11183.
Maandag XO Augustus.
A°. Ibö
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden por 3 maandenf 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers i 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moor f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Biad.
De Drie Provinciën wydt aan het onder
werp Weelde en Armoe een artikel,
waarin we onder meer het volgende lezen:
.Weelde, tot in het onzinnige toe opge
voerd en verfijnd, wordt almeer het ken
merk van onzen tyd. Terwijl daarnaast een
meer en meer wegzinken in de diepste armoede
©en tweede onloochenbaar kenmerk is.
Onlangs las men in de bladen, wat de bruids
korf van een dochter van een der Amerikaan-
scbe spoorwegkoningen kosteen fabelachtige
eom, waarvoor duizenden een jaar lang kon
den worden gevoed en gekleed. Ook werd ge
wag gemaakt van een feest, door een der
eerste Amerikaansche geldmannen bij Parijs
aangericht, dat alles overtrof, wat Frankrijk
tot nog toe luisterrijks had gezien.
Plaats daar nu naast het feit, dat schier
eiken nacht de Seine zich sluit boven een
rampzaligen zelfmoordenaar of -moordenares,
die, door den razenden honger gekweld en
door wanhoop voortgedreven, in de donkere
wateren der rivier het einde zoekt van een
zoo jammerlijk bestaan.
Is het contrast niet aangrijpend, verschrik
kelijk?
Zij, die zich baden in weelde, sluiten ech
ter hun oog voor zulke feiten. Men went aan
albs en gaat spoedig genoeg gelooven, dat
het zoo hoort, dat een groot deel der mensch-
heid in kommer en ellende omdoolt en maar
juist het noodige heeft, om zijn ellendig be
staan te rekken."
Hoe wilt ge dat al dan veranderen; zal
het dan niet altijd zoo blijven; is het niet
een gevolg van de zonde? Zeker, antwoordt
i het blad:
„Zeker evengoed als het een gevolg der
zonde was, dat voor jaren miliioenen negers
op Amenka's vrijen bodem den rug kromden
onder de zweep des dryvers.
Toen waren er ook velen, die met vroom
gelaat tal van teksten overhoop haalden, om
den neger onder den duim te houden. Maar
andereD, begrijpende, dat het Gods wil niet
kan zijn, dat de naar Zijn beeld geschapen
mensch aan het redelooze vee of aan leven-
looze koopwaar gelijk gemaakt wordt, spra
ken het luide uit: Dat deugt nietl en be
vrijdden de slaven.
Ongelijkheid in lot, in verstand, in gaven,
in lichaamsschoon, in zielenadel, in welvaart
is er altyd geweest en zal er blijven. Wie
dit zou willen veranderen, zou in het gestoelte
Gods moeten kunnen zitten. Maar de afstand
tusschen opeengetaste miliioenen, uit zichzelf
aangroeiende tot milliarden, en de steeds meer
in de diepten van het pauperisme wegzinkende
onderste lagen der maatschappij is in 't
bijzonder kenmerk en vloek onzer eeuw.
Die fabelachtige rijkdommen en die buiten
sporige weelde zijn niet te vergelijken met
den blos van gezondheid, maar met den
teringvloed der kranken.
Die steeds schriller wordende contrasten
zijn een veeg teeken.
't Zijn symptomen van een krankte, di 3 e
maatschappij verteert. Ze moeten een nieuwe
Revolutiekoorts veroorzaken, waarvan het de
vraag is of onze hedendaagsche maatschappij
den schok zal doorstaan."
Maar hoe dan de verandering; kan ze
komen? Zeker, zegt het blad, als men
maar wil:
„Als allen, die een kapitaal bezitten, waar
door hun eigen toekomst en de toekomst
van hun geslacht, naar den mensch gesproken,
verzekerd is, de opbrengst van dat kapitaal
eens gebruikten om naar hun stand te leven,
en wat er dan overbleef niet aanwendden
om maar steeds hun vermogen te doen wassen,
maar om de ongelijkheid in onze maatschappij
te verminderen dan zouden duizenden, die
nu dreigen om te komen van ellende, g e-
h o lp on zp."
