11202. Dinsdag X September. A#. 1896 feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 31 Augustus. F'euilieton. MAN EN VROUW. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.40. FEUS DEB AD VERTEN 'i'iKN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17{. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officieel© Kennisgevingen. Vergadering Tan den Gemeenteraad raa Lelden, op Dinedag 1 Bept„ dea namiddag® to twee uren. Punten ter behandeling: 1°. Benoeming Tan een Wethouder (A. L. De Sturler). 2°. Idem van de ledon in do Vaste Commiaaién, ale a. drie leden van de Commiaaie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. (Mr. H. L. Drucker, Voorzitter; P. L. 0. Driesson en W. F. Verhoy van Wijk, leden). b' twee leden van do Commissie voor de Straf verordeningen. (Mr. S. J. Fockema Andree en Mr. C. Cock). Cdrie ledon van de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen en uit dezen van den Voorzitter. (Mr. C. Cock, Voorzitter; Mr. 8. J. Fockema Andres en Dr. T. Zaayor, leden). cL twee leden van de Commissio van Fabricage. (J. J. Hasselbach en N. Stadhouder). e. twee leüen van de Commissie voor het Oud- Archief (Dr. W. N. Du Bieu en Mr. 8. J. Fockema Andres). 8°. Idem van een Commissaris der Stedelijke Gas fabriek. (201) 4°. Idem van twee leden der Commissie van toezicht op de soholen voor Middelbaar Onderwijs. ('200) 6°. Idem vau eens derde onderwgzeros in de Hand werken aan de school 3de kl. No. 3. (206) 6°. Verzoek van de Wed. J. Van Weeren, ter be koming in eigendom van een strookje grond aan de Eaieerstraat, hoek Bakkeraateeg. (198 en 206) 7°. Idem van A. Bontenbal, pachter van de opbrengst der bruggeldon aan de 8panjaard3brug, om schadevergoeding wegens do verandering dier brug. (196) 8°. Voorstel omtrent de aanbesteding van het onder houd der gebouwen. (197) 9°. Verzoek van Mej. L. E. Ter Moer, om ontslag a:s derdo onderwijzeres aan do Leersohool. (199) J0°. Idem van Dr. J. M. W. Kramer, om ontslag als stads-GeneeB- en -Heelkundige. (207) 1°. Voorstel omtrent het verbeteren van den grindweg van de Heerenslraat. (202) 2°. Idem omtrent het broDgon van eenige verande ringen in het Waaggebouw in verband met do verplaatsing van hst Oentraalbureau van de Telephoon. (203) 13°. Idem tot reorganisatie van de regeling der vee- en vlec-echkeuring. (204) 14°. Verzoek van D. A. J. Hoogenstraten, tsr be koming in eigendom Yan een strookje grond aan de Kerksteeg. (208) J5°. Idem als voren van J. O. Spaargaren van grond en water aan de Haarlemmertrekvaart. (209) 16°. Idem van J. Kortekaas, te Oogstgeest, omtrent eventueel® aansluiting aan de Gat fabriek. (210) 17°. Verdeeling van den Baad in sectiën. Gedurende de 1ste helft der maand Aug. zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: J. M. Wassenaar, Apeldoorn; B. Born, Hot- man, A. M. Brand, J. W. Oehl, C. Nieuwen- huyze, J. J. Yan Soest, M. Van HouteD, 's-Gravenhage; "Wagner, Hilversum; Balm, Lisse; F. Brejaart, J. A. De Baat, Schellen berg, Rotterdam; J. Engelmann, Zwolle; M. Fiskermanr., niet vermeld. Briefkaarten: H. Roos, Wed. Kieura, Am sterdam; Meryd, 's-Gravenhage; M. Overduin, R. Schurmann, Leiden H. Klieks, niet vermeld. Brieven, besteld geweest naar het buiten land D. Herder, SolingenM. F. Batelli, Fary's. Uit het drietal voor predikant by de Geref. gem. te Hazerawoude, bestaande uit de heeren J. Douma, cand. te Rotterdam, W. W. Smilt, cand. te Deventer, en Joh. Visser, cand. te Harderwijk, is de heer Smitt beroepen. De „Nederlandsche R.