N°. 11156. Donderdag Juli. A°. 1896 feze ijCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. BRANT ADAMS, de keizer der Detectives. feuilleton. LEIDSCH DA&BLAL. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PHIJS DEB ADVEBTEMTIÈIT: Van 1-6 regel» f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Orootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Officiëele Kennisgevingen. Bnrg. en Weths. Tan Woubrngge maken bekend dat gelegenheid zal worden gegeven tot gratia vacci natie, en wel op Donderdag 9 Juli, des namiddags te halfvier, in de openbare school te Hoogmade. Wij vestigen er de aandacht der leiers van dit Blad op, dat a. a. Zaterdag wordt begon nen met een nieuw, boeiend feuilleton, ge titeld: Leiden, 8 Jnli. In het wijkgebouw „Geloof, Hoop en Liefde", aan de Oranjegracht alhier, heeft Maandag-avond een feestelijke bijeenkomst plaats gehad, bijgewoond door het bestuur der Leidsche afdeeling van den Nederlandschen Protestantenbond, de commissie van het Wijk gebouw, de hoofden van dienst, werkers en werksters van het Wijkgebouw en enkele andere genoofigden, samen ruim 50 personen. Deze bijeenkomst was belegd ter installatie van den heor K. Sytsma, door de commissie van godsdienstonderwijs, godsdienst-prediking en colportage aangewezen als godsdienstonder wijzer voor de afdeeling Leiden en Omstreken van dien bond. De commissie was daartoe in staat gesteld door de vorstelijke gift van den heer Jansen, te Amsterdam, voor dat doel aan den Neder landschen Protestantenbond afgestaan. De voorzitter der afdeeling, prof. Van Manen, hield een' toespraak tot den heer Sytsma, waarin hij wees op het belangrijke en vrucht bare van zijn taal en hem lust en ijver toe wenschte, vast verzekerd, dat dan zyn arbeid niet ongezogend zou blijven. De heer Sytsma antwoordde daarop en be loofde zijn beste krachten voor de zaak te zullen geven, terwijl o. a. prof. Koster ook nog een vriendelijk woord van welkom sprak tot des heeren Sytsma's echtgenoote, en voorts de plechtigheid van den avond werd gewijd en verhoogd door het zingen van eenige gods dienstige liederen. De kapitein P. A. Spaan, van het 4de reg. inf. alhier, wordt op 1 September overge plaatst naar Breda en als leeraar werkzaam gesteld by de Kon. Mil. Academie. In verband daarmede wordt hij bjj den staf van het wapen overgeplaatst. Het dividend over 1895 van de Leidsche Schouwburg-vereeniging is vastgesteld op vu pet. Onder de voorwaardelijk geslaagde leerlingen van de 4de kl. der H. B.-S. voor Jongens alhier werd in ons nummer van gisteravond verkeerdelijk opgegeven H. M. Hooseman; de naam van den bedoelden leerling is H. M. Kooreman. De hoer J. De GraafF, onderwijzer aan de Christelijke school te Broek-op-Langendyk, heeft de benoeming tot onderwijzer aan een Christelijke school te Leiden aangenomen. De violoncellist Jacques Van Lier, te 's-Hage, is benoemd tot 2den solo-cellist bij het Pbilharmonisch orkest te Belyn. De heer Van Lier trad als solist op bU het door de Leidsche dames zangvereeniging „Es-moll" in Dordrecht gegeven concert in Maart en werkte in het orkest alhier mede op het laatste concert van „Sempre Crescendo". Mr. H. Yiotta's college voor muziek te Amsterdam zal na de vacantie onder leiding van Chr. Timmner worden voortgezet. Be halve het vioolonderwijs, door dezen te geven, zijn als leerares aan bedoelde inrichting ver bonden mevrouw Mossel-Belinfante, piano; Gottfr. Mann, theorie, compositie en partituur- spel; mej. Cateau