemaakt, om mishande ling van trekhonden te voorkomen. Een der gevolgen van dit adres heeft aan de Arn- hemsche Ct. aanleiding gegeven tot het schrijven van twee artikelen met het opschrift „Zenuwachtige wetgeving". Het vervoer van goederen met honden karren, in eenige provinciën weinig of in 't geheel niet voorkomende, is vooral in de beide Hollanden van beteekenis. In Noord Holland vond het adres geen weerklank Maar in Zuid-Holland werd door Gedeputeerde Staten by de Staten een voorstel tot aan vulling van het reglement ingediend, waarin onder anderen het verbod voorkwam een hond, van minder dan 60 cM. schouderhoogte, als trekhond te bezigen. Daar nu de trek honden, behoudens zeldzame uitzondencgen, die hoogte niet bereiken, stond dit verbod met een volkomen verbod van deze trekkracht in het algemeen gelijk. En daarmede zou gepaard gaan een ten gronde richten van het vrachtvervoer met hondenkarren, een, naar het oordeel der Arnh. Ct., voor het platteland zeer nuttige en voordeelige industrie. Er kwam natuurlfik van de zyde der be langhebbenden verzet en de commissie uit de Staten rapporteerde ongunstig. Maar er kwam toch een voorschrift, dat het toelaten van een hond als trekdier nu eenvoudig afhan- keiyk stelde van de vergunning van den burgemeester van de woonplaats van den houder. Hierdoor werd, zegt de Arnh. Ct., de zaak in zekeren zin iets beter. Men had ten minste uit het provinciaal reglement eene onzinnige bepaling geweerd. Maar de karrenhouders zijn nu overgelevord aan de willekeur van hun burgemeester. Van zyn uitspraak is hooger beroep noch cassatie; hem is gegeven de meeBt onbegrensde discretionnaire macht, zonder contróle noch verantwoordelijkheid, over dezen ganschen, wel maatschappelijk laag geplaatsten, maar voor den wetgever niettemin eerbiedwaardigen tak van nyver- heid en broodwinning. Uit vrees voor een inderdaad onzinnige, geheel willekeurige en met gehn enkelen grond van wetenschap te verdedigen bepaling, die Gedeputeerde Staten, door de Haagsche vereeniging gedreven, hun wilden opdringen, hebben de Staten de materie geheel en al onder de willekeur van aan hen niet verantwoordelijke Staatsambtenaren overgeleverd. Bovendien is, beweert de Arnh. Ct., deze bepaling in stryd met ons publiek recht en ons strafrecht. In de eerste plaats behoort zy niet in het reglement op de wegen en voetpaden thuis. Dat reglement dient om het verkeer langs de wegen te beveiligen en gemakkelijk te maken, niet om op d9 wegen en voetpaden, allerlei dingen te verbieden of tegen te gaan. Het reglement op de wegen en voetpaden is zeer zeker bestemd om de politie op de wegen en voetpaden te regelen, maar dit begrip van politie is daarom niet onbegrensd. Overdreven aesthetiker8 zouden, zegt de Arnh. Ct., t'avond of morgen wel met het eerbiedig verzoek kunn&n aankomen, dat de pofmouwen en kolossale pluimhoeden van de tegonwoordige modedames, die aan hun smaak aanstoot geven, op de wegen en voetpaden in Zuid- Holland zouden worden verboden of het ge bruik daarvan van zekere „schoudei hoogte" van de draagster afhankelijk worden gesteld. De bevoegdheid van den politie-wetgever is, meent het blad, uit den aard der zaak beperkt tot die voorschriften, welke een regel matig verkeer op de wegen en voetpaden op het oog hebben, alsmede dia dienen mosten om de veiligheid van dat verkeer te verze keren. Zy liggen, voegt zy er by, buiten de bevoegdheid van den politie-wetgever, ook omdat in het Strafwetboek de dierenmishan deling in het algemeen door het opnemen van eene verbod en strafbepaling tot „onder werp van algemeen Rijksbelang" is gemaakt. Er bestaat evenwel, meent de Arnh. Crt., eenige hoop, dat de bepaling de koniüklyie goedkeuring niet erlangen zal en wel om de daarby