-K. Volksbond" ^eeft gisteravond den bisschop van Haarlem te Amsterdam met gejuich en gejubel ge huldigd. Honderden en nog eens honderden hadden zich naar het „Paleis voor Volksvlijt" begeven om getuigen te zijn van de herdenking van het gouden priester-jubileum van Mgr. C. J. M. Bottemanne, den bisschop van Haarlem. Met schilden en vlaggen, met groen en bloemen was de groote zaal versierd, waarin de bisschop onder daverende toejuichingen zijn intrede deed. Uit Rotterdam, Den Haag, Delft en Leiden waren talrijke Bondsleden met hunno vaan dels opgekomen en ook uit Haarlem zelf waren er verscheidene op post. De zangvereenigingen „St.-Caecilia", van de bondsafdeelingen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Leideü, respectievelijk onder leiding der heeren A. M. Do Jong, J. A. Oremus, J. M. Van den Bosch en Corn. A. Bonten, voer den een aantal zangnummers uit, met mede werking van het muziekcorps „Orpheus". Daar de heer Passtoors, Bonds-voorzitter, om gezondheidsredenen nog in het buiteoland verkeerde, leidde de voorzitter der Rotter- damsche afdeeling, de heer Van Rijswijk, de bijeenkomst en heette de opgekomenen en speciaal mgr. Bottemanne welkom. Op muziek van Philip Loots en met woor den van B. v. H. werd den bisschop door allen een welkomstgroet toegezongen, waar van het eerste couplet hier volgt: Juicht, o Broeders Bondgenooten, Helt eenparig 't feestlied aanl Laat de monden blij verkonden, Welke vreugde ons hart doet slaan 1 Ziet, daar komt Hij, Haarlems Bisschop; Zingt Hem jub'lend tegemoet! Hem uw hulde en eerbetooning, Hem uw blijde welkomstgroet! Zoo trad tegen halfzeven mgr. Bottemanne binnen, begroet door duizenden juichkreten, waartusschen de fanfares van den Leo marsch uitklonken. De bisschop werd voorafgegaan door een geheele ri) knapen, die violette vaantjes droegen, met de namen der Bondsaf deelingen, en werd gevolgd door een groot aan tal geestelijken. De heer Van Rijswijk wenschte, dat de Bisschop nog lange jaren mocht gespaard blijven voor de Roomsch-Katholieke Kerk in Nederland. Mgr. G. W. Konings trad als spreker op, om den bisschop te danken voor het vele dat hij voor den Bond gewrocht heeft. Ongoveer balfnegen sprak mgr. Bottemanne de vergadering toe. Twee redenen, zeide spr., hadden hem genoopt deel te nemen aan het feest. Ten eerste is de Volksbond een der beste vruchten van spr.'s episcopaat en spr. gevoelt zich ook gedrongen, naar het voor beeld van zijn vereerden meester den Paus in de eerste plaats de armere klasse, de volks klasse, te steunen waar hy kan. De tweede reden ligt hierin: In de maand Mei jl. ge werd den voorzitter van den „N. R.-K. Volks bond" de zeldzame eer, een eigenhandig door den Paus geteekend schrijven te ontvan gen, waarin Z. H. het streven van den Bond prees en een aanmoediging gaf, om, getrouw aan de raadgevingen van bisschoppen en geestelijke leiders, op den ingeslagen weg voort te gaan. De grootsch9 feestelyke hulde- betooging van den avond acht spr. het beste antwoord op het Pauselijk schrijven. Daaraan heeft spr. zich dan ook niet mogen onttrekken. De bisschop dankte allen aanwezigen voor hunne tegenwoordigheid en herdacht ook den afwezigen voorzitter, den heer Passtoors. Spr. herinnerde er aan, dat men aan den voor avond stond van een groot feest, den 16den verjaardag van onze jonge Koningin. Maar over twee jaar wacht een nog veel grooter feest. Dat feest moet schitterend wezen en de Volksbond moet daartoe het zijne bijdra gen. Het is daarom noodig, dat men reeds nu begint met de voorbereidingen, opdat men toone, dat de katholieke bevolking, zoo z\j al niet trouwer zy aan het vorstenhuis, toch ten minste niet onderdoet in