MENGELWERK. Reis-Aboimemenien. het Centraalstation met het Zuiden, Noorden en Oosten van het land vorbiuden. Er was een tijd, toen het uitzicht in den avond hier do» veel mooier was. Niets ont ziende ingenieurs hadden toen nog niet het open havenfront verminkt door het bouwen van het statioD, welks plaats eigenlijk in het zuiden van de stad was aangewezen, on deze lag geheel open met zijn ouderwetsche koopmanshuizen, zijn kerken en torens, in een halve maan geschaard, terwijl zij nu ge deeltelijk verscholen ligt achter de hooge viaduct en den spoorwegdam. Inderdaad, het vroeger zoo grootsche I.T is afschuwelijk verminkt en tot een kikkersloot verlaagd. Ook op andere punten is Amsterdam niet in fraaiheid vooruitgegaan. Waar was de goede smaak der vaderen, die grachten wisten aan te leggen als de Keizers- en Heeren grachten, toen het uitbreidingsplan van de gemeente werd vastgesteld, waardoor wijken in het leven werden geroepen, afschuwelijk om te aanschouwen, woestijnen van huizen, met straten, waarin het stof trilt onder den gloeienden adem van de zon, waarbij de meest kale plek op de Drentsche heide een ware oase mag genoemd worden? Veel is er in de laatste jaren gedaan wat de schoonheid van Amsterdam niet heeft ver hoogd. Mogen het Tolhuis en zijn tuin nog lang voor Amsterdam bewaard blijven I Wy behou den dan althans eene en wel eene groote aantrekkelijkheid. Gemeenteraad van geest. Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer J. M. De Kerapenaer, burgemeester. De notu len der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De. sedert de laatst gehouden vergadering ingokomen stukken worden ter tafel gebracht en voor kennisgeving aangenomen, waaronder eene missive van den Commissaris der Koningin in deze Provincie, waarbij den burgemeester verlof wordt verleend, om zich van 15 Juli tot 9 Augustus a. s. uit de gemeente te ver wijderen. De reclames tegen den aanslag in den hoof- delijken omslag van E. Homberg, Dr. Van Deventer, W. De Carpentier, J. De Svigt en A. Kleinhout, dienst 1896, worden na ken nisneming gerenvoyeerd naar de Commissie van onderzoek. Op de reclames van Ph. Van Konkel, M. F. Verdoes en G. F. Japikse, om respectieve lijk voor n/n, Vu en Vu ontheffing van hun aanslag, wegens vertrek uit de gemeente, wordt gunstig beschikt. Vervolgens wordt overgegaan tot het in de vorige vergadering behandelde onderwerp: aankoop eener nieuwe brandspuit, welk voor stel thans door den Voorzitter opnieuw ter tafel wordt gebracht, omdat alstoen de stem- men staakten. Na discussie wordt met 8 tegen 2 stemmen besloten tot aankoop eener nieuwe brandspuit. Daarna wordt door B. en Ws. aangeboden de hun door den gemeente-ontvanger over gelegde rekening van ontvangsten en uitga ven over 1895, met alle de daaroy beboorende bescheiden, en wordt op voorstel des Voor zitters overgegaan tot de benoeming van twee leden om haar te onderzoeken, waartoe wor den benoemd de heeren J. C. Spaargaren en A. Den Haan. Ten gevolge van het vertrek van den heer Van den Berg, en het met 1 Augustus a. s. overgaan tot Leiden van den heer Groen, moeten de ontstane vacaturen van ambtenaren van den Burgerlijken Stand weder worden aangevuld en stelt de Voorzitter voor tot die benoeming over te gaan, waartoe worden be noemd de hoeren J. C. Spaargaren en H. Duivenvoorde, die verklaarden de benoeming aan te nemen. Hierna wordt overgegaan tot vaststelling van een Raadsbesluit tot opheffing van het onderstembureel. Op voorstel des Voorzitters wordt besloten tot benoeming van twee tijdelijke wethouders en worden benoemd do heeren J. C. Spaar garen en A. Den Haan, die verklaarden de benoeming aan te nemen. Vastgesteld wordt eene verordening, hou dende aanvulling van