N°. 11198.
Donderdag ST Augustus.
A0.1896
@eze 'Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0 On.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
r o 05 br.r,_1-',r»d.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant besprak
het belang van scholen voor de Rijn-
Bcbeep vaart en gaf een overzicht van
de pogingen, daartoe reeds aangewend, en
de besprekingen, in de centrale Rijnvaartcom
missie gehouden.
De Rotterdamsche gemeenteraad nam, op
voorstel van B. en Ws., een voorstel aan tot
oprichting eener Rijnschipperschool, te begin
nen in den a. s. winter, aanvankelijk in twee
klassen, ieder van ten hoogste 24 leerliDgen.
Gedurende 7 volle winterweken zal aan elk
der klassen 17 uren per week onderwijs ge
geven worden. Hot schoolgeld bedraagt f 3
per jaar.
Het schema van leerplan omvat: lo. alge
meens rivierkennis van Rijn en uitmondingen
van Bazel tot zee met de bevaarbare neven
rivieren en in verbinding staande groote
scheepvaartkanalen; 2o. kennis van de vaar
tuigen, waarmede de Rijn bevaren wordt; 3o.
kennis van het schippersbedrijf; 4o. kennis
van de vrachtgoederen, by de Rynvaart voor
komende, en hunne behandeling; 5o. bijzon
dere practische oefeningen in zake het Ryn-
Bchipporsbodryf.
De Minister van Binnenl. Zaken heeft een
jaariyksche subsidie van f 500 toegezegd,
en de Minister van Waterstaat verklaarde
zich genegen zyn toestemming te verleenen,
dat sommige leervakken door een opzichter
van den waterstaat werden onderwezen, en
mettortyd een examen-commissie te benoemen.
De Amsterdamsclie Courant schryftT e g e n-
8telling. Indien de fiscus geld van u
hebben moet en ge voldoet hieraan niet pre
cies op tyd, dan ontvangt ge een waar
schuwing, netjes tbuisbozorgd door den
deurwaarder, welke u 6 cents kost. Wacht
ge langer dan een week, dan krijgt ge dito
thuisbezorgd 09n aanmaning, welke u met
10 cents wordt in rekening gebracht. Laten
voor het oogenblik uw financiën het niet
toe, om ook daaraan binnen een week gevolg
te geven, dan komt wederom de deurwaarder
om u een dwangbevel te beteekenen,
hetwelk u op 60 cents te staan komt.
En zyt ge dan nog niet vlug genoeg om te
betalen, dan .wordt uw inboedel verkocht.
Maar nu omgekeerd.
G y moot geld van den fiscus hebben.
Ge hebt byv. 4 schoorsteenen, waarvan er
twee zyn dichtgemetseld en dus onbruikbaar
gemaakt, dan staat de wet u restitutie voor
die twee schoorsteenen toe: mits ge be-
hcoriyk binnen drie maanden nèt het ontvan
gen van uw aanslagbiljet die restitutie op
gezegeld papier aanvraagt.
Dit zegel kost u f 0.22%.
Ge h9bt die aanvrage ingediend en nu
verloopt er ruim een vol jaar eer ge iets
daarvan verneemt.
Eindeiyk komt de post u een kennisgeving
thuisbezorgen, bezwaard met 3 cents boete-
port, omdat de fiscus niet behoeft te frankeeren
en de post-administratie u geen ongefrankeerde
brieven mag thuisbezorgen.
Ook deze kennisgeving blykt by opening
van een Rykszegel te zyn voorzien, het
welk u wordt in rekening gebracht met
22'/9 cent.
Behalve dat ge uw belasting desnoods door
den kruier kunt laten bezorgen, moet de
reclamant, van deze kennisgeving voorzien,
zich persoonlijk by den belasting ont
vanger vervoegen, om het geld, dat het Ryk
van u te veel heeft ontvangen, togen
quitantie in ontvangst te nemen, onder aftrek
natuurlyk van de zegelkosten dier kennisgeving.
Vergeet ge aan deze uitnoodiging gevolg
te geven, dan is de fiscus niet zoo beleefd
om u er aan te herinneren.
