MENGELWERK. m M u m En toch: „Één terrein hebben de Staten- Generaal echter steeds onaangetast gelaten, ofschoon dit vlak naast hunne deur ligt, dit maal juist wöl binnen het bereik van hun oordeel, en dat toevallig nu eens wèl aan merkelijke blijvende oogsten zou kunnen op leveren." Dat terrein is de inwendige dienst der beide Kamers. Met behoud der beide griffiers, die, zoo niet door de letter, dan toch door den geest ▼an art. 99 Gw. worden gevorderd, konden zy overigens best toe met „één gebouw, één griffie, één bibliotheek." „Het bewijs daarvan bestaat in den belang rijksten tak van dien dienstde stenographic. Deze immers is nu "1 reeds in dienst van de Staten-Generaal, d. 'i. van de beide Kamers gezamenlijk, zonder dat dit ooit tot eenig bezwaar althans administratief en hiërar chisch aanleiding heeft gegeven. Dezelfde stenografen maken beurtelings de officiöele verslagen van de „Handelingen" der Eerste en van die der Tweede Kamer. Waarom zoudon dan de commies griffiers der Tweede Kamer ook Diet de Voorloopige en Eindverslagjes van do Eersto kunnen maken, althans zoolang die er moeten zijn? De Eerste Kamer houdt in den regel zitting, wanneer de Tweede Kamer met vacantïe is. Een paar dagen van 't jaar zijn de Hoogo en de Lage heeren tegelijk aanwezig. Maar dit zou, gesteld al, dat 't bezwaar opleverde, wat de stenographie echtor ook wel te boven komt, best te vermijden zijn. Voor de vergaderingen van onzen Senaat kan dus steeds de zittingzaal der Tweede Kamer beschikbaar zijn. Vergaderden de beide Kamers in hetzelfde gebouw, dan zouden zij ook ge bruik kunnen maken van dezelfde bibliotheek; dezelfde griffie zou da verzending der stukken kunnen regelen; dezelfde kamerbewaarder zou de deuren bewaken; ja, dezelfde boden zouden beider leden kunnen bedienen." Men denke daarover niet licht. Thans zyn voor de twee Kamers niet min der dan drie en twintig ambtenaren noodig, gelijk de schrijver voorrekent. Een personeel, waarop er minstens 8 te bezuinigen zouden zijn. „Een kleine ƒ9000 aan jaarwedden door deze vereenvoudigde regeling kunnen worden bespaard en bovendien de kosten van het onderhoud van het groot© gebouw, dat de E rato Kamer thans nominaal „in gebruik" heeft, maar dat ten minste 300 dagen van 't jaar leeg staat en alleen benuttigd wordt Dm er kykgeld voor te laten betalen door Treemdelingen. Maar zal men misschien zeggen hoe dan met de afdeelings-vergaderingen? I Gewichtig vraagstuk, inderdaad! Want ver beeld u eens, dat de Eerste Kamer de zaken niet nog er eens over „onderzocht" in hare afdeelingen, welk oen leemte in onze wet geving 1 En als zij eens geen afdeelmgsver- slagen uitgaf, welk een lacune in de parle mentaire literatuur 1" Dat Eer8te-Kamerlijko onderzoek van allerlei wat reeds lang „onderzocht" en over en weer toegelicht is en de statigheid, waarmede hare „Voorloopige" Verslagen allerlei vragen doen naar den bekenden weg, is tevens „bepaald niet wenscheljjk", omdat de Eerste Kamer daardoor den schijn kan krijgen van te zyn „een politiek hof van appèl", wat de bedoeling der Grondwet niet kaD wezen, omdat die haar dan ten minste het recht van amendement zou hebben moeten geven. Dan is er nog een bezwaar: „Afdeolingsvergaderingen zyn niet open baar; wat men in die binnenkamers spreekt, heeft een min of moer vertrouwelijk karakter. Maar men kan daarom van die stille-binnen- kamer-debatjes dan ook by slot van rekening uitsluitend dit verkrijgen, dat er in die „onder onsjes" afspraken worden gemaakt en beslis singen voorbereid, die niet in het algemeen belang zyn. Men zal zoggen, dat de leden der Eerste Kamer zulke afspraken ook wel aan tafel of onder een glas wyn kunnen maken, en dat is zeker waar; maar dan hebben zy