N°. 11156.
Donderdag Juli.
A°. 1896
feze ijCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
BRANT ADAMS, de keizer der Detectives.
feuilleton.
LEIDSCH
DA&BLAL.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.10.
1.40.
0.05.
PHIJS DEB ADVEBTEMTIÈIT:
Van 1-6 regel» f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Orootere
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Officiëele Kennisgevingen.
Bnrg. en Weths. Tan Woubrngge maken bekend
dat gelegenheid zal worden gegeven tot gratia vacci
natie, en wel op Donderdag 9 Juli, des namiddags
te halfvier, in de openbare school te Hoogmade.
Wij vestigen er de aandacht der leiers van
dit Blad op, dat a. a. Zaterdag wordt begon
nen met een nieuw, boeiend feuilleton, ge
titeld:
Leiden, 8 Jnli.
In het wijkgebouw „Geloof, Hoop en
Liefde", aan de Oranjegracht alhier, heeft
Maandag-avond een feestelijke bijeenkomst
plaats gehad, bijgewoond door het bestuur
der Leidsche afdeeling van den Nederlandschen
Protestantenbond, de commissie van het Wijk
gebouw, de hoofden van dienst, werkers en
werksters van het Wijkgebouw en enkele
andere genoofigden, samen ruim 50 personen.
Deze bijeenkomst was belegd ter installatie
van den heor K. Sytsma, door de commissie
van godsdienstonderwijs, godsdienst-prediking
en colportage aangewezen als godsdienstonder
wijzer voor de afdeeling Leiden en Omstreken
van dien bond.
De commissie was daartoe in staat gesteld
door de vorstelijke gift van den heer Jansen,
te Amsterdam, voor dat doel aan den Neder
landschen Protestantenbond afgestaan.
De voorzitter der afdeeling, prof. Van Manen,
hield een' toespraak tot den heer Sytsma,
waarin hij wees op het belangrijke en vrucht
bare van zijn taal en hem lust en ijver toe
wenschte, vast verzekerd, dat dan zyn arbeid
niet ongezogend zou blijven.
De heer Sytsma antwoordde daarop en be
loofde zijn beste krachten voor de zaak te
zullen geven, terwijl o. a. prof. Koster ook
nog een vriendelijk woord van welkom sprak
tot des heeren Sytsma's echtgenoote, en voorts
de plechtigheid van den avond werd gewijd
en verhoogd door het zingen van eenige gods
dienstige liederen.
De kapitein P. A. Spaan, van het 4de
reg. inf. alhier, wordt op 1 September overge
plaatst naar Breda en als leeraar werkzaam
gesteld by de Kon. Mil. Academie.
In verband daarmede wordt hij bjj den
staf van het wapen overgeplaatst.
Het dividend over 1895 van de Leidsche
Schouwburg-vereeniging is vastgesteld op
vu pet.
Onder de voorwaardelijk geslaagde
leerlingen van de 4de kl. der H. B.-S. voor
Jongens alhier werd in ons nummer van
gisteravond verkeerdelijk opgegeven H. M.
Hooseman; de naam van den bedoelden
leerling is H. M. Kooreman.
De hoer J. De GraafF, onderwijzer aan de
Christelijke school te Broek-op-Langendyk,
heeft de benoeming tot onderwijzer aan een
Christelijke school te Leiden aangenomen.
De violoncellist Jacques Van Lier, te
's-Hage, is benoemd tot 2den solo-cellist bij
het Pbilharmonisch orkest te Belyn. De heer
Van Lier trad als solist op bU het door de
Leidsche dames zangvereeniging „Es-moll" in
Dordrecht gegeven concert in Maart en werkte
in het orkest alhier mede op het laatste
concert van „Sempre Crescendo".
Mr. H. Yiotta's college voor muziek te
Amsterdam zal na de vacantie onder leiding
van Chr. Timmner worden voortgezet. Be
halve het vioolonderwijs, door dezen te geven,
zijn als leerares aan bedoelde inrichting ver
bonden mevrouw Mossel-Belinfante, piano;
Gottfr. Mann, theorie, compositie en partituur-
spel; mej. Cateau Esser, zang, en do heerJ.
Mossel, violoncel.