geschiede delegatie van bevoegdheid. Sedert de bekende arresten van den Hoogen Raad aan de bevoegdheid van delegatie van macht terecht nauwe grenzen hebben gesteld, acht de Arnh. Crt. het byna onaannemeiyk, dat deze aanvulling van het Zuid-Hollandsche Reglement door de Koningin-Regentes kan worden goedgekeurd. De aan de Gedeputeer den door de wet opgelegde taak mag noch kan, meent zy, door de Staten aan een ander, hun Diet verantwoordeiyk gezag worden op gedragen. Vooral niet in een geval als het bedoelde, waarby het op eenheid van uit voering in allo gemeenten der provincie aan komt, terwyi de thans aangenomen bepaling zooveel verschillende toepassingen van de nieuwe verordening mogeiyk maakt, als er burgemeesters in Zuid-Holland zyn. Zoo de Regeering op dien groDd hare goed keuring onthoudt, hoopt de Arnh. Crt., dat de Staten het reglement, zooals het is, en de Zuid-Hollandsche hondenkarren met rust laten. Het Handelsblad heeft aan de Nieuwe Rot- terdamsche Courant de les gelezen wegens een Indische correspondentie, bevattende de mededeeling, dat een kapitein na de inneming van Sibreh twee Atjehers onthoofdde en de hoofden aan de lelletjes in de poort ophing, met een visitekaartje er onder, waaronder stond „bataljon Anam." Het Hbl. noemt dit bericht onwaar, doch het stellige dier verklaring berust niet op een positieve tegenspraak, maar op de overtuiging van het blad, dat het niet waar kan zyn, daar geen officier zich tot zoo iets zou kunnen verlagen. De N. Rolt. Ct., den aanval beantwoordend, vindt den grond voor die verklaring van het Hbl. nogal zwak, en vraagt, waarop de be woring berust, dat een officier zich niet tot zoo iets zou kunnen verlagen. Hee't zich dan nooit een officier verlaagd? En is het niet mogeiyk, dat een officier, die zoo handelt, in de daad geen laagheid ziet? De N. Rott. Ct. houdt dan ook, zoolang het bericht van haar correspondent niet onjuist is gebleken, de ex- en decla maties van het Hbl. voor 't geen ze waard zyD. Ten slotte meent het echter nog eene eigen aardige opvatting van het Hbl. omtrent de taak der pers te moeten releveeren, blykende in de volgende zinsneden: „Wanneer het ons mocht voorkomen, dat de een of ander in de hitte van den stryd iets deed, wat met de wetten der mensche- lykheid streed, dan zou het gepast zyn, daar over zoolang mogeiyk den sluier te werpen en niet uit het oog te verliezen, dat enkele individueele handelingen nooit den zuur ver dienden roem van een dapper leger kunnen aantasten." De N. R. Ct. doet hiertegenover opmerken „Verre zy het van ons den roem te ver kleinen om de afkeurenswaardige daad van een enkele; maar geheel oneens zyn wy het met het Uayxdclsbladdat, als er een afkeu renswaardige daad gepleegd is, men die moet bedekken. De taak van de pers is het, ook waar het 't leger geldt, niet enkel te pryzen, waar te pryzen valt, maar ook te laken, waar daden voorvallen, die afkeuring verdienen. En in de publiciteit, aan dergelyke daden gegeven, die op haar volgt, ligt een middel tot voor koming van herhaling, dat niet mag worden ongebruikt gelaten. Ook hier moet de publieke opinie haar machtigen invloed ten goede kunnen uitoefenen." Gemeenteraad van Voorschoten. Vergadering van gisteravond. Tegenwoordig de Voorzitter en alle leden. Na opening der vergadeiing en vaststelling der notulen van de vorige is aan do orde: lo. Verkiezing van een wethouder in plaats van den heer J. Steeneveld, die periodiek aftreedt. De heer Steeneveld wordt met 6 stemmen als zoodanig herbenoemd. Op den heer Van Kempen was 1 stem uitgebracht. De heer Steeneveld verklaart de benoeming te aanvaarden en wordt door den Voorzitter namens den Raad gelukgewenscht. De Voor zitter spreekt het vertrouwen uit, dat de be trekking