art. 13 der Algemeene Politieverordening. De Voorzitter wenscht den leden van den Raad en hunnen gezinnen, die met 1 Augustus a. s. ophouden lid van den Raad te zijn een voortdurend welzijn toe. Daarop richt de heer Groen tot de verga dering het woord en betuigt allen den barte- lyken dank voor de vriendschap en de welwil lendheid, steeds te zijnen opzichte betoond. Spreker zegt ook den secretaris dank voor zijne betoonde welwillendheid en bewezen diensten, en hoopt, dat het der gemeente, die hem lief is geworden, steeds wèl moge gaan. De heer Nieuwenhuizen sluit zich bij het gesprokene van den heer Groen aan, die de tolk is der vertrekkende leden. Do heer Den Haan brengt den heer Groen zijn dank voor de gesproken woorden en roept den vertrekkenden leden een hartelijk welzijn toe. Ni6ts meer te behandelen of voor te stellen zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering. Jack Jolly ©n zijn elixir. Uit het Engelsch van T. P. Burton. Toen eenigen tijd geleden de „Pandemo nium" te Portsmouth binnenliep en wij daar afgemonsterd werden, schoot het mij té bin nen dat ik myn ouden vader wel eens kon gisn opzoeken. Ik wist heel goed, dat, wan neer ik dat goede plan nog wat uitstelde, er eindelijk niets van komen zou door algehecle afwezigheid van contanten en daarom besloot ik maar in eens koers te zetten naar het station en een plaatskaartje te nemen. Ik trof mijn vader aan in den besten welstand en daar ik al geruimen tijd achter een gevaren had, wilde ik nu eens een poosje aan den wal blijven. Nog maar heel kort was ik in het dorp toen ik een alleraardigst meisje ontmoette, een toonbeeld van gezond heid en levenslust, met een frissche kleur en heldere blauwe oogen. Dadelijk was ik besloten haar te veroveren, maar nog eer ik recht wist hoe dat eigenlijk aan te vangen, had zy het mij reeds gedaan. "We werden het al heel gauw samen eens en toen het uur van scheiden eindelijk was aangebroken, voelden we ons allebei erg wonderlijk te moede. -Jack, zult ge mij altijd trouw blijven?" vroeg zij, terwijl ze aan mijn stuurboord arm hing, d9n avond voor we het anker zouden lichten. „Nog eerder zou ik my laten kielhalen," verzekerde ik haar. „J3, maar, Jack, ik hob zoo dikwijls ge hoord dat zeelui op iedere plaats waar zy aanleggen, een ander liefje hebben." „Kom, ge moet al die praatjes niet ge- looven, vooral niet de verhalen, die er gaan over zeelui. Als iemand u komt vertellen dat ik je ontrouw ben geworden, moet je hem eenvoudig niet gelooven." „Je kunt nooit weten wat gebeurt, Jack, en daarom moet je dit flescbje medenemen aan boord. Kom, doe het maar om my pleizier te doen. Je kunt wel eens een heel mooie zeemeermin ontmoeten op je reis en dan zoudt ge, eer je hot wist, tot over de ooren op haar zyn verliefd geraakt. En wat moet er dan van my worden?" „Nu, dat is al heel onwaarschynlyk, Sukey „Kom, neem het maar," en ze drong my het flescbje op, gevuld met een donker, troebel vocht. „Lach er niet mede, want-het heeft my geld genoeg gekost en de oude waarzegster uit de straat heeft het zelve voor my gereed gemaakt." „Maar wat is het dan, Sukey?" „Ltefdes-elixir I Al wat ge te doen hebt, is eens in de week er een slokje van te nemen. Dan kunt ge nooit vergeten die je liever niet wenscht te vergeten." Sukey en ik lachten er nog wat om en ik plaagde het arme kind onbarmhartig met haar bygoloovigheid, maar eindigde toch met te beloven dat ik geregeld iedere weok er van zou proeven. Ons hartroerend afscheid zal ik u maar niet beschryven. In Portsmouth aangekomen, vond ik reeds een langen brief van haar en in myn antwoord beloofde ik haar nogmaals, op myn eerewoord, eens in de acht dagen het slokje te nemen. Op onze uitreis deden wo Madeira aan en