ten minste niet de semi-officiëele wyding van te zyn gemaakt door ambtenaren in de wettige uitoefening van hun functie. Hoe dit echter zy, voor de meeste ont werpen is in elk geval onbetwistbaar een „afdeelings-onderzoek" der Eerste Kamer een pure formaliteit. Waartoe dan zulke kostbare, onnoodige en nuttelooze vergaderingen Want men vergete niet, dat elke samenkomst der afdeelingen van de Eerste Kamer, wanneer zjj voltallig is, 50-maal/lO, d. i. 500 per dag, kost. Gelukkig zijn zü zeidon voltallig, maar het grootste deel"van dat daggeld van ƒ500 gaat er toch mede heen. Waren deze duizenden '8jaars niet nuttiger te besteden in 's Lands belang?" „Bedenkelijke gevolgen zouden kunnen ont staan, 't meest misschien wel voor de in stelling der Eerste Kamer zelve, indien deze een behandelingswijze ging invoeren, diegelykt op een tweedo Tweede „Kamerbehandeling."" Do schr. meent, dat bü de Eorsto Kamer zekere lust om naar uitbreiding van haar in vloed te streven merkbaar is. Tegenover dien lust tot anti grondwettige uitzetting van die macht van dat staatscollege in een zeer verkeerde richting zou daarom bovengenoemde wijziging van haar „dienst personeel" en huisvesting, waardoor een juiste uitdrukking zou worden gogeven aan hare beteekonis en plaats in ons staatsgebouw, zeer zeker nuttig zyn. „Bezuinigende in de eerste plaats, zou die maatrogel tevens zyn een vingerwyzing naar hotgeon èn constitutioneel èn in het belang der Ejrsto Kamer zelve zou wezen." Twee "broeders. (Vervolg en slot.) „Hoe kon zij zoo over hem spreken dacht Will. Klaarbiykelyk begreep ze niets van het kwaad, dat ze had gesticht. Als in een droom luisterde hy naar de voorschriften van den dokter, hierin bestaande dat Jim zich niet mocht agitoeron, en ook niet mocht praten. Het was een snikheete dag en hy bracht de lange uren door aan het bed des ster- vendon, met te denken over zijn ongeluk. Zyn opgekropte boosheid en ergernis over het harteloos gedrag van Ella gaf hem een gevoel in de keel alsof hy zou stikken. Hy trok zyn jas uit en deed zyn das af om zich wat te verluchten. De zieke man volgde zyn bewogingen met de oogen en plotseling zich in zyn kooi op heffend, vroeg hy met belangstelling: „Hoe komt ge aan dat roode lit toeken daar in uw hals?" „Daar ben ik modo geboren." „En uw vader en moeder...." „Die heb ik nooit gekend. Ik ben opgevoed door een vrouw, Amna More geheeten," ant woordde Will kalmeerend, daar hy vreesde dat do ander zich te veel opwond. „Ik moet u wat zeggen," ging de zieke man voort! gejaagd sprekend: „gy, deoonige die iets om my geeft, dien aan myn doodsbed zit, zyt degene die ik het meeste leed heb aangedaan. Toen hy zoo oud was als gij, was ik landbouwer on had ik vrouw en kind een zoon. Teen ik tien jaar oud was, kwam hij in slecht gezelschap, aankomende jongens die begrepen party van don slimmen knaap te kunnen trekken. Hy werd gepakt, juist toen hy voor de anderen zyn kunsten ver toonde met zakkenrollen en Lord Meadow, dia nu dood is, zond hem naar een vorbeter- gesticht. Hy meende het goed, maar het was voor ons een ontzettende schande. Gedurende zyn verblyf daar werd hy ziek en binnen weinige dagen stierf hy, zonder vader of moeder aan zyn bed te hebben gezien. Toen heb ik gezworen dat ik het den ouden Meadow betaald zou zetten. Ik wachtte myn kans af, die heel spoedig kwam. Ik zag op zekeren dag hoe de kindermeid, in plaats van op u te passen, met eon kennis gaat staan praten, met wien ze eindeiyk een eindje opwandelt. Ik sloeg myn slag, nam u uit het wagentje en gaf u aan Dronken Anna, die toen in de stad woonde, ter verzorging Lady Meadow is de smart nooit te boven gekomen. Ik hoorde nooit meer iets van het kind, want daar Anna my verdacht