door den heer Steeneveld met den zelfden yver zal worden waargenomen, waar mede hy die tot cusver heeft vervuld, en hoopt, dat hy nog lar:g in het belang van den bloei der gemeente moge werkzaam zyn. 2o. Regeling van het herhalingsonderwys. Namens B. en Ws. vraagt de Voorzitter oen blanco krediet tot 1 Januari a. s. ter voorziening in de kosttn van dit onderwys. Voor 1897 is de zaak op de btgrooting ge regeld. B. en Ws stellen tevens voor dit onderwys op te cragen aan den onderwyzer mit hoofdakte P. Niekerk, terwyl het hoofd der school met de organisatie en het toezicht zal zyn belast. Op een vraag van den heer v. d. Horn antwoordt de Voorzitter, dat, hoewel B. en Ws. dit r og niet definitief hebben vastgesteld, het onderwys waarschycjlyk 3 avonden in de week Zil worden gegeven en zal loopen over Neder landsche taal, rekenen en aardrykskunde. Met algemeene stemmen wordt daarop het gevraagde krediet verleend en eveneens met alg. stemmen als onderwyzer aan de her halingsschool benoemd de heer P. Niekerk, waarna, niets meer aan de orde zynde en geen der leden het woord meer verlangende, de vergadering door den Voorzitter wordt gesloten. Gemeenteraad van Noordwyk. Voorzitter: jbr. mr. J. H. J. Quarles van Ufford, burgemeester. Aanwezig negen ledenafwezig de heeren G. Van Eeden en C. Ammerlaan. De notulen der vorige vergadering werden onmiddellyk na opening dezer vergadering om kwartier over achten gisteravond door den secretaris gelezen en onveranderd goed gekeurd, waarna door den Voorzitter werd medegedeeld, dat Van Parys het hem in koop door den Raad afgestane stukje grond inderdaad wenscht te koopen. Vervolgens werd o. a. mededeeling gedaan van het verschynen van het verslag van den toestand der ge meente over 1895, welk verslag met de ge meente-begrooting voor 1897 by de leden van den Raad rondgaan zal. Aan do orde was allereerst de benoeming van een wethouder in plaats van den heer G. Van Konynenburg, die aftreden moest, met 8 stemmen herkozen werd, zyn herbenoeming onder dank aan den Raad voor diens ver trouwen aannam en wien door den Voorzitter geluk gewenscht werd. Als zetters voor 's Ryks directe belastingen moesten aftreden de heeren G. Van Konynen burg en H. Homan de dubbeltallen voor een nieuwe benoeming werden na stemming door den Raad aldus samengesteld: late dubbel tal: G. Van Konynenburg en C. Alkemade Sr. (deze laatste had ten slotte evenveel stemmen als de heer A. W. Alkemade, die evenwel jonger is) en H. Homan en A. W. Alkemade. De gemeente-rekening over 1895 werd, op voorstel der commissie voor het nazien ty monde dee heeren C. Alkemade Sr., door den Raad met algemeene stemmen goedge keurd eveneens de schuttery-begrooting voor 1897 ad f 241 De Voorzitter deelde alsnu mee, dat F. Alkemade bad gevraagd opnieuw den gras berm te mogen huren tegen ƒ50.— pacht, maar dat van iemand elders by hem 't ver zoek was ingekomen een deel er van te mogen huren en dat wel, naar de Voorzitter zeide, op ten desbetreffende vraag van den heer Van Konynenburg, voor eene z. i. belangryke som. Na eenige discussie, waaraan de heeren Parlevllet en C. Alkemade Sr. deelnamen, werd besloten in den geest van een vooratel- Van Konynenburg aan genoemden F. Alke made den berm weer tegen denzelfden prfis te verhuren, onder voorwaarde evenwel, dat het der gemeente zal vry staan, om, zonder vermindering der pachtsom, met den berm te doen wat in 't belang der gemeente zal zyn, als byv. het afsteken van eraszoden er van ten dienste van den weg. Met algemeene stemmen werd benoemd tot gemeeDte geneesheer voor 1897 de heer Van Nes. Na afhandeling der agenda vroeg de heer E. Smit hoe het staat met een nachtwaker voor Noordwyk aan-Zee, daar men er nog altyd zonder toezicht