Het middel, door De Drie Provinciën tot
tempering van zoo hooggaanden nood aan
de hand gedaan, is zeker zoo eenvoudig al3
doeltreffend; alleen maar, men zal het niet
willen aanwenden; dat is wel zeker, zegt
De Standaard.
Eet Nieuws van den Dag bevat het volgende
ingezonden stuk van P., te Amsterdam, over
den looppas:
M. i. heeft de Minister, door paal en perk
te stellen aan het willekeurig beoefenen van
den looppas, in een groote leemte voorzien.
Hoe dikwijls toch gebeurde het niet en
zfi, die in het leger zijn, weten dit dat
de looppas, hoe nuttig ook somwijlen, tot
niets aDders diende, dan om eens flink te
drillen. Die looppas was een bij uitstek ge
schikt middeltje en werd dan ook gretig aan
genomen, om hun, die met strafpeloton (één
of twee uurtjes exerceeren in hun vrijen tijd)
gestraft waren, al do genoegens ten volle te
verschaffen, die verbonden zijn aan hard loopen,
waarbij dan de zwaar gepakte ransel het zijne
er toe bijbracht om dat draven ik wil
zeggenloopen nog amusanter te maken.
Ik ben bet met velen eens, dat onze soldaat
niet zwak behandeld moet worden, maar toch
ook niet zóó, dat wel 80% van hen> die met
strafpeloton gestraft werden, veel liever een
paar dagen thuisblijven (kwartierarrest hadden)
dan die enkele uurtjes strafexerceeren. En
waarom? Omdat het schrikbeeld van den
looppas hun voor den geest stond.
Ik wil niet verder hierover uitweiden, doch
u alleen nog een enkele herinnering uit mijn
militair leven mededeelen.
Een jaar of vier geleden had ik het ge
noegen te 's-Hertogenbosch mijn vaderland
te mogen dienen. Bij de compagnie, waar ik
geplaatst was, was een jong officier. Wanneer
wfi nu onze gewone dagelyksche oefeningen
hielden, dan bestonden die in het exerceeren
op de Vuchtsche heide, een goed uur gaans
van de kazerne. Des morgens om 7 uren
gingen wy uit en kwamen dan 's middags
om ongeveer 1 of 2 uren thuis. De bedoelde
luitenant nu had de gewoonte om by den
terugmarsch naar de kazerne den looppas toe
te passen in den voorgeschreven tyd, d.w. z.
2 minuten looppas, 5 min. gewone pas, dan
weer 2 min. looppas, enz.
Stel u nu voor een troep soldaten, 80 man,
die al een uur of vier in een brandende zon
gemarcheerd en geëxerceerd hebben, die flink
bepakt zyn en nu nog ruim een uur moeten
loopen op een weg, waar geen schaduw te
vinden is. Menigmaal zagen wy hoe de men-
achen, die langs den weg stonden, ons met
bewonderende blikken bleven nakyken, niet
wetende en niet begryponde, waar die hollende
troep op aan liep. En nauwelijks hadden wy
weer 5 min. gewonen pas gedaan en waren
we even op adem gekomen, of de luitenant
commandeerde alweer „looppas", en als een
troep waanzinnigen liep daar.de heele bende
heen, door de gloeiende zon, wolken stofs
achter zich latende 1
Wie kan my nu zeggen waartoe dit diende?
Ik weet het niet.
Onnoodig haast u te zeggen hoe de soldaten
thuiskwamen: afgemat, bezweet, bestoven, in
één woord totaal „op!"
Gelukkig echter, dat de tegenwoordige
Minister door zyn verstandige bepalingen een
einde aan die kwellingen heeft gema.k%
waardoor nu vertoomngen als de bovenge
noemde, die den lach- en spotlust, doch ook
het medolyden van weidenkenden opwekten,
tot de on[r.o^6lykheden behooren.
Onze soldaatjes zullen Zyne Excellentie
daar recht dankbaar voor zynl
In de „Kroniek" van het Maandblad der
Vereeniging ter bevordering van de belangen
der visileerende Ambtenaren is een artikel
gewijd aan de werking der nieuwe be
palingen op de heffing van invoer
rechten.