In het Handelsblad lazen we het volgende
schetsje:
"Wy stellen onzen lezers den heer „Zoo-zün-
er-meer" voor.
De heer Z. is ambtenaar en behoort dus,
zooals honderden met hem, tot hen, die van
een beperkt inkomen moeten leven. Hoog is
zyn salaris wel niet, doch met zuiüigheid
kan by op bescheiden voet rondkomen.
Maandelyks ontvangt onze vriend zyn salaris,
en steeds wordt by die ontvangst het geld
bestemdzooveel voor het huishouden, zooveel
voor kleeding, enz., zooveel voor belasting.
Dat laatste is wel hard geld en de belas
tingen zyn te Amsterdam erg hoog opgevoerd,
maar Z. schikt er zich in; hy gaat met
zoovele duizenden gebukt onder dien druk,
betalen moet hy dus elke maand ook
iets afgezonderd voor de belasting.
Einde Juni moet de eerste der tien
termynen van het personeel en van de in
komstenbelasting betaald worden, het geld
moet er voor klaar liggen, de aanslag
biljetten zullen dus in den loop van Juni
wel bezorgd worden.
Het heeft er wat vanl
Het aanslagbiljet komt in Juni niet, en in
het laatst van Juli, als de tweede termyn
byna moet betaald worden, is het er nog
niet. Z. heeft nu een vry aardig belasting
potje byeen.
De aanslagbiljetten zyn er nog niet, ze
blyven al heel lang uit.
Nu heeft onze vriend Z. reeds sinds lang
een nieuw pak kleeren willen koopende
vrouw beeft reeds geruimen tyd naar enkele
huishoudelyke benoodigdheden verlangd
als hy het een en ander nu maar vast kocht
van dat belastinggeld, want voor rekeningen
is by bevreesd! 't Kan immers aangevuld,
de biljetten blyven lang uitl
Z. aarzelt een paar dagende biljetten
konden eens komen; maar nu zy in het begin
van Augustus nog niet bezorgd 2fjn, neemt
hy het geld uit hot „belastingpotje" en koopt
voor zich en de vrouw, wat zy verlangden
te bezitten.
En steeds blyven de belastingbiljetten
nog uit!
Maar op 14 Augustus ontvangt Z. ze ten
laatste en nu leest hy„dat de eerste termyn
moet worden voldaan vóór einde Juni en zoo
vervolgens, tot de laatste termyn vervalt
einde Maart
Z. schrikt. Einde Augustus zal hy dus drie
termynen moeten voldaan hebben.
Daggeld heeft hy niet; hy heeft kleeren en
huishoudelyke zaken gekocht, in de meening,
dat de biljetten nog wel langer zouden uit-
biyven; hy is in de verleiding gebracht door
den fiscus.en nu grynzen hem drie ter
mynen aan.hy denkt aan waarschuwin
gen, aanmaningen.hy ziet reeds den deur
waarder, di9 den boel komt opschryven.
hy ziet reeds den publieken verkoop.de
fiscus is zoo hardvochtig! Wat te doen?
Gelukkig heeft Z. vrienden en een er van
leent hem het benoodigde bedrag. Yóór einde
Augustus zuivert Z. zyn drie termynen aan
maar wat hem nog nooit gebeurd is, hy
heeft schuld gemaakt. Nu moet by maande
lyks èn de belasting aanzuiveren èn een deel
van zyn schuld afdoen.
Het gezin moet zich bekrimpen.een
der kinderen wordt ziek.... dokter en genees
middelen zfin noodig, er moet iets beleend,
verkocht.alles de schuld van den fiscus.
„Neen," hoor ik reeds zeggeD, „Diet de
schuld van den fiscus, maar eigen schuld,
üw vriend had niet uit dat belastingpotje
moeten nemen voor kleeren en huishoudelyke
zaken. Al bleven die aanslagbiljetten uit, hy
wist, dat ze komen zouden, en als goed huis
vader.
