MENGELWERK.
Reis-Aboimemenien.
het Centraalstation met het Zuiden, Noorden
en Oosten van het land vorbiuden.
Er was een tijd, toen het uitzicht in den
avond hier do» veel mooier was. Niets ont
ziende ingenieurs hadden toen nog niet het
open havenfront verminkt door het bouwen
van het statioD, welks plaats eigenlijk in
het zuiden van de stad was aangewezen, on
deze lag geheel open met zijn ouderwetsche
koopmanshuizen, zijn kerken en torens, in
een halve maan geschaard, terwijl zij nu ge
deeltelijk verscholen ligt achter de hooge
viaduct en den spoorwegdam.
Inderdaad, het vroeger zoo grootsche I.T is
afschuwelijk verminkt en tot een kikkersloot
verlaagd. Ook op andere punten is Amsterdam
niet in fraaiheid vooruitgegaan. Waar was de
goede smaak der vaderen, die grachten wisten
aan te leggen als de Keizers- en Heeren
grachten, toen het uitbreidingsplan van de
gemeente werd vastgesteld, waardoor wijken
in het leven werden geroepen, afschuwelijk
om te aanschouwen, woestijnen van huizen,
met straten, waarin het stof trilt onder den
gloeienden adem van de zon, waarbij de meest
kale plek op de Drentsche heide een ware
oase mag genoemd worden?
Veel is er in de laatste jaren gedaan wat
de schoonheid van Amsterdam niet heeft ver
hoogd. Mogen het Tolhuis en zijn tuin nog lang
voor Amsterdam bewaard blijven I Wy behou
den dan althans eene en wel eene groote
aantrekkelijkheid.
Gemeenteraad van geest.
Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer
J. M. De Kerapenaer, burgemeester. De notu
len der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
De. sedert de laatst gehouden vergadering
ingokomen stukken worden ter tafel gebracht
en voor kennisgeving aangenomen, waaronder
eene missive van den Commissaris der Koningin
in deze Provincie, waarbij den burgemeester
verlof wordt verleend, om zich van 15 Juli
tot 9 Augustus a. s. uit de gemeente te ver
wijderen.
De reclames tegen den aanslag in den hoof-
delijken omslag van E. Homberg, Dr. Van
Deventer, W. De Carpentier, J. De Svigt en
A. Kleinhout, dienst 1896, worden na ken
nisneming gerenvoyeerd naar de Commissie
van onderzoek.
Op de reclames van Ph. Van Konkel, M.
F. Verdoes en G. F. Japikse, om respectieve
lijk voor n/n, Vu en Vu ontheffing van hun
aanslag, wegens vertrek uit de gemeente,
wordt gunstig beschikt.
Vervolgens wordt overgegaan tot het in de
vorige vergadering behandelde onderwerp:
aankoop eener nieuwe brandspuit, welk voor
stel thans door den Voorzitter opnieuw ter
tafel wordt gebracht, omdat alstoen de stem-
men staakten.
Na discussie wordt met 8 tegen 2 stemmen
besloten tot aankoop eener nieuwe brandspuit.
Daarna wordt door B. en Ws. aangeboden
de hun door den gemeente-ontvanger over
gelegde rekening van ontvangsten en uitga
ven over 1895, met alle de daaroy beboorende
bescheiden, en wordt op voorstel des Voor
zitters overgegaan tot de benoeming van twee
leden om haar te onderzoeken, waartoe wor
den benoemd de heeren J. C. Spaargaren en
A. Den Haan.
Ten gevolge van het vertrek van den heer
Van den Berg, en het met 1 Augustus a. s.
overgaan tot Leiden van den heer Groen,
moeten de ontstane vacaturen van ambtenaren
van den Burgerlijken Stand weder worden
aangevuld en stelt de Voorzitter voor tot die
benoeming over te gaan, waartoe worden be
noemd de hoeren J. C. Spaargaren en H.
Duivenvoorde, die verklaarden de benoeming
aan te nemen.