Bij koninklijk besluit zijn de commission,
die met ingang van 1 Augustus 1896, gedu
rende éón jaar, te Leiden, Utrecht, Groningen
en Amsterdam belast zullen zyn met het af
nemen van practische examens vap apotheker,
vermeld in art. 11 der wet van 25 December
1878 laatsteiyk gewijzigd door de wet van
12 December 1892, samengesteld als volgt en
zijn mitsdien benoemd:
a. van de commissie, welke zitting zal
houden te Leiden; tot lid en voorzitter, dr.
H. P. Wysman, hoogleeraar te Leiden; tot
lid en secretaris, dr. P. A. Vos, apotheker te
Rotterdam; tot leden: dr. A. P.N. Franchimont,
hoogl-:eraar te L iden, en dr. M. GreshofF,
gepensionneerd militair-apotheker van het
Indische leger, scheikundige aan het Koloniaal
Museum te Haarlem; tot plaatsvervangende
ledendr. "W. F. R. Suringar, hoogleeraar te
Lei Jen, dr. G. Romijn, apotheker te Apeldoorn,
en L. Van Itallie, apotheker te Rotterdam
b. van de commissie, welke zitting zal
houden te Utrecht; tot lid en voorzitter, dr.
H. Wafers Bettink, hoogleeraar te Utrecht;
tot lid en secretaris, dr. F. C. E. Van Embden,
apotheker te Utrecht; tot leden: dr. H. F.
Jonkman, directeur der Ryks-Hoogere bur
gerschool te Utrecht, en C. Guldensteeden
Egoling, apotheker te Zeist; tot plaatsver
vangende leden: dr. J. J. Courée, privaat
docent te Utrecht; dr. M. Greshoff, gepension
neerd militair-apotheker van het Indische
leger, scheikundige aan het Koloniaal Museum
te Haarlem, dr. P. M. J. M. E. "Woltering,
apotheker te 's Hertogenbosch, en P. Denys,
apotheker te Utrecht;
c. van de commissie, welke zitting zal
houden te Groningen; tot lid en voorzitter,
dr. P. C. Pluggo, hoogleeraar te Groningen;
tot lid on secretaris, dr. H. G. De Zaayer,
apotheker te Groningen; tot leden: dr. F. J.
P. Van Calker, en dr. J. W. Moll, beiden
hoogleeraar te Groningen; tot plaatsver
vangende leden: dr. A. F. Holleman, hoog
leeraar, en M. J. Schröder, apotheker aan het
academisch ziekenhuis, beiden te Groningen
d. van de commissie, welke zitting zal
houden te Amsterdam, tot lid en voorzitter,
dr. C. A. J. A. Oudemans, hoogleeraar te
Amsterdam; tot lid en secretaris, W. Stoeder,
buitengewoon hoogleeraar te Amsterdam
tot lid, Jac. Polak, apotheker te Amsterdam;
tot plaatsvervangende leden: G. B. Schmidt
chef-apotheker aan het Binnen-gasthuis te
Amsterdam, L. C. W. Cocx, apotheker te
Amsterdam, en D. Bierhaalder, apotheker te
Baarn.
Op de alphabetische voordracht van
twaalf personen voor hoofd der school te
Bloemendaal komen o. a. voor de heeren
A. J. J. Verbrugge, te Leiden, en C. Brands,
te Haarlemmermeer.
Te Hoofddorp (Haarlemmermeer) wil
men 31 Augustus recht feesteiyk herdenken.
Eene commissie heeft zich gevormd, welke
zich belast met het ontvangen van gelden,
om dien dag tot een waren feestdag te maken.
H. M. de Koningin-Regentes wordt dezer
dagen te Delft verwacht tot het brengen van
een bezoek aan den koninkiyken grafkelder.
Het aantal inwoners op 31 December
1895 in de gómeente Zoeterwoude, zynde
6519, was naar de onderscheidene gods
dienstige gezindten verdeeld als volgt: 2358
Hervormden, 48 Waalsch-flervormden, 8
Anglikaansche Episcopalen, 72 Evangelisch-
Lutherschen, 4 Hersteld Evangelisch Luther-
schen, 39 Doopsgezinden, 58 Remonstranten,
534 Cbristeiyk Afgescheidenen, 3225 Roomsch-
Katholieken, 8 Oud Roomschen, 32 Israëlieten,
138 tot geene der genoemde gezindten be-
hoorende.