De schrfiver is niet ongevoelig voor recht
matige klachten en is het eons met hen, die
ovtruryving schadelyk achten. Zoo o. a. waar
do A m a t e u r-P hotografe n-V e r e e n i-
ging zich tot den Minister van Financiën
heeft gewend met de mededeehng, dat hot
reeds meermalen was voorgekomen, dat de
visitatie van doozen met lichtgevoelige broom-
zilverplaten door de ambtenaren op ruwe
wyze waren opengescheurd, en in dezen
toestand door de handelaren waren ontvangen.
Voor hem, die eenige kennis van dit artikel
heeft, is, zegt de schryver, de aanduiding der
elquetten, waarmede zulke doozen zyn be
plakt, doorgaans by de visitatie voldoende.
Iets anders betreft de klacht, dat een zoo
genaamde zichtzonding van postzegels, ter
waarde van f 3000, was belast gewórden by
den iavoer. Van die zending was voor een
waarde van /"2900 teruggegaan, en beweerde
de invoerder f 145 aan invoerrecht te hebben
betaald voor een artikel, dat wel in-, doch-
weder was uitgevoerd. De schryver merkt
bierby op, dat de belanghebbende grlegenheid
had gehad, de postzegels in entrepöt op te
slaan en aldaar fiat-bezichtiging te verzoeken.
De goede werking der nieuwe bepalingen
blykt wol uit het feit, dat alleen te Amster
dam over het eerste halfjaar de invoerrechten
ongeveer f 350,000 meer hebben opgebracht
dan verleden jaar.
Ook andere berichten, die wy in hetzelfde
Maatidblad vinden, bevestigen deze gunstige
meening. Zoo werd in een der vorige num
mers medegedeeld, dat te Amsterdam o. m.
een aanhouding een verhooging ten gevolge
had van ruim f 1000. Thans staat daar het
record op 1500 Het kantoor Vlissingen
schynt 60 pCt., Den Haag zelfs 100 pCt.
invoerrechten meer op te brengen dan vroe
ger. De vorige maand leverde de 6de sectie
te Rotterdam een meerdere ontvangst van
f 23,000 op.
Aangevuurd door den stryd tegen de
examenplaag, verklaart de Kerkelijke
Courant zich ook tegen het misbruik, dat van
de gedragslysten wordt gemaakt. „Van
hun vyfde, zesde jaar af worden de arme
kinderen er mee geplaagd en de ouders ook,
die hen op school zenden. De vrees voor lage
cyfers en het gejaag naar goede maakt de
kleineD onrustig en brengt de vaders en moe
ders van streek. En later? Op gymnasium,
uitgebreide en burgerschool schynt het „on
voldoend" op de lyst den onderwyzer dikwyls
tot een verontschuldiging te strekken, en den
ouders den plicht op te leggen, om de knapen
en de meU-jes er te brengenwat wel is de
orde -omkeeren. "Wie verlost ons van ai het
gekunstelde en wettische, dat ons onderwys
bederft, en geeft ons hier natuur en waar
heid weer?"
De Nederlander heeft een artikel „Onbiliyke
regeling", naar aanloiding van een in Extra
Tijding voorkomend verhaal van een jongen
stoker by de marine, die vóór twee jaar, ten
gevolge van een val op de vuurplaat, eene
bloedspuwing kreeg, en zes weken daarna
geplaatst op een schip naar Indië, zonder
pensioen uit 's lands dienst zou worden
ontslagen.
En dit geschiedt op grond van het beweren,
dat hy, hoewel reeds sedert zyn terugkomst
in het hospitaal verpleegd, de bloedspuwingen,
waaraan hy lydt, wol in, maar niet door
den dienst zou hebben verkregen.
De Nederlander wyst er nu daarom op,
dat hy, de betrouwbaarheid van de feiten
omtrent dit geval in het midden latende, dat
er verschillende redenen bestaan om op te
komen tegen de verouderde en onbetrouwbare
bepaling, dat alleen gebreken, in en door
den dienst ontstaan, aanspraak geven op pen
sioen. Hot blad zegt, dat geen enkele maat-
schappy van levensverzekering thans zulk
eene bepaliag in hare statuten zou durven
opnemen.