Hierna wordt overgegaan tot vaststelling
van een Raadsbesluit tot opheffing van het
onderstembureel.
Op voorstel des Voorzitters wordt besloten
tot benoeming van twee tijdelijke wethouders
en worden benoemd do heeren J. C. Spaar
garen en A. Den Haan, die verklaarden de
benoeming aan te nemen.
Vastgesteld wordt eene verordening, hou
dende aanvulling van art. 13 der Algemeene
Politieverordening.
De Voorzitter wenscht den leden van den
Raad en hunnen gezinnen, die met 1 Augustus
a. s. ophouden lid van den Raad te zijn een
voortdurend welzijn toe.
Daarop richt de heer Groen tot de verga
dering het woord en betuigt allen den barte-
lyken dank voor de vriendschap en de welwil
lendheid, steeds te zijnen opzichte betoond.
Spreker zegt ook den secretaris dank voor
zijne betoonde welwillendheid en bewezen
diensten, en hoopt, dat het der gemeente, die
hem lief is geworden, steeds wèl moge gaan.
De heer Nieuwenhuizen sluit zich bij het
gesprokene van den heer Groen aan, die de
tolk is der vertrekkende leden.
Do heer Den Haan brengt den heer Groen
zijn dank voor de gesproken woorden en
roept den vertrekkenden leden een hartelijk
welzijn toe.
Ni6ts meer te behandelen of voor te stellen
zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering.
Jack Jolly ©n zijn elixir.
Uit het Engelsch van T. P. Burton.
Toen eenigen tijd geleden de „Pandemo
nium" te Portsmouth binnenliep en wij daar
afgemonsterd werden, schoot het mij té bin
nen dat ik myn ouden vader wel eens kon
gisn opzoeken. Ik wist heel goed, dat, wan
neer ik dat goede plan nog wat uitstelde, er
eindelijk niets van komen zou door algehecle
afwezigheid van contanten en daarom besloot
ik maar in eens koers te zetten naar het
station en een plaatskaartje te nemen.
Ik trof mijn vader aan in den besten
welstand en daar ik al geruimen tijd achter
een gevaren had, wilde ik nu eens een poosje
aan den wal blijven. Nog maar heel kort
was ik in het dorp toen ik een alleraardigst
meisje ontmoette, een toonbeeld van gezond
heid en levenslust, met een frissche kleur
en heldere blauwe oogen. Dadelijk was ik
besloten haar te veroveren, maar nog eer ik
recht wist hoe dat eigenlijk aan te vangen,
had zy het mij reeds gedaan. "We werden
het al heel gauw samen eens en toen het
uur van scheiden eindelijk was aangebroken,
voelden we ons allebei erg wonderlijk te
moede.
-Jack, zult ge mij altijd trouw blijven?"
vroeg zij, terwijl ze aan mijn stuurboord arm
hing, d9n avond voor we het anker zouden
lichten.
„Nog eerder zou ik my laten kielhalen,"
verzekerde ik haar.
„J3, maar, Jack, ik hob zoo dikwijls ge
hoord dat zeelui op iedere plaats waar zy
aanleggen, een ander liefje hebben."
„Kom, ge moet al die praatjes niet ge-
looven, vooral niet de verhalen, die er gaan
over zeelui. Als iemand u komt vertellen dat
ik je ontrouw ben geworden, moet je hem
eenvoudig niet gelooven."
„Je kunt nooit weten wat gebeurt, Jack,
en daarom moet je dit flescbje medenemen
aan boord. Kom, doe het maar om my pleizier
te doen. Je kunt wel eens een heel mooie
zeemeermin ontmoeten op je reis en dan
zoudt ge, eer je hot wist, tot over de ooren
op haar zyn verliefd geraakt. En wat moet
er dan van my worden?"
„Nu, dat is al heel onwaarschynlyk, Sukey
„Kom, neem het maar," en ze drong my
het flescbje op, gevuld met een donker,
troebel vocht.