het ge stolen te hebben, en my steeds met scheld woorden en verwyten overlaadde, durfde ik eindelyk niet meer bij haar te komen. Lang zamerhand verviel ik van kwaad tot erger. Kunt ge my vergeven, maat?" „Yan harte, maat." De lange jaren doorgebracht in vernedering, broodsg6brek en ellende kwamen hem weder duidelyk voor den geest, zyn jeugd zonder liefde en arm aan alle genoegens, zyn positie, de ontzettende werkelykheid die zicli oogen- blikkoiyk aan hem opdrongzyn broeder getrouwd met de vrouw, die hy liefhad, en toch was 't hem niet mogoiyk een ander antwoord te geven dan hy gegeven had. „Dan kan ik in vrede sterven. Hier," ver volgde Jim, op ziin borst wyzend, „zult ge e8n volledige bekentenis vinden, geteekend door den kapelaan der gevangenis. Hy deed Anne eveneens neerschryven wat zy wist, zy hield echter vol dat ge dood waart." Uitgeput viel de stervende terug in de kussens, Will liep heen om den dokter te halen, doch dezo was onmachtig iets to doen. Jim Morland stierf in de armen van den man, dsen hy voor zyn leven had ongelukkig ge maakt. Nog iets had Jim gezegd tegen den dokter: „Hi1 moet myn kisthebbsD," op "Will wyzend: „hy zegt dat hy my vergeeft." Di9n avond werd do zwerver, onder eer biedige stilte, neergelaten in zee. Met ont bloot© hoofden woonden velen do plechtigheid by. Terv\yl Will even opkeek, zag hy het schoone gelaat van Lord Meadow onder de omstanders en naast hem stond zyn vrouw. Wat kwamen zy hier doen? Een nieuwe emotie zoeken, iets by wonen wat zo nog nooit gezien hadden? Hy voelde zich verontwaar digd over hun tegenwoordighoid, alsof ze hem openiyk kwamen beleedigen. Doch toen de plechtigheid was afgeloopen en hy zag hoe Lord Meadow door velen der tu8schendeks-pas3agiers werd gegroet, begreep hy dat 't niet voor de eerste maal was dat de edelman daar kwam. Hy had hem nooit te voren in dat gedeelte van de boot opge merkt, denkolyk omdat hy steeds te veel was verdiept geweest in eigen leed, om op de handelingen van anderen te letten. Daze jonge man met de oprechte gelaats uitdrukking kon hem niet door verraad of met onedele wapenen, Ella hebben ontroofd. Hy geloofde nu dat zyn broeder van den anderen minnaar zyner geliefde niets geweten hód. Een gevoel van broederiyke sympathie welde op in Wills bart. „Will," zeido eensklaps een zachte, welbe kende stem aan zyn oor: „myn man weet van uw bestaan niet af, zeg hem niets, want dan zal hy my voor altyd verachten. Zie, daar komt hy naar u toe." De zelfzuchtige woorden deden hem uit zyn gepeins ontwaken. Hoe durfie 2y zoo iets nog van hom vergen; haar egoïsme kende geen grenzen. „Neen, dat zal ik zeker niet beloven," zeide hy beslist. „Ella, wijs gy my den weg," klonk nu de vriendelyke stem van Lord Meadow, en hy zag zyn vrouw met een blik aan, die van hartelyke liefde en trots getuigde. „Myn vrouw en ik waren diep begaan met uw verlies," ging hy voort, Will aansprekend. „Hadden we maar geweten wat ge dien middag in het salon kwaamt doen, dan hadden we u zeker onze hulp aangeboden. Maar nu is het helaas te laat; of kunnen we thans misschien iets voor u persooniyk doen?" Will scheen de uitgestrekte band niet te zien, toen hy op yskouden toon antwoordde: „U is verkeerd Ingelicht; de man, die daar even begraven is, kende ik slechts vanaf het begin dezer reis. En ik-zelf heb geen mede Jijden noodig." „Arme man. Hij schijnt het zich zeer aan te trtkken," hoorde Will lord Meadow tegen zyn vrouw zeggen. „Konden wy hem maar met- iets van dienst zün." „Nu, ik vind hem onuitstaanbaar in zyn onbeleefdheid," antwoorddé Ella snibbig. „Ik heb 't niet op menschen van zyn slag on ik beloof je dat dit myn eersto en myn laatste gesprek met hem is." Er ging een week voorby en Will