De tienden van de te veld staande ge
wassen in de Ambachtsheerlijkheid „Esseiy-
kerwoude en Heer-Jacobswoude", te Wou-
brugge, gisteren publiek geveild, brachten
gezamenlyk ƒ1007 op.
Ongeveer 5 hectaren rogge in den vóór
eenige jaren droo'gemaakten Plasjolder, onder
Woubrugge, zyn verkocht geworden voor
560.
Aan het overgangsexamen aan de
Koninklyke Militaire Academie van het 1ste
naar het 2de studiejaar hebben voldaan de
navolgende cadetten, (de met een ge-
teekenden voorwaardelyk):
Artillerie hier te landeN. J. Singels, J. R.
Diemont*, W. J. D. Havelaar, F. baron Van
Hogendorp, A. D. Putman Cramer,* F. W.
Diemont,* J. H. Van Reede, T. De Jong van
Arkel, J. H. Van Breda, F. H. Dolleman,
A. De Kal,* H. B. Van den Oudendyk Pieterse,
L. De Ridder, W. Van Maanen,* A. H. E.
Deelken, J. H. G. Kappelhoff.'
Genie hier te lande: A. Bloem, H. S. De
Roode, J. J. J. De Bruyn.*
Artillerie Oost-Indië: W. L. Kramers, W. L.
Muurling, J. H. StrubeD,* H. Elzas,* H. H.
Dingemans, C. M. Van Zyil de Jong,* C. D.
Lagerwerf!,T. G. A. Perelaer, R. A. J.
Savalle,* A. J. Lo3kemeyer, A. V. Snoek.
Genie Oost-Indië: J. Graaflf, E. P. Van
Staden ten Brink, S. L. Langendyk.'
De luit. kol. T. W. J. Buys, van het
reg. gren. on jagers, en de majoor C. De
Wit, van het corps rydende artillerie, zyn
aangewezen om de in de maanden Aug. en
Sept. door het VlIIste Duitsche legercorps te
houden najaarsmanoeuvres by te wonen.
Aan den milicien P. J. F. Koster, van
het 2de reg. veld-artillerie, is het Lombok-
kruis toegekend.
Geiyk bekend is, zyn onder de vorige
Regeering wetsontwerpen ingediend totwyzi-
ging en aanvulling van enkele bepalingen der
wetten van den 9den Mei 1890 tot regeling
van de pensioenen der burgerlyke ambtenaren
en van die hunner weduwen en weezen. Het
laatstbedoelde ontwerp werd tot wet verhe
ven, het eerste kwam niet in openbare be
handeling en is door de ontbinding van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal vervallen.
De minister van financiën, zich de vraag
stellende, of niet opnieuw een wetsontwerp
tot wfiziging en aanvulling van de pensioen
wet aan het oordeel der Wetgevende Macht
zou dienen onderworpen te worden, heeft die
vraag toestemmend beantwoord. Intusschen
heeft de bewerking van een nieuw ontwerp
allerlei vertraging ondervonden, onder ande
ren hierdoor, dat nader de wenschelykheid
bleek om nog verdere wyzigingen voor te
stellen. De strekking van het thans aan de
Tweede Kamer aangeboden ontwerp is geen
andere dan die van dat zyns ambtsvoorgan
gers. Ook dit ontwerp strekt om alleen die
bepalingen te veranderen, waarin onbillijk
heden, leemten en kleine gebreken schuilen;
de beginselen der wet van den 9den Mei 1890
meent ook de minister thans intact te moe
ten laten.
Het oogenblik, om ingrypende wyzigingen
in de bepalingen van deze wet voor te stellen,
is naar het oordeel van den minister ook nu
nog niet gekomen.
Eerst over eenigen tyd zal men in staat
zyn zich een oordeel te vormen over de
resultaten der geheele regeliDg, meer in het
byzonder met betrekking tot de volgens de
wetten van 9 Mei 1890 van de ambtenaren
gevorderde bydragen; dan zal ook het tyd-
stip zyn aangebroken, om te overwegen of
eene meer algemeene herziening der wetten
tot regeling van de pensioenen der burgerlyke
ambtenaren en van die hunner na te laten
betrekkingen aan de orde behoort te worden
gesteld.
Ten kantore Amsterdam hebben de
invoorrechten gedurende de maand Juni 11.
ƒ80,000 meer opgebracht dan in de maand
Juni van het vorig jaar.