„Lach er niet mede, want-het heeft my
geld genoeg gekost en de oude waarzegster
uit de straat heeft het zelve voor my gereed
gemaakt."
„Maar wat is het dan, Sukey?"
„Ltefdes-elixir I Al wat ge te doen hebt, is
eens in de week er een slokje van te nemen.
Dan kunt ge nooit vergeten die je liever niet
wenscht te vergeten."
Sukey en ik lachten er nog wat om en ik
plaagde het arme kind onbarmhartig met haar
bygoloovigheid, maar eindigde toch met te
beloven dat ik geregeld iedere weok er van
zou proeven.
Ons hartroerend afscheid zal ik u maar
niet beschryven. In Portsmouth aangekomen,
vond ik reeds een langen brief van haar en
in myn antwoord beloofde ik haar nogmaals,
op myn eerewoord, eens in de acht dagen
het slokje te nemen.
Op onze uitreis deden wo Madeira aan en
Tim Bobster en ik kregen verlof van den
eersten officier om ons een poosj9 aan den
wal te begeven. Bobster wilde een ouden
kennis gaan bezoeken, met wien hy indertyd
twee roizon had gemaakt, en al heel gauw
haddeD we den ouden zeebonk gepraaid. Hy
had zyn eigen hutje zelf gebouwd en er rozen
omheongeplant, die er tegen aangroeiden. Jane,
zyn dochter, maakte ons een grogje klaar on
hoel spoedig zaten we gezellig te praten en
allerlei oude zeemansgeschiedenissen op te
halen. En ik kan zeggen dat ik, zoodra ik
Jane zag, Sukey dadeiyk vergeten was. Ze
lachte zoo vriendeiyk tegen my en toen ik
vroeg of ze my eens wat van het eiland wou
laten zien, stemde zo zoo vrooiyk toe dat
het my speet, een paar uur later weer afscheid
van haar te moeten nemen.
In myn hangmat nog eens nadenkend over
de vriendeiyke ontvangst, dien dag genoten,
viel 't my opeens in dat ik Sukey glad ver
geten was en ik voelde hevig berouw over
de lieve woordjes, die ik Jane had toegevoegd
en die toch eigeniyk Sukey toekwamen. Plot
seling herinnerde ik my, dat ik die week
geen elixir had gebruikt en dadeiyk krab
belde ik overeind en myn kooi uit, wat lang
duurde, daar het schip hevig slingerde.
„Daar komt het van," dacht ik: „ik zal 't
nu maar dadelyk goed maken." Na eenig
tasten vond ik myn kist en na veel gestom
mel vond ik eindeiyk het flescbje.
„Het smaakt afschuwelyk," dacht ik, ter-
wyi ik minstens de helft van het vocht naar
binnen werkte. „Zeker doordat ik het nu by
zoo'n groote hoeveelheid neem, anders heb ik
er in het geheel niets aan geproefd. In ieder
goval zal Sukey geen reden hebben zich over
my te beklagen; uit myn koers zal ik nu
zeker niet licht meer raken."
Ik schudde het overschot nog eens flink,
daar het eenigszins drabbig scheen te zyn
geworden, en borg het toen weer op, doch
eensklaps my bedenkend, slurpte ik den inhoud
leeg. 's Morgens had ik de wacht en was ik
zoo ziek als een passagier by zyn eerste mail-
reis; ik hield mo echter g03d en begon het
dek te schrobben. Daarna ging ik weer naar
benedeD, maar iets te eten was my onmoge-
lyklk zonk neer op myn kist en kon niets
doen dan de wanhopigste zuchten slaken.
„Kom, maat, neem eons een beschuit,"
raadde Tim Bobster.
„Misschien heb je niet genoeg van dat
elixir genomen I" meende BillMarlius: „neem
de andere helft er by, wellicht dat je dat
opknapt."
„D.mk je maat, ik heb vooreerst genoeg."
„Ik zou maar eens aan Sukoy schryven
in welk een toestand ze je gebracht heeft
met haar knoeieryen."