liefde voor het overige deel des volks. Maria Theresia deed, geroepen tot den troon, een beroep op de Hongaren; laat Koningin Wilhelmina nooit tevergeefs zich beroepen op het Nederlandsche volk. De leuze zij: Wij sterven voor onze Koningin Wilhelmina. Wij zijn haar trouw tot in den dood." Deze rede was herhaaldelijk door applaus afgebroken, doch aan het einde was de geest drift onbedaarlijk. Er had ook een défilé der afdeelingen met haar vaandels plaats. Het volgende telegram werd gezonden: „Aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, Soestdijk." „De Nederlandsche Roomsch-Katholieke Volksbond, met zyn zeventien afdeelingen feestelijk bijeen in het „Paleis voor Volks vlijt" ter viering van het gouden priester jubileum van zyn beschermheer, monseigneur Bottemanne, wenscht U en Uwer Koninklijke Moeder op den vooravond van Uwen zestienden geboortedag van harte geluk en geeft U de verzekering steeds pal te zullen staan waar het geldt de rechten Uwer Majesteit te ver dedigen. Op dezen dag de hernieuwing onzer betuiging van onkreukbare trouw." Eet Centraal Bestuur. Ook aan den heer Passtoors, den Bonds voorzitter, werd een telegram gezonden, waarin men de hoop uitdrukt voor zijn spoedige genezing. (Hbl.) Van 27 tot 29 Augustus slaagden voor het notarieel staatsexamen: voor het eerste gedeelte de heeren jhr. G. Stern te Arnhem en P. J. Biezenaar te Gouda; en voor het tweede gedeelte de heeren J. De Bruyn te Amsterdam, J. K. Berghuis te Arnhem, H. Meekhof te Amsterdam, J. E. Hemek te Wou- brugge, en K. W. Van Gorkom te Rotterdam. Het examen, afgelegd door de volontairs- sergeanten van het tweede studiejaar aan de Militaire School te Haarlem, ter verkrijging van den graad van tweeden luitenant der infanterie, is gisteren afgeloopen. De vyftien candidaten zijn allen geblaagd en wel in deze volgorde: J. A. Huisken, L. Kryff, H. J. Offerbaus, J. Van Kaathoven, A. T. Bloem, J. Van Dijk, C. J. J. Kessler, J. E. Müller, C. J. Koch, A. Gravendijk, L. H. P. Meys, F. H. Heuvelink, V. F. J. Boumeester, A. J. C. Waaldijk en H. Schiff. Men schrijft van Zondag uit de residentie Naar aanleiding van een in de Zwolsche Cr." voorkomend bericht, als zou do toestand van mr. Tak van Poortvliet zorgwekkend zfin, vernemen wij, dat ter plaatse, waar zulks in de eerste plaats bekend zou zyn, daaromtrent geen enkel bericht is ontvangen. De heeren mr. A. P. R. C. baron Van der Borch van Verwolde, N. Sluis, R. K. Okma, A. Van Leeuwen en Chr. Rupke, door de vereeniging „Boaz" benoemd tot eene com missie om rapport uit te brengen over de vertegenwoordiging van den landbouw by de Regeering, komen in hun rapport tot de vol gende conclusie: a. Het is wenschelyk en uitvoerbaar, dat eene vertegenwoordiging voor den landbouw in het leven worde geroepen, wier leden worden gekozen door en uit de landbouwers zeiven, die het fcedyf beoefenen. b. Het is noodig dat deze vertegenwoor digers zeiven voor eigen rekening het bedryf een bepaalden tyd hebben beoefend, en voor hunne bemoeienissen schadeloos worden ge steld. c. In verband hiermede, nadat deze regeling is tot stand gekomen, is 't noodig, dat de zaken, den landbouw betreffende, aan een der ministeries, by voorkeur binnenlandsche zaken, in ééne afdeeling worden vereenigd en aan het hoofd daarvan een directeur generaal worde aangesteld. Ter beschikking van den gouverneur- generaal van Nederlandsch-Indië kunnen wor den gesteld, om te worden benoemd tot op zichter der 3de klasse by den waterstaat en 's lands burgerlijke openbare werken in Neder landsch-Indië drie personen, die met voldoen den uitslag