voelde zich diep ongelukkig. Steeds moest hy denken aau Jim Morland's woorden: „Zoodrage afzitt van wraak te willen nemen, zult ge er nog wel komen." Waarom zal ik myn broeder afnemen W3t hem zoo gelukkig maakt; waarom zal ik haar de verachting van den man, dien zy liefheeft, laten ondervinden? De reis was nu by na volbracht en de tus- schendeks-passagiers spraken reeds met veel opgewondenheid over de nieuwe wereld, die vóór hen lag, en over de toekomst, die hen daar zou wachten. Wat al voornemens voor een beter leven werden er al niet gekoesterd, welke plannen niet gemaakt I Dienzelfden nacht schrikte Will wakker door het geroep van brandIn het ruim was het vuur uitgebroken en ieder hielp om zoo mogelijk te blusschen. Waar de vlammen het hevigst woedden zag men Will en lord Meadow. Samen stelden zy zich bloot aan het grootste gevaar. „Ik weigerde laatst uw hand," zeide Will eensklaps: „wilt ge nu de myneaannemen?" „Gaarne;" En beide broeders, de een geheel onkundig van 't feit, drukten elkaar de hand. „De booten los!" hoorde men schreeuwen. De boot was reddeloos verloren. Will en lord Meadow waren by de man nen, die bet vuur trachtten te beperken terwyl de booten uitgezet werden; de een na den ander worden zy volgeladen met vrou wen en kinderen en eindelyk met mannen. Vlak. by ben stond de kapitein. „Pas op!" schreeuwde Will, maar te laat. De kapitein viol dood neer; een zwaar stuk hout, dat brandend naar beneden viel, had hem getroffen. „Nog één plaats I" word er geroepen. Will voelde een ontzettenden tweestryd in zich. Waarom zou hy niet gaan? Er waren andere vrouwen in de wereld dan Ella en een ge lukkig leven kon hem zyn weggelegd. En dan zou by zich meteen wreken op de vrouw, die hem zooveel had doen lyden. Zyn broeder lag naast hem bewusteloos uitgestrekt op het dek, het bleeko, vriendelyko gelaat opgeheven. Waarom zou hyzalf niet gaan, in plaats van lord Meadow, die toch geen bewustzyn had van den toestand? Dan moest hy zyn broeder levend laten verbranden, neen daarvoor had hy hem straks te edelmoedig de hand gereikt. De overwinning was behaald, langzaam liet hy Meadow in de boot giyden. Met een „God zegene ui", begaf hy zich weer aan boord en de wegvarende mannen zagen hem daar staan, de armen over de borst gekruist, oen glimlach om de lippen, moedig zyn leven opofferend voor den man, waarvan niemand wist, in welk een nauwe betrekking zy tot elkaar stonden. KOLONIËN. BATAVIA, 27-30 Juni. Volgens officiëole mededeeling zal de koning van Siam den 23sten Juli te Semarang aan komen en den 28sten d. a. v. van daar uit scheep gaan naar Bangkok. Gedurende zyn verblyf te Bandoang, Garoet en Tjilatjap heeft do konisg de volgende rid derorden uitgereikt: het commandeurskruis der orde van den Witten Olifant aan den resident der Preanger mr. Kist en aan den resident van Banjoemss den heer Lange; en het officierskruis van die orde aan do assistent residenten van Bandoeng, Garoet en Tjilatjap, de heeron Van Bsnthem van den Bergb, Koopmans Stadnitski en Poortman, en aan de secretarissen der Preanger en van Banjoemas, de heeren Meertens en Priester. Voorts kregen ridderorden de sultan van Djokjakarta, benevens de heeren C. M. Ketting 01ivi;r, resident van Djokjakarta; H. L. Vor- stenbos, luitenant kolonel, militair comman dant van Djokjakarta; Tj. Halbertsma, assis tent-resident van Djokjakarta, en aan prins Pakoe Alam. Zaak-Schrok. Uit Soerabaia wordt aan de BJava-Bode" geseind: De behandeling der Polamazaak tegen Kassan is geschorst wegens diens hevige berri- berri; Zondag-morgen is hy naar Malang ver voerd. Tegen den heer Schrok is de zaak voortgezet. Het requisitoir, van den officier van justitie luidt: vrijspraak. De raad wees, na anderhalf uur in raadkamer geweest te zyn, terstond vonnis, waarin voorkomt: „over wegende, dat zyn algeheelo onschuld aan de hem ten laste gelegde feiten helder aan den dag is getreden." De heer Schrok is vryge- sproken en zyne onmiddellijke invryheidstelling is gelast. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT'. Verleend: oen tweejarig verlof naar Europa, wegens ziokte, aan den adspirant-controlour bij het B. B. op Java en Madoora W. F. Van den Schalk. Benoemd: met ingang van 5 Juli 1896, tot Resident van Djokjakarta de Resident van Kedoe J. A. Anient; tot president van den Raad van Justitie te Ba tavia, de advocaat-generaal bij het IIoog-Gerechts- hof van Nederlandsch-Indië mr. C. H. Nieuwen- liuijs tot lid in do commissie tot afneming van het groot-ambtenaars-examen voor den ludischeu dienst voor hot jaar 18yt>, do gopensionneordo Hoofd ambtenaar J. Faes, laatstelijk resident van Che- ribon tot leeraar in de wiskunde aan do Hoogere Burgerschool te Soerabaia, B. J Stofberg, laatst die betrekking bekleed hebbende, onlangs van verlof uit Europa teruggekeerd. Bij den post- en telegraafdienst: tot hoofdcommies, de commiezen 1ste klasse L F. Stoelman, E. Iveasbernj, W. hammers, J II Abuijs, K Brocx en F. C. Meuleulioll; tot commies 1ste klasse, de commies 2de klasse J. C GronoYius; tot commies 2de klasse de tijdelijke commiezeD 2de klasse J. H Lincklaen Arriens en G. C. W. F. Fikenscher; tot tijdelijk commies 2de kl. do commiezen 3de klasse P. L. Keijser, W. A- Do Ceuninck van Capelle en J. C Micola von Furstenrecht; tot commies 3de klasse, de tijdelijke commiezen 3de kl. VV. Do Tourton Bruiins en VV. G. Broek. tot tijdelijk commies 3de klasse, de adjunct- commiezen J. E. Haccou en J. J. A. H. Clignett. Ontslagen wegens volbrachten diensttijd, eervol uit 's lands dienst, de ambtenaar op wacht geld NV. F. G. G. Peltzor, laatst verificateur der 4de klasse bij de m en uitvoerrechten en ac cijnzen On theven: eervol van do tijdelijke waarneming der betrekking van leeraar in de staatsweten schappen en geschiedenis aan de Hoogere Burger school te Soerabaia Mr- C. B Bleckmann, wordende hy tevens tydelijk belast met liet geven van ondorv.ijs in de staatswetenschappen aan genoemde inrichting. Bij de in- en nitvoerrecliten en accijnzen. Bevorderd: tot venlicateur 2de kl. VV. C. L. Jansz, thans verificateur 3de klasse tot venlicateur 3de klasse F. H. Van Rijgorsma, thans verificateur 4de kl.; tot verificateur 4de kl F. Th. Raaff,thans veri ficateur 5de kl. Werkzaam gesteld als verificateur 5de kl, F. S. Jacobs, thans boekhouder 5de kl., en geplaatst te Soerabaia. Overgeplaatst: van Bolawan (Oost-SumatraJ naar Semarang, Jansz vd.van Soorabaia naar Belawan Raaff vd. Bepaald: dat blijft geplaatst te Semarang Rijgersina vd. Bij den post- en telegraafdienst. Onthoven: van het beheer van het kantoor te Poerwokerto en overgeplaatst naar Kediri de commies 3de klasse N. Al. G. Lina. Benoemd tot chef van het kantoor te Goenoeng toewa de tijd. commies 2de klasse F. P. L. Cardon te Semarang tot clief van bet kantoor te Poerwokerto de commies 3de klasse G. F. C. Hoedt te Kodiri. Overgeplaatst: van Lahal naar Weltevreden de commies 3de klasse E. Druop; van Weltevreden naar Lahat de commies 3de klasse F. Young, Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Ontslagen: wegens ziekte, eervol uitzijn be trekking de stationschef 3de klasse S. Hemmer. Benoemd: tot stationschef 3de klasse de com mies voor don stationsdienst C. II. Boedrie; tot commies voor den stationsdienst de 1ste klerk W. Venema. Bij den waterstaat en 'a lands B. O. W. Toegev oegd: aan don chef der 1ste water- staatsafdeeling in het belang der verbetering van beschoeiing en-Jen waterafvoer in Noord-Bantam, de adspirant-ingemeur R. Van Kees. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Geplaatst: bij aankomst uit Nederland, als zijnde gedetacheerd bij het leger h. t. 1.bij het 13de bat. de 2de luit. J. A. De Koning: bij het 8ste bat. de 2de luits. J. Van Greuningen cn D. Van Dijk; bij het linkerh. 1ste bat. de 2de luit. M.Belzer; bij het 2de depot-bat de 2de luits. J. W. R. Schill en G. B. Noothoven vau Goor; bij het 18de bat. de 2de luik G. H. Thieme; bij het 11de bat. de kap. inf. A. Montagne, van verlof terugverwacht, en bij de troepenmacht in Atjeh t. n. i. de lste luitenants H. C. Kerkkamp en E. F. A. Zecgers, eveneens vau verlof terug verwacht. Overgeplaatst: bij het 2de bat. de 2deluit. bij het 2de depot-bat. C. W. Van Ginkcl; bij den miL goneesk. dienst- van Tolok-Betong naar Batavia de off. v. gez. 2de kl. G. v. Dorssen van Soerakurta naar Telok-Beton de off. v. gez. 2do kl. J. B. C. Persenaire; van Soerabaia naar Soerakarta de off. v. gez. 2de kl. F. S. Stibbe. DEPARTEMENT VAN MARINE. Benoemd: tot vice-machinesteller bij het marine-établisse ment te Soerabaia J. B. Hnmbert, thans als dag- geldermachinesteller werkzaam aan genoemde in richting. Ciremengcl Nieuws- Een ongeluk komt zelden alleen. Even buiten Delft geraakto dezer dagen een troep racers, die een wegwedstryd naar Rot terdam hielden en als een klit in elkaar hingen, in botsing met eene dame, die den weg wilde oversteken; het gevolg was, dat men een oogenblik een chaos van lichamen en fietsen over den grond zag rollen; gelukkig kwam alles er met don schrik af; alleen ge raakte het wiel van den heer H. Van Kool bergen geheel in disorder, zoodat hy den tocht moest opgeven. Op den terugtocht, by Delft, op den hoek van den weg naar Rotterdam met den Singel, reed Offermans in het nieuwe kanaal. Geluk kig pakte een voorbijvarend schuitje den drenkeling op en was dus het gevaar voor verdrinken verdwenen. Maar Offermans was dit niet naar den zin; hy bedacht zich niet lang, sprong nogmaals te water, kroop toen weer tegen den oever op en greep oen fiets van een der omstanders en reed daarop door. By een daarop volgenden wedstrijd Delft Overschie reed J. C. v. d. Velden e7en voor Delft tegen een kar, waardoor hy viel en zich aan hoofd on lippen verwondde. Na in eene boerdery welwillend opgenomen en zoo goed mogelyk verbonden te zyn, werd by in een rytuig naar zyn huis vervoerd, waar bleek, dat de verwondingen niet ernstig waren. Zyne machine is echter geheel onbruikbaar ge worden. Te Reichonbach (Duitschland) verdween acht jaren geleden plotseling een dochtertje van de echtelieden Vettors. De ouders waren wanhopig, de geheele streek nam deel aan nasporingen, alles echter tever geefs. Eenige weken geleden vond men nu in een Tüuringsch dorpje een veertienjarig meisje, dat, zonder onderwys groot gebracht, door Zigeuners was achtergelaten en over hare herkomst geen opheldering kon geven. De echtelieden Vetlers hoorden van het geval, informeerden by de overheid en her kendon het kind aan vele teekenen, dat zy, ofschoon het zich niets meer herinnerde van het leven in het ouderiyk buis, medenamen. In het huis en den tuin van hare ouders ontwaakte echter langzamerhand het herin neringsvermogen van het meisje, en het begon naar gereedschappen, bessestruiken en vrucht- boomen te vragen, die vroeger hare opmerk zaamheid hadden getrokken, maar sedert waren opgeruimd. Hier heelt men dus mbt een geval te doen vau ontvoering van een kind door Zigeuners, wat dezen altyd liegen plegen te heeten, zeggende, dat zy zeiven met genoeg kinderen gezegend worden. In de omstreken van Rignac (Aveyron, Frankryk) is de bliksem op eene buitenplaats ingeslagen, met het gevolg, dat de