O, hoe deugdzaam redeneeren lieden, die
nooit in verleiding kwamen! Zeker had hy
van dat belastingpotje moeten af blyven, maar
gy vergeet, dat, al is hy een ambtenaar, by
toch maar een gewoon mensch is, een zwak
mensch, zooals er honderden zyneen man,
die niet veel verdient, die niet gewoon is veel
geld in huis te hebben; en is het niet te
verklaren, al is het niet goed, dat zoo iemand,
als hy veel geld byeen heeft, in de verleiding
komt, dat te gebruiken voor andere doel
einden? Laat zij, die niet van een beperkt
inkomen leven, dus niet te hard oordeelen
over zoo iemand. Want wy verklaren: hy is
een eeriyke, brave kerel.
Maar den fiscus mag het wel euvel worden
geduid, dat de heeren van de belastiug, die
van de burgery eischen stipte betaling, die in
afschuwelyk Hollandsch en onbeleefde taal
dreigen met rechtsvervolging, verkoop van den
inboede', zeiven nooit stipt hun verplichtingen
opvolgen. De heeren, die op hun aanslagbiljet
laten drukken, dat de eerste termyn
moet betaald worden einde Juni, zenden de
biljetten eerst half Augustus aan belang
hebbenden. Dit is onbillyk! Wie zendt den
fiscus eens een deurwaarder, om in slecht
Hollandsch tot Inlevering der biljetten te
dagvaarden?
't Is te hopen, dat by het in-werking-treden
der nieuwe wet op de personeele belasting een
einde zal gemaakt worden aan een voor hon
derden zoo hinderiyke wyze van doen.
Mr. L. Haffmans zegt het volgende in het
Venloosch Weekblad:
Ook zoDder schoolplicht kan een Staat
een goed figuur maken onder de Europeesche
Staten.
Zoo doet ten minste ons land in een sta
tistiek dar analphabethen (menschen, die
lezen noch schry ven kunnen), welke uit
de verschillende landen naar Amerika vor-
buisden.
Portugal spant de kroon der onkunde.
Niet minder dan 67.35 procent van hen, die
uit dat land zich in Amerika vestigden, kon
den lezen noch schry ven.
Dan komt Italië met 52.93 procent; Galliciè
met 45.68; Russisch Polen met 39.82; Hon-
garye met 37.69; Rusland met 36.42; Oosten-
ryk met 32.70; Griekonland met 25.18;
Rumenië met 17.75; België met 15.22; Euro-
peesch Turkye met 14.79; Wallis met 10.43
Bobemen en M&hren met 8.98; Spanjo met
8 71; Ierland met 7.27; Finland met 3.58;
Frankryk met 3.50; Engeland met 3.49;
Nederland (zonder schoolplicht) met 3.38;
Schotland met 2 38; Duitschland met 2 49;
Noorwegen met 1.02; Zweden met 0.74;
Zwitserland met 0.60, en eindelyk Denemar
ken met slechts 0.49.
Dus Denemarken spant in waarheid de kroon.
Deze statistiek vonden wy in de Zwit-
sersche courant Das Yaterland. Het blad
voegde er by, dat de statistiek was opge
maakt door het „Einwanderungsamt der Ver-
einigten Staaten". Zij is dus officiéél en ver
dient geloof. Of echter de twee woorden, die
by Nederland staan, namoiyk (zonder school
plicht) ook van hot „Einwanderungsamt"
afkomstig zyn, dan wel door de redactie
van Das Vaterland er bijgevoegd werden,
weet ik niet. In allen gevalle geven die
beide woorden, welke by geen ander land
staan, duidelyk de bewondering te kenoen,
dat Nederland het zonder schoolplicht zoo
ver gebracht heeft, dat het zelfs aan Frank
ryk en Engeland de loef afsteekt.
Ik mo^t zeggen: deze kleine tusschenzin
(„ohne Schulpflicht) achter „Niederlande", deed
my ontzettend genoegen.
Het zegt weinig, als zevende op de lyst
te staan en er (gelyk hier met Nederland het
geval is) slechts 6 boven zich te hebb n,
wanneer men de lui dwingt hun kinderen
ter school te zenden. Maar die eervolle plaats
in te nemen zonder schoolplicht, dat is kunst,
groote kunst.
En die kunst, Nederland heeft ze volgons
deze statistiek verstaan.