Tim Bobster en ik kregen verlof van den eersten officier om ons een poosj9 aan den wal te begeven. Bobster wilde een ouden kennis gaan bezoeken, met wien hy indertyd twee roizon had gemaakt, en al heel gauw haddeD we den ouden zeebonk gepraaid. Hy had zyn eigen hutje zelf gebouwd en er rozen omheongeplant, die er tegen aangroeiden. Jane, zyn dochter, maakte ons een grogje klaar on hoel spoedig zaten we gezellig te praten en allerlei oude zeemansgeschiedenissen op te halen. En ik kan zeggen dat ik, zoodra ik Jane zag, Sukey dadeiyk vergeten was. Ze lachte zoo vriendeiyk tegen my en toen ik vroeg of ze my eens wat van het eiland wou laten zien, stemde zo zoo vrooiyk toe dat het my speet, een paar uur later weer afscheid van haar te moeten nemen. In myn hangmat nog eens nadenkend over de vriendeiyke ontvangst, dien dag genoten, viel 't my opeens in dat ik Sukey glad ver geten was en ik voelde hevig berouw over de lieve woordjes, die ik Jane had toegevoegd en die toch eigeniyk Sukey toekwamen. Plot seling herinnerde ik my, dat ik die week geen elixir had gebruikt en dadeiyk krab belde ik overeind en myn kooi uit, wat lang duurde, daar het schip hevig slingerde. „Daar komt het van," dacht ik: „ik zal 't nu maar dadelyk goed maken." Na eenig tasten vond ik myn kist en na veel gestom mel vond ik eindeiyk het flescbje. „Het smaakt afschuwelyk," dacht ik, ter- wyi ik minstens de helft van het vocht naar binnen werkte. „Zeker doordat ik het nu by zoo'n groote hoeveelheid neem, anders heb ik er in het geheel niets aan geproefd. In ieder goval zal Sukey geen reden hebben zich over my te beklagen; uit myn koers zal ik nu zeker niet licht meer raken." Ik schudde het overschot nog eens flink, daar het eenigszins drabbig scheen te zyn geworden, en borg het toen weer op, doch eensklaps my bedenkend, slurpte ik den inhoud leeg. 's Morgens had ik de wacht en was ik zoo ziek als een passagier by zyn eerste mail- reis; ik hield mo echter g03d en begon het dek te schrobben. Daarna ging ik weer naar benedeD, maar iets te eten was my onmoge- lyklk zonk neer op myn kist en kon niets doen dan de wanhopigste zuchten slaken. „Kom, maat, neem eons een beschuit," raadde Tim Bobster. „Misschien heb je niet genoeg van dat elixir genomen I" meende BillMarlius: „neem de andere helft er by, wellicht dat je dat opknapt." „D.mk je maat, ik heb vooreerst genoeg." „Ik zou maar eens aan Sukoy schryven in welk een toestand ze je gebracht heeft met haar knoeieryen." Bill en Tim zaten nog een poosje uit te varen op de arme Sukoy tot ze opstonden om weer aan dek te gaan. Spoedig echter stond Bill weer naast my, doch door het alleen zitten en door do hevige pyn in myn maag was ik blykbaar versuft, zoodat hy zyn vraag tweemaal moest her halen. „Wat is er, Bill?" „Ik heb al myn schoensmeer verbruikt, kunt ge my uw flescbje even leenen?" „Zoek zelf maar," zeido ik, hem den sleutel van myn kist gevend on er meteen zelf af gaand. Tot de tafel sleepte ik my, waar ik kreu nend neerviel. „Ik heb nog overvloed." „Waar is het goed toch?" bromde Bill: „ik kan toch zoo niet voor den eersten officier verschynen," ^§S Zoek c Gemengd Nieuws. De Haagsche rechtbank veroor- deelca gisteren den jongen, die uit het bestel- kantoor van het Staatsspoor in Den Haag, een pakje boeken ontvreemdde en ten nadeele van twee werklieden aldaar twee horloges stal, tot 1 jaar gevangenisstraf. Men schrijft uit Gouda dat nog nooit de belangstelling in den internationalen zwemwedstryd al Jaar zóó groot is geweest als thans. Naast de eerste Nederlandsche zwemmers nemen 7 Belgen, waaronder de kampioen Ern. Kermans, aan den wedstryd deel. Gisternacht heoft te Schiedam een 64-jarig man, die reeds eenigen tyd niet goed by het