In hoofdzaak komt het betoog van De
Nederlander hierop neer:
In de practyk is er absoluut geen onder
scheiding te zoeken tusschen zekere ziekte-
verschynselen of lichameiyke ongeschiktheid,
ontstaan i n of wel door den dienst.
Iemand met een zwak gestel treedt in
's lands dienst. Hy gaat voortdurend achteruit,
hy wordt zieker en zieker. Nu zegt men niet,
deze ziektetoestand geeft door den dienst
geen aanleiding tot ongeschiktheid, maar wan
neer die persoon in plaats van in 's lands dienst
werkzaam te zfln, elders was, waarby over
eenkomstig do^r hemzelf gekozen werkzaam
heid, tydverdeeling on voeding hy zich ook
b3t9r had kunnen verzorgen, wellicht had hy
dan zyn geschiktheid behouden.
De grensiyn tusschen in en door den dienst
is in vele gevallen gansch niet te trekken,
en de beoordeeling van de ziekte-oorzaken
hangt ten eenenmale af van de willekeurige
subjectiviteit van den beoordeelaar, dus ook
van alles, wat deze al dan niet tot de oorzaak
wil rekenen.
Ten slotte wyst De Nederlander er op, dat
de Staat, eenmaal iemand aangenomen heb
bende, ook zelf de risico moet loopen, by even-
tueele storing van de gezondheid, van een
vervroegd ontslag uit den dienst.
In het weekblad Patrimonium wordt het
oprichten van wer k li eden-kies vereeni-
gingen ontraden. Het blad spreekt de hoop
uit, dat „Patrimoniums"-mannen zich wel
tienmaal zullen bedenken, alvorens hiertoe
over te gaan.
Aansluiting aan geestverwante kiesvereeni-
gingen is, zoo dit msar eonigszins kan, meeat
het blad, bep aid plicht. S amwerking met
wie eens anderen geestes zyn evenwel,
loochening van het eigen beginsel. Aparte
kie9vereenigingen oprichten sticht verwarring.
„Men zy hoogst voorzichtig", vervolgt
Patrimonium, „en late zich niet verlokken tot
dingen, die niet goeJ en recht zjjn voor God.
Men lette niet op gevry en gevlei van hen,
die Zyn souvereiniteit ontkennen, doch ze
voor zich opeischen tn allerlei schoone be
loften doen en voor het oog begeerlyke zaken
aan de werklieden voorstellen en dingen
beloven, waarvan toch niets komen kan.
Al deze macht en heerlykheid zal ik u
geven, werklieden, indien gy my verkiest 1
en alle dergelijke beloften en voorstellingen
van candidaten voor 's lands raadszaal, die het
Godsbestuur loochenen, worde beslist ^ls mis
leiding verworpen, en daarom die vryery en
vleiery afgewezen. God en de wereld beido
dienen kunnen wy niet, maar een ander kan
het evenmin.
„Patrimonium" blyve bun getrouw, die
ook de heerschappy over deze aarde voor
den Christus Gods opeischen. "Want Hem, Hem
alleen komt het bewind toe; en wie Hem
vreezoü en liefhebben te verlaten ofzkhvan
Hem te verbijzonderen, is Christus' vyanden
dienst bewijzen.
Men doe dus niet mede aan het oprichten
van werkheden-kiesvereenigingen."
Mr. Van R. schrijft in De(n) Politiegids
„Van een buitenlandsche reis weergekeerd,
valt het my op, dubbel op, dat onze politie-
uniformen toch zoo verbazend leeiyk zyn.
Neem Den Haag by v.; 'tis vol zomer en
alles prykt in lichte kleuren en vrooiyken
dos, alles I Alleen de politie-agenten niet.
Zy waren rond als schaduwen, als boden
van den nacht te midden van al dat helle
zonnelicht, dat heerlyk groen der boomen,
dat grys en geel en rose der menschen.
Lange sombere mannen zyn 't met donkere
Een Romeinsclie Schoone.