Dit wekt te meer bewondering, wanneer
men bedenkt, dat de subsidiën aan het by-
zonder onderwys nog van te korten datum
zyn, om Lieroy een grooten invloed te oefenen.
Het zou my niet verwonderen, indien het
getal analphabethen ten gevolge der subsidiën
nog aanmerkelyk slonk. Verbeeld u, dat wy
het zonder schoolplicht tot 1 procent brach
ten! Welk een glorie voor het land, dat
„vryheid, blybeid" tot leus heeft.
In allen gevalle is het zake, dat zy, die
afkeerig zyn vaü schoolplicht, hun best doen,
dat het schoolverzuim tot een minimum daalt.
Geen betere bestryding van den schoolplicht,
dan te kunnen roemen:
Wy kunnen bui'en dat leelyke ding. Wat
anderen met dwaDg bereiken, wy, Nbder-
landers, doen het „ohne Schulpflicht" en
trekken daardoor de bewondering van di n
vreemdeling.
Acetyleengas.
In „Handelsbelangen" hebben twee des
kundigen, dr. Bonno Van Dyken, directeur
van het Chemisch Instituut te Rotterdam,
en dr. G. H. Leignes Baxkoven, te Kampen,
hun meening gezegd over de vermeende
gevaren, verbonden aan de Acetyleen-gasver-
lichting.
Dr. B. Van Dyken komt tot de volgende
conclusie:
„Volgens myn meening is acetyleen zoowel
in gecomprimeerden vorm als direct uit carbide
bereid in een practisch toestel (en hiervoor
zyn verschillende toestellen te vervaardigen)
in geenen deele gevaailyker dan gewoon gas
en zeker 90 pCt. minder gevaarlijk dan
petroleum."
Dr. Leignes Baxhoven zegt aan 't slot van
zyn opstel:
„Vergelykt men dus de verlichting met gas,
acetyleengas en petroleum onderling, dan
moet men, naar myn bescheiden meening,
tot het besluit komen, dat gewoon luchtgas
en acetyleen schier even groote gevaren op
leveren, maar de gevaren, verbonden aan de
wyze, waarop petroleum gebruikt wordt,
grooter zyn dan by toepassing van lichtgas
en acetyleen. Moeilyk kan ik my dan ook
vereenigen met de meening, dat assuradeurs
per se zulke strenge eischen zullen moeten
stellen, als de heer Fikkon (in een uitval in
„De Verzekeringsbode") by de toepassing dei
acetyleen-verlichting voorschryft, al komt bet
my gewenscht voor, dat by het sluiten eenei
verzekering tegen brandschade de assuradeur
zich het recht voorbehoudt om by toepassing
der acetyleen verlichting onder sommige om
standigheden van de gewone voorschriften af
te wyken, maar bovendien schyi\t het my
toe, dat men in onzen tyd de gevaren van
het algemeen gebruik van petroleum te laag
stelt. Hetgeen thans van de acetyleen-verlich
ting bekend is, wettigt een byzondere vrees
voor groote gevaren niet."
Burgerlijke Stand.
HAZERSWOUDE Bevallen: M. M. Kerkvliet
geb. Jansen D.
NIEUWKOOP- Bevallen: U. Van Middelkoop
geb. Sonnenberg Z. A. C. Van der Neut geb.
Kijneveld D. N. Van Middelkoop geb. Van Vliet
levenl. Z. A Van Harten geb. Van Leeuwen Z.
Gehuwd: C. Kijs jm. 20 j. en J. Bader jd. '23 j.
OUDSBOORN. Bevallen: M. Stapper geb.
Vonk Z. M. Kamper gob. Baane Z. N. Van
der Velden geb. Vis Z. B. C. Van Veon geb.
Itavensbergen Z.
Overleden: T. Van Staveren d. 16 m. M.
M. Piekart d. 18 d. N. Dam wed. J. W. Piek 83 j.
Gehuwd: A. Koelewijn en M. Rosbeek. M.
Baanen en E. Vrolijk.
TER-AAR. Bevallen: M. Bocxe geb. Vorlaan
D. M. v. d. Jagt geb. v. d. Meer Z.J. Riet
veld geb. Do Kleer D.
Overleden: J. Lelyveld, wed. van J. Wallen-
stijn 70 j.