hoofd is, de kleeren, die hy aanhad, met petroleum begoten en in brand gestoken. Zóó kwam by by zyn vrouw voor het bed staan. Deze slaagde er in de vlammen zóó vlug te blusschen, dat alleen zyn aange zicht een weinig is geblakerd. De burgemeester van Zeist ver zoekt aanhouding en vóór hem geleiding van eene omstreeks 22-jarige als juffrouw gekleede vrouw, verdacht van by verschillende geeste- lyken oplichting te hebben gepleegd door hen te bewegen tot afgifte van geld onder voor geven, dat zy haren dienst had moeten ver laten wegens handelingen van den heer des huizes te haren aanzien. Yermoedeiyk zal zy deze kwade praktyken elders voortzetten. Woensdag is in zyne woning gearresteerd de secretaris, gemeente-ontvan ger, enz. van Scherpenisse en ontvanger griffier van polders. Hy wordt verdacht van verduis tering van gelden en is, na voor den officier van justitie to Zieriksee een verboor te heb ben ondergaan, naar het huis van bewaring aldaar overgebracht. (Af. G Toen de molenaar Bron, te Deil, dezer dagen thuis kwam, vond hy zyn 7-jarig zoontje dood. Tydens de afwezigheid zyner ouders moet het kind gelegenheid gehad heb ben zich van vaders pistool meester te maken. Al spelende is bet wapen afgegaan en heeft een kogel het lichaam doorboord. De burgemeester van Breda is op zyn reisje naar Duitschland aan een groot gevaar ontsnapt. Toen hy jl. Zondag te Anhalt in een rytuig naar den trein reed, was hy vergezeld van zyne familie, te Berlijn woonachtig, en van een der dochters van zyn broeder, den heer F. Guljé, te Breda. Door het schrikken der paarden sloegen deze op hol en renden in woeste vaart voort. De koetsier en de familieleden, die voorin zaten, sprongen uit het rytuig; de burge meester zat met zyn nichtje achter in het rytuig, waarby een koffer geplaatst was, zoodat uitspringen onmogeiyk werd; hy tilde zyn nichtje op, om haar zoo aan den achter kant over de kap te tillen en aldus op den grond te zetten. Dit gelukte, hy liet haar los, doch toen viel zy achterover en bekwam eene hoofdwonde. Do paarden renden inmiddels door tot by eene kromming van den weg, alwaar zy tegen de boomen liepen. Het rytuig kantelde waarby de burgemeester zich gelukkig slecWts licht bezeerde, zoodat hy de reis kon vervolgen. De toestand van het meisje is, hoewel niet levonsgevaarlyk, toch van cien aard, dat het noodig geoordeeld werd haro ouders telegra- phisch te onbieden. „Daar, dat flescbje naast het elixir." „Daar is niets in." Ik kwam naar hem toe, zoo vlug als myn maagpyn 't my toeliet, en zag dat hy het schoensmeerfleschje onderste boven hield. „Was er maar zooveel smeer als elixir," zuchtte Bill, die een gruweiyk standje voorzag. „Ik heb gisteravond al het elixir uitgedron ken, dus dat kan er niet meer zyn." „Dat hebt ge zeker gedroomd, want kyk zelf, de flesch is nog bfina vol." Ik nam nu het elixir uit myn kist en waarlyk, al bet zwarte vocht was er nog. „Weet je wat je gedaan hebt?" schreeuwde Bill: „je hebt al hot schoensmeer opgedron ken 1" En hy en de andere maats, die op zyn gelach aankwamen, maakten zoo'n lawaai dat ik myn pyn vergat en mede moest doen. Schoensmeer heb ik echter nooit meer kun nen zien. hondf In Groningen was het Donderdag een ware onweersdag. Van 's middags drie tot 's avonds negen uren was het onweer byna niet van de lucht. De windvanen draaiden naar alle hemelstreken en de eene bui verving de andere. Zoo was het in vele plaatsen van de provincie. Onder Niehove sloeg de bliksem in de boerenplaats van den heer Westerhuis, welke in een oogenblik in vlam stond. Een corres pondent meldt dat by de Rollen onder Garmer wolde de bliksem in een boom aan het Damsterdiep sloeg, en dat, naar het den correspondent voorkwam, ongeveer aan het