WsclrLoieiM."- AANBESTEDING. In de Koffiehaal WOORDENBOEK Nederlandsche Taal. N°. 11174. Donderdag 30 «Juli. A0.1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven PERSOVERZICHT. zuivere Preanger-Kotfie, VE11K0UW STOXUUYZEY, StoomtramLeiden - de Vink - Voorschoten - Veur (Leidschendam) - de Wijkerbrug -Voorburg-'s-Gravenbage. In de trammen van 7.55, 12.en 4.10 (Amster- damsche Tijd) naar 's-Gravenhage bij mooi weer open Tramrijtuig. sive is Verkrijgbaar bij de Firma Wed. FISCHER Co., Leiden Dr. A. BEET8. Eoafdprijs Francs 348,000. Geheele Aandeelen f130. LEIDSCH Tl A im A Tl PHIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenI i f 1.10. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.40. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseoren buiten de stad f O Ori hn-'1 Tweede Biad. De Delftsche Courant bevat over vacantie het volgende artikel: De reeds lang voorziene „werkstaking" is in den loop dezer maand uitgebroken. In Leiden en Utrecht, in Amsterdam en Rotter dam, in Den Haag, kortom in alle steden van ons land is het werk gestaakt. De scholon, hoogere, middelbare en lagere, zijn gesloten; rechters zyn met vacantie uit de stadkoop lieden gingen op reis; de leden der wetge vende macht onderzoeken en maken geen wetten meerzelfs de Ministers begeven zich naar badplaatsen en uitspanningsoordende ambtenaren maken van hun aanspraak op enkele vrije weken gebruik en in het buiten land kan men in geen hotel zijn intrek nemen of zich in een spoortrein zetten, zonder land- genooten te ontmoeten. Alleen in de industriëele wereld blijft de - gewone bedrijvigheid heerschen, behoudens sporadische uitzonderingen in fabrieken en werkplaatsen, waarvan het personeel hooger loon of herstel van grieven bedingt, zonder welke het weigert den arbeid voort te zetten. Deze werkstakingen zijn het gevolg van bijzondere omstandigheden, maar overigens kent, zooals wy zeiden, de nijverheid geen schorsing van arbeid. De werkman verricht maand aan maand, week aan week, ja dag aan dag, zijn taak en mag men als waar aannemen wat de heer P. Regout voor do commissie van enquête verklaarde, dan heeft ook hij geen behoefte aan vrij-af, Z0Ifs aan een enkelen dag in de week. De arbeiders zijn het werken zoo gewoon, zegt de Lim- burgsche industrieel en hij vertelde er zelfs nog bij, dat hij aan zijn werkvolk aanbood ééa dag in de week vrij-af te geven met behoud van hun loon, maar dat het „dit niet heeft gewild". De voorzitter van de enquête commissie noemde dit exhorbitant en fabuleus, maar de heer Regout hield zich bij zyne verklaring: de men8chen wilden zelfs den Zondag niet vrij hebben. Toen de voorzitter hem vroeg hoe hij dit vond, antwoordde de heer Regout heel leuk: „Alle menschen zijn in de wereld niet even gelukkig; de een heeft het barder dan de ander". Dit getuigt van de levenswijsheid van dezen fabrikant, maar het verkbart niet, dat werk lieden geen vrijen dag willen hebben met behoud van hun loon. Ieder heeft daaraan behoefte en ieder, wiens middelen dit ver oorloven, heeft zelfs behoefte of meent be hoefte te hebben aan een langere tijdruimte om van zijn arbeid uit te rusten. Dit ligt in de natuur der menschen en daardoor zijn de periodieke werkstakingen ontstaan, die men in ons land vacantie noemt, bij gebrek aan een Hollar.dsch woord. Dit is wel opmerkelijk, dat wij geen eigen woord bezitten voor een instelling, die ontegen- zegiy k geheel met onzen landaard overeenstemt. De Duitschers namen de Ferien, de Engel- schen holy-djy's; beiden geven er dus een feestelijk of gewyd karakter