ZEGWAARD. G eboren: Franciscus Adrianus,
Z. van A. G. Rademakor. J. Cbr. Keijzer.
Ilermina Helena, D. van Jobs. Blonk en F. Van
Sand ijk.
Kok en Koning.
4)
„Tot geen prys ter wereld," zeide zy tot
haar schoonzuster Caroline, „zou ik weer met
'een soldaat trouwen."
„Miar, Joséphine!" riep het jonge meisje
veiwonderd, „ben je niet gelukkig met
Napoleon?"
„Zeker, zek9r! Maar wat heb ik aan hem?
Jarenlang is hy in den oorlog, en ik ben te
Parya. Is dat niet verschrikkeiyk? En alshy
tbuis is, heeft, hy duizend geschiedenissen en
plannen in het hoofd, zoodat voor my weer
geen plaats blyft. Je moet met geen soldaat
trouwen, Caroline; laat je raden. Trouw met
een politicus, een diplomaat."
„Och, het is my onverschilligI" lachte de
jonge Corsicaansche, „i&yn toekomstige man
kan zyn wat hy wil, als hy my maar recht
liefheeft."
„Trouw met den jongen Lóón Charnis; die
heeft je lief.
„Zool Heeft hy jou dat gezegd?"
„En wat dikwyis I Is het niet een knappe
man, die kleine Lóón, vriondelyk, gedienstig,
gezellig in den omgang, onbeiispdyk, ver
standig, élégant? Ik verzeker je, dat hy e3n
man is, zooals een vrouw zich niet beter
wenschen kan. Ook zal hy carrière maken.
Wat irost ik hem zeggen, Caroline, als hy
W66r komt?"
„Nietsl"
„Niets?" Dat is weinig 1 Zeg ja of neen.
Zeg het uit medolyden met hem. Laat hem
niet zoo onbarmhartig wachten."
„Het gaat mttl Als Napoleon terug
komt
„Och kom, wat weet Napoleon van zulke
dingen?"
„Hy heeft my lief, ik ben altyd zyn
lievelingszuster geweest. Ik zou nooit zulk
een beslissing nemen, zonder hem te raad
plegen."
Caroline Bonaparte was de jongste zuster
van den generaal en veel jonger dan haar
beroemde broeder Napoleon. Zy was toen nog
geen twintig jaar en schitterde toch reeds in
de Parysche wereld door haar vurige, zuideiyke
schoonheid en ook door haar geest. Het was
dus niet vreemd, dat ook anderen dan de
heer Charnis op het denkbeeld kwamen, de
zwager van den almachtigen generaal en de
man van de schoone Caroline te worden, en
inderdaad telde de schoone Corsicaansche
haar vereerders by dozynen. Dat beviel haar
uitstekend. Zy behoefde zich maar te wenden,
of er stond iemand voor haar, die haar aan
bad, vereerde, haar slaaf was. Dat amuseerde
haar. Maar zy trok niemand voor, misschien
wel uit vrees, dat daardoor het geheele spel
bederven zou.
Zoo kwam de herfst van 1797 en met hem
de intocht van haar broeder met zyn troepen
in het jubelende Parys. Men droeg den
veroveraar van Italië en Oostenryk op de
handen.
Overste Murat kwam dikwyis in het huis
van den generaal in de voorstad St.-Germain.
Toen reeds was bet zyn zwak, zich prachtig
te kleeden. Zyn uniformen blonken van goud,
duur bont, bonte snoeren en tressen, en daar
hy een zeer schoon man was, was de indruk,
dien hy op de dames maakte, niet gering.
„Ken je den overste Murat nog, Caroline?"
zeide generaal Bonaparte by de eerste ont
moeting der twee, in de onderstelling, dat zy
zich zyner niet meer herinnerde.
De jongedame echter zag hem vluchtig in
de oogen en zeide toen haastig, terwyl zy
hem beide handen toestak: „Zeker kon ik
hem nog, onzen levensredder van Montpellier."
De generaal was verwonderd.
„Hy is intusschen ook myn levensredder
geworden op de brug van Lodi," ging haar
broeder voort. „Laat je dat eens door hem
vertellen."