hebben afgelegd het examen voor opzichter by den Rykswaterstaat in Neder land. Zy, die voor plaatsing in aanmerking wen- schen te komen, behooren zich vóór 15 October 1896, by gezegeld adres, te wenden tot het departement van koloniën. Door den minister van oorlog is het gevoelen der militaire autoriteiten gevraagd, of het wenschelyk zou zyn den tyd, dien de militairen in de 1ste categorie van de klasse van discipline doorbrengen, to verkorten, en hen by v. by goed gedrag naar hun corps terug te zenden, alwaar zy dan tydeiyk een beperkte vryheid zouden kunnen genieten. Op het Museum van Kunstnyverheid te Haarlem zal weldra eene tentoonstelling ge opend worden van schoeisel, gedragen door de verschillende volken van Europa, Azië, Afrika en Amerika, die hoogst belangryk belooft te worden en eene merkwaardige bydrage voor de geschiedenis der kleederdrachten zal vor men. Zy, die merkwaardig en historisch schoenwerk te hunner beschikking hebbeD, kunnen aan deze tentoonstelling deelnemen en hun wordt verzocht hunne bydragen te zenden aan den heer E. Von Saher, conser vator van genoemd museum. Met bet stoomschip „Olaf Kyrre", kapt. G. H. Leffers, kwam gistermorgen vroeg van Bergen te Rotterdam aan de koning der Bel gen, reizende incognito als graaf van Rave- steyn, vergezeld van zyn adjudanten baron De Wyckersloot en baron Da Snoy. De heer Crol, van de firma D. Burger Zoon, eigenares van het schip, verwelkomde den hoogen reizi ger, die aan den kapitein een schriftelyke tevredenheidsbetuiging ter hand stelde. Na in de katholieke kerk aan den West» zeedyk de mis te hebben bfigewoond, vertrok Z. M. om 9.06 van het station Beurs naar België. By koninkiyk besluit is verleend aan mr. C. A. Van der Kemp, op zyn verzoek, eervol ontslag als lid van het college van regenten over de gevangenissen te's-Graven hage, onder dankbetuiging voor de in die betrekking bewezen diensten, en benoemd tot lid van dat college B. J. Van den Berkhof, sectie-ingenieur by den aanleg van Staats spoorwegen, op wachtgeld, wonende te 's-Gra venhage. Benoemd tot burgemeester der gemeente Oud-Vosmeer G. J. De Graaff, secretaris dier gemeente. Aan de volgende gepensionneerde hoofd en subalterne offic. van bet leger de hoogere rangen verleend, hieronder vermeld, als: de rang van gen. majoor, aan den kol. van den plaatseiyken staf D. H. P. Van Bothnia Andreae; id. A. C. baron Bentinck, laatstelyk van den grooten staf, en aan den kol. H. W. Van Hasselt, laatstelyk van den staf der art.; de rang van kolonel: aan den loit.-kol. A. L. Trippelaar, laatstelyk directeur van het magazyn van militaire kleeding en uitrusting te "Woerden; aan den luit.-kol. van den prov. staf A. P. Scheltua, en aan den luit.-kol. der inf. L. Scheltus van IJsseldyk; de rang van luit.-kol., aan den majoor der cav. F. L. De Graeff en aan den majoor jhr. W. F. H. Van de Poll, laatstelyk van den grooten staf, adjudant van H. M. de Koningin; do rang van majoor, aan den kapt. der inf. H. J. Opscholtens; aan den ritmeester der cav. A. F. M. graaf Van der Duyn, en aan den kapitein der genie P. G. Van Schermbeek; de rang van kapitein, aan den eersten luit. der inf. G. F. Van Muiken, amanuensis van de weduwen- en weezenkaa voor de officieren der landmacht. Aan den heer E. C. baron Sweerts de Landas Wyborgh, lid van den Raad van Nederlandsch-Indië, vergunning verleend tot het aannemen van het ordeteeken van groot- officier van de Kroon van Siam, hem door den Koning van Siam geschonken. De Oost-Indische ambtenaar met verlof H N. Blatt, laatstelyk tweede stuurman by de gouvernements-marine in