aan. Wy laten, evenals de Franschen, aan wier taal wy het woord ontleenden, dat karakter geheel in het midden. Wy zyn tevreden met het denkbeeld, dat er een vacuum, een ongevulde ruimte bestaat, waarvan men naar welbehagen ge bruik kan maken. En dit moet een vacantie ook zyn. Om zich te verpoozen van een lang tijdvak van aanhoudende inspanning, heeft men behoefte aan geheele ontspanning en die wordt niet verkregen door fessten of heilige plechtigheden. Men wil eens ongestoord en onbelemmerd doen datgene, waarin men lust heeft. De een brengt zyn dagen door met nietsdoen, het geliefkoosde far niênte van de zuidelijke volken, die, zonder een oogenblik zich te vervelen, urenlang in de schaduw of in de zonnewarmte kunnen liggen, denkende aan niets. Esn ander wijdt zijn vrijen tijd aan zijn liefhebberijen, die hy in den regel slechts als men 't zoo noemen mag tersluiks verzorgt, in tusschenuren, die hy eigenlyk aan zyn arbeid ontsteelt. Een derde maakt zich zijn vacantie ten nutte om andere dingen te zien en te ondervinden dan hem het dagelyksch leven aanbiedt. Daarvoor gaat hy tegenwoordig op reis. Tegenwoordig, zeggen we, want dat op reis gaan is nog geen halve eeuw oud. Onder het geslacht, dat vóór het jaar 50 leefde, behoorden zy, die over de grenzen waren geweest, tot de uitzonderingen. Langzamer hand is de verhouding omgekeerd. Voorheen waren htt alleen de ryken, die een buiten- landsche reis maakten, thans zou ieder, die niet geheel onbemiddeld is, zich schamen, als hy bekennen moest, dat hy nooit verder was geweest dan zyn eigen land. Het behoort tot de hedendaagsche zeden, dat ieder, die het maar even doen kan, van zyn vacantie gebruik maakt, om korter of langer tyd in den vreemde te vertoeven, zoo dat hy, teruggekomen, daarover kan mee spreken - en ook over al datgene, wat hy niet heeft ondervonden, maar had kunnen zien en ondervinden. Dat is het voorrecht van ieder, die op reis is geweest. „A beau mentir qui vient de loin", zeggen de Franschen. Maar niet hiervoor alleen gaat men op reis. Velen begeven zich naar elders om een verandering van lucht te genieten, wat door de genee8heeren zeer wordt aanbevolen. Een Engelsch geneeskundige, dr. Louis Robinson, wydt zelfs in The Rational Review een artikel aan de vraag waarom de verandering van lucht ons zoo goed doet. Het is niet zoozeer, omdat de lucht, die wy dagelyks inademen, zoo slecht isj maar omdat tydelyke verandering van die lucht heilzaam op ons lichaamsgestel werkt. Dikwyls, zegt hy, zal reeds de verplaatsing uit het eene gedeelte van de stad naar het andere een onmiddellyken en merkbaar gunstigen invloed op ons uitoefenen. Ik ken een voorbeeld, dat iemand, die aan asthma en bronchitis leed en wiens woning gelegen was in het gezondste deel van Surrey, groote verlichting van zyn kwaal ondervond, toen hy gedurende korten tyd in de achterbuurten van Venen Dials leefde; vooral kinderen ondervonden het heilzame van zulk een verande ring van lucht; in die mate zelfs, dat het vaak raadzaam wordt geoordeeld hen by een ernstige ziekte tydelyk te verplaatsen. Het is een bekend feit, dat, wanneer kinderen aan kinkhoest lyden, die soms maandenlang aanhoudt, een verblyf in een andere streek byna plotseling aan de ziekte een einde maakt. Dieren hebben evenzeer behoefte aan ver andering van lucht als menschen, zegt dr. Robinson. Hy geeft zelfs in overweging om de dieren uit den zoölogischen tuin te Londen, gedurende de zomermaanden, eenigen tyd naar de zeekust te verplaatsen. Het is toch een algemeen bekend feit, dat wilde dieren in reizende