Bill en Tim zaten nog een poosje uit te
varen op de arme Sukoy tot ze opstonden
om weer aan dek te gaan.
Spoedig echter stond Bill weer naast my,
doch door het alleen zitten en door do hevige
pyn in myn maag was ik blykbaar versuft,
zoodat hy zyn vraag tweemaal moest her
halen.
„Wat is er, Bill?"
„Ik heb al myn schoensmeer verbruikt,
kunt ge my uw flescbje even leenen?"
„Zoek zelf maar," zeido ik, hem den sleutel
van myn kist gevend on er meteen zelf af
gaand.
Tot de tafel sleepte ik my, waar ik kreu
nend neerviel.
„Ik heb nog overvloed."
„Waar is het goed toch?" bromde Bill:
„ik kan toch zoo niet voor den eersten officier
verschynen,"
^§S
Zoek c
Gemengd Nieuws.
De Haagsche rechtbank veroor-
deelca gisteren den jongen, die uit het bestel-
kantoor van het Staatsspoor in Den Haag,
een pakje boeken ontvreemdde en ten nadeele
van twee werklieden aldaar twee horloges
stal, tot 1 jaar gevangenisstraf.
Men schrijft uit Gouda dat nog
nooit de belangstelling in den internationalen
zwemwedstryd al Jaar zóó groot is geweest
als thans. Naast de eerste Nederlandsche
zwemmers nemen 7 Belgen, waaronder de
kampioen Ern. Kermans, aan den wedstryd
deel.
Gisternacht heoft te Schiedam
een 64-jarig man, die reeds eenigen tyd niet
goed by het hoofd is, de kleeren, die hy
aanhad, met petroleum begoten en in brand
gestoken. Zóó kwam by by zyn vrouw voor
het bed staan. Deze slaagde er in de vlammen
zóó vlug te blusschen, dat alleen zyn aange
zicht een weinig is geblakerd.
De burgemeester van Zeist ver
zoekt aanhouding en vóór hem geleiding van
eene omstreeks 22-jarige als juffrouw gekleede
vrouw, verdacht van by verschillende geeste-
lyken oplichting te hebben gepleegd door hen
te bewegen tot afgifte van geld onder voor
geven, dat zy haren dienst had moeten ver
laten wegens handelingen van den heer des
huizes te haren aanzien. Yermoedeiyk zal zy
deze kwade praktyken elders voortzetten.
Woensdag is in zyne woning
gearresteerd de secretaris, gemeente-ontvan
ger, enz. van Scherpenisse en ontvanger griffier
van polders. Hy wordt verdacht van verduis
tering van gelden en is, na voor den officier
van justitie to Zieriksee een verboor te heb
ben ondergaan, naar het huis van bewaring
aldaar overgebracht. (Af. G
Toen de molenaar Bron, te Deil,
dezer dagen thuis kwam, vond hy zyn 7-jarig
zoontje dood. Tydens de afwezigheid zyner
ouders moet het kind gelegenheid gehad heb
ben zich van vaders pistool meester te maken.
Al spelende is bet wapen afgegaan en heeft
een kogel het lichaam doorboord.
De burgemeester van Breda is
op zyn reisje naar Duitschland aan een groot
gevaar ontsnapt.
Toen hy jl. Zondag te Anhalt in een rytuig
naar den trein reed, was hy vergezeld van zyne
familie, te Berlijn woonachtig, en van een der
dochters van zyn broeder, den heer F. Guljé,
te Breda. Door het schrikken der paarden
sloegen deze op hol en renden in woeste vaart
voort. De koetsier en de familieleden, die voorin
zaten, sprongen uit het rytuig; de burge
meester zat met zyn nichtje achter in het
rytuig, waarby een koffer geplaatst was,
zoodat uitspringen onmogeiyk werd; hy tilde
zyn nichtje op, om haar zoo aan den achter
kant over de kap te tillen en aldus op den
grond te zetten. Dit gelukte, hy liet haar los,
doch toen viel zy achterover en bekwam
eene hoofdwonde. Do paarden renden inmiddels
door tot by eene kromming van den weg,
alwaar zy tegen de boomen liepen. Het rytuig
kantelde waarby de burgemeester zich gelukkig
slecWts licht bezeerde, zoodat hy de reis kon
vervolgen.