13
Zy keek hem met haar groote, zonnige
oogen aan en door haar zuideiyk, hartstoch-
telyk temperament meegesleept, sloeg zy haar
armen om zyn hals en liet haar hoofd op zyn
schouder zakken. Zy trilde en beefde; ook hy
trilde en kon byna .niet spreken, maar het
was van geluk.
De stem van Ghibello, die zyn dochter riep,
stoorde de geliefden. Camilla keerde Bilfredo
haar gezicht toe; het was nat van de tranen
en doodsbleek, maar er straalde een verheven
geluk uit. Zonder een woord te spreken liepen
zy de anderen achterna.
Camilla zat voor haar werktafeltje, maar
haar anders zoo vlugge vingers waren nu
traag. Haar oogen schitterden met een
rkoortsigen glans't was geen gelukkige ziel,
die van uit hen op de bonte blaadjes neer
keek, waarvan zy bloemen fabriceerde.
Plotseling begon zy een liedje te neuriën.
Wat zing je toch?" vroeg haar vader,
terwyl hy oven opkeek uit een akte, die hy
bezig was op te stellen voor den barbier op
het St.-Maria plein.
Dat wysje schoot my te binnen, ik weet
niet waar ik het vandaan heb gebaald," ant
woordde Camilla en raapte met een onder
drukten zucht de bloem, die van haar schoot
was gevallen, op.
Ghibello was weldra klaar met schrijven
en ging met de papieren onder zyn arm naar
't gerechtshof. Camilla knikte hom vroolyk
toe. Maar zoodra de deur achter hem dicht
was, hield zy op met werken. Zy sprong op,
sloeg een zwart zyden doekje over baar hoofd
en ging uit. Zy ging naar de dichtbyliggende
basilica der Heilige Maria. Slechts hier en
daar lag een vrome neergeknield in het half
donkere kerkje, dat uit drie schepsn bestond,
gevormd door antieke zuilen van allerlei styl.
De eenige lamp zweefde als een bloeddruppel
in den wierookdampkriDg. Camilla knielde
neer voor het Gothische altaar in het linker
schip. Zy was niet hierheen gegaan, omdat
zy dankbaar wa3 voor het geluk, haar te
beurt gevallen; neen, zy was erg angstig
te moede. Zy voelde zich gedrukt door haar
angst als Rome door den sirocco, die dien
dag loodzwaar op Rome rustte on de zon
niet toestond te voorscbyn te komen.
Camilla kende het donkere punt in het
leven van haar vader. Haar grootmoeder had
bet op haar sterfbed verteld, opdat geen
vreemde eens het hart van zyn kind van
Ghibello zou verwyderen, in de heilige over
tuiging, dat Camilla nog meer van baar vader
zou houden als zy alles wist. In die gedachte
had de grootmoeder zich niet vergist. Maar
Camilla had in die moeiiykste ure haars
levens begrepen, dat de daad van haar vader
het haar onmogelyk had gemaakt ooit geluk
kig te zijn als vrouw. Zy had afstand gedaan
van dat geluk en zichzelf beloofd, dat het
voortaan haar eenig levensdoel zou zyn, haar
vader te vergoeden wat hy had verloren. En
nu was zy die belofte ontrouw geworden.
Een oogenblik van zwakheid, waarin haar
hart de natuurwetten had gehoorzaamd, had
al haar zelfopoffering en zelfverloochening
te niet gedaan. Uit deze liefde kon geen geluk
voortkomen, noch voor haarzelf, noch voor
Bilfredo. Zy kende geen vrouw, aan wie zy
haar smart had kunnen mededeelen, en daarom
vertrouwde zy alles aan de Moeder Gods toe,
als aan de eenige, die haar helpen kon. De
Madonna keek van uit den kring van engelen
en heiligen vriendeiyk op haar neer, maar
raad gaf zy haar nog niet. Wel waren tranen
en slapelooze nachten haar deel.
Toen zy eindeiyk opstond en wilde weg
gaan, trad van achter een der zuilen een man
te voorschynverschrikt bleef Camilla staan.
Bilfredo echter trad met stralend gezicht op
haar toe, trok haar bartstochtelyk aan zyn
borst en kuste haar zonder aan de plaats te
denken, waar zy zich bevonden. Zy was
zóó gelukkig, dat zy de oogen sloot, maar
weldra opende zy ze weer, rukte zich los
en zei:
Wat een godslastering!"