menagerieën, ondanks de beholpen en enge ruimte, waarin zy worden opge sloten, veel gezonder zyn en langer leven dan zy, die al de zorgen genieten, welke wetenschap en geld kunnen verschaffen voor de dieren, die in de dierentuinen hun leven doorbrengen. Maar de dieren daargelaten, gaat de Britsche geleerde voort: de ware reden, waarom de menschen verandering van lucht noodig hebben, is, dat van tallooze geslachten onze voorouders gedwongen waren voortdurend van plaats te veranderen, om het jachtbedryf uit te oefenen, waarmede zy in hun onderhoud voorzagen. Het is eerst in betrekkelyk jongere tyden, toen zy zich op den landbouw toe legden, dat de menschen hebben opgehouden nomaden te zyn. Een ras van nomaden alzoo, voor hetwelk het zwervende leven een tweede natuur is geworden, en dus nu genoodzaakt is op een zelfde plaats zich op te houden, moet hiervan nu de nadeelige gevolgen ondervinden, welke zich vooral openbaren zullen, wanneer de levenskracht ten gevolge van ziekten minder is geworden. Daarentegen mag men op den zelfden grond besluiten, dat eene vernieuwing van den toestand, waarin de menschen oor- spronkelyk verkeerden, zal bydragen om den normalen staat van gezondheid weder te doen intreden. Niemand, die in zyn zomervacantie eon uitstapje maakt, allerminst de dame, die zich door haar dokter een badkuur laat voorschry- ven of haar echtgenoot overhaalt om met haar naar een der mode-plaatsen van bet buiten land te gaan, heeft er zeker niet oen oogen blik aan gedacht, dat hy of zy slechts eene daad van atavisme pleegde, dat zy terugkeer den tot een toestand van de zwervende vol ken der oudheid. Wy hebben niet het geheele artikel van dr. Robinson gelezen, maar mogelyk betoogt hy er wel in, dat die behoefte aan rust, welke de intellectueels wereld in een zekeren tyd des jaars gevoelt, ook niet is een nawerking van de gewoonten der barbaarsche voIkod, om gedurende een groot deel van h9t jaar niets te doen en onze vacantiën niet anders zyn dan de herleving van lang vervlogen maatschappelyke toestanden. Dat die tydelyke terugkeer tot een verle den, waarvan wy ons niet bewust zyn, de eigenlyke oorzaak is, dat men vacantiën zoo aangenaam vindt, gelooven wy niet, maar toch zouden wy geneigd zyn het te gelooven, op grond van het genot, dat het geeft om na de vacantie weder tot onz8 dagelyksche gewoonten terug te keeren. Het genot van den prettigsten dag op reis wordt geëvenaard, zoo niet overtrofFen door hot genot, dat men smaakt wanneer men den eersten dag na zyn terugkomst weer in zyn eigen bed slaapt en den anderen morgen weer al de gemakken en genietingen ondervindt van het leven, waaraan men gewoon was. In een „Brief uit de Hofstad" in de Arn- hemsche Courant heet het: Het schynt, dat wy werkeiyk een ouder- wetsch jaar hebben zullen in 1896. E-n ouderwetschen zomer hebben wy zeker, en nu schynt waariyk Sinte-Margriet, die in de laatste jaren het volksgeloof slag op slag logenstrafte, en de nu een3 naar droogt"1, dan weder naar regen verlangende boeren en buitenlui wy, stadsbewoners, geven om de droogte niet veel, wanneer de waterwagen3 het besproeiingswerk maar wakker dryven, en wanneer 't ons te nat wordt biyven we thuis teleurgesteld. Nu echter schynt deze wispelturige vanzins te zijn zich te houden aan het oude gebruik, en de zes weken droogte en regenloosheid aan Nederland (want andere landen hebben andere regenheiligen) te bezorgen, die op haren regenloozGn naam dag volgen zullen, 't Is mooi en misschien pryzenswaardig van deze op het pad der deugd terugkeerende, maar my in de gevolgen