is, waarop de Voorzitter antwoordde, dat hy hoopt alsnog een geschikt persoon voor die functie te zullen vinden op de bepaalde jaarwedde; mocht hem dit niet gelukken, dan zal hy een beroep op den Raad doen. Op eene vraag van den heor C. Alkemado antwoordde de Voorzitter, dat met bestrating van den duinweg zal aangevangen worden mi t October, als wanneer het mestryden gedaan en het werk minder binderlyk voor de bewoners is, zy het dan ook, dat de weg niet geheel kan wonen afgesloten. Belanghebbenden zullen dan gewaarschuwd worden. De heer Van der Weyden kon een klacht niet weerhouden over het vele en lastige bedelen in de gemeente, vooral ook door jonge 3) De oude Malena zorgde voor alle behoeften van baron Gösta. Hy had zyn eigeD huis houdster laten heengaan; al de smeekbeden van de oude waren er op gericht, dat haar meester toch maar weer zyn kameraden en vrienden zou opzoeken, weer in het café zou gaan eten en zich niet zoo aan zyn verdriet zou overgeven. Maar het hielp Diet. Malena werd wanhopig; by haar groot verdriet kwam nog de kommer van een Martha. Haar kook kunst waa zeer gering, en daar zy baron Gösta week op week dezelfde spyzen voor zette, en hy eens, hoogstens twee maal per dag de kleinst mogelyke eer deed aan de in de studeerkamer opgedischte resultaten harer Wfclmeentndo culinarische pogingen, kwam zy tot de overtuiging, dat het gebrek aan haar lag, en tobde zy er over. Verdriet? Ja, dat was goed en wel, maar Malena had oek ver driet, innig en diep, zonder daarom haar drie dagelykscbe maaltyden, de kopjes koffie niet meegerekend, te verzuimen. Zy besloot daarom het middageten uit een restauratie te halen, een lekker, fijn middagmaal, maar den eersten keer, dat zy het deed, at by slechts een boterham. Meu bad den majoraatshoer dringend naar Halleborg te komen. De oude inspecteur, die maar korte on onvolledige orders had ontvangen, toen de jonge baron zyn vader had begraven, schreef, de bejaarde dominee van Hallingo schreef, en de vrienden van zyn vader schreven. Gösta's gelaat verwrong zich tot een smartelyken glimlach, toen hy die brieven las. O, zy wisten het ook nietl Nu te spieken over de toekomst, over de zaken van het landgoed, over nieuwe beplantingen en herstellingen aan gebouwen, met hem, die slechts op den dood wachtte 1 O, neef Karei Emil, die het majoraat toch kreeg, zou beter in hun smaak vallen 1 Twee maanden gingen voorby, drie maanden. Baron Gösta haatte zichzelf, toen hy zich na dien tyd in den spiegel bekeek. Het gelaat was even jong en mooi, de kleur der wangen was teruggekeerd, en de zwarte, glanzende oogen verloren spoedig elk spoor der tranen, die hy vergoot by de dageiyksche bezoeken aan het kerkhof, waar eeD eenvoudig mar meren kruis met het eene woord „Julia" het middelpunt van al zyn gedachten was. Op zekeren Meimorgen, toen hy tot zyji verbazing eerst 's morgens om negen uren wakker werd, na een diepen, verkwikkenden slaap, rees hy verschrikt over zichzelf op, en beschuldigde zich van schandelyke ontrouw jegens zyn geliefde. Groote Hemel, wat was dat? Hy at en sliep, ademde de warme voor jaarslucht in en gonoot van den glanzenden zonnescbyn, terwyl zy in de zwarte aarde "Welnu, hy zou de natuur oen weinig te hulp komen O, Julia, je zult zienEn zyn blik vloog naar zyn lessenaar, waarboven de oude, blinkende, gociseleerde ruiter-pistolen hingen Foeil Ze waren in menigen bloedigen stryd door manlyke armen gehanteerd. Met één er van redde eens een vaandrig Hallenhjelm zyn overste by Nördbugen. Met die twee en zyn goed slagzwaard sloeg eens een majoor Hallenhjelm, eeD Gösta, evenals hy, zich heel alleeii door een bende Kroaten, en nu zouden zy een Hallenhjelm behulpzaam zyn om van het slagveld des levens te deserteeren, het