Esser, zang, en do heerJ. Mossel, violoncel. Bij koninklijk besluit zijn de commission, die met ingang van 1 Augustus 1896, gedu rende éón jaar, te Leiden, Utrecht, Groningen en Amsterdam belast zullen zyn met het af nemen van practische examens vap apotheker, vermeld in art. 11 der wet van 25 December 1878 laatsteiyk gewijzigd door de wet van 12 December 1892, samengesteld als volgt en zijn mitsdien benoemd: a. van de commissie, welke zitting zal houden te Leiden; tot lid en voorzitter, dr. H. P. Wysman, hoogleeraar te Leiden; tot lid en secretaris, dr. P. A. Vos, apotheker te Rotterdam; tot leden: dr. A. P.N. Franchimont, hoogl-:eraar te L iden, en dr. M. GreshofF, gepensionneerd militair-apotheker van het Indische leger, scheikundige aan het Koloniaal Museum te Haarlem; tot plaatsvervangende ledendr. "W. F. R. Suringar, hoogleeraar te Lei Jen, dr. G. Romijn, apotheker te Apeldoorn, en L. Van Itallie, apotheker te Rotterdam b. van de commissie, welke zitting zal houden te Utrecht; tot lid en voorzitter, dr. H. Wafers Bettink, hoogleeraar te Utrecht; tot lid en secretaris, dr. F. C. E. Van Embden, apotheker te Utrecht; tot leden: dr. H. F. Jonkman, directeur der Ryks-Hoogere bur gerschool te Utrecht, en C. Guldensteeden Egoling, apotheker te Zeist; tot plaatsver vangende leden: dr. J. J. Courée, privaat docent te Utrecht; dr. M. Greshoff, gepension neerd militair-apotheker van het Indische leger, scheikundige aan het Koloniaal Museum te Haarlem, dr. P. M. J. M. E. "Woltering, apotheker te 's Hertogenbosch, en P. Denys, apotheker te Utrecht; c. van de commissie, welke zitting zal houden te Groningen; tot lid en voorzitter, dr. P. C. Pluggo, hoogleeraar te Groningen; tot lid on secretaris, dr. H. G. De Zaayer, apotheker te Groningen; tot leden: dr. F. J. P. Van Calker, en dr. J. W. Moll, beiden hoogleeraar te Groningen; tot plaatsver vangende leden: dr. A. F. Holleman, hoog leeraar, en M. J. Schröder, apotheker aan het academisch ziekenhuis, beiden te Groningen d. van de commissie, welke zitting zal houden te Amsterdam, tot lid en voorzitter, dr. C. A. J. A. Oudemans, hoogleeraar te Amsterdam; tot lid en secretaris, W. Stoeder, buitengewoon hoogleeraar te Amsterdam tot lid, Jac. Polak, apotheker te Amsterdam; tot plaatsvervangende leden: G. B. Schmidt chef-apotheker aan het Binnen-gasthuis te Amsterdam, L. C. W. Cocx, apotheker te Amsterdam, en D. Bierhaalder, apotheker te Baarn. Op de alphabetische voordracht van twaalf personen voor hoofd der school te Bloemendaal komen o. a. voor de heeren A. J. J. Verbrugge, te Leiden, en C. Brands, te Haarlemmermeer. Te Hoofddorp (Haarlemmermeer) wil men 31 Augustus recht feesteiyk herdenken. Eene commissie heeft zich gevormd, welke zich belast met het ontvangen van gelden, om dien dag tot een waren feestdag te maken. H. M. de Koningin-Regentes wordt dezer dagen te Delft verwacht tot het brengen van een bezoek aan den koninkiyken grafkelder. Het aantal inwoners op 31 December 1895 in de gómeente Zoeterwoude, zynde 6519, was naar de onderscheidene gods dienstige gezindten verdeeld als volgt: 2358 Hervormden, 48 Waalsch-flervormden, 8 Anglikaansche Episcopalen, 72 Evangelisch- Lutherschen, 4 Hersteld Evangelisch Luther- schen, 39 Doopsgezinden, 58 Remonstranten, 534 Cbristeiyk Afgescheidenen, 3225 Roomsch- Katholieken, 8 Oud Roomschen, 32 Israëlieten, 138 tot geene der genoemde gezindten be- hoorende. De tienden van de te veld staande ge wassen