Caroline zag Murat met haar donkere,
sprekende oogen aan.
„Gy moet my dat vertellen, overste, opdat
ik u danken kan voor myn broer", zeide
zy innig.
„Spaar my dat, juffrouw," antwoordde Murat.
„Ik zou niet wet3n, wat zotter ware dan een
soldaat, die met zyn daden pronkt."
Hetzy dat het nu moedwil van Caroline was
of behoefte, om uiting te geven aan haar
dankbaarheid voor de dappere daad, hetzy dat
het beide was genoeg, zy ging op de teenen
staan en kuste den overste op de wang.
„Voor de brug van Lodi!" fluisterde zy
daarby.
„Maar, Caroline 1" riep Joséphine verschrikt.
Bonaparte lachte. Hy had niets tegen zulke
aardigheden; integendeel, hy was er op uit,
zyn officieren met alle middelen aan zich te
binden. Het streven, om onder alle omstandig
heden ztker te zyn van hun onvoorwaar-
deiyke toewyding aan zyn persoon, deed hem
alles, ook de bedenkelykste diDgen, door de
vingers zien. Natuurlyk gaf dat den jongen,
heetbloedigen Murat moed, en hartstochtelijk
als hy wa8, verlaDgde hy reeds drie dagen
na dit voorval van zyn generaal de hand
zyner zuster.
Maar zoo bedoelde Bonaparte het niet.
„Waarde overste," antwoordde hy hem,
„gy weet, dat ik uw dapperheid zeer weet
te waardeeren, maar een vrouw is niet zoo
spoedig te veroveren als een vyandelyke
vesting. Gy zyt zoo haastig."
„Generaal, ik heb gehoord, dat mile Bona
parte zich met den departementschef Charnis
zal verloven, en alleen om de situatie te ver
kennen, deed ik myn aanzoek."
„Daaraan herken ik myn dapperen cavalerie-
officier. Maar ook een cavalerie-officier moet
kunnen wachten."
„Ik zal wachten, generaal, als ik moet.
Maar ik vraag opheldering. Een soldaat heeft
nooit veel tyd. Het volgende uur reeds kan
zyn laatste zyn. Daarom handelt hy ook nooit
te snel."
„Gy wilt opheldering hebben, overste? GoedI
Ik zal met Caroline en ook met myn vrouw
spreken," antwoordde Bonaparte, en daarby
bleef het. Of hy er toen reeds met zyn zuster
over gesproken en haar een gedragslyn aan
gewezen had, kwam niemand te weten. Murat
verkeerde den geheelen winter in het huis
van zyn generaal, zag Caroline dikwyis en
stond al de martelingen van een minnvir,
die in het onzekero is, uit. Höt was misscüien
voor hem de zwaarste proef van zyn leven,
en meer dan eens was hy er op uit, twist
met den departementschef Charnis te zoeken,
om gelegenheid te hebben, hem met fatsoen
den degen in het lyf te kunnen stooten. Doch
deze heer was wys genoeg, hem uit den weg
te gaan. Ook van Caroline kon hy geon
zekerheid krygen. Zy was hora geDegen, dat
kon een blinde wel zien, maar als de overste
al te hartstocbtelyk werd, vluchtte zy achter
de besluiten van haar broeder. Een tweede
direct aanzoek van Murat by generaal Bona
parte mislukte. Deze was slecht gehumeurd,
en antwoordde kort en afwyzend:
„In vrede levert men geen veldslagen,
overste Murat, en zonder veldslagen maakt
men geen veroveringen I"
Nu bemerkte Murat de t-igenlyke meening
van den generaal. Caroline moest een prys,
een premie voor hem zyn, voor diensten, die
nog van hem gevraagd werden. En dit vond
hy, de dappere officier, de veroveringszuchtige
soldaat, zeer goed. HIJ verlangde vurig in den
kruitdamp en het gewoel van den slag zy'n
geluk te smeden.
IV.
Nog geen half jaar hield de jonge generaal
Bonaparte het in Parys uit. Nog was do
winter niet geheel voorby, of by begon reeds
met de uitrustrag zyner expeditie naar Egypte.
(Slot ommezijde.)