wat al te warm. Ik zou haast kunnen gaan wen- schen: dat ze de oude traditie maar liever in tegenovergestelden zin gevolgd had; zoo ze op 20 (of 21) Juli den gebruikelyken plas had geplengd, die ods zes weken lang dage lyks regen bezorgd had, zouden we beter geschikt zyn voor den dageiykschen arbeid dan met de ondraaglyke hitte van Juni en Juli 1896. Of het ook met de hitte in verband staaf, weet ik niet uit te maken, maar ik verneem, dat het op de badplaats Schevenin- gen op het oqgenblik uiterst slap gaat: de badgasten komen niet opdagen. Ik goloof dat gerucht, en wel om de snedige, maar door zichtige wyze, waarop de lystjes der aange komen kurgaston in de dagbladen (om een technisch woord te gebruiken) „uitgedreven" worden. Zoo las ik dezer dagen, dat ergens te Scheveningen waren afgestapt de heer (ik verander de namen) Louis Hond, mevrouw Sara Hond geboren Kat, Abraham Hond, Marietje Hond, Adriaan Hond, Isidore Hond en Estella Hond, uit 's Gravenhage. In de oude dagen van druk vertier op de badplaats zou men gezet hebben: de heer L. Hond met familie uit 's-Gravenhagemaar deze uitvoe rige catalogiseering van het geheele Honden geslacht geschiedt alleen om de badgasteniyst langer te maken dan ze volgens het oude stelsel zou geweest zyn, en den onnoozelen lieden den indruk te geven, dat het menschen stroomt naar Scheveningen. De Telegraaf steakt den draak met de Eerste Kamer, zooals die zich vertoont in haar VoorloopigVerslagoverdeKies- wet. Eigenaardig zegt het blad is hare vrees naar aanleiding van de voorgestelde regeling van het provinciale kiesrecht, dat dientengevolge „de Eerste Kamer na verloop van eenigen tyd in lichting en beginselen geheel op de Tweede Kamer zoude gaan ge ïyken." Terwyl de Minister en de Tweede Kamer van blyvend verschil in richting tusschen beide Kamers als van iets ongewenschts plegen te spreken, schynt er in do bedoelde gelyker.is voor de „hooge vergadering" zelve iets compromittants gelegen te zyn. Zy hoeft zich echter volstrekt niet onge rust te maken; tot dusver is er van die ge vreesde goiykenis nog weinig te bespeuren; dat blykt weer uit bedoeld stuk duiJeiyk genoeg. Niet, dat daaruit zou biyken van booze voornemens ten opzichte van de Kieswet; raa3r al zil ze deze slikken, ze verdraagt hetgeen haar werd aangeboden ongeveer op dezelfde wyze, als de Chineesche onderkoning, die zich aan onze Westersche maaltyden nu en dan voor eenige oogenblikken pleegt te vcrwyderen. De bewering van enkele leden, dat de natie sedert een halve eeuw niet zoo vooruitge gaan is, dat uitbreiding van het kiesrecht over de grenzen van den middensfand gerecht vaardigd zou wezen, past geheal in het kader der denkbeelden van de Eerste Kamer, zegt De Telegraaf. Gelukkig het college, wellis leden rekenen by halve eeuwen! Na vervolgens te hebben gewezen op het aanstaande heengaan van mr. Fokker uit onzen senaat, schryft het blad ten slotte: Met het verdwynen van dit lil eener rich ting, die in de Tweede Kamer talryk ver tegenwoordigd is, maar die zich in de Eerste nog slechts vertoonde als een grillige afwij king van het klassiek liberalisme, zooals dit hier over het algemeen nog de heerschende richting is, wordt de gelijkenis tusschen de beide Kamers nog wat geringer dan overigens reeds het geval is. De atmosfeer, waarin men leeft, is by beide een geheel andere; de dingen worden er op een heel andere manier aangekeken; beschou wingen, die in de Tweede Kamer den schijn hebben van conservatieve paradoxen, uit een geest van contramine door enkelen geuit, hebben hier den boventoon; dat