Weineen, lieveling", antwoordde hy.
„Bestaat er iets heiligers dan twee zielen,
die zich in een reine liefde vereeDigen?"
Dat is waar", zei zy fluisterend, „en toch
ben ik bang." Zy lachte weemoedig en zei:
„Och, geliefde, gisteren praalde ik nog met
myn moed en vandaag voel ik, dat ik niets
ben dan een zwakke vrouw."
Maar je hebt my lief," riep hy byna
jubelend uit.
En ik heb daareven nog gebeden, dat Zy
uw hart van my af moge keeren", antwoordde
zy, terwyl zy de Madonna aanzag.
Dat was een dwaas gebed en daarom
heeft Zy het ook niet verhoord on my naar
je toegestuurd", zei hy, terwyl by zyn arm
zachtjes om haar heensloeg. „Ik was juist
op weg naar jou, toen ik je hier de trap zag
opgaan. Ik kon je gezicht niet zien, maar ik
voelde, dat jy het was. De Madonna zy my t Jt
getuige, dat ik je voor eeuwig trouw zweer."
Zy spartelde tegen, maar by bracht haar
naar het altaar en nam een ring uit een klein
doosje. Camilla echter trok haastig haar hand
terug, toen hy dien ring aan haar vinger
wilde stekeD, en riep op hartstochtelyken
toon uit:
Neen, neen, je moogt je niet binden. Ik
smeek je, bedenk wat ik je gisteren op het
Palatyn heb gezegd. Laat my, ge kunt hot
nu nog, ge zyt nog vry. Die ring zou je aan
het ongeluk vastketenen."
Zy bedekte haar gezicht met haar handen,
om hem niet te zien.
Lieveling", antwoordde hy teeder en ont
roerd, „ik zal je noodzaken om aan het bestaan
van het geluk te gelooven. Als je my lief hebt
zooals ik jou, en ik voel, dat het zoo zyn
moet, dan bestaat er noch in het verleden,
noch in de toekomst een ongeluk zóó groot,
dat voor onze liefde niet zou moeten wijken,
dat onze liefde niet zou kunnen ontwapenen."
Zachtjes trok hy haar handen van haar
gezicht af. Zy wilde haar blikken van hem
afwenden, maar het was haar onmogelyk en
ze riep jammerend uit: „Och, Bilfredo, Bilfredo,
waarom moet ik je toch liefhebben?'
„Gehoorzaam ik niet aan denzelfden, zoeten
dwang?" vroeg hy.
Nu liet zy toe, dat hy den ring aan haar
vinger schoof; het was een slang met
diamanten oogen. Daarna zei zy, terwyl zy
hem met een diepeD, ernstigen blik in de
oogen zag:
- Ja, de Madonna wil het 1 Ik neem je hart
uit haar handen aaD en geef jou het myne.
Moge er van komen wat will"
Zy gaf hem een kus; haar mooi gezicht
straalde.
- Moge er van komen wat wil," herhaalde
hy en drukte haar vast de band, „ik zal je
nimmer verlaten."
Hand aan hand hepen zy het zy schip door;
van tyd tot tyd bleven zy even stilstaan om
elkaar aan te kyken.
- Tot van avond," fluisterde zy, toen zy
de kerk uit kwamen.
- Was het al maar avond," antwoordde
by zuchtend.
Nog een handdruk, nog een blik en Camilla
liep de breede, marmeren trap af. Op de
onderste trede aangekomen, keek zy hem nog
eenmaal aan met haar stralende oogen. Hy
keek haar verrukt na, totdat zy in de Vladella
Lungaretta verdween. Wat 'n beeldigen, fleren
gang had zy toch't was net alsof zy zweefde
in plaats van liepl Nu ging hy ook de kerk
uit, liep de Ponte Sisto over en sloeg den weg
naar het centrum der stad in; de lucht was
bewolkt, het was erg drukkend, alsof er
onweer zou komen, maar by voelde zich zoo
vroolyk en welgemoed alsof de zon helder
scheen. (Wordt vervolgd.)