in de Ambachtsheerlijkheid „Esseiy- kerwoude en Heer-Jacobswoude", te Wou- brugge, gisteren publiek geveild, brachten gezamenlyk ƒ1007 op. Ongeveer 5 hectaren rogge in den vóór eenige jaren droo'gemaakten Plasjolder, onder Woubrugge, zyn verkocht geworden voor 560. Aan het overgangsexamen aan de Koninklyke Militaire Academie van het 1ste naar het 2de studiejaar hebben voldaan de navolgende cadetten, (de met een ge- teekenden voorwaardelyk): Artillerie hier te landeN. J. Singels, J. R. Diemont*, W. J. D. Havelaar, F. baron Van Hogendorp, A. D. Putman Cramer,* F. W. Diemont,* J. H. Van Reede, T. De Jong van Arkel, J. H. Van Breda, F. H. Dolleman, A. De Kal,* H. B. Van den Oudendyk Pieterse, L. De Ridder, W. Van Maanen,* A. H. E. Deelken, J. H. G. Kappelhoff.' Genie hier te lande: A. Bloem, H. S. De Roode, J. J. J. De Bruyn.* Artillerie Oost-Indië: W. L. Kramers, W. L. Muurling, J. H. StrubeD,* H. Elzas,* H. H. Dingemans, C. M. Van Zyil de Jong,* C. D. Lagerwerf!,T. G. A. Perelaer, R. A. J. Savalle,* A. J. Lo3kemeyer, A. V. Snoek. Genie Oost-Indië: J. Graaflf, E. P. Van Staden ten Brink, S. L. Langendyk.' De luit. kol. T. W. J. Buys, van het reg. gren. on jagers, en de majoor C. De Wit, van het corps rydende artillerie, zyn aangewezen om de in de maanden Aug. en Sept. door het VlIIste Duitsche legercorps te houden najaarsmanoeuvres by te wonen. Aan den milicien P. J. F. Koster, van het 2de reg. veld-artillerie, is het Lombok- kruis toegekend. Geiyk bekend is, zyn onder de vorige Regeering wetsontwerpen ingediend totwyzi- ging en aanvulling van enkele bepalingen der wetten van den 9den Mei 1890 tot regeling van de pensioenen der burgerlyke ambtenaren en van die hunner weduwen en weezen. Het laatstbedoelde ontwerp werd tot wet verhe ven, het eerste kwam niet in openbare be handeling en is door de ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal vervallen. De minister van financiën, zich de vraag stellende, of niet opnieuw een wetsontwerp tot wfiziging en aanvulling van de pensioen wet aan het oordeel der Wetgevende Macht zou dienen onderworpen te worden, heeft die vraag toestemmend beantwoord. Intusschen heeft de bewerking van een nieuw ontwerp allerlei vertraging ondervonden, onder ande ren hierdoor, dat nader de wenschelykheid bleek om nog verdere wyzigingen voor te stellen. De strekking van het thans aan de Tweede Kamer aangeboden ontwerp is geen andere dan die van dat zyns ambtsvoorgan gers. Ook dit ontwerp strekt om alleen die bepalingen te veranderen, waarin onbillijk heden, leemten en kleine gebreken schuilen; de beginselen der wet van den 9den Mei 1890 meent ook de minister thans intact te moe ten laten. Het oogenblik, om ingrypende wyzigingen in de bepalingen van deze wet voor te stellen, is naar het oordeel van den minister ook nu nog niet gekomen. Eerst over eenigen tyd zal men in staat zyn zich een oordeel te vormen over de resultaten der geheele regeliDg, meer in het byzonder met betrekking tot de volgens de wetten van 9 Mei 1890 van de ambtenaren gevorderde bydragen; dan zal ook het tyd- stip zyn aangebroken, om te overwegen of eene meer algemeene herziening der wetten tot regeling van de pensioenen der burgerlyke ambtenaren en van die hunner na te laten betrekkingen aan de orde behoort te worden gesteld. Ten kantore Amsterdam hebben de invoorrechten gedurende de maand Juni 11. ƒ80,000 meer opgebracht dan in de maand Juni van het vorig jaar. De heer J. H. Tromp Meesters, lid