Nederlandsch-Indië, en de Oost-Indische ambtenaar rnet Terlof mr. N. B. H. F. Arriëns, laatstelyk advocaat- generaal by het Hooggerechtshof van Ned,- Indië, met ingang van 1 Sept. a. s., op hun verzoek, wegens physieke ongeschiktheid, eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toe kenning van pensioen. i) I. Het was in het begin van Februari 183. te Stockholm, een bitter koude dag, en de door den wind voortgezweepte, fijne sneeuw maakte het nog onaangenamer voor hen, die buiten moesten zyn, en deed hun den pas nog meer versnellen, zoodat de beweging op straat iets onrustigs en gejaagds had, als van een legercorps, dat opbreekt, of van een ver huizing te midden van een Octoberregen. Maar één was er, die geen haast scheen te hebben. Hy toch stapte bedaard voort, alsof hy op een zomerdag voor zyn genoegen door de schoone hoofdstad flaneerde, door de oude stad en over de Norrbro, komende van het Catharine kerkhof, waar hy een begrafenis had bijgewoond, na afloop waarvan hy zyn huurslede had laten weggaan, torwyl de anderen zich in de hunne naar huis spoedden. Hy scheen niets van de koude te bemer ken, noch acht te slaan op de scherpe sneeuw jacht. Maar als één dier haastige voorbygangers toevallig een blik had geslagen op hot gelaat van den kalmen wandelaar, dan zou hy onwillekeurig zyn schreden ingehouden hebben, getroffen door de uitdrukking van onuit- sprekelyke, hopelooze smart, welke op dat gelaat lag. De trekken waren schoon. Het hoofd was ©del gevormd, de oogen waren groot en donker, de sterk gebogen adelaars neus was misschien wat te groot, de fijn goteekende mond, overschaduwd door een zwarten knevel, had een byna idealen vorm met donkerrood© lippen, de wangen waren gevuld, maar nu zoo wit als sneeuw. Hy •stond een oogonblik etil, nam zyn pelsmuts af en veegde de zweetparels van een blank en hoog voorhoofd, met een grooten gekleur- den zfiden zakdoek, zooals de heeren ze toen algemeen gebruikten. Zweetdroppels by een koude van 25 graden, zyn bodaarden gang en zyn bleek gelaat I? Zyn haar was weelderig, ravenzwart en krullen-d, zonder nog een spoor grys te vertoon6n, het geheel vormde het beeld van een jong aristocraat, wiens geslacht eeuw na eeuw in de hoogste kringen had verkeerd en zich slechts met het edelste bloed had vermengd, en op wiens gelaat daardoor een uitdrukking van adel en voor naamheid lag, zóó volkomen, dat zy er al het mannelijke aan dreigde te ontnemen. Een weinig te week was het toch reeds voor iemand van in de dertig, zooals hy scheen te zyn, maar op dit oogenblik gaf de ver- twyfeling, waardoor de trekken als verstyfd waren, en die den blik onnatuurlyk scherp maakte, aan het gelaat een uitdrukking, alsof het uit marmer was gehouwen. Een zware karos, tot slede ingericht, ge trokken door een vierspan, toen even ge bruikelijk als nu zeldzaam in de hoofdstad, deed hem door den klank der bellen uit zyn gepeins opschrikken, en na den groet van het deftige paar, dat hem door de bevroren ruiten toeknikte, vluchtig te hebben beant woord, verhaastte hy zyn stap, als vreesde hy nog meer bekenden te ontmoeten, ging dwars over het Gustaaf-Adolf-plein, en de Noorder-Smeden-straat in. Zyn lange, rechte gestalte, emsloten door een pelsmantel van bunzingvel, kwam nu beter uit dan by den langzamen, krachte- loozen gang van tevoren; hy droeg zyn hoofd nu rechtop, terwyl hy zyn oogen langs de vensters aan zyn rechterhand liet gaan. Plotseling sidderde hy, alsof hy nu den yzigen wind voor het eerst voelde, maar het was een gelaat voor een venster op de tweede verdieping van een der oudste huizen, dat