De toestand van het meisje is, hoewel niet
levonsgevaarlyk, toch van cien aard, dat het
noodig geoordeeld werd haro ouders telegra-
phisch te onbieden.
„Daar, dat flescbje naast het elixir."
„Daar is niets in."
Ik kwam naar hem toe, zoo vlug als myn
maagpyn 't my toeliet, en zag dat hy het
schoensmeerfleschje onderste boven hield.
„Was er maar zooveel smeer als elixir,"
zuchtte Bill, die een gruweiyk standje voorzag.
„Ik heb gisteravond al het elixir uitgedron
ken, dus dat kan er niet meer zyn."
„Dat hebt ge zeker gedroomd, want kyk
zelf, de flesch is nog bfina vol."
Ik nam nu het elixir uit myn kist en
waarlyk, al bet zwarte vocht was er nog.
„Weet je wat je gedaan hebt?" schreeuwde
Bill: „je hebt al hot schoensmeer opgedron
ken 1" En hy en de andere maats, die op zyn
gelach aankwamen, maakten zoo'n lawaai dat
ik myn pyn vergat en mede moest doen.
Schoensmeer heb ik echter nooit meer kun
nen zien.
hondf
In Groningen was het Donderdag
een ware onweersdag. Van 's middags drie
tot 's avonds negen uren was het onweer
byna niet van de lucht. De windvanen draaiden
naar alle hemelstreken en de eene bui verving
de andere. Zoo was het in vele plaatsen van
de provincie.
Onder Niehove sloeg de bliksem in de
boerenplaats van den heer Westerhuis, welke
in een oogenblik in vlam stond. Een corres
pondent meldt dat by de Rollen onder Garmer
wolde de bliksem in een boom aan het
Damsterdiep sloeg, en dat, naar het den
correspondent voorkwam, ongeveer aan het
Slochterdiep (onder Harkstede) een huis in
brand stond.
Te Euvelgunne werd een windhoos waarge
nomen, die onder meer een zeer dikken tak
van een boom by de woning van den land
bouwer Bouman sloeg en aan het dak van
de boerenbehuizing van de wed. H. J. Mulder
vry wat schade toebracht. TeNoorderhoogebrug
is eene koe doodgeslagen van den koemelker
Hcftnming, uit Groningen.
Te Sauwert geraakte de winkelbehuizing
van den heer Medema in brand. In een
oogenblik sloegen de vlammen het dak uit,
maar toch werd men met veel moeite den
brand weer meester.
Ook werd eene boerenplaats, by Sauwert
gelegen, getroffen, waardoor een begin van
brand ontstond.
Tusschen Leens en Wehe is een treuriger
feit voorgevallen een arbeider en diens vrouw
zyn door het hemelvuur g6dood.
Op sommige plaatsen vergezelde hagel den
neerstroomenden regen.
Omtrent de reeds zoo lang be
sproken harddravery op de korte baan te
Baarn is thans bepaald, dat deze den lsten
Aug. a. s. zal plaats hebben in de Heemstra
laan, des namiddags te 1 uur. De 1ste prys
bestaat uit een eereprys van H. M. de Koningin
(in zilver) met ƒ250, 2de prys ƒ150, 3de
prys ƒ100 en 4de prys 50.
HH. MM. zullen de harddraveryen met Hare
tegenwoordigheid vereeren.
Een kind van den veehouder De
H., te Willige-Langorak, viel van een stoel,
waarop het geklommen was, in een pot met
kokende aardappels. Met vry ernstige brand
wonden aan een der voeten word de kleine
opgenomen.