De heer J. H. Tromp Meesters, lid van
den gemeenteraad te Steenwyk, heeft als
zoodanig zyn ontslag genomen.
Naar de „Stand." meldt, iR dr. Kuyper gis
teren voor eenigo weken naar het buitenland
vertrokken. Na zyn terugkomst hoopt hy de
Synode in Middelburg by te wonen. Zyn
bezoek aan Amerika is tot het volgend jaar
uitgesteld.
Het bestuur der vereeniging „Algemeene
Ilaagsche polikliniek" heeft aan den ge
meenteraad verzocht van gemeentewege een
jaariyksch subsidie aan genoemde vereeniging
te verleenen.
Te Rotterdam is na een langdurige onge
steldheid op ruim 73-jarigen leeftyd overleden
de heer J. Mees, op éón na het oudste lid
der kassiersfirma R. Mees Sc Zonen.
De Koningiü-Regentes zal hedennamid ag
een bezoek brengen aan het steitiyk zieken
huis te Utrecht.
De minister van marine heeft bepaald,
dat de adelborst der 1ste klasse by de
Koninklyke Nederlandsche Marine-Reserve H.
K. Van der Goot met 16 Juli a. s. wordt
geplaatst aan boord van Hr. Ms. instructie-
schip „Gier".
By koninkiyk besluit zyn benoemd tot
ridder der orde van Oranje-Nassau (met de
zwaarden): de kapitein J. B. Veltman, van
het 8ste regiment infanterie, en do gewezen
eerste luitenant-adjudant van het corps Konink
lyke Scherpschutters van Rotterdam J. H.
Wulffers, thans eerste luitenant-adjudant by
de dienstdoende schuttery aldaar.
Maandag vierde prof. dr. N. W. P.
Rauwenhoff te Utrecht zyn 70sten verjaardag.
Eenige oud-leerlingen, collega's, vrienden en
leerlingen wilden dien voor den jubilaris zoo
gewichtigen dag, waarop de wet hem ge
biedt zyn ambt neer te leggen, niet onopgemerkt
laten voorbygaan. Er werd eene commissie
gevormd, die ruimschoots bydragen ontving
om den jarige een stoffeiyk blyk van hoog
achting en vriendschap te kunnen aanbieden.
Dit geschiedde Maandag-middag te halfdrie;
velen der deelnemers waren samengekomen,
ook van uit aDdere steden. Onder de aan
wezigen bevonden zich o. a. de professoren
Engelmann, Hubrecht, Julius, Kapteyn, Molen-
graaft (Amsterdam), Wichmann; verder dr.
Vosmaor, dr. Jonkman, dr. Doyer van Clceff
(Amsterdam), dr. Costerus (Amsterdam), dr.
Woltering ('s-Boscb) en de heer Nierslrasz,
beide oud-assistenten. By het overhandigen van
het geschenk, dat bestond uit twee schilderyen,
uit tegels bestaande, afkomstig uit de fabriek
van 't Hooft en Labouchere te Delft, sprak de
heer S. L. Schouten, thans assistent by de
botanie, den jubilaris namens allen hartelyktoe.
Spreker eindigde met den wensch, dat prof.
Rauwenhoff zich spoedig met zyn gedwongen
rust moge verzoenen, al zou dit voor zyn
werkzamon geest zeker niet gemakkelyk zyn,
en dat hy dan nog lang van die rust moge
genieten.
De jubilaris antwoordde, blykbaar getroffen
door de onverwachte hulde, die hem gebracht
was, en sprak den wensch uit, dat, al werden
de officiëele banden tusschen hem en zyne
collega's verbroken, de officieuze vriendschaps
banden nog lang biyven bestaan.
Daarna kwam ook nog eene commissie uit
het bestuur van het Prov. Utrechtsch Genoot
schap voor Kunsten en Wetenschappen, be
staande uit baron Melvill van Lynden en prof.
Talma, die prof. Rauwenhoff als thesaurier
van dat genootschap zeer waardeerend toe
spraken.
Nadat men nog eenigen tyd by den jubilaris
was byeengebleven, werd er afscheid genomen
en was deze plechtigheid afgeloopen.
Het stoomschip „Burgemeester Den Tex,"
van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 7
Juli te Genua; de „Soembing," van Rotter
dam naar Java, vertrok 7 Juli van South
amptonde „Prinses Wilhelmina" arriveerde
7 Juli van Amsterdam te Batavia.
Iu don dood gevolgd.