Slochterdiep (onder Harkstede) een huis in brand stond. Te Euvelgunne werd een windhoos waarge nomen, die onder meer een zeer dikken tak van een boom by de woning van den land bouwer Bouman sloeg en aan het dak van de boerenbehuizing van de wed. H. J. Mulder vry wat schade toebracht. TeNoorderhoogebrug is eene koe doodgeslagen van den koemelker Hcftnming, uit Groningen. Te Sauwert geraakte de winkelbehuizing van den heer Medema in brand. In een oogenblik sloegen de vlammen het dak uit, maar toch werd men met veel moeite den brand weer meester. Ook werd eene boerenplaats, by Sauwert gelegen, getroffen, waardoor een begin van brand ontstond. Tusschen Leens en Wehe is een treuriger feit voorgevallen een arbeider en diens vrouw zyn door het hemelvuur g6dood. Op sommige plaatsen vergezelde hagel den neerstroomenden regen. Omtrent de reeds zoo lang be sproken harddravery op de korte baan te Baarn is thans bepaald, dat deze den lsten Aug. a. s. zal plaats hebben in de Heemstra laan, des namiddags te 1 uur. De 1ste prys bestaat uit een eereprys van H. M. de Koningin (in zilver) met ƒ250, 2de prys ƒ150, 3de prys ƒ100 en 4de prys 50. HH. MM. zullen de harddraveryen met Hare tegenwoordigheid vereeren. Een kind van den veehouder De H., te Willige-Langorak, viel van een stoel, waarop het geklommen was, in een pot met kokende aardappels. Met vry ernstige brand wonden aan een der voeten word de kleine opgenomen. De bekende wandelaar, de heer L. C. Dudok de Wit, van Broukelen, heeft dezer dagen by een bezoek aan Loósdrecht een eigenaardig visitekaartje achtergelaten. Hy stelde zich nl. voor als: „Kees do land- looper." Is dez9 uitdrukking letterlyk juist, in dit geval wordt door den heor De Wit een parodie geleverd op de bejegening, welko hem onlangs te beurt viel, toen hy, op een voetreis in een hotel geen nachtverblijf kon bekomen, omdat hy zonder bagage was. De stoomboot „Curfew", uit Dun dee, is vermoedelyk in de Roode Zeo met man en muis vergaan. De kapitein van de stoomboot „Sarpedon" heeft by aankomst te LondeD bericht, dat op de reis is gezien een schip, waarschyniyk de „Curfew", dat by Sokotra op een rots zat en in gevaar ver keerde. De „Sarpedon" kon wegens het stormachtige weder geen hulp verleenen. HtG bericht van de ramp is echter nog niet be vestigd. Over het A 11eghanygebergt heeft een hevige storm gewoed, terwyP Pittsburg en Pennsylvanië door eon wolkbreuk zyn ovorstroomd. Er schynen geen menschen- levens te betreuren te zyn, maar de schada wordt goscbat op 1,000,000 dollars. Het stoomschip „Cameo," to Londen aangekomen van Montreal, rappor teert van Belle Isle tot 49° WL,, alwaar het laatste ys werd gezien, 200 ysbergen te zyn gepasseerd, waarvan eenigo groot waren, doch andore slechts weinig boven de opper vlakte van de zee uitstaken en dus, vooral by nacht, veel gevaar opleverden voor de scheepvaart. AT JEU. De „Java Bodo" bevat een hoofdartikel, ge teekend V. Pwaarin opgokomon wordt tegen veler advies om steeds agressief op te treden en den vyani, het koste wat het wil, te nood zaken tot onder worping. Wie goed op de hoogte van den toestand is, zegt de scbry ver, zal moeten erkennen, dat de allereerste zorg moet zyn, dat het Indische leger op rust komt, dat eenige jaren noodig zyn om weer een flinke hoeveelheid oudere manschappen te krygen, die physiek geschikt en door hun langtren diensttyd voldoende onderlegd zyn, om met een zoo hardnekki- gen, verbitterden en bovenal dapperen vyand als de Atjeher blykt te zyn, een stryd op leven en dood aan te gaan; dat het dringend noodig is, dat het schieten grondig geleerd en de vuurdiscipline aangekweekt wordt, in één woord, dat de tyd genomen wordt, ver- eischt om van menschen met goeden mili