zyn blik trof. Na eenige oogenblikken was hy boven en ontmoette by de deur der kamer hetzelfde gelaat, een oud, gerimpeld vrouwen gelaat, badend in tranen, omlyst door grauwe haren. Het behoorde, naar de eenvoudige kleeren te oordeelen, toe aan een bejaarde dienstmeid. O, mynheer de baronmynheer de baron 1 Nu hebben ze myn goudkind, myn eigen lieve juffrouw in de koude, bevroren aarde gestopt O, vergeef m(jIkkan het niet En de oude vrouw zonk machteloos neer op een stoel by de deur. De yskorst over het bleeke gelaat van den jongen man smolt weg, hy beefde van het hoofd tot de voeten, en de groote doDkere oogen stonden vol tranen. Ja, Malena, nu is ze weg; nimmpr, nimmer zullen we haar vergeten!" Gemesnschappeiyk verdriet vereenigt. Het jonge, zwart gelokte hoofd lag in het naaste oogenblik tegen het oude, vergrysde aan, de jonge edelman eu de arme oude gedien stige schreiden aan elkanders borst, ten spyt van alles, wat „convenance" heet. Het was nu ook juist geen conventioneel© verhouding, die tot de kennismaking en vriend schap van de oude Malena en den jongen baron Gösta Hall9nhjelm van Halleborg aan leiding had gegeven. Malena was de dienst meid van de schoone juffrouw Julia Malm- borg, van het koninkiyk theater, en baron Gösta was, zooals geheel Stockholm wist, de „intieme vriend" van Julia. Niemand wist beter dan Malena, hoe on waar dat gerucht was in de beteekenis, die de wereld er aan hechtte. Niemand wist beter dan Malena, hoe eerbiedig en ridderlyk baron Gösta haar meesteres het hof maakte, en dat, als juffrouw Julia een geboren gravin was, met een heel leger verwanten en ken nissen en een slot met prachtige vertrekken te harer beschikking, zy niet veiliger kon zyn dan met baron Gösta's liefde. En het was slechts de oude Malena, die wist, hoe vaak baron Gösta mot gloeiende wangen en toornig gekrulde lippen de trap was komen opstormen, en, buiten zichzelf over een kwetsende uitdrukking over zyn lieveling, losbarstte: Neen, Julia, ik kan het niet langer uit houden I Nu zal en moet de wereld dadeiyk weten, dat je myn vrouw zult worden, dat je myn verloofde bent, die het recht heeft op de achting en het respect van allen. Deze beleedigende toespelingen en speldenprikken zullen me dooden. Morgen schryf ik het aan myn vader." En slechts de oude Malena wist, hoe juf frouw Julia baron Gösta dan naar de parel - gryze, roodgestreepte canapé by de theetafel bracht, en met de armen om zyn hals hem toefluisterde Ik dank je, lieveling! Ik dank er je voor, dat je de myne bent en my alles wilt geven. Ik wil er niets van afstaan, niets ter wereld zal my verhinderen je bruid te worden eensMaar je klein9 meisje is bang voor den storm, die zal komen, en. ze is nu zoo gelukkig. Laat ons wachten, Gösta! "Wie weet of wy ooit weor zoo kalm en vreedzaam zullen genieten als nu? Ik sidder voor je vader. Hy beeft je lief, evenals ik; en ik heb er een voorgevoel van, dat het je van hem zal vervreemden. Ik schrei, wan neer ik in 8lapelooze nachten aan het lot van den eenzame lig te denken. Ach, laten wy elkaar nog een poosje ongestoord bezitten l" Maar, je weet niet, wat men van j3 zegt Ja, ik weet het, Gösta. De ooren van een actrice kunnen voor zoo iets niet gesloten blyvon, ofschoon het haar hart niet treit; men zegt, dat Julia Malmborg de „minnares" is van baron Gösta Hallenbjelm. Wat zou dat? Het is jouw verdienste, lieveling, dat het niet waar is. In jou geloof ik als in een hooger wezen. Waarheen je wilt, ik volg je." „Dan wil ik, dat je met my naar 't altaar gaat." {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1