bloedigst van allen? Neen, dat nimmer l Hy dompelde zich weer in zyn smart. Hy bedwelmde zich met zyn herinneringen. Hy liefkoosde haar relieken en ging driemaal daags naar 't kerkhof. Met het krachtelooze bloed en de overspannen hersenen, met de moeheid en het dikwyis ontbreken van den vasten grondslag eener godsdienstige over tuiging van den tegen woordigen tyd, zou hy reeds aardig óp weg zyn geweest zichzelven tot waanzin te brengen. Maar zyn bloed was te warm, zyn brein te frisch, zyn zenuwen waren van staal; de opwekkende lucht van het voorjaar en de heilzame kracht van den tyd werkten onwederstaanbaar op zyn gezonde natuur. Eindelyk kon hy het in de hoofdstad niet langer uithouden. Zyn vroeger gezelschap kon hy niet weer opzoeken en ook was hot hem pyniyk, dat, wanneer hy nu en dan een be kende ontmoette, deze achteruitdeinsde, alsof hy een spook zag, en verbaasd uitriep „Hallenhjelm l Maar, kerel, ben jy in Stock holm? Waar ter wereld heb je al dien tyd gezeten?" Na een lieelen zomernacht lang een smar- telyk afscheid van het witte kruis op den doodenakker te hebben genomen, ging hy met Malena des morgens aan boord van een schip, en kwamen zy een week later te Halle borg aan. De eerste tyd viel hem zwaar. Met den ouden inspecteur was het gemakkelyk op streek te komen. Met de algemeene order, om „alles op de gewone manier te bezorgen, elke maaDd ver antwoording te doen, en alle plannen voor herstel of aanplanting te laten rusten," was Gösta van den trouwen dienaar af en na eenige mislukte pogingen, om den baron te raadplegen, schikte Svenson zich in zyn lot, maar tevreden was hy niet. Wat de dominee aangaat, hem besloot Gösta alles te vertellen. De deelneming vaD iemand van geiyke ontwikkeling deed hem goed, en bovendien pynigde het hem, dat de oude, brave man zou gaaD denken, dat zyn somberheid uit overspannen droefheid over zyns vaders dood voorikwam, zooals men op het goed algemeen aannam. Minder vlot ging het met den vrooiykeD, gezellig onder elkaar verkeerenden adel uit den omtrek. De oude baron was lang weduw naar geweest en had zeer teruggetrokken geleefd; de eenige zoon was voortdurend weg, zoodat Halleborg de laatste tien jaren niet van belang was geweest voor het gezellig verkeer. Nu eischte men, dat het zyn maat- schapp?lyke plichten zou vervullen, en het regende uitnoodigingen van alle kanten voor den jongen majoraatsheer. De invitaties werden niet aangenomen, maar maakten toch bezoeken noodzakelyk, die weer werden beantwoord, meer dan strikt noodig was, vooral door de jonge mannen en vroegere vrienden met huw bare en trouwlustige zusters, totdat baron Gösta eindelyk voor „absoluut onmogeiyk" werd verklaard en men zich ontstemd terugtrok. De maanden groeiden aan tot één, twee jaren. VaD hooger hand werd aanmerking gemaakt op zyn afwezigheid, en daar hy or niet aan dacht zyn werk weer op te vatten, moest hy zyn ontslag nemen. Niemand ver wonderde er zich over. Een ryke majoraats heer zooals hy De oude Malena teerde weg. Zy had geen roeping meer te vervullen in dit leven, vond ze, en het dienstpersoneel van Halle borg maakte haar het leven bovendien niet al te gemakkelyk. Als zy zoo uren lang by den baron in de kamer zat en een levendig gesprek voerde, dacht meD, dat zy haar mede gedienstigen over den hekel haalde, en de huishoudster had haast den dienst opgezegd, toen zy, eens iD de zaal zynde, hoorde, dat Malena en de baron herhaaldeiyk het woord „juffrouw" gebruikten, wel tien keer. Wie kon dat wel anders gelden dan haar, juffrouw Stina Lindberg? Hoe konden zy ook weten, dat het oude, teedere liefdesherinneringen waren, die het oude, afgeleefde beetje en haar heer met elkaar bespraken? Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5