De bekende wandelaar, de heer
L. C. Dudok de Wit, van Broukelen, heeft
dezer dagen by een bezoek aan Loósdrecht
een eigenaardig visitekaartje achtergelaten.
Hy stelde zich nl. voor als: „Kees do land-
looper." Is dez9 uitdrukking letterlyk juist,
in dit geval wordt door den heor De Wit een
parodie geleverd op de bejegening, welko hem
onlangs te beurt viel, toen hy, op een voetreis
in een hotel geen nachtverblijf kon bekomen,
omdat hy zonder bagage was.
De stoomboot „Curfew", uit Dun
dee, is vermoedelyk in de Roode Zeo met
man en muis vergaan. De kapitein van de
stoomboot „Sarpedon" heeft by aankomst te
LondeD bericht, dat op de reis is gezien een
schip, waarschyniyk de „Curfew", dat by
Sokotra op een rots zat en in gevaar ver
keerde. De „Sarpedon" kon wegens het
stormachtige weder geen hulp verleenen. HtG
bericht van de ramp is echter nog niet be
vestigd.
Over het A 11eghanygebergt
heeft een hevige storm gewoed, terwyP
Pittsburg en Pennsylvanië door eon wolkbreuk
zyn ovorstroomd. Er schynen geen menschen-
levens te betreuren te zyn, maar de schada
wordt goscbat op 1,000,000 dollars.
Het stoomschip „Cameo," to
Londen aangekomen van Montreal, rappor
teert van Belle Isle tot 49° WL,, alwaar het
laatste ys werd gezien, 200 ysbergen te zyn
gepasseerd, waarvan eenigo groot waren,
doch andore slechts weinig boven de opper
vlakte van de zee uitstaken en dus, vooral
by nacht, veel gevaar opleverden voor de
scheepvaart.
AT JEU.
De „Java Bodo" bevat een hoofdartikel, ge
teekend V. Pwaarin opgokomon wordt tegen
veler advies om steeds agressief op te treden
en den vyani, het koste wat het wil, te nood
zaken tot onder worping.
Wie goed op de hoogte van den toestand
is, zegt de scbry ver, zal moeten erkennen, dat
de allereerste zorg moet zyn, dat het Indische
leger op rust komt, dat eenige jaren noodig
zyn om weer een flinke hoeveelheid oudere
manschappen te krygen, die physiek geschikt
en door hun langtren diensttyd voldoende
onderlegd zyn, om met een zoo hardnekki-
gen, verbitterden en bovenal dapperen vyand
als de Atjeher blykt te zyn, een stryd op
leven en dood aan te gaan; dat het dringend
noodig is, dat het schieten grondig geleerd
en de vuurdiscipline aangekweekt wordt, in
één woord, dat de tyd genomen wordt, ver-
eischt om van menschen met goeden mili
tairen aanleg soldaten te maken, zooals wy
ze behoeven.
Met een leger, dat ten gevolge van de nog
zoo kort geleden geëindigde, bloedige Lombok-
oxpeditio, met de gewone aanvullingen van
Atjeh, met zyn onderhoud van de Oostkust
van Sumatra en jongsto krygsbedryven inde
Westerafdeeling van Borneo zoo uit zyn ver
band is gerukt, kan niet, mag niet aan
optreden tot het uiterste toe tegen het ryk
van Atjeh gedacht worden, en zy, die het
tegendeel verkondigen, laden een zware ver-
antwoordelykbeid op zich.