Slot.).
„Ramon gevlucht? Uit myn woning ge
vlucht?"
„Hy moest wel," zeide zy eenvoudig. „Ik
liet geen keus."
„Neen, neen, dat is niet waart" riep ik.
„Dat zou eerloos van hem gehandeld zyn."
„Zeg dat niet, vader!" riep zy barts-
tochteiyk. „U doet hem groot onrecht aan.
Hy wilde niet, maar ik dwong hom er toe;
ik zou my voor zyn oogen gedood hebben,
als hy niet gevlucht ware."
Ik stond op en wendde my naar de deur.
Zy snelde my na en hield my'tegen. „Waar
wil u heen?" riep zy met vertwyfelende stem.
„Naar den generaal."
„Gpdat men hem vervolge en weer oppakke?
Neen, dat mag u niet nog niet I Eerst moet
hy in veiligheid zyn!"
„Laat my," zeide ik, my losmakend; „ik
moet, het is myn plicht."
„Hebt u dan geen liefde meer voor uw
kind?" snikte zy. „Is dan m(jn geluk, myn
vrede u niets waard? Wat is zyn vergryp?
Dat hy my liefheeft, dat het verlaDgen hem
naar my gejaagd heeft I In uw hand ligt het,
hem en my gelukkig te maken, en u wil ons
beiden in 't ongeluk storten?"
Haar woorden sneden my in het hart. Ik
haar, die myn hoogste, myn eenige goed op
aarde was, in 't verderf storten I Maar wat
bleef my anders over? Als ik zyn vlucht niet
rapporteerde, maakte ik my tot medeplichtige
en stond misschien wel de dood my te wach
ten. Maar erger dan dat myn eer stond op
het spel. En tochl Wat gaf ik om myn leven,
ja, zelfs om myn eer, als ik daarmede het
geluk van myn kind kon koopenl Zeker, zy
mocht nooit vernemen, welk offer ik haar
brengen wilde. Maar ook dat was niet moeilykl
By de noordwaarts gelegen wallen hadden
byna eiken dag kleine schermutselingen
plaats; als ik daar 's morgens dood gevonden
werd wie kon beweren, dat het niet een
vyandelyke kogel geweest was, die een einde
aan mya leven gemaakt had? De generaal
gevoelde menscheiyk; een regel van my, en
Elzira zou nimmer de waarheid te weten
komen.
Zy moest stellig in myn trekken gelezen
hebben, dat myn besluit aan 't wankelen
gebracht was. „Nietwaar, u gaat toch niet?"
riep zy. „O, ik wist het wol!"
En zy omhelsde my en bedekte myn gezicht
met kussen.
Eensklaps keek zy my bezorgd aan. „U
kan toch niets overkomen?" vroeg zy angstig.
„Ik draag de schuld, ik alleen. Ik wil Perez
alles zeggendat ik in uw afwezigheid
Ramon heb helpen vluchten, dat u het eerst
vernam, toen het al te laat wa6. Dat moet
hy toch begrypeD, nietwaar? Of zou hy zyn
toorn op u kuDnen koelen?"
„Neen, stelde ik haar gerust. „Maar ga,
je hebt rust noodig. Ik breng je naar je
kamer, probeer te slapen, opdat je morgen
frisch wakker wordt."
„Ik zal slapen," zeide zy met een lieflyken
glimlach. „En droomen zal ik; van hem en
van u, goede vader 1"
Zy wilde opstaan, doch haar krachten waren
uitgeput. Ik droeg haar op myn armen naar
haar kamer en legde haar op haar bed. Daar
zat ik nog wel een uur, beur kleine hand in
de myne houdend. Zy sprak niets; slechts
nu en dan drukte zy innig myn hand en
zag my dankbaar aan. Eindeiyk vielen haar
oogen dicht.
Voorzichtig stond ik op en ging de kamer
uit. In de gang, die myn woning in twee
helften verdeelde, heerschte volslagen duis
ternis. Ik stak een lucifer aan en keek op
het horloge; het was even vóór middernacht.