van den gemeenteraad te Steenwyk, heeft als zoodanig zyn ontslag genomen. Naar de „Stand." meldt, iR dr. Kuyper gis teren voor eenigo weken naar het buitenland vertrokken. Na zyn terugkomst hoopt hy de Synode in Middelburg by te wonen. Zyn bezoek aan Amerika is tot het volgend jaar uitgesteld. Het bestuur der vereeniging „Algemeene Ilaagsche polikliniek" heeft aan den ge meenteraad verzocht van gemeentewege een jaariyksch subsidie aan genoemde vereeniging te verleenen. Te Rotterdam is na een langdurige onge steldheid op ruim 73-jarigen leeftyd overleden de heer J. Mees, op éón na het oudste lid der kassiersfirma R. Mees Sc Zonen. De Koningiü-Regentes zal hedennamid ag een bezoek brengen aan het steitiyk zieken huis te Utrecht. De minister van marine heeft bepaald, dat de adelborst der 1ste klasse by de Koninklyke Nederlandsche Marine-Reserve H. K. Van der Goot met 16 Juli a. s. wordt geplaatst aan boord van Hr. Ms. instructie- schip „Gier". By koninkiyk besluit zyn benoemd tot ridder der orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden): de kapitein J. B. Veltman, van het 8ste regiment infanterie, en do gewezen eerste luitenant-adjudant van het corps Konink lyke Scherpschutters van Rotterdam J. H. Wulffers, thans eerste luitenant-adjudant by de dienstdoende schuttery aldaar. Maandag vierde prof. dr. N. W. P. Rauwenhoff te Utrecht zyn 70sten verjaardag. Eenige oud-leerlingen, collega's, vrienden en leerlingen wilden dien voor den jubilaris zoo gewichtigen dag, waarop de wet hem ge biedt zyn ambt neer te leggen, niet onopgemerkt laten voorbygaan. Er werd eene commissie gevormd, die ruimschoots bydragen ontving om den jarige een stoffeiyk blyk van hoog achting en vriendschap te kunnen aanbieden. Dit geschiedde Maandag-middag te halfdrie; velen der deelnemers waren samengekomen, ook van uit aDdere steden. Onder de aan wezigen bevonden zich o. a. de professoren Engelmann, Hubrecht, Julius, Kapteyn, Molen- graaft (Amsterdam), Wichmann; verder dr. Vosmaor, dr. Jonkman, dr. Doyer van Clceff (Amsterdam), dr. Costerus (Amsterdam), dr. Woltering ('s-Boscb) en de heer Nierslrasz, beide oud-assistenten. By het overhandigen van het geschenk, dat bestond uit twee schilderyen, uit tegels bestaande, afkomstig uit de fabriek van 't Hooft en Labouchere te Delft, sprak de heer S. L. Schouten, thans assistent by de botanie, den jubilaris namens allen hartelyktoe. Spreker eindigde met den wensch, dat prof. Rauwenhoff zich spoedig met zyn gedwongen rust moge verzoenen, al zou dit voor zyn werkzamon geest zeker niet gemakkelyk zyn, en dat hy dan nog lang van die rust moge genieten. De jubilaris antwoordde, blykbaar getroffen door de onverwachte hulde, die hem gebracht was, en sprak den wensch uit, dat, al werden de officiëele banden tusschen hem en zyne collega's verbroken, de officieuze vriendschaps banden nog lang biyven bestaan. Daarna kwam ook nog eene commissie uit het bestuur van het Prov. Utrechtsch Genoot schap voor Kunsten en Wetenschappen, be staande uit baron Melvill van Lynden en prof. Talma, die prof. Rauwenhoff als thesaurier van dat genootschap zeer waardeerend toe spraken. Nadat men nog eenigen tyd by den jubilaris was byeengebleven, werd er afscheid genomen en was deze plechtigheid afgeloopen. Het stoomschip „Burgemeester Den Tex," van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 7 Juli te Genua; de „Soembing," van Rotter dam naar Java, vertrok 7 Juli van South amptonde „Prinses Wilhelmina" arriveerde 7 Juli van Amsterdam te Batavia. Iu don dood gevolgd. Slot.). „Ramon gevlucht? Uit myn woning ge vlucht?" „Hy moest wel," zeide zy eenvoudig. „Ik liet geen keus." „Neen, neen, dat is niet waart" riep ik. „Dat zou eerloos van hem gehandeld zyn." „Zeg dat niet, vader!" riep zy barts- tochteiyk. „U doet hem groot onrecht aan. Hy wilde niet, maar ik dwong hom er toe; ik zou my voor zyn oogen gedood hebben, als hy niet gevlucht ware." Ik stond op en wendde my naar de deur. Zy snelde my na en hield my'tegen. „Waar wil u heen?" riep zy met vertwyfelende stem. „Naar den generaal." „Gpdat men hem vervolge en weer oppakke? Neen, dat mag u niet nog niet I Eerst moet hy in veiligheid zyn!" „Laat my," zeide ik, my losmakend; „ik moet, het is myn plicht." „Hebt u dan geen liefde meer voor uw kind?" snikte zy. „Is dan m(jn geluk, myn vrede u niets waard? Wat is zyn vergryp? Dat hy my liefheeft, dat het verlaDgen hem naar my gejaagd heeft I In uw hand ligt het, hem en my gelukkig te maken, en u wil ons beiden in 't ongeluk storten?" Haar woorden sneden my in het hart. Ik haar, die myn hoogste, myn eenige goed op aarde was, in 't verderf storten I Maar wat bleef my anders over? Als ik zyn vlucht niet rapporteerde, maakte ik my tot medeplichtige en stond misschien wel de dood my te wach ten. Maar erger dan dat myn eer stond op het spel. En tochl Wat gaf ik om myn leven, ja, zelfs om myn eer, als ik daarmede het geluk van myn kind kon koopenl Zeker, zy mocht nooit vernemen, welk offer ik haar brengen wilde. Maar ook dat was niet moeilykl By de noordwaarts gelegen wallen hadden byna eiken dag kleine schermutselingen plaats; als ik daar 's morgens dood gevonden werd wie kon beweren, dat het niet een vyandelyke kogel geweest was, die een einde aan mya leven gemaakt had? De generaal gevoelde menscheiyk; een regel van my, en Elzira zou nimmer de waarheid te weten komen. Zy moest stellig in myn trekken gelezen hebben, dat myn besluit aan 't wankelen gebracht was. „Nietwaar, u gaat toch niet?" riep zy. „O, ik wist het wol!" En zy omhelsde my en bedekte myn gezicht met kussen. Eensklaps keek zy my bezorgd aan. „U kan toch niets overkomen?" vroeg zy angstig. „Ik draag de schuld, ik alleen. Ik wil Perez alles zeggendat ik in uw afwezigheid Ramon heb helpen vluchten, dat u het eerst vernam, toen het al te laat wa6. Dat moet hy toch begrypeD, nietwaar? Of zou hy zyn toorn op u kuDnen koelen?" „Neen, stelde ik haar gerust. „Maar ga, je hebt rust noodig. Ik breng je naar je kamer, probeer te slapen, opdat je morgen frisch wakker wordt." „Ik zal slapen," zeide zy met een lieflyken glimlach. „En droomen zal ik; van hem en van u, goede vader 1" Zy wilde opstaan, doch haar krachten waren uitgeput. Ik droeg haar op myn armen naar haar kamer en legde haar op haar bed. Daar zat ik nog wel een uur, beur kleine hand in de myne houdend. Zy sprak niets; slechts nu en dan drukte zy innig myn hand en zag my dankbaar aan. Eindeiyk vielen haar oogen dicht. Voorzichtig stond ik op en ging de kamer uit. In de gang, die myn woning in twee helften verdeelde, heerschte volslagen duis ternis. Ik stak een lucifer aan en keek op het horloge; het was even vóór middernacht. Ramon moest nu al lang in veiligheid zyn; als zyne vlucht mislukt was, zou ik wel alarmsignalen gehoord hebben. Het duurde nog ongeveer zes uur, eer de dag aaDbrak; ik had tyd alles te overleggen en den generaal schrifteiyk mededeeling van het