De heer mr. W. De Veer, hoofdredacteur
van het „Nieuw Bat. Handelsblad", geeft in
een hoofdartikel als zyne meening te kennen,
dat de thans weer gebrachte offers niet te
vergeefs zullen gebracht zyn. Het komt hem
voor, dat het uitstekend geslaagde verrassen
vaji den vyand in de kloof en zyn vluchten,
na overal te zyn uiteengejaagd, het vermoeden
wettigen, dat hy respect voer ons heeft ge
kregen; dat bleek ook uit den geringen tegen
stand by Lamkrah. Hy geeft den raad de
geconcentreerde stelling te behouden on da
kust duchtig te bewaken, ten einde zoo noodig
eenige havens voor in- en uitvoer te kunnen
sluiten. Verder zegt hy:
„Wy hebben het vroeger menigmaal in dit
blad gezegd, reeds laDg voor er een „verraad
van Toekoe Oemar" bestond, dat het ondenk*
baar >s, den Atjeher door wapengeweld vol
komen tot onderwerping te brengen, tenzy
men hot land uitmoordt of naast iederen
Atj'her twee manschappen met geladen ge
weren stelt, met het consigne, hem op 't eerste
teeken van verzet neer te schieten. Beide
middelen zyn onuitvoerbaar. Wy begeeren
geen uitgemoord land en wy zouden niet
sterk genoeg zyn om het tweede, vry zonder
linge ideaal te bereiken!"
Familie-Berichten uit verschillende bladen.
Gehuwd: O. H Van Persijn en D. Feikema,
Haarlem. J. H. Van Niel Cz. en G. G. Hagen,
id. H. Te Nuijl en C. M. Schwietert, Nieuwer-
Amstel. Dr. f). H Posthumus en J. B. J. De
Walle, Langweer. 8. Winkel en T. Wydenes
Spaans, Avenhorn. H. F. Van Maas Jr. en E,
S. M. Oudschans, Haarlem. V. Eijken en M.',
Van den Berg, Hoorn. A. Dorman en F. Bleoker,
Groningen. J. A. Moransavd on P. D. Sloover,
Rotterdam J J. A. Ernst on J. Kerkhof van'
Koon. id. J. Singer en E. Manikus, Kaapstad.
F. Postira en A. G. Gravestein, Middelburg.
J. J Schuil en M. H. Van dor Koog, Breda.
Bevallen: C. Trijbits—Benedictus, 1. Z.f Den
Haag. C. Th B. Timmer—Janson, Z. id. j
J. Doyer—Goossens, D. Hilversum. C. C.'
Brouwer—Sombeok, D. Doesburg. M. H. Hof
stede— Heijnes, D. Aardenburg. R Sanders^-
De Jong, Z. Rotterdam. MuslyRinglever, Z.
id. J. C. Frylinck—Lagerweif, Z. Middelburg
(Transvaal). E. A. Overman—Vogels, Z. Tolen.—
P. J Verheul—Bikkers, D. Rotterdam. A.
Haack—Mcdlenkamp, D. id.
Overleden: J. Dijkmans, M. 84 j. Schiedam.-^
J. Az. Plas, M. 73 j. Edam. Wed. K. Stort—
Afl'ourtit, Kastrikum. M.E. Haas—Breunissen,59
j. Bemniel. N. Van Klaveren, M. 55 j. Ruinen.
D. Jansen, M. 81 j. Ouwerschio. A. E. Van
Putten, V. 73 j. Rotterdam. F. X. Haas Son., M.
71 j. Emmerik. A. D. Boomer, V. 71 j. Haarlem.
J. E. Richard, M. 20 j. Den Haag. Wed. A. F.
Neuwieller—Tissot van Patot, 71 j. id- W. G.
Van Eymoien Jr. M. 41 j. Rotterdam. B. De
BruinRozewaard, 41 j. Roon. H. A. Kantelaar,
M., Den Haag. A. J. Doets, M., 57 j. Barneveld.
Geabonneerd&n op het „Leidsch
Dagblad" kunnen gedurende het
reisseizoen de courant aan hun
tijdelijk adres opgezonden krijgen,
tegen vergoeding van porto en on
kosten.
Binnenland 10 Cents per week.
België 15
Buitenland 20
Ook kan men gedurende het reis
seizoen een 8de exemplaar be
stellen, om zijne huisgenooten nieb
van de toezending te ontrieven.
De onkosten bedragen alsdan:
Binnenland 15 Ceats per week.
België 20
Buitenland 25