tairen aanleg soldaten te maken, zooals wy ze behoeven. Met een leger, dat ten gevolge van de nog zoo kort geleden geëindigde, bloedige Lombok- oxpeditio, met de gewone aanvullingen van Atjeh, met zyn onderhoud van de Oostkust van Sumatra en jongsto krygsbedryven inde Westerafdeeling van Borneo zoo uit zyn ver band is gerukt, kan niet, mag niet aan optreden tot het uiterste toe tegen het ryk van Atjeh gedacht worden, en zy, die het tegendeel verkondigen, laden een zware ver- antwoordelykbeid op zich. De heer mr. W. De Veer, hoofdredacteur van het „Nieuw Bat. Handelsblad", geeft in een hoofdartikel als zyne meening te kennen, dat de thans weer gebrachte offers niet te vergeefs zullen gebracht zyn. Het komt hem voor, dat het uitstekend geslaagde verrassen vaji den vyand in de kloof en zyn vluchten, na overal te zyn uiteengejaagd, het vermoeden wettigen, dat hy respect voer ons heeft ge kregen; dat bleek ook uit den geringen tegen stand by Lamkrah. Hy geeft den raad de geconcentreerde stelling te behouden on da kust duchtig te bewaken, ten einde zoo noodig eenige havens voor in- en uitvoer te kunnen sluiten. Verder zegt hy: „Wy hebben het vroeger menigmaal in dit blad gezegd, reeds laDg voor er een „verraad van Toekoe Oemar" bestond, dat het ondenk* baar >s, den Atjeher door wapengeweld vol komen tot onderwerping te brengen, tenzy men hot land uitmoordt of naast iederen Atj'her twee manschappen met geladen ge weren stelt, met het consigne, hem op 't eerste teeken van verzet neer te schieten. Beide middelen zyn onuitvoerbaar. Wy begeeren geen uitgemoord land en wy zouden niet sterk genoeg zyn om het tweede, vry zonder linge ideaal te bereiken!" Familie-Berichten uit verschillende bladen. Gehuwd: O. H Van Persijn en D. Feikema, Haarlem. J. H. Van Niel Cz. en G. G. Hagen, id. H. Te Nuijl en C. M. Schwietert, Nieuwer- Amstel. Dr. f). H Posthumus en J. B. J. De Walle, Langweer. 8. Winkel en T. Wydenes Spaans, Avenhorn. H. F. Van Maas Jr. en E, S. M. Oudschans, Haarlem. V. Eijken en M.', Van den Berg, Hoorn. A. Dorman en F. Bleoker, Groningen. J. A. Moransavd on P. D. Sloover, Rotterdam J J. A. Ernst on J. Kerkhof van' Koon. id. J. Singer en E. Manikus, Kaapstad. F. Postira en A. G. Gravestein, Middelburg. J. J Schuil en M. H. Van dor Koog, Breda. Bevallen: C. Trijbits—Benedictus, 1. Z.f Den Haag. C. Th B. Timmer—Janson, Z. id. j J. Doyer—Goossens, D. Hilversum. C. C.' Brouwer—Sombeok, D. Doesburg. M. H. Hof stede— Heijnes, D. Aardenburg. R Sanders^- De Jong, Z. Rotterdam. MuslyRinglever, Z. id. J. C. Frylinck—Lagerweif, Z. Middelburg (Transvaal). E. A. Overman—Vogels, Z. Tolen.— P. J Verheul—Bikkers, D. Rotterdam. A. Haack—Mcdlenkamp, D. id. Overleden: J. Dijkmans, M. 84 j. Schiedam.-^ J. Az. Plas, M. 73 j. Edam. Wed. K. Stort— Afl'ourtit, Kastrikum. M.E. Haas—Breunissen,59 j. Bemniel. N. Van Klaveren, M. 55 j. Ruinen. D. Jansen, M. 81 j. Ouwerschio. A. E. Van Putten, V. 73 j. Rotterdam. F. X. Haas Son., M. 71 j. Emmerik. A. D. Boomer, V. 71 j. Haarlem. J. E. Richard, M. 20 j. Den Haag. Wed. A. F. Neuwieller—Tissot van Patot, 71 j. id- W. G. Van Eymoien Jr. M. 41 j. Rotterdam. B. De BruinRozewaard, 41 j. Roon. H. A. Kantelaar, M., Den Haag. A. J. Doets, M., 57 j. Barneveld. Geabonneerd&n op het „Leidsch Dagblad" kunnen gedurende het reisseizoen de courant aan hun tijdelijk adres opgezonden krijgen, tegen vergoeding van porto en on kosten. Binnenland 10 Cents per week. België 15 Buitenland 20 Ook kan men gedurende het reis seizoen een 8de exemplaar be stellen, om zijne huisgenooten nieb van de toezending te ontrieven. De onkosten bedragen alsdan: Binnenland 15 Ceats per week. België 20 Buitenland 25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6