voorgevallene te doen. Met de grootste voorzichtigheid, om den slaap van myn kind niet te storen, sloop ik naar de woonkamer, waar de lamp nog brandde, en opende de dour. Verschrikt deinsde ik terug. Op dezelfde plaats, waar Elzira gezeten had, zag ik Ramon, die my met een gebaar te kennen gaf, geen geluid te geven. Zyn waar schuwing was overbodig, want van schrik weigerde de stem my haar dienst. „Slaapt zy vroeg hy zacht. Ik antwoordde bevestigend. „Dan zullen wy gaan." Eindeiyk vond ik do spraak terug. „Ra mon," zeide ik, myn oogen nog altyd niet vertrouwend, ben je dan niet gevlucht?" Hy zag my verwonderd aan. „Hadt gy dat gedacht?" vroeg hy ver wy tend. Ik zweeg beschaamd. Dat Ik ook maar een oogenblik had kunnen denken, dat Ramon, deze dappere, hooghartige jongeling, zich zou redden en my aan myn lot overlatenAch, had hy het maar gedaan 1 Nu, nadat ik my reeds vertrouwd gemaakt had met de gedachte, my op te offeren, was het een nieuwe, zware slag voor my, hem hier te zien. „En Elzira?" zeide ik na een pauze. „Zy dwong my, haar te gehoorzamen; er bleef my niets anders over dan schynbaar te vluchteD. Breng my nu naar myn ge vangenis." Ik wilde spreken, maar hy liet my niet aan het woord komen. „Niet hier I" zeide hy. „Zy zou kunnen ontwaken." En toen hy zag, dat ik nog altyd besluiteloos was, voegde hy er ernstig by: „Don José, wy kennen beidon de voorschriften van plicht en eer; koml" Toen wy in zyn cel gekomen wareD, nam hy myn hand en bracht die aan de lippen. „Uit uw ontsteltenis, uit uw dralen zag ik, welk een groot offer gy Elzira en my wildet brengen," zeide hy met weeke stem; „ik dank u. Maar gy bedacht niet, dat gy juist daardoor ons voor eeuwig zoudt hebben gescheiden. Durfde ik de dochter aan myn hart drukken, nadat ik den vader in schande, en dood gejaagd had?" Ik verstomde veor de waarheid zyner woorden. Langen tyd zaten wy naast elkander in de halfdonkere cel. Geon van beiden durfde spreken. Mya gedachten dwaalden af naar het verleden. Ik dacht aan den tyd, toen by, nog een kind, onder myn oogen opgroeide. Toen reeds had zyn teedere bezorgdheid voor zyn kleine speelgenoote my getroffen; toen reeds had hy getoond, welk een machtige wil in hem woonde. Nu was de ernst des levens in hem gevaren, do spelen der jeugd waren voorby; maar het noodlot had hem sterk bevonden; wat de knaap beloofd had, deed de jonge man gestand. Ramon was het, die het eerst aan onze stille overpeinzingen een einde maakte. „Ver laat my nu," zeide hy, „en waak over Elzira'8 slaap! De generaal zal u helpen, de waarheid voor haar te verbergen. De tyd zal haar wonde heelen; het ergste biyft haar gespaard." Eensklaps schoen ook hem de smart te overweldigen; hy omarmde my en drukte my onstuimig aan zyn borst. „Vaarwel, vader 1" Weenend hielden wy elkander omstrengeld. Te spreken vermocht ik niet meer. Ik sloot de deur der cel achter my en ging naar de woning van den generaal, in wiens kamer ik nog licht zag branden. „Spaar my den laatsten zwaren gang," zeide ik, hem den sleutel overhandigend. „Ik heb een heiligen plicht te vervullen: ik moet by myn kind waken." Daarop ging ik weer naar de kamer myner dochter. Daar lag zy, zacht sluimerend; nog altyd zweefde om haar lippen de gelukkige glimlach, waarmede zy ingeslapen was. Door het ge opende venster stroomde de frissche nacht lucht naar binnen en verkoelde myn branden voorhoofd; ik ging naast haar bed zitten en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1