Ramon moest nu al lang in veiligheid zyn;
als zyne vlucht mislukt was, zou ik wel
alarmsignalen gehoord hebben. Het duurde
nog ongeveer zes uur, eer de dag aaDbrak;
ik had tyd alles te overleggen en den generaal
schrifteiyk mededeeling van het voorgevallene
te doen. Met de grootste voorzichtigheid, om
den slaap van myn kind niet te storen,
sloop ik naar de woonkamer, waar de lamp
nog brandde, en opende de dour. Verschrikt
deinsde ik terug.
Op dezelfde plaats, waar Elzira gezeten had,
zag ik Ramon, die my met een gebaar te
kennen gaf, geen geluid te geven. Zyn waar
schuwing was overbodig, want van schrik
weigerde de stem my haar dienst.
„Slaapt zy vroeg hy zacht. Ik antwoordde
bevestigend. „Dan zullen wy gaan."
Eindeiyk vond ik do spraak terug. „Ra
mon," zeide ik, myn oogen nog altyd niet
vertrouwend, ben je dan niet gevlucht?"
Hy zag my verwonderd aan. „Hadt gy dat
gedacht?" vroeg hy ver wy tend.
Ik zweeg beschaamd. Dat Ik ook maar een
oogenblik had kunnen denken, dat Ramon,
deze dappere, hooghartige jongeling, zich zou
redden en my aan myn lot overlatenAch,
had hy het maar gedaan 1 Nu, nadat ik my
reeds vertrouwd gemaakt had met de gedachte,
my op te offeren, was het een nieuwe, zware
slag voor my, hem hier te zien.
„En Elzira?" zeide ik na een pauze.
„Zy dwong my, haar te gehoorzamen; er
bleef my niets anders over dan schynbaar
te vluchteD. Breng my nu naar myn ge
vangenis."
Ik wilde spreken, maar hy liet my niet
aan het woord komen. „Niet hier I" zeide hy.
„Zy zou kunnen ontwaken." En toen hy zag,
dat ik nog altyd besluiteloos was, voegde hy
er ernstig by: „Don José, wy kennen beidon
de voorschriften van plicht en eer; koml"
Toen wy in zyn cel gekomen wareD, nam
hy myn hand en bracht die aan de lippen.
„Uit uw ontsteltenis, uit uw dralen zag ik,
welk een groot offer gy Elzira en my wildet
brengen," zeide hy met weeke stem; „ik dank
u. Maar gy bedacht niet, dat gy juist daardoor
ons voor eeuwig zoudt hebben gescheiden.
Durfde ik de dochter aan myn hart drukken,
nadat ik den vader in schande, en dood
gejaagd had?"
Ik verstomde veor de waarheid zyner
woorden. Langen tyd zaten wy naast elkander
in de halfdonkere cel. Geon van beiden durfde
spreken. Mya gedachten dwaalden af naar
het verleden. Ik dacht aan den tyd, toen by,
nog een kind, onder myn oogen opgroeide.
Toen reeds had zyn teedere bezorgdheid
voor zyn kleine speelgenoote my getroffen;
toen reeds had hy getoond, welk een machtige
wil in hem woonde. Nu was de ernst des
levens in hem gevaren, do spelen der jeugd
waren voorby; maar het noodlot had hem
sterk bevonden; wat de knaap beloofd had,
deed de jonge man gestand.
Ramon was het, die het eerst aan onze
stille overpeinzingen een einde maakte. „Ver
laat my nu," zeide hy, „en waak over
Elzira'8 slaap! De generaal zal u helpen, de
waarheid voor haar te verbergen. De tyd
zal haar wonde heelen; het ergste biyft haar
gespaard."
Eensklaps schoen ook hem de smart te
overweldigen; hy omarmde my en drukte my
onstuimig aan zyn borst. „Vaarwel, vader 1"
Weenend hielden wy elkander omstrengeld.
Te spreken vermocht ik niet meer.
Ik sloot de deur der cel achter my en
ging naar de woning van den generaal, in
wiens kamer ik nog licht zag branden.
„Spaar my den laatsten zwaren gang,"
zeide ik, hem den sleutel overhandigend. „Ik
heb een heiligen plicht te vervullen: ik moet
by myn kind waken." Daarop ging ik weer
naar de kamer myner dochter.
Daar lag zy, zacht sluimerend; nog altyd
zweefde om haar lippen de gelukkige glimlach,
waarmede zy ingeslapen was. Door het ge
opende venster stroomde de frissche nacht
lucht naar binnen en verkoelde myn branden
voorhoofd; ik ging naast haar bed zitten en