vrouw des huizes en haro dochter op de plaats dood bleven. Een kindje in de wieg naast haar bleef geheel ongedeerd. In den nacht van Dinsdag op Woensdag zyn te Ilfracombe (Engeland) dertig huizen in de asch gelegd. De schade wordt op 70,000 pd. st. begroot. Over den levensloop van Charles Dickens' zoon, die onlangs overleed, wordt het volgende medegedeeld: Sinds zyn geboorte in 1837 stelde de vader, de oude Dickens, grooto verwachtingen op zyn zoon, die in 1853 op 16-jarigen leeftijd de school van Eton verliet, om voor rekening van zyn beschermster, Miss Burdett Coutts, naar Leipzig te gaan om Duitsch te leeren spreken. Dickons senior richtte eeD brief aan den uitgever Tauchnïtz, waarin hy dezen op het bart drukt den jongen belangstelling in to boezemen voor alles in zyn omgeving, en hem als gentleman te behandelen zonder hem oven- wel al te veel te ontzien. Bovenal moest het zoontje in nauwgezet heid geoefend worden. Het resultaat bleef dan ook niet uit. Do jenge Dickens kwam 2 jaren later uit Duitsch land terug met een zekere neiging tot „zaken doen." Door zijn beschermster kreeg hy een plaats by de bank van Baring. Ook ging hy ban lel dry ven op Oost-Azio, maar van zyn vader had zicli op hem een letterkundige drang voortgeplant, die zich af en toe uiten wilde Bracht hy het als romanschrijver niet ver, als scbryver van theater-critiek was hy zeer gewaardeerd. Als uitgever en liter<iir-adviseur van de uitgeversfirma Macmillan and Cu. had hy heel veel geluk en succes. Tauclinitz zal hem dus wel geleerd hebben punctueel te zyn. Maar misschien ten koste van zyn artisticiteit? Of zou het spreekwoord hier met vau toepassing zijn van de twee heeren, die men niet beiden tegelijk dienen kan? LdCMTSTffillftï'Ë. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 19 tot en met 25 Ju-li. Datum. Uur Aantal. Gem. Eng. Standk. 19 Juli 7.45 9.30 7 16.8 20 7.45 9.45 8 16.6 21 7.45 9.45 7 10.8 22 7.45 9.30 8 16.8 23 7.45 9.46 7 16.6 24 7.45 9.45 8 16.6 25 7.45 9.45 8 16.8 Dit betookent Wanneer men cubic feet 141.6 liters per uur vau zulk gas verbrandt in c-en Sugg's London-Argand-Standard burner No. 1, met 24 gaatjes, wordt een licht vorkrogen, dat in sterkte gelijk staat met 16.8, 1G.6 onz. Staodaardkaaraon, waarvan olke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. o.-i. 5uilbjex§tü:x. Dagen van verzending uit Leiden. Via Amsterdam (Ned. Zeepost) 7 en 21 Aug.; laatste lichting aan het postk.. 's nachts 12.20 Via Genua (Ned. Mail) 4 en 18 Augustus; laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50. Via Rotterdam (Ned. Zeepost) 14 en 28Aug.; laatste lichting aan het postk. 's av. 10.50. Via Marseille (Ned. Mail) 11 en 25 Aug.; laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50. Via Marseille (Fransche Mail) 1,15 en 29. Aug.; laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Via Brindisi (Engelsche Mail) 7 en 21 Aug.; laatste lichting aan het postk.'s nam. 1.10. Via Napels (Duitsche paketbooten) 24 Aug.; laatste lichting aan het postk.. 's nam. 1.10. Ned. Wcst-Endteche Mali. Naar Suriname (via Amsterdam): 5 en 26 Aug. Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20, alleen op verlangen der afzenders. Naar Suriname (Nod. Guyana): 11 en 25 Aug. over Engeland. Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Naar Suriname (Ned. Guyana): 8 Aug. via St.-Nazaire. Laatste lichting aan het postk.'smorg. 8.5. Naar Curasao (Ned. Guyana): 5 en 26 Aug. van Amsterdam. Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20. Naar Curasao eiken Dinsdag en Zaterdag. Laatste buslichting te 6.60 's avonds via Nieuw-York. De uren van lichting zyn gerekend naar don plaatselyken tyd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6