maakt nu weer by dit overigens zeer onbelangryk Voor- loopig Verslag zoo'n eigenaardigen indruk. In zoo'n stuk hindert dat nu nog niet zoo erg; maar wanneer do Eerste Kamer over een week of ze3 byeen komt om deKnsw t aan te nemen, moet er maar zoo min mogelyk by gesproken worden. t Herexamens! Aan een artikel van' den heer J. F. Niermeyer, uit Rotterdam, in De(n) Amsterdammer (weekblad) over „her examens en autoriteiten" lez9n we: Zie hoe verdeeld de autoriteiten zyn. De een vindt het examen alleen verdedigbaar als straf, in sommige gevallen, de ander zegt, dat het nooit in een straf mag ontaarden. Allen, die het niet willen zien afgeschaft, willen het toch zeer beperkt zien toegepast. Zelfs dr. Groneman zegt: „Ieder geval is een ander" en schynt wat toch niet wel mogelyk is goedgunstig te willen zyn tegenover jongens en ouders, die reisplannen hebben. Alleen daarom willen de voorstan ders op een enkelen na het behouden, omdat zy het achten „een coodzakelyk kwaad." Een noodzakeiyk kwaad. Hoeveel hervor mingen heeft men met dez.n dooddoener al trachten tegen te houden! Zonder herexamens, zegt prof. Van der "Waals, moeten er meer blyven zitten, en blyven zitten werkt demoraliseerend, waar tegen dr. Cattie terecht aanvoert, dat een jaartje batrekkelyko rust dikwyls heel heil zaam op de ontwikkeling werkt. Maar wie de zaak in de kern treft, dat is een man, die buiten het onderwys staat, de geneesheer dr. Mynlieff. „Indien de leeraren vooraf zich meer speciaal met dezen (de twyfelachtigen) inlieten en hun meerdere hulp verleenden dan gewooniyk geschiedt, dan kon het geheele herexamen gerust vervallen." Deze woorden verdienden met gulden let teren geborduurd te staan in bet tafelkleed van eiken docentenkamer. Hier schuilt h t groote kwaad, dat ik niet beter zou kunnen aanwyzen dan dr. Mijnlieff gedaan heeft. Wie begint met van een noodzakelijk kwaad te spreken, zet de zaak op haar kop, Voorop gesteld moat worden, wat myn hooggeachte", Op Maandag den l©den Augustus 3890, des middags te twaalf uren, zyn BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Leiden voornemens op het Raad huis aldaar AAK TE BE8TEWEN: Het verstraten der Groote Beestenmarkt, het verplaatsen en het leveren van palen en eenige andere werkzaamheden. Het bestek en de teekeningen liggen ter inzage op htt bureau van Gemeentewerken, op eiken werkdag, de besteding voorafgaande, van 's morgens 9 uren tot 's namiddags 4 uren, terwyl het bestek aldaar verkrygbaar is a 0.60 per stuk. De aanwyzing zal worden gehouden op Donderdag den 6den Augustus 1896, des voormiddags te 11 uren. Verdere inlichtingen by den Gemeente architect. 5653 24 brandt men dagelijks op Duitsche wijzé: 389 12 uitmuntende door geur en smaak, Pr(|9 per 5 ons 711 Cents. NIEUWE RIJN 47. nandteekeninQ met rooda letters. 3483 48 Door MAfi&?TXLg:*I.SHOFF, te's-Gra ven li age, en A. W. SIJTHOIF, te Lelden, is uitgogeven: der Dl. V. afl. 9. (Gulden—Haar), bewerkt door 5603 15 i Prijs p. afl. f,7' Cts. t t^hklns I Augustus, a. s. Zaterdag. 1 prys van Frcs. 34,80©, 2 Pryzen ieder van Frcs. 11,600, 6 Pryzen ieder van Frcs. 34?©, 12 Prijzen ieder van Frcs. 1?4©, 28 Pryzen ieder van Frcs. 580, etc. By uitloting van den minsten Prys ont vangt men Frcs. 132 of circa ƒ65.— Toezending van postwissel aan COSTER8 4 Co., in Effecten, te Amsterdam, en ver krygbaar gesteld by den Boekhandelaar J. TO IERDA, Breestraat 52, te Leiden. Trekklngslljst franco en gratCs. PS. Uitbetaling der Pryzen dade- liik na onhvancst- SfiOP 'x

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5